Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de januari 2009 ter uitvoering van artikel 24, tweede volzin, van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen (Beschikking toezichtkosten ondernemingspensioenfondsen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de januari 2009 ter uitvoering van artikel 24, tweede volzin, van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen (Beschikking toezichtkosten ondernemingspensioenfondsen)
CiteertitelBeschikking toezichtkosten ondernemingspensioenfondsen.
Vastgesteld doorMinister van Economische Zaken en Arbeidszaken
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening ondernemingspensioenfondsen, art. 24, tweede volzin

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2009Nieuwe regeling

13-01-2009

P.B. 2009, no. 14

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 13de januari 2009 ter uitvoering van artikel 24, tweede volzin, van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen (Beschikking toezichtkosten ondernemingspensioenfondsen)

Artikel 1

In deze ministeriële beschikking wordt verstaan onder:

landsverordening: de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen;

toezichtkosten: de kosten van de Bank verbonden aan de uitvoering van haar toezichthoudende taken en bevoegdheden op grond van de landsverordening.

Artikel 2

Met inachtneming van de hiernavolgende bepalingen, brengt de Bank aan de ondernemingspensioenfondsen, die zich conform artikel 4, tweede lid, van de landsverordening hebben aangemeld, toezichtkosten in rekening.

Artikel 3

De Bank brengt vóór het eind van elk kalenderkwartaal ieder ondernemingspensioenfonds een vast bedrag van NAF. 1.250, 00 in rekening. Als een ondernemingspensioenfonds in de loop van een kalenderkwartaal ophoudt te bestaan, dan geldt het vaste bedrag voor dat laatste kwartaal slechts voor een pro rata deel van NAF 1.250, 00.

Artikel 4

  • 1. De Bank brengt voorts vóór het eind van elk kalenderjaar ieder ondernemingspensioenfonds een variabel bedrag aan toezichtkosten in rekening.

  • 2. Deze aanvullende kosten staan slechts in relatie tot de eerste laag van NAF. 1.000.000.000,00 van het balanstotaal van een ondernemingspensioenfonds. Het balanstotaal boven NAF. 1.000.000.000,00 valt daarbij buiten de berekening. Tegenover elke NAF. 1.000.000,00 of minder binnen die eerste laag staat telkens een bedrag van NAF 50,00 aan variabele toezichtkosten.

  • 3. De door de deskundige, bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gecontroleerde jaarrekening van het voorafgaande kalenderjaar dient daarbij steeds als basis.

  • 4. Ook bij liquidatie van een ondernemingspensioenfonds in de loop van een kalenderjaar dient het formeel gecontroleerde balanstotaal aan het eind van het voorafgaande kalenderjaar als berekeningsbasis voor het liquidatiejaar. De slotafrekening van de vaste toezichtkosten en de variabele toezichtkosten geschiedt in dit geval gelijktijdig met de definitieve liquidatie van het ondernemingspensioenfonds naar rato van het bestaan gedurende het laatste kalenderkwartaal respectievelijk kalenderjaar.

Artikel 5

Indien een ondernemingspensioenfonds naar het oordeel van de Bank bijzondere aandacht vereist, kan de Bank het ondernemingspensioenfonds op basis van een urenregistratie, in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 3 en 4, hiervoor het bedrag van NAF. 150,00 per uur in rekening brengen. Hiervan stelt de Bank het ondernemingspensioenfonds vooraf in kennis.

Artikel 6

De Bank deelt de door het ondernemingspensioenfonds te betalen bedragen schriftelijk aan deze mede door middel van een factuur. Daarbij volstaat één modelfactuur welke de volgende informatie bevat:

  • -

    nummer en datum van de factuur;

  • -

    naam en adresgegevens van het ondernemingspensioenfonds en het binnen de Bank door de toezichtafdeling voor het betreffende ondernemingspensioenfonds gereserveerde coderingsnummer;

  • -

    het op grond van artikel 3, pro rata aantal dagen indien het niet om een volledig kwartaal gaat, het betreffende kwartaal en het jaar waarover gefactureerd wordt en het bijbehorende bedrag aan vaste toezichtkosten;

  • -

    het op grond van artikel 4, pro rata aantal dagen indien het niet om een volledig jaar gaat, het balanstotaal (bedrag) van het voorafgaande kalender jaar, dat als berekeningsbasis geldt, het jaar waarover gefactureerd wordt en het bijbehorende bedrag aan variabele toezichtkosten. Bovendien – voor zover van toepassing - duidelijk de eventuele extra vermelding dat het een voorlopige aanslag met betrekking tot variabele kosten betreft zodat betrokkenen ook te zijner tijd een definitieve aanslag mogen verwachten;

  • -

    de op grond van artikel 5 betreffende begeleidende brief van de Bank waarin het ondernemingspensioenfonds vooraf in kennis werd gesteld van de te verwachten factuur en het bijbehorende bedrag. De begeleidende brief bevat informatie met betrekking tot de reden tot facturering en het geregistreerde aantal uren. Het binnen de Bank van toepassing zijnde systeem van urenregistratie dient als basis voor de verdere doorbelasting van deze kosten aan het ondernemingspensioenfonds; en

het totale bedrag van de factuur, de wijze van betaling en de vervaldatum geldend voor de betaling van het verschuldigde totale bedrag.

Artikel 7

Aan het ondernemingspensioenfonds dat zich na 1 januari van een kalenderjaar bij de Bank heeft aangemeld, wordt het vaste bedrag genoemd in artikel 3, voor de eerste maal gerelateerd aan het aantal dagen dat gelegen is tussen de datum van aanmelding en het einde van het kalenderkwartaal waarin de aanmelding plaatsvindt.

Artikel 8

Voor alle berekeningen van pro rata bedragen geldt: 1 maand is gelijk aan 30 dagen.

Artikel 9

Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 10

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 11

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking toezichtkosten ondernemingspensioenfondsen.

Toelichting

behorende bij de Beschikking toezichtkosten ondernemingspensioenfondsen

1. Algemeen

Ingevolge artikel 11, tweede lid, van het Centrale Bank Statuut 1985 oefent de Bank van de Nederlandse Antillen, op de voet van het bepaalde in de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen, toezicht uit op de ondernemingspensioenfondsen.

De toezichtwerkzaamheden van de Bank en als gevolg daarvan de kosten van het houden van toezicht zijn over de jaren heen toegenomen. Dit is mede het gevolg van ontwikkelingen wereldwijd op het gebied van pensioenen en vereisten die internationaal gesteld worden aan toezichthoudende instanties. Deze ontwikkelingen brengen onder meer met zich mee dat toezichtregimes aangepast dan wel verbeterd dienen te worden. Door genoemde toezichtkosten niet in rekening te brengen, kan de Bank op jaarbasis opbrengsten in de orde van NAF. 200.000,- à NAF. 300.000,- mislopen.

Gezien de financiële gevolgen van het bovenstaande is het op zijn plaats om uitvoering te geven aan artikel 24 van de landsverordening. Genoemd artikel bepaalt immers dat de ondernemingspensioenfondsen verplicht zijn tot vergoeding van de kosten verbonden aan de uitvoering van de landsverordening. De onderhavige ministeriële beschikking strekt derhalve tot uitvoering van artikel 24 van de landsverordening.

In een vóórstadium werd zowel op mondelinge als op schriftelijke wijze overleg gepleegd met de pensioensector inzake deze regeling.

2. Financiële paragraaf

Deze ministeriële beschikking regelt de vergoeding die ondernemingspensioenfondsen aan de Bank dienen te voldoen voor de door de Bank te verrichten toezichtwerkzaamheden. De bedragen, vaste en variable, komen volledig voor rekening van de ondernemings-pensioenfondsen. Derhalve zijn er voor het Land geen financiële gevolgen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 3 en 4

Bij het vaststellen van de door de ondernemingspensioenfondsen te betalen vergoeding aan de Bank is er primair uitgegaan van de door de Bank ten behoeve van de pensioensector te verrichten werkzaamheden.

Bij het vaststellen van het te betalen vaste bedrag en het variabele bedrag dat een ondernemingspensioenfonds per iedere NAF. 1.000.000,00 van het balanstotaal in rekening wordt gebracht is voorts rekening gehouden met de draagkracht van de pensioensector. Belangrijke factoren hierbij waren de omvang en de jaarresultaten van de individuele ondernemingspensioenfondsen.

Indien de Bank bijzondere aandacht dient te besteden aan een ondernemingspensioenfonds wordt in het onderhavige voorstel de mogelijkheid opgenomen om de extra kosten die dan gemaakt moeten worden aan het ondernemingspensioenfonds in rekening te brengen.

Er is in artikel 4 gestreefd naar een methodiek, waarbij wordt uitgegaan van al op onafhankelijke wijze gecontroleerde balanscijfers van de onder toezicht staande pensioenfondsen.

Rekenvoorbeeld

Als een pensioenfonds een balanstotaal vertoont van NAF. 2.250.000,00 aan het eind van een bepaald jaar dan gaat het hier om tweemaal NAF. 1.000.000,00 en éénmaal minder dan NAF 1.000.000,00. Artikel 4, eerste lid, leidt in dit geval tot driemaal NAF. 50,00 (dus NAF. 150,00) aan variabele toezichtkosten. Artikel 4, eerste lid, leidt tot maximaal NAF. 50.000,00 aan variabele toezichtkosten per ondernemingspensioenfonds. In dit voorbeeld wordt daarbij niet van een situatie van liquidatie uitgegaan. Een dergelijke situatie wordt verderop behandeld.

Niet tijdige indiening van gecontroleerde jaarrekeningen

In gevallen van niet tijdige indiening van gecontroleerde jaarrekeningen (om welke reden dan ook) wordt er uitgegaan van de laatst ontvangen gecontroleerde jaarrekening. Dit draagt dan het karakter van een voorlopige aanslag met het oog op toezichtkosten en de toezichthouder behoudt zich het recht voor om achteraf bij ontvangst van een meer recente gecontroleerde jaarrekening een definitieve aanslag met het oog op toezichtkosten op te leggen.

Liquidatie

Ook bij de afhandeling van toezichtkosten ten aanzien van de slotperioden bij liquidatie is er in de artikelen 3 en 4 gezocht naar een methodiek.

Artikel 5

De in artikel 5 bedoelde urenregistratie kan betrekking hebben op zowel onderzoeken ter plekke bij ondernemingspensioenfondsen, als op werkzaamheden uitgevoerd binnen de muren van de Bank welke gericht zijn op een specifiek pensioenfonds. Bijzondere aandacht blijkt vooral dán nodig te zijn wanneer een pensioenfonds niet (langer) aan de wettelijke vereisten voldoet.

Artikel 8

Er is ook hier naar een eenvoudige methodiek gezocht. Dit geldt derhalve voor ieder willekeurig jaar (en dus ook ongeacht het feit of het wel of geen schrikkeljaar betreft). Een kwartaal telt volgens deze methodiek altijd 90 dagen en een jaar altijd 360 dagen. Artikel 3 leidt bij liquidatie op bijvoorbeeld 15 maart dan tot een vast slotbedrag van 75/90 * NAF. 1.250,00 = NAF. 1.042,00 en in het eerdere rekenvoorbeeld leidt artikel 4, eerste lid, in de situatie van liquidatie op bijvoorbeeld 15 maart tot een variabel slotbedrag van 75/360 * NAF. 150,00 = NAF, 31,00. Mocht artikel 5 hier niet van toepassing zijn dan bedraagt het totale slotbedrag in dit voorbeeld NAF 1.073,00.

De Minister van Economische en Arbeidszaken.