Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schoonhoven

Algemene subsidieverordening Schoonhoven

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schoonhoven
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Schoonhoven
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

bronvermelding

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-06-2012Actualisatie

21-06-2012

Algemene subsidieverordening Schoonhoven
21-06-201201-01-2017Actualisatie

21-06-2012

Algemene subsidieverordening Schoonhoven

Tekst van de regeling

 

 

Algemene Subsidieverordening Schoonhoven 2013 - 2016

 

Nadere regels

  

 

Algemeen.

Subsidieverstrekking is geen doel op zichzelf. Subsidie wordt door de gemeente Schoonhoven ingezet om iets te bereiken, om beleidsdoelen te realiseren. De beleidsdoelen zijn voor een belangrijk deel vastgelegd in bestaande beleidsplannen. Subsidiebeleid is autonoom beleid. Gemeenten kunnen zelf bepalen wat zij gaan subsidiëren. Het juridische kader ligt vast in de algemene wet Bestuursrecht (AWB). Op grond van de AWB 3e en 4e tranche moeten gemeenten subsidie verlenen op basis van een wettelijke grondslag (subsidieverordening). Bij het maken van subsidiebeleid worden de beleidsregels vastgelegd in nadere regels en de formele gronden en procedure in een algemene subsidieverordening en deelverordeningen.

Huidige verordening

Het huidige beleid is in april 2006 door de gemeenteraad vastgelegd in een Kadernota (beleid) en een verordening (procedure). Het bestaande beleid wordt toegepast op de subsidieverlening in 2007 t/m 2012. Het bestaande beleid wordt toegepast op de jaarlijkse en incidentele subsidieaanvragen. Het beleid bestaat uit uitvoeringsregels (verordening) en nadere regels. De subsidieaanvragen worden getoetst aan de verordening (juridisch, financieel en algemeen) en aan het beleid (welke doelstellingen worden met de subsidie bereikt).

Reikwijdte

Het subsidiebeleid treft veel beleidsterreinen. In deze subsidieverordening gaan we uit van vijf beleidsterreinen. In elk beleidsterrein worden opgenomen de beoogde doelen van de subsidie, omschrijving van de activiteiten, definities, beschikbaar subsidiebudget (subsidieplafond) en verdeelcriteria. De terreinen zijn:

1. Maatschappelijke Zorg en Dienstverlening

(AMW, Swos, Reakt, voedselbank, ehbo, e.a.)

2. Jeugd opvoed- en groeiondersteuning

(St.ojjw, St.jjw.m-h, opvoedbureau, scouting e.a.)

3. Sport, Kunst en Cultuur

(pps, bibliotheek, museum, soc.cult.verenigingen)

4. Sociale Cohesie en Leefbaarheid

(buurtverenigingen, opbouwwerk, integratie/emancipatie-activiteiten)

5. Overigen (niet Welzijn)

(VVV, city-management, e.a.)

Nieuwe Koers

Momenteel worden veel subsidies (incidenteel en structureel) verstrekt op basis van `historie`plus eventuele indexatie. De zelfredzaamheid van burgers en (vrijwilligers)organisaties moet groter worden. Deze noodzaak tot participatie is ingegeven vanuit de visie op de Wmo maar ook financieel onontkoombaar door (landelijke) bezuinigingen op de gemeentelijke budgetten. De relatie tussen gemeente als opdrachtgever en de instellingen als opdrachtnemer moet beter vorm krijgen door het formuleren van goede opdrachten met prestatieafspraken die zijn gebaseerd op gemeentelijke doelstellingen met ruimte voor de professional. Het gedachtegoed van Welzijn Nieuwe Stijl, de acht bakens, is richtinggevend.

Het doel is prestatieafspraken en een professionelere manier van subsidiëring en tot beleidsgestuurde financiering te komen.

Visie

Met subsidiering wil het gemeentebestuur maatschappelijke organisaties en instellingen in staat stellen om met hun activiteiten een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van hun eigen én gemeentelijke beleidsdoelen die zonder subsidie niet of niet geheel gerealiseerd zouden worden.

De activiteiten dienen openbaar toegankelijk te zijn en gericht op de lokale samenleving van Schoonhoven. De gemeente streeft naar het welzijn en welbevinden van haar inwoners en vindt de volgende aspecten daarbij essentieel: bevorderen van eigen kracht, de vraag centraal stellen, sociale cohesie en leefbaarheid.

Door middel van subsidie wordt een duidelijke relatie gelegd tussen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen en de beoogde resultaten enerzijds en de prestaties van de instellingen en het beschikbare subsidiebudget anderzijds. De gemeente subsidieert vanuit haar voorwaardenscheppende rol en bepaalt wat er moet gebeuren. De instellingen geven aan hoe dit gebeurt.

Binnen de verschillende beleidsterreinen en de daarmee samenhangende subsidiebudgetten worden de activiteiten ingedeeld in vier prioriteiten:

- instandhouding van aanbod en structuur van vrijwilligersorganisaties (inwoners);

- bevorderen van de zelfredzaamheid (inwoners);

- bevorderen eigen ontwikkeling, ontplooiing en participatie (inwoners);

- het bevorderen van deelname aan kunst, cultuur toerisme en recreatie (inwoners, bezoekers en toeristen).

Inspraak

1. De subsidieaanvragen worden jaarlijks verzameld in het subsidiejaarplan voorzien van een ambtelijk advies.

2. De subsidieaanvraag kan door de aanvrager desgewenst mondeling worden toegelicht.

3. De aanvrager kan om een mondeling of schriftelijke toelichting worden gevraagd.

4. Het college stelt het subsidiejaarplan voor 1 september voorlopig vast en informeert de Raad hierover.

5. Het college informeert de aanvragers over de voorlopige toekenning van de subsidies en stelt de aanvragers in de gelegenheid om hierop schriftelijk te reageren.

6. De gemeenteraad stelt tijdens de behandeling van de begroting de subsidiebudgetten vast.

7. Het college stelt het subsidiejaarplan binnen vier weken na vaststelling van de gemeente begroting definitief vast en gaat hierbij inhoudelijk in op de door de subsidieaanvragers ingediende zienswijze.

 

 

Eenmalige subsidies

Jubileumsubsidie

De jubileumsubsidies wordt verstrekt bij een bestaan van 10, 25, 50, 75 en 100-jarig (en verder) bestaan. De vergoeding bedraagt:

10 jaar € 250,-

25 jaar € 250,-

50 jaar € 250,,-

75 jaar € 250,-

100 jaar € 500,-

110 jaar € 250,-

125 jaar € 250,-

enz.

Startsubsidies

Een startsubsidie voor een nog op te richten organisatie kan worden verleend als de aanvrager voldoet aan de (beleids)doelstellingen/criteria.

De maximale vergoeding bedraagt een vergoeding van de notariskosten en de kosten van inschrijving bij de kamer van koophandel.

 

Deelverordening 1

Nadere regels maatschappelijke Zorg en Dienstverlening

Vastgesteld door het college d.d. 22 mei 2012;

De Algemene subsidieverordening Schoonhoven 2012, vastgesteld door de raad d.d. 21 juni 2012 is van toepassing;

 

Artikel 1 Voorwaarden voor subsidieverstrekking

1. Het college kan een subsidie toekennen aan organisatie die als doel heeft:

Laagdrempelige psychosociale hulpverlening.

Bevorderen deelname aan maatschappij en zelfstandig functioneren.

Snelle en effectieve hulp bij problemen.

Informatie, advies cliëntondersteuning.

De duurzame versterking van de leefbaarheid van wijken of buurten en de binding van de burger met de buurt of wijk versterken, of

Het bijdragen aan een (dagelijks) aanbod voor de kwetsbare burgers (= burgers die risico lopen om een achterstand in de maatschappij op te lopen of in een sociaal isolement te komen).

2. De activiteiten dienen bij te dragen aan de aard en hoofddoelstelling van de organisatie van de aanvrager.

De activiteiten moeten meetbaar zijn in aantallen Schoonhovenaren.

3. De activiteiten moeten plaatsvinden ten behoeve van de bevolking van Schoonhoven en openstaan voor iedereen die tot de doelgroep behoren.

4. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl komen terug in de werkwijze en rapportage van de organisatie:

1. gericht op de vraag achter de vraag;

2. gebaseerd op de eigen kracht van de burger;

3. direct er op af;

4. formeel en informeel in optimale verhouding;

5. doordachte balans van collectief en individueel;

6. integraal werken;

7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht;

8. gebaseerd op ruimte voor de professional.

 

Artikel 2 Subsidiebedragen

Voor de bepaling van het subsidiebedrag van de in de artikel 2 genoemde activiteiten geldt de volgende grondslag:

a. Het maximale subsidiebedrag voor dit onderdeel is benoemd in het subsidiejaarplan.

 

Artikel 3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: nadere regels maatschappelijke Zorg en Dienstverlening.

Artikel 4 Inwerkingtreding

1. Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2013.

2. Deze nadere regels zijn ook van toepassing op de subsidieaanvragen welke zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze nadere regels, maar betrekking hebben op subsidiabele activiteiten welke zullen plaatsvinden na 1 januari 2013.

 

Deelverordening 2

Nadere regels jeugd opvoed- en groeiondersteuning

Vastgesteld door het college d.d. 22 mei 2012;

De Algemene subsidieverordening Schoonhoven 2012, vastgesteld door de raad d.d. 21 juni 2012 is van toepassing;

 

Artikel 1 Voorwaarden voor subsidieverstrekking

1. Het college kan een subsidie toekennen aan organisatie die als doel heeft:

Bevordering van participatie, zelfstandigheid en positieve deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Het aanbieden van een volledig en actueel informatiebestand voor jeugd en hun opvoeders.

Preventief beleid ten aanzien van in hun ontwikkeling bedreigde jongeren.

Informatie, advies cliëntondersteuning voor jeugd en opvoeders.

De duurzame versterking van de leefbaarheid van wijken of buurten en de binding van de burger met de jeugd en hun opvoeders met de buurt en hun opvoerders versterken.

Het bijdragen aan een (dagelijks) aanbod voor de jeugdigen.

2. De activiteiten dienen bij te dragen aan de aard en hoofddoelstelling van de organisatie van de aanvrager.

De activiteiten moeten meetbaar zijn in aantallen Schoonhovenaren.

3. De activiteiten moeten plaatsvinden ten behoeve van de bevolking van Schoonhoven en openstaan voor iedereen die tot de doelgroep behoren.

4. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl komen terug in de werkwijze en rapportage van de organisatie:

1. gericht op de vraag achter de vraag;

2. gebaseerd op de eigen kracht van de burger;

3. direct er op af;

4. formeel en informeel in optimale verhouding;

5. doordachte balans van collectief en individueel;

6. integraal werken;

7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht;

8. gebaseerd op ruimte voor de professional.

Artikel 2 Subsidiebedragen

Voor de bepaling van het subsidiebedrag van de in de artikel 2 genoemde activiteiten geldt de volgende grondslag:

a. Het maximale subsidiebedrag voor dit onderdeel is benoemd in het subsidiejaarplan.

 

Artikel 3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: nadere regels voor organisaties die jeugd opvoed- en groeiondersteuning bieden.

Artikel 4 Inwerkingtreding

1. Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2013.

2. Deze nadere regels zijn ook van toepassing op de subsidieaanvragen welke zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze nadere regels, maar betrekking hebben op subsidiabele activiteiten welke zullen plaatsvinden na 1 januari 2013.

 

Deelverordening 3

Nadere regels Sport, kunst en Cultuur

Vastgesteld door het college d.d. 22 mei 2012;

De Algemene subsidieverordening Schoonhoven 2012, vastgesteld door de raad d.d. 21 juni 2012 is van toepassing;

 

Artikel 1 Voorwaarden voor subsidieverstrekking

1. Het college kan een subsidie toekennen aan organisatie die als doel heeft:

Actieve deelname bevorderen aan kunst, cultuur en sport bij burgers stimuleren en voldoende diverse culturele voorzieningen aan de inwoners aanbieden.

Het kennismaken met kunst,cultuur en sport, inclusief het creëren, stimuleren en genieten van kunst, cultuur en sport.

Het bijdragen aan een (dagelijks) aanbod voor Schoonhovenaren.

2. De activiteiten dienen bij te dragen aan de aard en hoofddoelstelling van de organisatie van de aanvrager.

De activiteiten moeten meetbaar zijn in aantallen Schoonhovenaren.

3. De activiteiten moeten plaatsvinden ten behoeve van de bevolking van Schoonhoven en openstaan voor iedereen die tot de doelgroep behoren.

4. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl komen terug in de werkwijze en rapportage van de organisatie:

1. gericht op de vraag achter de vraag;

2. gebaseerd op de eigen kracht van de burger;

3. direct er op af;

4. formeel en informeel in optimale verhouding;

5. doordachte balans van collectief en individueel;

6. integraal werken;

7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht;

8. gebaseerd op ruimte voor de professional.

Artikel 2 Subsidiebedragen

Voor de bepaling van het subsidiebedrag van de in de artikel 2 genoemde activiteiten geldt de volgende grondslag:

a.

Het maximale subsidiebedrag voor dit onderdeel is benoemd in het subsidiejaarplan.

 

 

Artikel 3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: nadere regels voor sport, kunst en cultuur.

Artikel 4 Inwerkingtreding

1. Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2013.

2. Deze nadere regels zijn ook van toepassing op de subsidieaanvragen welke zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze nadere regels, maar betrekking hebben op subsidiabele activiteiten welke zullen plaatsvinden na 1 januari 2013.

 

Deelverordening 4

Nadere regels Sociale cohesie en leefbaarheid

Vastgesteld door het college d.d. 22 mei 2012;

De Algemene subsidieverordening Schoonhoven 2012, vastgesteld door de raad d.d. 21 juni 2012 is van toepassing;

 

Artikel 1 Voorwaarden voor subsidieverstrekking

1. Het college kan een subsidie toekennen aan organisatie die als doel heeft:

Het bouwen van een veilige harmonieuze samenleving door te werken aan een constructieve relatie tussen doelgroep, samenleving en bestuur. Als basis waaruit burgers zichzelf kunnen ontplooien.

Preventief beleid tav in hun ontwikkeling bedreigde burgers.

Informatie, advies cliëntondersteuning.

De duurzame versterking van de leefbaarheid van wijken of buurten en de binding van de burger met de buurt of wijk versterken, of

Het bijdragen aan een (dagelijks) aanbod voor de jeugdigen.

2. De activiteiten dienen bij te dragen aan de aard en hoofddoelstelling van de organisatie van de aanvrager.

De activiteiten moeten meetbaar zijn in aantallen Schoonhovenaren.

3. De activiteiten moeten plaatsvinden ten behoeve van de bevolking van Schoonhoven en openstaan voor iedereen die tot de doelgroep behoren.

4. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl komen terug in de werkwijze en rapportage van de organisatie:

1. gericht op de vraag achter de vraag;

2. gebaseerd op de eigen kracht van de burger;

3. direct er op af;

4. formeel en informeel in optimale verhouding;

5. doordachte balans van collectief en individueel;

6. integraal werken;

7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht;

8. gebaseerd op ruimte voor de professional.

 

Artikel 2 Subsidiebedragen

Voor de bepaling van het subsidiebedrag van de in de artikel 2 genoemde activiteiten geldt de volgende grondslag:

a.

Het maximale subsidiebedrag voor dit onderdeel is benoemd in het subsidiejaarplan.

 

Artikel 3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: nadere regels voor sociale cohesie een leefbaarheid.

Artikel 4 Inwerkingtreding

1. Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2013.

2. Deze nadere regels zijn ook van toepassing op de subsidieaanvragen welke zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze nadere regels, maar betrekking hebben op subsidiabele activiteiten welke zullen plaatsvinden na 1 januari 2013.

 

 Deelverordening 5

Nadere regels overigen

Vastgesteld door het college d.d. 22 mei 2012;

De Algemene subsidieverordening Schoonhoven 2012, vastgesteld door de raad d.d. 21 juni 2012 is van toepassing;

Artikel 1 Voorwaarden voor subsidieverstrekking

1. Het college kan een subsidie toekennen aan organisatie die als doel heeft:

Het bijdragen aan een aantrekkelijk, sociale, veilige omgeving voor wonen, werken en recreëren.

De duurzame versterking van de leefbaarheid van wijken of buurten en de binding van de burger met de buurt of wijk versterken, of

Het bijdragen aan een (dagelijks) aanbod voor de Schoonhovenaren.

2. De activiteiten dienen bij te dragen aan de aard en hoofddoelstelling van de organisatie van de aanvrager.

De activiteiten moeten meetbaar zijn in aantallen Schoonhovenaren.

3. De activiteiten moeten plaatsvinden ten behoeve van de bevolking van Schoonhoven en openstaan voor iedereen die tot de doelgroep behoren.

4. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl komen terug in de werkwijze en rapportage van de organisatie:

1. gericht op de vraag achter de vraag;

2. gebaseerd op de eigen kracht van de burger;

3. direct er op af;

4. formeel en informeel in optimale verhouding;

5. doordachte balans van collectief en individueel;

6. integraal werken;

7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht;

8. gebaseerd op ruimte voor de professional.

Artikel 2 Subsidiebedragen

Voor de bepaling van het subsidiebedrag van de in de artikel 2 genoemde activiteiten geldt de volgende grondslag:

a.

Het maximale subsidiebedrag voor dit onderdeel is benoemd in het subsidiejaarplan.

  

Artikel 3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: nadere regels voor overigen.

Artikel 4 Inwerkingtreding

1. Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2013.

2. Deze nadere regels zijn ook van toepassing op de subsidieaanvragen welke zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze nadere regels, maar betrekking hebben op subsidiabele activiteiten welke zullen plaatsvinden na 1 januari 2013.

 

 

Artikel 1

 

Algemene subsidieverordening Schoonhoven

 

De raad van de gemeente Schoonhoven;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 mei 2012, inzake de Algemene subsidieverordening 21 juni 2012;

gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schoonhoven;

b. eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

c. raad: raad van de gemeente Schoonhoven;

d. jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal twee jaar wordt verstrekt;

e. organisatie: een vereniging of stichting met volledige rechtsbevoegdheid die ingeschreven is in het register van de Kamer van Koophandel en activiteiten uitvoert die horen bij de aard en het doel van de organisatie.

 

 

Artikel 2. Reikwijdte verordening

1. De Raad stelt vast dat voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

a. maatschappelijke zorg en dienstverlening;

b. jeugd- opvoed en groei ondersteuning;

c. sport, kunst en cultuur;

d. sociale cohesie en leefbaarheid;

e. overigen (niet welzijn).

2. Het college kan per beleidsterrein, zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven, nadere regels stellen voor de procedure tot het indienen van de aanvraag, de subsidiabele activiteiten, de doelgroepen, de verdeling van de beschikbare geleden.

3. Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing, voorzover daar in deze verordening niet van wordt afgeweken.

4. Deze verordening is van toepassing op de door het college toe te kennen subsidies als bedoeld in de afdeling 4.2.8 Awb.

5. In voorkomende gevallen kan het college bepalen, dat het gestelde in deze verordening ook van toepassing is op natuurlijke personen, groepen van natuurlijke personen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.

 

 

 

Artikel 3. Bevoegdheid college

1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidie¬verlening te verbinden.

 

 

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

 

 

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidie¬plafond(s).

2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

3. Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging ervan en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

 

 

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

b. de doelstellingen en meetbare resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de reserve op het moment van de aanvraag.

3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte de statuten en/of de jaarrekening en/of de balans en/of de staat van baten en lasten van het voorgaande jaar en de toelichting daarop of een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

 

 

Artikel 6. Aanvraagtermijn

1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

2. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

 

 

Artikel 7. Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 6 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

 

 

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 8. Weigeringgronden

De artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb noemen een aantal weigeringgronden. Artikel 4:25 geeft als grond het overschrijden van het subsidieplafond. Volgens artikel 4:35 kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op behoorlijk wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

d. indien de instelling/organisatie zelf in de kosten kan voorzien.Verder kan volgens artikel 4:35 Awb worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid,of

b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

 

 

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

 

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 10. Verlening subsidie

1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

2. Bij een subsidieovereenkomst groter dan € 7000,- wordt een uitvoeringsovereenkomst tussen het college en de subsidieontvanger afgesloten. In deze overeenkomst staan specifieke bepalingen en prestatieafspraken.

2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

 

 

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

 

 

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

 

 

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

 

 

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

 

 

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

 

 

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 7.000 euro

1. Subsidies tot 7.000 euro worden door het college:

a. direct vastgesteld of;

b. ambtshalve vastgesteld binnen 6 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

 

 

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 7.000 tot 50.000 euro

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 7.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 6 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

2. a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

 

 

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 6 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

b. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

c. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

d. een accountantsverklaring.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

 

Artikel 18. Vaststelling subsidie

1. De subsidieontvanger is verplicht voor 1 mei van het jaar op het jaar waarover de subsidie is genoten bij het college de jaarrekening en het jaarverslag in te dienen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de subsidie.

2. Subsidies gebaseerd op begrote gegevens of percentages worden afgerekend op werkelijke gegevens percentages.

3. Het college maakt de beslissing over de subsidievaststelling bekend in een subsidievaststellingsbeschikking. De subsidieverlening en de subsidievaststellingen kunnen in een beschikking worden afgehandeld. Voor het 1 januari van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

4. Wanneer de subsidievaststelling niet vooraf gegaan is door een beschikking tot subsidieverlening is de subsidieontvanger evenwel verplicht de jaarrekening en het jaarverslag ter informatie in te dienen. Deze gegevens worden betrokken bij een volgende subsidievaststelling.

5. Bij een incidentele subsidiebeschikking dienen de rekeningen en de verantwoording binnen tien weken na afloop van de activiteiten ingediend te worden.

6. Het college maakt de beslissing over de vaststelling van de incidentele subsidie aan de aanvrager bekend binnen zes weken na ontvangst.

7. Indien de gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van de subsidie ontbreken of onvolledig zijn dan wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

 

 

Artikel 19. Terugvordering

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van aanvrager wijzigen indien:

a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet geheel of gedeeltelijk hebben plaatsgevonden of plaatsvinden.

b. de subsidieontvanger heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

c. de instelling/organisatie heeft onjuiste of onvolledig gegevens verstrekt en verstrekking van juiste en/of volledige gegevens zou tot een andere beschikking hebben geleid.

 

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

 

 

Artikel 20. Vermogens subsidieontvanger

1. Indien de subsidieontvanger structureel subsidie ontvangt, mogen eventuele exploitatie overschotten, worden gereserveerd tot een maximum van 10 % van de laatst ontvangen structurele subsidie

2. Indien een reserve is opgebouwd als bedoeld in het eerste lid, kan het college besluiten dat de subsidieontvanger deze reserve gedurende een periode van drie jaar aanwendt om eventuele exploitatie tekorten in de volgende jaren op te vangen.

3. De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleidt tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

a. indien de subsidieontvanger een schade vergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen

b. indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd.

c. Indien de subsidieverlening of vaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd.

d. Indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden.

4. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college.

5. In geval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt, vervalt het batig saldo van de liquidatie- gelimiteerd tot het bedrag wat opgebouwd is met hulp van de gemeentelijke subsidie

 

 

Artikel 21. Indexering

1. Indien een meerjarige subsidie wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven op welke bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

2. Indien er sprake is van indexering, past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan overeenkomstig de jaarlijkse begrotingsrichtlijnen.

 

 

Artikel 22. Verzekeringen

Een subsidieontvanger is verplicht om een verzekering af te sluiten tegen wettelijke aansprakelijkheid. Daarnaast dient hij/zij de (eventuele) roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade door brand en andere risico’s.

 

 

Artikel 23. Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

 

 

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt verslag gedaan aan de raad.

 

 

Artikel 25. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor het jaar 2013 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Schoonhoven gemeente Schoonhoven 2008.

 

 

 

Artikel 26. Inwerkingtreding

De gewijzigde verordening treedt in werking met ingang van 21 juni 2012 en wordt voor het eerst toegepast op de subsidieverstrekking voor het jaar 2014.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Schoonhoven op 21 juni 2012.

 

 

De griffier,                                  de voorzitter,

 

 

P.A.M. Goedvolk                      A.F. Bonthuis

 

 

 

Toelichting 1 Nieuwe Toelichting

TOELICHTING BIJ DE ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING SCHOONHOVEN

 

ALGEMENE TOELICHTING

 

 

De algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die de gemeente toekent. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijk grondslag heeft, staat hierbij centraal.

Voor de gemeente betekent dit dat een toekenning van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Naast deze Algemene Subsidieverordening (hierna: ASV), zal de uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen gestalte krijgen in beleidsplannen of nadere regels.

De besluiten van het college –gebaseerd op de verordening - staan open voor bezwaar en beroep, een en ander is geregeld in de AWB. Een bezwaar bij c.q. beroep op de raad is derhalve niet aan de orde.

 

 

GRONDSLAG VERORDENING

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.

Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). De verordening omvat de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Awb (MvT) moet een wettelijk voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken. Het moet een omschrijving bevatten van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verleend en het moet een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden (voor zover die grondslag niet reeds in de Awb is neergelegd; zie artikel 4:37 Awb).

Uitzonderingen wettelijke grondslag

Op de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag. Artikel 4:23 eist dat bij de verordening wordt geregeld waarvoor subsidie kan worden verstrekt. Dit is van belang voor de vereisten van rechtmatigheid en doelmatigheid. In de verordening wordt een globale omschrijving vermeld. In de deelverordening en de nader regels wordt dit verder uitgewerkt. drie uitzonderingen:

a. de spoedeisende subsidieverstrekking;

b. de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost;

c. de incidentele subsidieverstrekking;

Spoedeisende subsidies

Wanneer er een wettelijk voorschrift in voorbereiding is, mag het bestuurorgaan, vooruitlopend op de totstandkoming van dit voorschrift, alvast beginnen met het verlenen van de subsidie. Van deze bevoegdheid om zonder grondslag te subsidiëren, kan gedurende maximaal een jaar gebruik worden gemaakt. Het doel van deze uitzondering is te voorkomen, dat de slagvaardigheid van de overheid bij het kunnen inzetten van het subsidie-instrument onnodig wordt belemmerd. Om democratische controle mogelijk te maken, geldt er voor deze vorm van subsidie wel een verslagleggingsplicht voor het bestuursorgaan.

Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost

In bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een verordening, maar op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen. Artikel 4:23, derde lid, onder c Awb bepaalt hierover dat er geen verordening is vereist, indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.

Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost kan bijvoorbeeld handig zijn bij subsidies die, veelal structureel, slechts aan één of enkele ontvangers worden verstrekt. Door in de begroting of de toelichting de subsidieontvanger en het bedrag te vermelden, is publieke controle mogelijk en kan een wettelijke subsidieregeling achterwege blijven.

Incidentele subsidies

In artikel 4:23, derde lid, onderdeel d Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden verstrekt, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt Die situatie kan zich voordoen, indien er geen beleid is dat voorziet in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten en evenmin sprake is van een vaste bestuurspraktijk om dat soort activiteiten te subsidiëren.

Deze uitzondering in de Awb is bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers, is dus al niet meer incidenteel. Evenmin is een eenmalige subsidie voor alle scholen in het basisonderwijs een incidentele subsidie volgens artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb.

Er is voor gekozen om ook incidentele subsidies op te nemen in de verordening onder de grondslag eenmalige subsidie, zodat ook deze een wettelijke grondslag hebben.

Deelverordening

Subsidieverstrekking op basis van alleen beleidsregels is niet mogelijk vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag. Er is altijd een verordening nodig. In die verordening dienen tenminste de activiteiten globaal te worden omschreven, die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. In de Algemene subsidieverordening staan de indicatoren waarvoor subsidie verkregen niet omschreven. Dit komt terug in de deelverordening. Zie hiervoor ook artikel 4:23 lid 1 Awb. De opzet van de Algemene subsidieverordening is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de Algemene subsidieverordening zijn opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein worden in nadere regels (lees deelverordeningen) uitgewerkt.

Beleidsnota’s binden alleen het bestuursorgaan en werken niet extern.

HET SUBSIDIEBEGRIP

Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd.

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

a. het betreft een aanspraak op financiële middelen;

b. die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

c. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

d. anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Verstrekt door een bestuursorgaan

Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen particuliere en privaatrechtelijke personen valt immers niet onder de Awb.

De meeste subsidies worden door de ‘reguliere’ bestuursorganen verstrekt. Het is echter van belang om in ogenschouw te nemen, dat ook particuliere fondsen en instellingen, die op grond van een wettelijk voorschrift zijn belast met het geven van subsidies ten laste van openbare middelen, een bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Dergelijke privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen op grond van art 1:1, lid 1, onder b van de Awb als bestuursorgaan worden aangemerkt.

Subsidie versus opdracht: wat is het onderscheid?

Met de zinsnede ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’, had de wetgever de bedoeling de subsidie te onderscheiden van het begrip ‘opdracht’. Uit de definitie van artikel 4:21 Awb volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht (een financiële tegenprestatie), deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Oftewel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit.

Benaming van subsidies

Exploitatiesubsidie, structurele subsidie, waarderingssubsidie, projectsubsidie, incidentele subsidie, productsubsidie, instellingssubsidie, budgetsubsidie: in de praktijk verzinnen beleidsmakers allerlei benamingen voor de verschillende soorten subsidies. De juridische betekenis van dergelijke benamingen is echter beperkt. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de subsidietitel van de Awb immers materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet van de benaming of de financiële verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals omschreven in artikel 4:21 Awb.

De Awb fungeert slechts als basisregeling en biedt veel beleidsvrijheid aan de opstellers van bijzondere subsidieregelingen en subsidiebeschikkingen. In deze Algemene subsidieverordening is gekozen voor twee benamingen: eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies.

Artikel Subsidiëring mede door andere bestuursorganen

Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog, waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

Beslistermijnen en Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Per 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Hierdoor lopen bestuursorganen, die zich niet aan de termijnen houden, het risico met een dwangsom te worden geconfronteerd. Het doel van de wet is waarborgen dat de overheid een betrouwbare partner is van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. In de wet staat dat de overheid dit onder andere moet doen door tijdig te beslissen op een aanvraag. De aanvrager heeft daar recht op. Tijdig betekent: binnen de geldende termijn. Dat kan een wettelijke of een redelijke termijn zijn. Een beslissing moet zonodig kunnen worden afgedwongen. Onder bepaalde voorwaarden kan de gemeente de beslistermijn verlengen. De wet omschrijft de volgende situaties:

1. De gemeente verzoekt de aanvrager de aanvraag aan te vullen door meer informatie te verschaffen.

2. Als de gemeente wacht op informatie uit het buitenland.

3. Als de aanvrager schriftelijk instemt met uitstel.

4. Als de vertraging de schuld is van de aanvrager, bijvoorbeeld als hij steeds opnieuw vraagt om uitstel van aan te leveren gegevens of de dag voor de beslistermijn afloopt een dik pak met aanvullende gegevens opstuurt.

5. Als de gemeente door overmacht niet in staat is te beslissen. Er moeten dan wel abnormale en onvoorziene omstandigheden zijn, waarop de gemeente geen invloed heeft, zoals het volledig afbranden of onder water lopen van het gemeentehuis.

Sanctiebeleid

In de Algemene subsidieverordening zijn geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De Awb geeft hiervoor voldoende handvaten.

 

 

HOOFDSTUK 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting

 

 

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Dit artikel regelt op welke beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt door het college.

Op grond van artikel 149 uit de gemeentewet kan de Raad, middels subsidieverordeningen en afzonderlijke raadsbesluiten, specifieke regels opnemen voor bepaalde subsidiesoorten of bepaalde categorieën aanvragers dan wel subsidieontvangers. Deze kunnen afwijken van de bepalingen in de ASV. Doorgaans zullen naast de algemene bepalingen uit de Awb ook de bepalingen van de ASV gelden en de specifieke, aanvullende regels.

Het college kan nadere regels vaststellen voor bepaalde beleidsterreinen. In dat geval is de ASV de “kapstok” waaraan de nadere regels worden opgehangen.

Met andere woorden, de nadere regels kunnen niet afwijken van de bepalingen van de ASV, de ASV is de enige wettelijk basis voor subsidieverstrekking, maar de regels kunnen wel een nadere uitleg bevatten van hoe onderdelen van die ASV worden geïnterpreteerd.

Lid 4 het gaat hier om een kan-bepaling. Voor deze kan-bepalingen kunnen nadere regels worden opgesteld door het college.

 

 

Artikel 3. Bevoegdheid college

Dit artikel betreft een wijziging. De raad was formeel bevoegd te besluiten ten aanzien van subsidies. De Raad deed dit in de praktijk via de begroting van de budgetten vast te stellen. Het college stelde op basis daarvan de individuele beschikking vast. In deze ASV wordt dit duidelijker verwoord.

Vanuit het oogpunt van deregulering en doelmatigheid is het wenselijk deze besluitvorming (beschikkingen) juridisch expliciet bij het college neer te leggen. De raad stelt de kaders, het college voert uit.

In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Awb en voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Awb.

 

 

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSBEHOUD

 

 

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb (afdeling 4.2.2.) zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 4 kan de raad subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting.

Als het vastgestelde subsidieplafond dreigt te worden overschreden, en er is geen inhoudelijk, kwalitatief beoordelingskader vastgesteld voor de verdeling van het beschikbare gestelde budget over de aanvragen, dan wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van de volgorde van aanvragen tot het maximum van het subsidiebeleid is vastgesteld.

Belangrijk is dat het subsidieplafond op correcte wijze bekend wordt gemaakt even als de wijze van verdeling. Ook dient bij het bekend maken te worden gewezen op de mogelijke gevolgen van het subsidieplafond (vierde lid).

 

 

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

 

Artikel 6. Aanvraagtermijn

Dit artikel maakt een expliciet onderscheid in aanvraagvereisten ten aanzien van verschillende categorieën subsidiebedragen. De achterliggende reden is dat dit onderscheid, naarmate er een hoger bedrag wordt gevraagd, er een grotere plicht ligt bij de aanvrager om dit financieel en inhoudelijke te onderbouwen.

Daarnaast geldt voor alle aanvragen dat, zover zij voor dezelfde activiteit (of vergelijkbare) activiteiten tevens subsidie hebben aangevraagd bij een of meerdere bestuurorganen (provincie, Rijk) dan wel privaatrechtelijke personen (stichtingen, fondsen) die subsidies verstrekken, zij daarvan mededeling doen in de aanvraag.

 

 

Artikel 7. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht. Indien deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, wordt deze beslistermijn tot tweeëntwintig weken verlengd.

De termijnen lijken redelijk royaal. Uitgangspunt moet zijn, dat afhandelen binnen 13 weken de maximale termijn is, in principe wordt de aanvraag zo servicegericht dus zo snel mogelijk afgehandeld

 

 

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 8. Weigeringsgronden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

 

Artikel 9. Wet Bibob

Een bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in artikel 9, eerste lid. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringsgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager.

Het college heeft hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen. De bepaling strekt ertoe inzichtelijk te maken voor zowel bestuur als aanvrager van een subsidie in welke gevallen en voor welke (onderdelen van) beleidsdoelen een toetsing aan de Wet Bibob kan plaatsvinden.

 

 

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 10. Verlening van de subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Bij de in het tweede lid van artikel 10 te stellen verplichtingen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb.

 

 

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt en staan in de bevoorschottingsbeschikking (huidig kalenderjaar). Daarnaast wordt in dezelfde beschikking de vaststelling verstrekt van jaar voorafgaand aan het huidige jaar (huidig kalenderjaar - 2 jaar).

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld.

De subsidieontvanger is volgens artikel 13 verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van de verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de voorschotregeling, die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb. Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie artikel 4:87, lid 1, Awb.

 

 

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

 

 

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan 50.000 euro, de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording, bij voorkeur door middel van standaardformulieren. Het ligt voor de hand dat dit regime in ieder geval lichter is dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording.

 

 

Artikel 13. Meldingsplicht Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

Gesteld kan worden dat het vooral een zaak van de subsidieontvanger zelf is om haar toevertrouwde middelen goed te beheren. De eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger dient voorop te staan, maar het is desalniettemin raadzaam om in de verordening enkele elementaire waarborgen op te nemen, zoals verwoord in dit artikel, waarmee voorkomen kan worden dat een subsidieontvanger onverantwoorde risico’s neemt. Een en ander kan op grond van artikel 4:37 lid 1 sub d Awb worden verplicht.

 

 

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 14 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Overigens moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

 

 

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

 

 

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 7000 euro

Kenmerkend voor subsidies tot € 7000,00 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker.

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie/activiteiten direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘waarderingssubsidie’) en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De ambtshalve vaststelling zal in de praktijk veelal al vóór het verstrijken van de termijn gebeuren, namelijk als het vanuit oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht, dat dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken.

 

 

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 7.000 tot 50.000 euro

De verantwoording over de activiteiten en de besteding van de subsidie in deze categorie is zwaarder en bestaat uit het overleggen van activiteiten verslag, een financieel verslag over het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop en een begroting voor het nieuwe jaar.

Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.

Ook hier kan het college bepalen dat bepaalde categorieën van subsidies, dan wel subsidie¬ontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan. Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies, die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de huurkosten van een gebouw. De verantwoorde besteding van de subsidie blijkt dan immers al uit het feit, dat het betreffende gebouw in gebruik is bij de subsidieontvanger.

Ingevolge het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

Voor kleinere subsidies (denk aan een speeltoestel) is de mogelijkheid geopend in het derde lid voor het college om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Zo zou in het geval van een speeltoestel kunnen worden volstaan met het mailen van een foto daarvan of iets dergelijks.

 

 

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

Voor deze categorie geldt een zwaardere verantwoording. Naast het overleggen van een activiteitenverslag, een financieel verslag en een balans dient de subsidievrager een verklaring van de accountant te overleggen. Het financiële jaarverslag dient binnen te zijn op 1 april in het jaar na het subsidiejaar, de accountantsverklaring op 1 juli in het jaar na het subsidiejaar.

De vaststelling van de subsidie vindt - tenzij de voorschriften voor subsidies tot 50.000 euro worden toegepast - plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen. Het is echter niet verplicht daar in alle gevallen om te vragen. Zekerheid kan ook worden verkregen door steekproefsgewijze controles van de uitvoerings¬instanties of door verantwoording in de jaarrekening van een instelling.

Indien er wordt gekozen voor het opvragen van een accountantsverklaring, is het van belang dat de gemeente en de subsidieontvanger vooraf goede afspraken maken over de wijze van verantwoorden en over de aspecten, die in de controle worden betrokken. Hierbij kan het raadzaam zijn om ook de accountant te consulteren. In de regel worden drie niveaus van controle onderscheiden:

1. een getrouwheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

2. een rechtmatigheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

 

 

Artikel 18. Vaststelling subsidie

Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

 

 

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

 

 

Artikel 19, artikel 20, artikel 21

Deze artikelen hoeven geen nadere uitleg.

 

 

Artikel 22

Gesteld kan worden dat het vooral een zaak van de subsidieontvanger zelf is om haar toevertrouwde middelen goed te beheren. De eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger dient voorop te staan, maar het is desalniettemin raadzaam om in de verordening enkele elementaire waarborgen op te nemen, zoals verwoord in dit artikel, waarmee voorkomen kan worden dat een subsidieontvanger onverantwoorde risico’s neemt. Een en ander kan op grond van artikel 4:37 lid 1 sub d Awb worden verplicht.

 

 

Artikel 23

Dit artikel hoeft geen nadere uitleg.

 

 

Artikel 24. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, kan dit beleid in de Algemene subsidie¬verordening of deelverordening te worden neergelegd.

 

 

Artikel 25. Overgangsbepalingen

Het is van belang dat van de vigerende subsidieregelingen wordt aangegeven of ze worden ingetrokken en hoe ze zich verhouden tot de Algemene subsidieverordening.

 

 

Artikel 26. Inwerkingtreding

Voor de hier opgenomen overgangs- en slotbepalingen is gebruik gemaakt van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.