Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 16de april 1999 houdende vaststelling van een regeling inzake de taak, de organisatie, de bevoegdheden en het beheer van het Korps Politie Nederlandse Antillen (Politieregeling 1999).

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 16de april 1999 houdende vaststelling van een regeling inzake de taak, de organisatie, de bevoegdheden en het beheer van het Korps Politie Nederlandse Antillen (Politieregeling 1999).
CiteertitelPolitieregeling 1999
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp organisatie en personeel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64), en de daarop gebaseerde regelingen. Zie artikel 31 voor het overgangsrecht.

Abusievelijk bevat artikel 16 geen onderdeel b.

Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 22-09-1999 (P.B. 1999, no. 149).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regeling ambts- en geweldinstructie KPNA

Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 10de juni 19963 regelende de taak en organisatie van de Inlichtingendienst (P.B. 1963, 89)

Landsbesluit Dienst Bijstand Politie

Instructie Hoofdcommissaris van Politie

Landsbesluit Instructie plaatselijk hoofd van politie

Landsbesluit buitengewone agenten van politie

Landsbesluit Werving Politieambtenaren

Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel

Landsbesluit kleding, bewapening en overige uitrusting politie 1978

Landsbesluit van de 26ste februari 1953 houdende vaststelling van de dienstkleding van het bootpersoneel bij de Politie (P.B. 1953, 42)

Landsbesluit ambtenaren der immigratie

Landsbesluit ranglijsten ambtenaren der immigratie

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 29ste juni 1998, met betrekking tot het verstrekken van dienstkleding, bewapening en overige uitrusting aan ambtenaren der immigratie (P.B. 1998, no. 141)

Landsbesluit opleidingen ambtenaren der immigratie

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-1999Nieuwe regeling

16-04-1999

P.B. 1999, no. 79

1998-1999-2208

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 16de april 1999 houdende vaststelling van een regeling inzake de taak, de organisatie, de bevoegdheden en het beheer van het Korps Politie Nederlandse Antillen (Politieregeling 1999)

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. minister:de Minister van Justitie;
b. politie:het Korps Politie Nederlandse Antillen;
c. korpschef:degene die belast is met de dagelijkse leiding van een der korpsen, genoemd in artikel 3, onderdelen a tot en met c;
d. landelijke diensten:de diensten, bedoeld in artikel 3, onderdelen d tot en met g;
e. plaatselijk hoofd van politie:de gezaghebber van een eilandgebied;

§ 2. Taak en samenstelling van de politie

Artikel 2

Het Korps Politie Nederlandse Antillen heeft tot taak, in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels, te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

Artikel 3

Het Korps Politie Nederlandse Antillen is samengesteld uit:

  • a.

    het Korps Politie Bonaire, voor het eilandgebied Bonaire;

  • b.

    het Korps Politie Curaçao, voor het eilandgebied Curaçao;

  • c.

    het Korps Politie Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius, voor de eilandgebieden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius;

  • d.

    de Centrale Politiedienst;

  • e.

    het Landelijk Politie Opleidingsinstituut;

  • f.

    de Landsrecherche;

  • g.

    bijzondere diensten van politie ter ondersteuning van een of meerdere politietaken, bedoeld in artikel 2.

Artikel 4

Ambtenaren van politie in de zin van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen zijn:

  • a.

    ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

  • b.

    ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

§ 3. Bevoegdheden van de politie

Artikel 5
  • 1. De ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, is bevoegd zijn taak uit te oefenen in de gehele Nederlandse Antillen.

  • 2. De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, onthoudt zich van optreden buiten zijn gebied van aanstelling, tenzij ingevolge regels, gesteld bij of krachtens landsverordening, hiertoe de noodzaak bestaat dan wel het bevoegde gezag hiertoe opdracht of toestemming geeft.

Artikel 6

De ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, verlenen elkaar de nodige hulp en betrachten voortdurend een eendrachtige samenwerking.

Artikel 7
  • 1. Bij ministeriële beschikking met algemene werking wordt een ambtsinstructie vastgesteld voor de politie.

  • 2. In de ambtsinstructie worden tevens regels gegeven voor de bejegening van rechtens van hun vrijheid beroofde personen en het gebruik van politiecellen.

Artikel 8
  • 1. De ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn taak geweld te gebruiken tegen personen en goederen, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op andere wijze kan worden bereikt.

  • 2. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.

  • 3. Bij ministeriële beschikking met algemene werking wordt een instructie vastgesteld voor het gebruik van geweld als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, is bevoegd tot het onderzoek aan de kleding van personen bij de uitoefening van een hem wettelijk toegekende bevoegdheid of bij een handeling ter uitvoering van de politietaak, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat een onmiddellijk gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid, die van de ambtenaar zelf of van derden, en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar.

§ 4. Beleid en beheer ten aanzien van de korpsen

Artikel 9
  • 1. De minister oefent wat het algemeen beleid en het beheer betreft, het bevoegde gezag uit over de korpsen en kan terzake de nodige aanwijzingen geven aan de plaatselijke hoofden van politie en de korpschefs.

  • 2. Hij stelt na overleg met het plaatselijk hoofd van politie en de procureur-generaal dan wel de door deze aangewezen officier van justitie, en wanneer het betreft het Korps Politie Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius, met de betrokken plaatselijke hoofden van politie gezamenlijk en de procureur-generaal dan wel de door deze aangewezen officier van justitie de sterkte van de onderscheiden korpsen vast.

Artikel 10
  • 1. Er is een College van Korpschefs.

  • 2. In het College van Korpschefs hebben zitting de korpschefs en degenen die belast zijn met de dagelijkse leiding van de Centrale Politiedienst en het Landelijk Politie Opleidingsinstituut.

  • 3. Het College van Korpschefs adviseert de minister omtrent de wijze waarop de politietaak wordt uitgevoerd.

Artikel 11
  • 1. Het plaatselijk hoofd van politie stelt jaarlijks, in overeenstemming met de korpschef en de procureur-generaal, met inachtneming van de door de minister gegeven aanwijzingen, in ontwerp een beleidsplan op voor het korps.

  • 2. Het ontwerp-beleidsplan, bedoeld in het eerste lid, wordt door het plaatselijk hoofd van politie ter vaststelling toegezonden aan de minister.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde overeenstemming niet kan worden bereikt, legt het plaatselijk hoofd van politie bij de toezending van het ontwerp-beleidsplan aan de minister de verschillen in zienswijze schriftelijk vast. De minister beslist daarop, gehoord het plaatselijk hoofd van politie, de korpschef en de procureur-generaal.

  • 4. Zodra de minister het beleidsplan heeft vastgesteld, draagt het plaatselijk hoofd van politie zorg voor de uitvoering daarvan.

  • 5. Wanneer het betreft het Korps Politie Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius, worden in het eerste tot en met het derde lid met het plaatselijk hoofd van politie bedoeld de plaatselijke hoofden van politie van Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius tezamen.

Artikel 12
  • 1. Het plaatselijk hoofd van politie stelt jaarlijks, in overeenstemming met de korpschef en de procureur-generaal, met inachtneming van de door de minister gegeven aanwijzingen, de ontwerpen van de organisatie, de formatie, de begroting en de jaarrekening van het korps op.

  • 2. De ontwerpen, bedoeld in het eerste lid, worden door het plaatselijk hoofd van politie ter vaststelling toegezonden aan de minister.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde overeenstemming niet kan worden bereikt, legt het plaatselijk hoofd van politie bij de toezending van de ontwerpen aan de minister de verschillen in zienswijze schriftelijk vast. De minister beslist daarop, gehoord het plaatselijk hoofd van politie, de korpschef en de procureur-generaal.

  • 4. Wanneer het betreft het Korps Politie Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius, worden in het eerste tot en met het derde lid met het plaatselijk hoofd van politie bedoeld de plaatselijke hoofden van politie van Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius tezamen.

Artikel 13
  • 1. De korpschef is belast met de dagelijkse leiding van het korps. Hij wordt bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen, gehoord de procureur-generaal en het plaatselijk hoofd van politie. Wanneer het betreft het Korps Politie Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius, worden de procureur-generaal en de plaatselijke hoofden van politie tezamen gehoord.

  • 2. De overige ambtenaren van politie worden bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 14
  • 1. Plaatsing bij een korps en verplaatsing of detachering tussen de korpsen van ambtenaren van politie geschiedt door de minister, na overleg met de plaatselijke hoofden van politie en de korpschefs wie het aangaat.

  • 2. Plaatsing bij een korps en verplaatsing of detachering tussen de korpsen van ambtenaren van politie die uitsluitend of in hoofdzaak belast zijn met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel het verrichten van taken ten dienste van de justitie, geschiedt door de minister, na overleg met de procureur-generaal.

Artikel 15

Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld omtrent het financieel beheer en de financiële verantwoording en verslaglegging van de korpsen.

§ 5. Personele aangelegenheden

Artikel 16
  • 1. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld omtrent:

    • a.

      de rechtspositie van ambtenaren van politie;

    • c.

      de keuring en de controle op de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van ambtenaren van politie.

  • 2. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden regels gesteld omtrent:

    • a.

      de werving en selectie;

    • b.

      de opleiding en het onderwijs;

    • c.

      de bewapening;

    • d.

      de kleding en overige uitrusting;

    • e.

      de huisvesting.

§ 6. Buitengewone agenten van politie

Artikel 17
  • 1. Door de minister kunnen personen worden aangesteld tot buitengewoon agent van politie en van deze functie worden ontheven.

  • 2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld omtrent de aanstelling in en de ontheffing van hun functie van buitengewone agenten van politie alsmede over de eisen van bekwaamheid, geschiktheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen.

§ 7. Gezag en toezicht over de politie

Artikel 18
  • 1. Indien de politie in een eilandgebied optreedt ter handhaving van de openbare orde, de bescherming van personen en goederen en de hulpverlening, staat zij onder gezag van het plaatselijk hoofd van politie.

  • 2. Het plaatselijk hoofd van politie kan de betrokken ambtenaren van politie de nodige aanwijzingen geven voor de vervulling van de in het eerste lid genoemde taken.

Artikel 19
  • 1. Indien de politie optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel taken verricht ten dienste van de justitie, staat zij onder gezag van de procureur-generaal.

  • 2. De procureur-generaal kan de betrokken ambtenaren van politie de nodige aanwijzingen geven voor de vervulling van de in het eerste lid genoemde taken.

Artikel 20

De plaatselijke hoofden van politie zien erop toe, dat de ambtenaren van politie zich gedragen naar de aanwijzingen van de minister en van de procureur-generaal en dat zij gevolg geven aan de vorderingen en aanwijzingen van de daartoe bevoegde autoriteiten en ambtenaren.

Artikel 21
  • 1. Het plaatselijk hoofd van politie, de korpschef en de procureur-generaal overleggen regelmatig, doch ten minste eenmaal per maand met elkaar over de taakuitvoering door de politie.

  • 2. De plaatselijke hoofden van politie van Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius tezamen, de korpschef en de procureur-generaal overleggen regelmatig, doch tenminste eenmaal per twee maanden met elkaar over de taakuitvoering door de politie.

§ 8. Samenwerking en bijstand

Artikel 22

Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld omtrent de samenwerking tussen de korpsen en de samenwerking tussen de korpsen en de landelijke diensten.

Artikel 23

Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld omtrent de samenwerking tussen ambtenaren van politie en andere ambtenaren en personen die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast.

Artikel 24
  • 1. Behoeft een korps bijstand van andere korpsen voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan richt de procureur-generaal een verzoek daartoe aan de minister.

  • 2. De minister beslist zo spoedig mogelijk nadat de procureur-generaal en het plaatselijk hoofd van politie in het korpsgebied waarvan bijstand wordt gevraagd, zijn gehoord omtrent het verzoek.

  • 3. Het plaatselijk hoofd van politie in het korpsgebied waarvan bijstand wordt gevraagd, wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing, bedoeld in het tweede lid. Hij verleent onverwijld de gevraagde bijstand.

Artikel 25
  • 1. Behoeft een korps bijstand van andere korpsen voor de handhaving van de openbare orde, dan richt het plaatselijk hoofd van politie een verzoek daartoe aan de minister.

  • 2. De minister beslist zo spoedig mogelijk nadat de procureur-generaal en het plaatselijk hoofd van politie in het korpsgebied waarvan bijstand wordt gevraagd, zijn gehoord omtrent het verzoek.

  • 3. Het plaatselijk hoofd van politie in het korpsgebied waarvan bijstand wordt gevraagd, wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing, bedoeld in het tweede lid. Hij verleent onverwijld de gevraagde bijstand.

§ 9. Bijstand onder bijzondere omstandigheden

Artikel 26
  • 1. Indien de handhaving van de openbare orde en veiligheid in een eilandgebied onverwijlde politiële bijstand vereist, is de minister bevoegd daarin te voorzien.

  • 2. De aanwijzing van het benodigde politiepersoneel geschiedt zoveel mogelijk na overleg met de betrokken plaatselijke hoofden van politie.

§ 10. Landelijke diensten

Artikel 27
  • 1. Er is een Centrale Politiedienst. De Centrale Politiedienst is belast met:

    • a.

      de logistieke ondersteuning van de in artikel 3, onderdelen a, b, c, e, f en g, genoemde korpsen en diensten;

    • b.

      de coördinatie en het centrale beheer van de criminele inlichtingen;

    • c.

      de coördinatie en het centrale beheer van de vreemdelingenzaken;

    • d.

      de coördinatie en het centrale beheer van de maritieme rechtshandhaving;

    • e.

      de coördinatie van de uitvoering van strafrechtelijke financiële onderzoeken met internationale en interregionale implicaties;

    • f.

      het centrale beheer van het internationale en interregionale politiële rechtshulpverkeer;

    • g.

      andere werkzaamheden die in verband met de uitvoering van de internationale en interregionale politietaak aan hem worden opgedragen.

  • 2. De minister oefent het bevoegde gezag uit over de Centrale Politiedienst.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de organisatie, de taken en de bevoegdheden van de Centrale Politiedienst.

Artikel 28
  • 1. Er is een Landelijk Politie Opleidingsinstituut. Het Landelijk Politie Opleidingsinstituut is belast met het verzorgen van opleidingen en cursussen voor ambtenaren van politie.

  • 2. De minister oefent het bevoegde gezag uit over het Landelijk Politie Opleidingsinstituut.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de organisatie, de taken en de bevoegdheden van het Landelijk Politie Opleidingsinstituut.

  • 4. De minister kan het Landelijk Politie Opleidingsinstituut opdragen opleidingen en cursussen te verzorgen voor andere categorieën van personen dan ambtenaren van politie.

Artikel 29
  • 1. Er is een Landsrecherche. De Landsrecherche is belast met het verrichten van onderzoek en het verlenen van bijstand in opdracht van de procureur-generaal.

  • 2. De minister oefent het bevoegde gezag uit over de Landsrecherche, met dien verstande dat het beheer van de Landsrecherche namens de minister berust bij de procureur-generaal.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de organisatie, de taken en de bevoegdheden van de Landsrecherche.

Artikel 30

De bijzondere diensten, bedoeld in artikel 3, onderdeel g, worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ingesteld. Daarbij worden regels gesteld omtrent het bevoegde gezag over en de organisatie, de taken en de bevoegdheden van die diensten.

§ 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31

De regelingen en uitvoeringsvoorschriften die op de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64) berusten, blijven na het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening van kracht, totdat zij door andere regelingen en uitvoeringsvoorschriften overeenkomstig deze landsverordening zijn vervangen. Zolang geen nieuwe regelingen en uitvoeringsvoorschriften tot stand zijn gekomen, worden de bestaande regelingen en uitvoeringsvoorschriften zoveel mogelijk overeenkomstig deze landsverordening uitgelegd en toegepast. Bij strijdigheid geldt deze landsverordening.

Artikel 32
  • 1. De in deze landsverordening genoemde functie van korpschef wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening vervuld door de alsdan in functie zijnde chefs korpsonderdelen van het Korps Politie Nederlandse Antillen.

  • 2. De op de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening bij een korpsonderdeel werkzame ambtenaren in de zin van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht, werklieden in de zin van de Werkliedenverordening 1944, en personen die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn van de rechtspersoon de Nederlandse Antillen, worden geacht op de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening, met behoud van hun rechtspositionele status, werkzaam te zijn bij het Korps in het eilandgebied, waarin zij voordien werkzaam waren bij een korpsonderdeel.

  • 3. De op de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening bij de Staf van de Hoofdcommissaris van Politie van het Korps Politie Nederlandse Antillen werkzame ambtenaren in de zin van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht, werklieden in de zin van de Werkliedenverordening 1944, en personen die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn van de rechtspersoon de Nederlandse Antillen, en wier werkzaamheden worden ondergebracht bij het Korps Politie Curaçao, het Departement van Justitie, de Centrale Politiedienst dan wel het Landelijk Politie Opleidingsinstituut, worden geacht op de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening, met behoud van hun rechtspositionele status, werkzaam te zijn bij onderscheidenlijk het Korps Politie Curaçao, het Departement van Justitie, het Landelijk Politie Opleidingsinstituut en de Centrale Politiedienst.

Artikel 33

De Politieregeling (P.B. 1962, no. 64) wordt ingetrokken.

Artikel 34

Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en artikelleden verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 35

Deze landsverordening wordt aangehaald als: Politieregeling 1999.