Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Toeslagenverordening gemeente Hoogezand- Sappemeer 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingToeslagenverordening gemeente Hoogezand- Sappemeer 2012
CiteertitelToeslagenverordening gemeente Hoogezand- Sappemeer 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147 Gemeentewet, Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-01-201201-01-201201-01-2012Nieuwe regeling

19-12-2011

Regiokrant, 4 januari 2012

2011-12-19 Rv 073, bijlage 5

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2011,

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet werk en bijstand,

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet werk en bijstand regels dienen te worden gesteld met betrekking tot het verhogen of verlagen van de landelijke bijstandsnomren voor bijstandsgerechtigden zoals bedoeld in artikel 30 van die wet,

Besluit vast te stellen de hierna volgende

'Toeslagenverordening Hoogezand-Sappemeer 2012'

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b. de gezinsnorm: de norm, als bedoeld in artikel 21, eerste lid van de wet;

  • c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeenteHoogezand-Sappemeer;

  • d. de woning: de woning, de woonwagen en het woonschip;

  • e. de schoolverlater: de alleenstaande die, gedurende de eerste zes maanden nabeëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding, voor zover voor datonderwijs of die opleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van deWet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en deschoolkosten op grond van het vierde hoofdstuk van de Wet tegemoetkomingonderwijsbijdrage en schoolkosten, bijstand aanvraagt;

  • f. de belanghebbende: de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin, en het kindof de kinderen van de alleenstaande ouder of het gezin

  • g. verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de tweede graad: bloedverwanten in detweede graad die zijn aangewezen op verpleging of verzorging ter voorkoming vaneen opname in een verpleeg- of verzorgingshuis.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven,hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep
  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor alleenstaanden en alleenstaandeouders van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van een gezin gelden de bepalingenvan deze verordening alleen, indien alle gezinsleden jonger zijn dan 65 jaar zijn én er geen sprakeis van een situatie als bedoeld in artikel 21, tweede lid of artikel 23 van de wet.

  • 2. De bepalingen in het tweede en derde hoofdstuk laten toepassing van artikel 18 van de wetonverlet.

  • 3. De betaling kan geschieden anders dan op rekening van de schuldeiser.

  • 4. De betaling kan geschieden aan anderen dan de schuldeiser. Dit kunnen onder andere deGemeentelijke Kredietbank en door belanghebbende aangewezen derden zijn.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders
  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 20 procent van degezinsnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander daneen ten last komend kind tot 18 jaar zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 10 procent van degezinsnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het eerste lid niet vantoepassing is.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met een inwonende verzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als de belanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbende verzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in de tweede graad zijn

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 4 Verlaging van de bijstandsnorm voor een gezin
  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de norm voor eengezin die een woning delen met één of meer anderen, anders dan bloed- of aanverwanten in deeerste graad.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met een inwonendeverzorgingsbehoevende die door de belanghebbende wordt verzorgd of, als debelanghebbende verzorgingsbehoevende is, met een inwonende die de belanghebbendeverzorgt, voor zover de verzorgende en de verzorgingsbehoevende bloedverwanten in detweede graad zijn.

Artikel 5 Afwijkende bijstandsnorm voor de schoolverlater
  • 1. Voor de schoolverlater is de bijstandsnorm het bedrag, zoals genoemd in artikel 33, tweede lidvan de wet.

  • 2. Het bepaalde in de artikelen 3, 4, 6 en 7 is niet van toepassing op de schoolverlater voor wi etoepassing wordt gegeven aan het eerste lid.

Artikel 6 Woonsituatie
  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld, indien de belanghebbende lagerealgemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslagvoorzien als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning of het niet hebben van woonkosten in de vorm van huur of hypothecaire verplichtingen.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10 procent van de gezinsnorm.

Artikel 7 Afwijkende toeslag voor 21 en 22 jarigen
  • 1. De toeslag bedraagt overeenkomstig artikel 29 van de wet in afwijking van artikel 25 van dewet:

  • a. 0% van de gezinsnorm voor alleenstaanden van 21 jaar;

  • b. 10% van de gezinsnorm voor alleenstaanden van 22 jaar en de situatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van toepassing is;

  • c. 0% van de gezinsnorm voor alleenstaanden van 22 voor zover het bepaalde onder b niet van toepassing is.

  • 2. Voor zolang voor de alleenstaande van 21 of 22 jaar toepassing wordt gegeven aan artikel 5van deze verordening, is het bepaalde in het vorige lid niet van toepassing.

Artikel 8 Anti-cumulatiebepaling
  • De toepassing van de artikelen 3, 4 en 6 geschiedt zodanig dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:

  • a 35 procent van de gezinsnorm voor een alleenstaande,

  • b 55 procent van de gezinsnorm voor een alleenstaande ouder,

  • c 65 procent van de gezinsnorm voor een gezin.

Artikel 8 Verrekening

Indien aan belanghebbende teveel bijstand inclusief toeslag is verstrekt kan de vordering wordenverrekend met de bijstand met ingang van de eerstkomende maand waarover bijstand wordt verleend

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Toeslagenverordening Hoogezand-Sappemeer 2012'.

  • 2. Deze verordening treedt in werking 1 januari 2012 of zoveel te later als de wet tot wijzigingvan de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden, in werking treedt.

  • 3. Per datum inwerkingtreding van deze verordening wordt ingetrokken de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010, vastgesteld op 5 juli 2010.