Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van 31 mei 1972 houdende nieuwe regelen inzake minimumlonen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van 31 mei 1972 houdende nieuwe regelen inzake minimumlonen
CiteertitelLandsverordening minimumlonen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerparbeidsregelgeving

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Loonregeling 1946 (P.B. 1947, no. 2), zoals gewijzigd bij de "Overdrachtslandsverordening XIII: Sociale en Economische Zaken" (P.B. 1955, no. 91).

Niet alle gegevens over de vermelde wijzigingen van de regeling zijn compleet.

De wijzigingsregeling van 28-8-2008 (P.B. 2008, no. 68) is voor Curaçao in werking getreden met ingang van 1-9-2008 en voor Bonaire met ingang van 22-11-2008, met terugwerkende kracht t/m/ 1-11-2008 (zie landsbesluit van 21-11-2008, P.B. 2008, no. 85).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Landsbesluit ham van de 8ste juni 1973 tot toepassing van artikel 7, derde lid, van de Landsverordening minimumlonen;

Landsbesluit ham van de 6de augustus 1993 houdende toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening minimumlonen;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 houdende toepassing van Artikel 9, zesde lid, van de Landsverordening minimumlonen voor zover betreft het eilandgebied Bonaire (P.B. 1972, 192), inwerkingtreding tegelijk met de Landsverordening en geldende t/m 31 maart 1973;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 etc. voor zover betreft de eilanden Saba en Sint Eustatius (P.B. 1972, 193), inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 7 mei 1984 etc. voor zover betreft de eilandgebieden Saba en Sint Eustatius (P.B. 1984, 48), terugwerkend t/m 1 januari 1984 en geldende t/m 31 december 1984;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 194) voor werknemers werkzaam in instellingen ressorterende onder de Stichting Jeugdzorg Curaçao, inwtreding tegelijk met de Landsverordening en geldende t/m 31 december 1972;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 195) voor werknemers werkzaam in de door de Stichting Bon Futuro (Huize St. Jozef), Stichting Rose Pelletier en Stichting St. Thomascollege (Huize San Fernando en Huize Scherpenheuvel) geëxploiteerde instellingen, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 196) voor werknemers werkzaam bij de Antilliaanse Brouwerij N.V., inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 197) voor werknemers werkzaam in drukkerijen, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 198) voor werknemers werkzaam in het St. Elisabeth Hospitaal op Curaçao, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 199) voor werknemers werkzaam in het "San Pedro di Verona" Hospitaal op Aruba, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 200) voor werknemers werkzaam in de door de Stichting voor verzorging van lichaamsgebrekkige kinderen "Monseigneur P.I. Verriet" geëxploiteerde instelling, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 29 september 1972 (P.B. 1972, 201) voor werknemers werkzaam in alle instellingen ressorterende onder de Stichting "Het Wit Gele Kruis", inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 14 mei 1973 (P.B. 1973, 85) voor werknemers werkzaam als inpakpersoneel bij de Empresa Hollandia op Curaçao, inwerkingtreding m.i.v. 1 oktober 1972 en geldende t/m 30 september 1973;

Ministeriële beschikking van 14 mei 1973 (P.B. 1973, 86) voor werknemers werkzaam als administratief personeel bij het type- en vertaalbureau Editorial Evangelica op Curaçao, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 14 mei 1973 (P.B. 1973, 87) voor het huishoudelijk personeel van de Koningin Wilhelmina Tehuis op Curaçao, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 14 mei 1973 (P.B. 1973, 88) voor een bepaalde categorie van werknemers werkzaam in het Sint Franciscus Hospitaal op Bonaire, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 14 mei 1973 (P.B. 1973, 89) voor een bepaalde categorie van werknemers werkzaam in het "San Pedro di Verona" Hospitaal op Aruba, inwerkingtreding m.i.v. 1 januari 1973 en geldende t/m 30 juni 1973;

Ministeriële beschikking van 14 mei 1973 (P.B. 1973, 90) voor werknemers werkzaam als hulp-reparateur of administratieve kracht bij Humphrey's Radio and Television Service op Aruba, inwerkingtreding m.i.v. 1 oktober 1972 en geldende t/m 30 september 1973;

Ministeriële beschikking van 14 mei 1973 (P.B. 1973, 91) voor het bottelarijpersoneel van de Criollita Bottling op Curaçao, inwerkingtreding en geldingsduur als voren;

Ministeriële beschikking van 6 juli 1973 (P.B. 1973, 120) voor werknemers werkzaam in de huishoudelijke dienst van de door de Stichting voor verzorging van lichaamsgebrekkige kinderen "Monseigneur P.I. Verriet" geëxploiteerde instelling, inwerkingtreding 1 januari 1973 en geldende t/m 31 december 1973;

Ministeriële beschikking van 20 december 1973 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1973, no. 209), m.i.v. 1 januari 1974;

Ministeriële beschikking van 12 mei 1975 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1975, no. 60), m.i.v. 1 januari 1975;

Ministeriële beschikking van 19 januari 1976 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1976, no. 13), m.i.v. 1 januari 1976;

Ministeriële beschikking van 31 dec. 1976 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1976, no. 280), m.i.v. 1 januari 1977;

Ministeriële beschikking van 26 januari 1978 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1978, no. 21), m.i.v. 1 januari 1978;

Ministeriële beschikking van 15 januari 1979 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1979, no. 12), m.i.v. 1 januari 1979;

Ministeriële beschikking van 11 februari 1980 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1980, no. 36), m.i.v. 1 januari 1980;

Ministeriële beschikking van 1 september 1981 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1981, no. 253), m.i.v. 1 januari 1981;

Ministeriële beschikking van 15 februari 1982 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1982, no. 26), m.i.v. 1 januari 1982;

Ministeriële beschikking van 19 september 1983 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1983, no. 103), m.i.v. 1 januari 1983;

Ministeriële beschikking van 30 december 1983 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 1983, no. 135), m.i.v. 1 januari 1984.

Ministeriële beschikking van 22 januari 2008 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110) (P.B. 2008, no. 6), m.i.v. 1 januari 2008.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-2008art. 9

28-08-2008

P.B. 2008, no. 68

Zitting 2003-2004-2805
23-01-200801-01-2008art. 9

22-01-2008

P.B. 2008, no. 6

onbekend
01-03-2004art. 4

16-02-2004

P.B. 2004, no. 16

zitting 2003-2004-2805
01-08-2001art. 3, 8, 9, 12, 13

27-07-2000

P.B. 2000, no. 69

onbekend
01-10-1997art. 13a, 16, 17, 18

11-09-1997

P.B. 1997, no. 237

Zitting 1996-1997-1926
07-04-199001-03-1990art.2, 9, 12a, 13

28-03-1990

P.B. 1990, no. 20

Zitting 1989-1990-1218
10-09-198301-01-1983

19-07-1983

P.B. 1983, no. 80

onbekend
31-12-1980art. 13

18-12-1980

P.B. 1980, no. 311

onbekend
01-10-1972Nieuwe regeling

31-05-1972

P.B. 1972, no. 110

onbekend
art. 13

28-07-2008

P.B. 2008, no. 64

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van 31 mei 1972 houdende nieuwe regelen inzake minimumlonen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, wordt onder de Minister verstaan de Minister van Arbeid en Sociale Zaken.

Artikel 2
  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt ten aanzien van een dienstbetrekking onder normale arbeidsduur verstaan de arbeidsduur die in soortgelijke dienstbetrekkingen ingevolge de overeenkomsten waarop zij plegen te berusten, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst of de betrokken wettelijke regeling als volledige dienstbetrekking wordt beschouwd.

  • 2. De Minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, ambtshalve dan wel op gezamenlijk verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers en een zodanige organisatie van werknemers ten aanzien van een door hem aangewezen categorie dienstbetrekkingen de arbeidsduur vaststellen die voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde als normale arbeidsduur wordt beschouwd.

Artikel 3
  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder dienstbetrekking verstaan de dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 2. Onder dienstbetrekking wordt mede verstaan de arbeidsverhouding van degene die krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld bemiddeling verleent bij het tot stand komen van overeenkomsten van die ander - of een opdrachtgever van deze - met derden, mits hij de bedoelde bemiddeling uitsluitend voor die ander verleent, het verlenen van die bemiddeling niet een voor hem bijkomstige werkzaamheid is en hij zich daarbij doorgaans niet door meer dan twee personen laat bijstaan.

  • 3. Onder dienstbetrekking wordt niet verstaan de arbeidsverhouding tussen de werkgever en zijn echtgenoot of tussen de werkgever en een bij hem inwonend pleegkind of een bij hem inwonende bloed- of aanverwant in de rechte lijn of in de zijlijn tot en met de derde graad.

Artikel 4
  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werknemer verstaan de natuurlijke persoon, die in het kader van een dienstbetrekking werkzaamheden verricht.

  • 2. Ten opzichte van de betrokken werkgever en de bemanning worden voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde als deel van de Nederlandse Antillen beschouwd luchtvaartuigen, die ingeschreven staan in het luchtvaartuigregister, bedoeld in het Curaçaos Luchtvaartbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 96), zoals gewijzigd laatstelijk bij landsverordening van de 16de november 1961 (P.B. 1961, no. 193), en schepen met thuishaven in de Nederlandse Antillen en/of varend met een zeebrief van de Nederlandse Antillen, die uitsluitend of in hoofdzaak dienst doen in het verkeer tussen de eilanden van de Nederlandse Antillen.

Artikel 5
  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werkgever verstaan de natuurlijke of rechtspersoon of het lichaam, tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat.

  • 2. In het geval, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt onder werkgever verstaan de natuurlijke persoon of rechtpersoon of het lichaam, met wie de overeenkomst tot het verlenen van bemiddeling is gesloten.

Artikel 6

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werkdag verstaan een dag, waarop de werknemer arbeid heeft verricht, of een dag, waarop hij weliswaar geen arbeid heeft verricht, doch waarover hij desalniettemin recht heeft op loon, ingevolge enige wettelijke bepaling, uit de overeenkomst waarop de dienstbetrekking berust.

Artikel 7
  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde worden onder loon verstaan de gelijke inkomsten die een vast bestanddeel van het inkomen uit hoofde van een dienstbetrekking van een werknemer vormen met uitzondering van:

    • a.

      verdiensten uit overwerk;

    • b.

      vakantiebijslagen;

    • c.

      winstuitkeringen;

    • d.

      uitkeringen bij bijzondere gelegenheden;

    • e.

      uitkeringen ingevolge aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen te ontvangen;

    • f.

      vergoedingen voorzover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van noodzakelijke kosten, die de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking heeft te maken;

    • g.

      bijzondere vergoedingen voor kostwinners en gezinshoofden.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen andere uitzonderingen dan de in het eerste lid genoemde worden gesteld.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kan worden bepaald, dat tot een daarbij aangewezen categorie behorende niet geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking mede onder loon worden verstaan. De minister stelt de geldswaarde van deze inkomsten vast, de Sociaal-Economische Raad gehoord. De werkgever of de werknemer kan zich tot de Minister wenden met een daartoe strekkend verzoek.

  • 4. De Minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, regelen stellen naar welke wordt beoordeeld welke inkomsten moeten worden aangemerkt als uitkeringen of vergoedingen als bedoeld in het eerste lid onder c tot en met g.

  • 5. Alvorens de Gouverneur een voordracht tot een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede of derde lid, wordt gedaan, stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid, hem terzake van advies te dienen.

HOOFDSTUK II Minimumloon

Artikel 8
  • 1. Uit de overeenkomst, waarop een dienstbetrekking berust, heeft de werknemer, die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, voor de arbeid door hem in dienstbetrekking verricht,jegens de werkgever tenminste aanspraak op een loon, dat gebaseerd is op het minimumuurloon, bedoeld in de volgende artikelen. Indien het loon naar tijdruimte wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling van het minimumloon voor die tijdruimte, tenzij anders overeengekomen, onder afronding op hele guldens naar boven, als volgt:

    minimum-weekloon:het aantal gewerkte uren per week te vermenigvuldigen met het minimumuurloon;
    minimum-maandloon:het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het minimumuurloon en het verkregen product te vermenigvuldigen met 4,33.
  • 2. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kan worden bepaald, dat werknemers - dan wel dat werknemers, behorende tot een bij dit landsbesluit aangewezen categorie - beneden de leeftijd van 21 jaar die een bij dit landsbesluit aangewezen lagere leeftijd hebben bereikt, eveneens aanspraak hebben op een bij dit landsbesluit vast te stellen minimumloon, dat in een redelijke verhouding staat tot de in artikel 9 genoemde bedragen.

  • 3. Beloningen, die de werknemer van 21 jaar of ouder voor arbeid, door hem in de dienstbetrekking verricht, van derden ontvangt, worden, voor zover zij deel uitmaken van de arbeidsvoorwaarden, voor de toepassing van het bij of krachtens het eerste of tweede lid bepaalde geacht van de werkgever te zijn ontvangen.

  • 4. Uitkeringen waarop een werknemer van 21 jaar of ouder, ingevolge enige wettelijke bepaling of uit de overeenkomst waarop de dienstbetrekking berust, recht heeft over een periode waarin hij tijdens de dienstbetrekking geen arbeid heeft verricht, worden voor de toepassing van het bij of krachtens het eerste of tweede lid bepaalde, aangemerkt als het minimumloon.

  • 5. Alvorens de Gouverneur een voordracht tot een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede lid te doen, stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid, hem terzake van advies te dienen.

Artikel 9
  • 1. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in de industrie met uitzondering van de electronische industrie en de textiel- en kledingindustrie, olieopslagplaatsen, de sector ambacht met uitzondering van stoffeerderijen en schoenreparatiebedrijven, de bouwnijverheid, het bank- en verzekeringswezen, accountants-, notaris- en advokatenkantoren, ingenieurs- en architectenbureaus, stuwadoorsbedrijven, de binnensleepvaart en de binnenvaart en aanverwante takken van bedrijf of beroep in het eilandgebied:

    a. Curaçao:NAF. 7,30;
    b. Bonaire:NAF. 7,21;
    c. Saba:NAF. 7,96;
    d. Sint Eustatius:NAF. 6,84;
    e. Sint Maarten:NAF. 7,96;
  • 2. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in het vervoer met uitzondering van stuwadoorsbedrijven alsmede met uitzondering van de binnensleepvaart en de binnenvaart, het communicatiewezen, het hotel-, restaurant- en amusementswezen, apotheken, de dienstverlening met uitzondering van die vermeld in het eerste, derde en vierde lid, en de aanverwante takken van bedrijf of beroep:

    • a.

      in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 5,20;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 5,36;

      3. Saba

      :

      NAF. 4,62;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 4,04;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 6,35;

    • b.

      vanaf de datum van ingang van de tweede fase van gelijktrekking in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 5,49;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 5,68;

      3. Saba

      :

      NAF. 5,20;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 4,76;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 6,35;

    • c.

      vanaf de datum van ingang van de derde fase van gelijktrekking in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 7,30;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 7,21;

      3. Saba

      :

      NAF. 7,96;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 6,84;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 7,96.

  • 3. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in de landbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij, de handel met uitzondering van apotheken, de electronische industrie, de textiel- en kledingindustrie, wasserijen, stoffeerderijen, schoenreparatiebedrijven en alle andere takken van bedrijf of beroep die niet begrepen zijn onder de werking van het eerste of het tweede lid:

    • a.

      in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 5,20;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 5,36;

      3. Saba

      :

      NAF. 4,62;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 4,04;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 6,35;

    • b.

      vanaf de datum van ingang van de tweede fase van gelijktrekking in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 5,49;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 5,68;

      3. Saba

      :

      NAF. 5,20;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 4,76;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 6,35;

    • c.

      vanaf de datum van ingang van de derde fase van gelijktrekking in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 7,30;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 7,21;

      3. Saba

      :

      NAF. 7,96;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 6,84;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 7,96.

  • 4. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, die in hoofdzaak of uitsluitend huishoudelijke diensten in de huishouding van natuurlijke personen verrichten:

    • a.

      in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 4,16;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 4,30;

      3. Saba

      :

      NAF. 4,91;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 4,75;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 5,34;

    • b.

      vanaf de datum van ingang van de tweede fase van gelijktrekking in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 4,97;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 5,15;

      3. Saba

      :

      NAF. 5,34;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 5,12;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 5,85;

    • c.

      vanaf de datum van ingang van de derde fase van gelijktrekking in het eilandgebied:

      1. Curaçao

      :

      NAF. 7,30;

      2. Bonaire

      :

      NAF. 7,21;

      3. Saba

      :

      NAF. 7,96;

      4. Sint Eustatius

      :

      NAF. 6,84;

      5. Sint Maarten

      :

      NAF. 7,96.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid ten aanzien van dienstverlening, wordt het minimumloon voor werknemers van 21 jaar of ouder, die als ter beschikking gestelde arbeidskrachten in de zin van de Landsverordening op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (P.B. 1989, no. 73) feitelijk werkzaam zijn in een tak van bedrijf of beroep waarop het eerste lid van toepassing is, bepaald overeenkomstig laatstgenoemd lid.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen de in het eerste en in het tweede lid genoemde takken van bedrijf of beroep onder de werking van het tweede respectievelijk het derde lid worden gebracht en kunnen de in het tweede en het derde lid genoemde takken van bedrijf of beroep onder de werking van een van de voorgaande leden worden gebracht.

  • 7. De Minister kan op voorstel van het bestuurscollege van een eilandgebied voor dat eilandgebied, voor een door hem te bepalen termijn, hogere of lagere dan de in het eerste tot en met vierde lid genoemde bedragen vaststellen. Een zodanig besluit kan hij op voorstel van het bestuurscollege wijzigen of intrekken.

  • 8. Alvorens een besluit krachtens het zesde lid bij de Gouverneur voor te dragen of een beschikking krachtens het zevende lid te nemen, stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid hem terzake van advies te dienen.

  • 9. Waar in deze landsverordening wordt verwezen naar de in dit artikel genoemde bedragen, worden als zodanig, indien toepassing is gegeven aan artikel 13, de daarbij laatstelijk in hun plaats gestelde bedragen aangemerkt.

  • 10. De takken van bedrijf of beroep, vermeld in de bijlage bij deze landsverordening, vallen onder de werking van het daarbij aangegeven lid van artikel 9. De Minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, ambtshalve dan wel op gezamenlijk verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers en een zodanige organisatie van werknemers andere takken van bedrijf of beroep aan een der drie hoofdrubrieken van die bijlage toevoegen.

  • 11. De datum van ingang van de tweede fase en de datum van ingang van de derde fase van de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gelijktrekking worden beide afzonderlijk bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.

Artikel 10

Indien bij collectieve arbeidsovereenkomst een periode van afrekening, welke meerdere uitbetalingstermijnen omvat, is vastgesteld, wordt zodanige periode van afrekening voor de toepassing van artikel 9 als uitbetalingstermijn beschouwd. Een periode van afrekening kan ten hoogste drie maanden omvatten.

Artikel 11
  • 1. De Minister kan op verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers of van werknemers het minimumloon van tot een door hem aangewezen categorie behorende werknemers in een onderneming dan wel in een tak van bedrijf of beroep voor telkenmale ten hoogste een jaar op lagere dan de in artikel 9, eerste, tweede of derde lid genoemde bedragen vaststellen indien naar zijn oordeel het voortbestaan van of de omvang der bedrijvigheid in die onderneming dan wel die tak van bedrijf of beroep ernstig wordt bedreigd. Aan deze vaststelling kunnen voorwaarden worden verbonden. Op een verzoek wordt niet beslist, zo lang niet is gebleken dat de verzoeker met de naar het oordeel van de Minister representatieve organisaties van werknemers onderscheidenlijk van werkgevers terzake overleg heeft gepleegd.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid zullen de daarin bedoelde bedragen niet lager kunnen worden gesteld dan op 75% van de in artikel 9 genoemde bedragen.

  • 3. Alvorens een beschikking krachtens het eerste lid te nemen stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid hem terzake van advies te dienen.

  • 4. Een beschikking van de Minister krachtens het eerste lid wordt in het Publicatieblad bekend gemaakt.

Artikel 12

[vervallen]

Artikel 12a

Indien ten aanzien van een werknemer, die door ziekte of gebreken niet ten volle geschikt is voor de door hem te verrichten arbeid dan wel op grond van een leer- of opleidingsovereenkomst werkzaam is, toekenning van het bedrag, dat krachtens de artikelen 8 tot en met 12 voor hem als minimumloon geldt, in verband met zijn arbeidsprestatie redelijkerwijs niet kan worden gevergd, stelt de Minister op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer danwel ambtshalve voor een daarbij aan te geven periode een lager bedrag als minimumloon voor die werknemer vast.

Artikel 13
  • 1. Indien uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vast te stellen prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie blijkt, dat het cijfer voor de maand augustus van het lopende jaar, vergeleken met het cijfer voor de maand augustus van het voorafgaande jaar is gestegen of gedaald, kan de Minister de Sociaal-Economische Raad en het Bestuurscollege van het betrokken eilandgebied gehoord, bedragen vaststellen, die met ingang van 1 januari van het komende jaar in de plaats treden van de in artikel 9 eerste tot en met vierde lid, genoemde bedragen. De Minister bepaalt welk prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de toepassing van het bepaalde in de eerste zin wordt gebruikt. Het cijfer kan voor de onderscheiden eilandgebieden verschillend zijn.

  • 2. Buiten het geval, bedoeld in het eerste lid, kunnen, indien hiertoe bijzondere aanleiding bestaat, de Sociaal-Economische Raad gehoord, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, hogere dan in de artikel 9 eerste, tweede, derde of vierde lid genoemde bedragen worden vastgesteld, welke daarvoor in de plaats treden; een zodanige vaststelling wordt voor de eerstvolgende toepassing van het eerste lid geacht niet te hebben plaatsgehad.

  • 3. De Minister vraagt in januari 1976 en vervolgens telkenmale na verloop van een termijn van drie jaren aan de Sociaal-Economische Raad advies over de vraag of er omstandigheden aanwezig zijn, welke een bijzondere verhoging van het minimumloon wenselijk maken. Nadat bedoeld advies aan de Minister is uitgebracht kunnen, indien hiertoe aanleiding bestaat, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen bedragen worden vastgesteld, welke in de plaats treden van de bedragen genoemd in artikel 9, eerste, tweede, derde en vierde lid, en kan evenzo een leeftijd worden vastgesteld, welke in de plaats treedt van de in artikel 8, lid 1, genoemde leeftijd.

  • 4. Een beschikking van de Minister krachtens het eerste lid wordt in het Publicatieblad bekend gemaakt.

HOOFDSTUK II a Toezicht

Artikel 13a
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

HOOFDSTUK III Straf- en Slotbepalingen

Artikel 14

Bedingen, die strijdig zijn met het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, zijn nietig.

Artikel 15
  • 1. De werkgever, die opzettelijk de werknemer een loon toekent, dat minder bedraagt dan het voor deze geldende minimumloon, pleegt een misdrijf en wordt gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en geldboete van ten hoogste vijfentwintig duizend gulden, hetzij één van deze straffen.

  • 2. De werkgever aan wiens schuld het te wijten is, dat hij de werknemer een loon toekent, dat minder bedraagt dan het voor deze geldende minimumloon, pleegt een overtreding en wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar en geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, hetzij één van deze straffen.

Artikel 16

[vervallen]

Artikel 17

[vervallen]

Artikel 18

[vervallen]

Artikel 19
  • 1. Allen, die uit hoofde van hun ambt of beroep betrokken zijn geweest bij de uitvoering van voorschriften, bij of krachtens deze landsverordening gegeven, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in hun hoedanigheid bekend is geworden, voor zover zij niet uit hoofde van dat ambt of beroep tot mededeling daarvan bevoegd of verplicht zijn.

  • 2. Hij, die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 3. Hij aan wiens schuld schending van de verplichting tot geheimhouding is te wijten wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.

  • 4. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven.

  • 5. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte van degene, tegen wie het feit is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen is gepleegd, op klachte van de bestuurder, en indien er meer bestuurders zijn, van één dezer.

Artikel 20

De werknemer kan aan deze landsverordening geen aanspraken ontlenen over een periode welke voorafgaat aan het tijdstip waarop zij in werking treedt.

Artikel 21

Voor wat betreft de in het eerste, tweede, derde en vierde lid van artikel 9 genoemde bedragen kan een wijziging als bedoeld in artikel 13, eerste lid, voor de eerste maal met ingang van 1 januari 1973 plaatsvinden.

Artikel 22

Deze landsverordening kan worden aangehaald als "Landsverordening minimumlonen".

Artikel 23
  • 1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na die, waarin de datum van uitgifte van het Publicatieblad, waarin deze landsverordening wordt geplaatst, valt.

  • 2. Op hetzelfde tijdstip vervalt de Loonregeling 1946 (P.B. 1947, no. 2), zoals gewijzigd bij de "Overdrachtslandsverordening XIII: Sociale en Economische Zaken" (P.B. 1955, no. 91).