Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 27ste december 1995 tot verhoging van de ontslagleeftijd van overheidsdienaren tot 60 jaar (Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 27ste december 1995 tot verhoging van de ontslagleeftijd van overheidsdienaren tot 60 jaar (Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996)
CiteertitelLandsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-200010-01-2000art. X

29-12-2000

P.B. 2000, no. 169

Onbekend
01-01-2000art. X

23-09-1999

P.B. 1999, no. 148

onbekend
01-01-1998art. VIII, IX, X, XII, XIII, XV, XVI, XVII, XVIII

23-12-1997

P.B. 1997, no. 313

onbekend
01-01-1996Nieuwe regeling

27-12-1995

P.B. 1995, no. 230

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 27ste december 1995 tot verhoging van de ontslagleeftijd van overheidsdienaren tot 60 jaar (Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996)

HOOFDSTUK 1 Wijziging van wettelijke regelingen

Artikel I

[wijzigt de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (P.B. 1976, 45)]

Artikel II

[wijzigt de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B. 1959, 126)]

Artikel III

[wijzigt de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank (P.B. 1960, 154)]

Artikel IV

[wijzigt de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, 249)]

Artikel V

[wijzigt de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen (P.B. 1985, 43)]

Artikel VI

[wijzigt het Centrale Bank-Statuut (P.B. 1985, 183)]

Artikel VII

[trekt de Landsverordening tot verlaging van de leeftijdsgrens 1986 (P.B. 1986, 84) in]

Artikel VIII

[wijzigt de Wachtgeldregeling overheidsdienaren (P.B. 1986, 83)]

HOOFDSTUK 2 Bijzondere voorzieningen

Artikel IX

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. Pensioenlandsverordening:de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, 312);
b. belanghebbende:degene die ingevolge artikel X recht heeft op de in artikel XI bedoelde uitkering;
c. diensttijd:de diensttijd, vastgesteld overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 20 en 104 van de Pensioenlandsverordening;
d. middelsom:de middelsom van de laatste twee berekeningsgrondslagen als bedoeld in artikel 22 van de Pensioenlandsverordening, zonder toepassing van artikel 21 van die landsverordening;
e. ontslag:een ontslag dat ingevolge de bepalingen van artikel 8, eerste lid, van de Pensioenlandsverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (P.B. 1976, 45), zoals dat artikel op 1 januari 1996 luidde, een onmiddellijk recht op pensioen ten gevolge gehad zou hebben, maar dat geen recht op wachtgeld veroorzaakt.
Artikel X
  • 1. Degene die op 31 december 1995 ambtenaar in de zin van de Pensioenverordening Burgerlijk Landsdienaren 1938 was, heeft na bekomen ontslag recht op een uitkering indien hij:

    • a.

      de leeftijd van ten minste 55 jaren heeft bereikt;

    • b.

      geboren is vóór 1 januari 1949; en

    • c.

      een diensttijd van ten minste 20 jaren, waarvan ten minste 5 in Nederlands-Antilliaanse dienst, heeft vervuld.

  • 2. Aan een betrokkene kan bij landsbesluit ontheffing van het eerste lid, onderdeel b, worden verleend indien hij een functie vervult waarvoor op de arbeidsmarkt niet voldoende gekwalificeerde werknemers beschikbaar zijn, met dien verstande dat deze ontheffing slechts verleend kan worden aan personen die vóór 1 januari 1951 geboren zijn.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen als bedoeld in dat lid, die tevens ambtenaren zijn in de zin van artikel 8, derde lid, van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938, zoals dat artikellid op 1 januari 1996 luidde, met dien verstande dat alsdan voor het vervuld zijn van de voorwaarde, gesteld in onderdeel c van het eerste lid, vereist is dat een diensttijd van ten minste 20 jaren vervuld zou zijn, indien de betrokkenen niet ontslagen zouden zijn en regelmatig zouden zijn blijven doordienen.

  • 4. Het recht op de uitkering gaat in:

    • a.

      indien het eerste lid van toepassing is, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat. en

    • b.

      indien het derde lid van toepassing is, met ingang van de dag waarop 20 dienstjaren zouden zijn vervuld, indien de belanghebbende niet ontslagen zou zijn en regelmatig zou zijn blijven doordienen.

      Indien evenwel op het onder a of b bedoelde tijdstip door de betrokkene een wachtgeld ingevolge de Wachtgeldregeling overheidsdienaren (P.B. 1986, no. 83) wordt genoten, gaat het recht op de uitkering eerst in, zodra de wachtgeldperiode ingevolge artikel 5 van de genoemde landsverordening is verstreken.

  • 3. Het recht op de uitkering eindigt met ingang van:

    • a.

      de dag, volgende op die waarop de belanghebbende de leeftijd van 60 jaar bereikt, of

    • b.

      de maand, volgende op die waarop de belanghebbende is overleden.

Artikel XI
  • 1. De uitkering bedraagt bij een diensttijd van:

    • a.

      20 jaar: 50% van de middelsom;

    • b.

      meer dan 20 jaren, maar minder dan 30 jaren: 50% van de middelsom, vermeerderd met 2% van de middelsom voor elk jaar daarboven vervulde diensttijd;

    • c.

      30 of meer jaren: 70% van de middelsom.

  • 2. De uitkering wordt voor zover nodig naar boven afgerond tot het naasthogere bedrag in guldens dat een veelvoud is van 3.

Artikel XII

Degene die een uitkering geniet als bedoeld in het voorgaande artikel, is, indien hij pensioengerechtigde betrekkingen in de zin van hoofdstuk IV, afdeling 1, paragraaf 1, van de Pensioenlandsverordening heeft, verplicht ten behoeve van het nabestaanden- en wezenpensioen drie procent (3%) van die uitkering bij te dragen. Deze bijdrage wordt door de uitbetalende instantie ten behoeve van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen op de uitkering ingehouden.

Artikel XIII
  • 1. Met de uitkering worden verrekend de inkomsten uit of in verband met arbeid, die direct of indirect ten laste komen van 's Lands kas, ten laste van de kas van een eilandgebied of van de kas van een ander publiekrechtelijk lichaam in de Nederlandse Antillen. De verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met genoemde inkomsten, de middelsom overschrijdt.

  • 2. Aan een belanghebbende kan ontheffing van het eerste lid worden verleend voor zover de in dat lid bedoelde arbeid betreft de vervulling van een functie waarvoor op de arbeidsmarkt niet voldoende gekwalificeerde werknemers beschikbaar zijn. De ontheffing geschiedt bij landsbesluit.

  • 3. Hoofdstuk XI van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, 159) is op de uitkering van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij de toepassing van bepalingen inzake de samenloop van een pensioen op grond van de Pensioenlandsverordening met een pensioen op grond van een andere regeling of met een uitkering bij wijze van pensioen, wordt de uitkering gelijkgesteld met een pensioen op grond van de Pensioenlandsverordening.

Artikel XIV
  • 1. De uitkering wordt in gelijke maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. De uitkering wordt in de Nederlandse Antillen betaalbaar gesteld in Nederlands Antilliaans courant op een door de belanghebbende aan te geven bank- of girorekening.

Artikel XV
  • 1. De uitkering wordt slechts verleend op een daartoe strekkend, door of vanwege de belanghebbende bij de Gouverneur ingediend schriftelijk verzoek.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in artikel 52 van de Pensioenlandsverordening ter verkrijging van ouderdomspensioen wordt aangemerkt als een verzoek als bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager ingevolge deze landsverordening slechts recht kan hebben op een uitkering krachtens deze landsverordening.

  • 3. Artikel 45, tweede en vijfde lid, van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938, zoals die artikelleden op 1 januari 1996 luidden, is op het verzoek van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Over het verzoek wordt bij landsbesluit beslist.

Artikel XVI
  • 1. Indien de belanghebbende overlijdt, is met betrekking tot het pensioen van de nabestaande en wezen van die belanghebbende de Pensioenlandsverordening van toepassing, als ware de belanghebbende een gepensioneerd overheidsdienaar in de zin van die landsverordening geweest.

  • 2. Artikel 40 van de Pensioenlandsverordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel XVII

De artikelen 55, derde en vierde lid, en 56 van de Pensioenlandsverordening zijn op de uitkering van overeenkomstige toepassing.

Artikel XVIII
  • 1. Met de uitvoering van dit hoofdstuk is belast het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.

  • 2. De uitkering komt ten laste van de rechtspersoon waarbij de belanghebbende in dienst was totdat hem ontslag werd verleend.

  • 3. Een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid, betaalt maandelijks de ten laste van haar komende uitkeringen over de voorafgaande kalendermaand aan het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.

  • 4. De artikelen 70 tot en met 72 van de Pensioenlandsverordening zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel XIX
  • 1. In afwijking van artikel 12 van de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden komen de op grond van die landsverordening ten behoeve van een belanghebbende betaalde tegemoetkomingen in de ziektekosten ten laste van de rechtspersoon waarbij de belanghebbende in dienst was totdat hem ontslag werd verleend.

  • 2. Een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, betaalt maandelijks de gedurende de voorafgaande kalendermaand betaalde, ten laste van haar komende tegemoetkomingen in de ziektekosten aan het Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden.

Artikel XX

Over besluiten, handelingen en weigeringen om te besluiten of te handelen, verband houdende met een aanspraak of vermeende aanspraak op grond van dit hoofdstuk, oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken, óók wanneer de bezwaarde geen ambtenaar in de zin van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, 134) is. De bepalingen van die landsverordening zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 3 Overgangsregeling

Artikel XXI
  • 1. Deze landsverordening is niet van toepassing ten aanzien van degenen die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening ambtenaren waren als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938.

  • 2. Deze landsverordening is met uitzondering van artikel II, onderdeel A, niet van toepassing op:

    • a.

      degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening reeds recht hadden op een pensioen op grond van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938;

    • b.

      degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening reeds recht hadden op een uitkering bij wijze van pensioen als bedoeld in artikel 5 van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren, voor zover het betreft de toepassing van dat artikel.

Artikel XXII

Voor zover het betreft de toepassing van artikel 5 van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren, is deze landsverordening niet van toepassing ten aanzien van degenen die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, ambtenaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst als bedoeld in genoemd artikel waren.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel XXIII

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Artikel XXIV

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996.