Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 30ste januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 6A, tweede lid en 6B, derde lid van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (Beschikking pensioenen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 30ste januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 6A, tweede lid en 6B, derde lid van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (Beschikking pensioenen)
CiteertitelBeschikking pensioenen
Vastgesteld doorMinister van Financiën
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In artikel 1, derde lid, wordt abusievelijk nog verwezen naar de Landsverordening op Stichtingen. Ingevolge artikel III van de Landsverordening van de 16de februari 2004 tot wijziging van de wetgeving in verband met de invoering van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringslandsverordening Boek 2 BW) (P.B. 2004, no. 16) is deze landsverordening per 1-3-2004 vervallen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening op de Loonbelasting 1976, art. 6A, tweede lid, 6B, derde lid

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-02-2002Nieuwe regeling

30-01-2002

P.B. 2002, no. 35

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING met algemene werking van de 30ste januari 2002 ter uitvoering van de artikelen 6A, tweede lid en 6B, derde lid van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (Beschikking pensioenen)

Artikel 1

  • 1. Als verzekeraar van een pensioen kan slechts optreden:

    • a.

      een ondernemingspensioenfonds als bedoeld in de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen;

    • b.

      een levensverzekeraar als bedoeld in de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf;

    • c.

      een niet in de Nederlandse Antillen gevestigde professionele verzekeraar of pensioenfonds dat als zodanig wordt aangewezen door de bevoegde inspecteur;

    • d.

      een ander lichaam dan bedoeld in de onderdelen a, b, en c, dat in de Nederlandse Antillen is gevestigd, en de pensioenverplichting voor de heffing van winstbelasting rekent tot het binnenlands ondernemingsvermogen en voldoet aan de in het tweede lid gestelde voorwaarden;

    • e.

      de natuurlijk persoon tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat of heeft gestaan en die voldoet aan de in het tweede lid gestelde voorwaarden.

  • 2. Het lichaam of de natuurlijk persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d respectievelijk e, kan slechts als verzekeraar van een pensioen optreden ter uitvoering van pensioentoezeggingen, bedoeld in artikel 2, vierde lid van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 respectievelijk pensioenen die bij of na het beëindigen van het dienstverband worden gedaan en die onmiddellijk na het eindigen van het dienstverband ingaan.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder d, kan een particulier fonds bedoeld in artikel 1b van de Landsverordening op Stichtingen niet als een verzekeraar van een pensioen optreden.

Artikel 2

  • 1. Een maatschappelijk aanvaardbaar ouderdomspensioen bedraagt maximaal 70 percent van het pensioengevend loon en wordt met een percentage van maximaal 2 percent per jaar opgebouwd met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van tenminste 4 percent.

  • 2. De pensioenrichtleeftijd van een ouderdomspensioen is 60 jaar en het pensioen gaat niet eerder in dan het tijdstip waarop de werknemer de 55 jarige leeftijd heeft bereikt en gaat niet later in dan op 65-jarige leeftijd.

  • 3. Indien het ouderdomspensioen eerder ingaat dan bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd wordt het ten opzichte van die leeftijd herrekend met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.

  • 4. Een ouderdomspensioen gaat niet uit boven 70 percent van het pensioengevend loon op het tijdstip van ingang.

  • 5. Het weduwe- of weduwnaarspensioen en het wezenpensioen bedraagt maximaal 70 percent respectievelijk 14 percent van het ouderdomspensioen, doch tezamen niet meer dan het voordien genoten pensioengevend loon.

  • 6. Een invaliditeitspensioen bedraagt maximaal 80 percent van het pensioengevend loon.

  • 7. In afwijking van het in het eerste lid genoemde percentage, kunnen de pensioenuitkeringen in hoogte variëren waarbij de laagste niet minder bedraagt dan 75 percent van de hoogste uitkeringen en de mate van variatie ten laatste op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld.

  • 8. Een partnerpensioen is toegestaan onder de voorwaarde dat de pensioengerechtigde een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert met zijn partner, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn. Van een duurzame gemeenschappelijke huishouding is sprake indien twee personen zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage in de kosten van de huishouding krachtens een notarieel verleden samenlevingscontract dat ten minste één jaar eerder is ingegaan en de partners op hetzelfde adres ingeschreven staan en daar ook feitelijk samenwonen.

Artikel 3

  • 1. Het pensioengevend loon omvat maximaal alle structurele, vaste loonbestanddelen.

  • 2. Loon in natura kan tot het pensioengevend loon gerekend worden voor de waarde die op grond van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 tot het fiscale loon wordt gerekend.

  • 3. Loonstijgingen gedurende 5 jaren voorafgaand aan de in de pensioenregeling opgenomen pensioendatum mogen slechts in aanmerking worden genomen tot maximaal 2 percent boven de gemiddelde loonindex met dien verstande dat, in elk geval in aanmerking komen loonstijgingen als gevolg van gangbare leeftijdsperiodieken of gangbare functiewijzigingen.

  • 4. Een loonverlaging kan buiten beschouwing blijven, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie die tenminste 50 percent van een voltijdfunctie beloopt, dan wel het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie, in de periode van 10 jaren direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum.

Artikel 4

  • 1. De waardering van pensioenverplichtingen vindt plaats met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van tenminste 4 percent.

  • 2. Het pensioenlichaam kan een algemene reserve van maximaal 10 percent van de wiskundige reserve aanhouden.

Artikel 5

  • 1. De in te bouwen uitkeringen ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering worden gesteld op ten minste de voor dat jaar geldende uitkeringen voor een gehuwde persoon.

  • 2. Ingeval bij de berekening van een pensioenvoorziening gebruik wordt gemaakt van de in Nederland algemeen gebruikte sterftetabellen, wordt daarbij slechts een leeftijdterugstelling van maximaal 2 jaar toegepast.

  • 3. De werknemersbijdrage bedraagt maximaal 50 percent van de pensioenlasten en niet meer dan 15 percent van het pensioengevend loon.

Artikel 6

  • 1. De pensioenregeling van een werknemer die tijdelijk in de Nederlandse Antillen werkzaam is en die is ondergebracht bij een ander lichaam dan bedoeld in artikel 6A, eerste lid onder b, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 wordt op een daartoe strekkend verzoek als een pensioenregeling in de zin van artikel 6A aangewezen indien:

    • a.

      de pensioenregeling voldoet aan de overige eisen van de pensioendefinitie genoemd in artikel 6A van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 en de daarop gebaseerde regelgeving;

    • b.

      de werknemer afkomstig is uit Nederland, Aruba of een ander land waarmee een voor de Nederlandse Antillen geldend verdrag ter voorkoming van dubbele belasting naar het inkomen is gesloten en te zijner tijd de belastingheffing van de uitkeringen ten aanzien van deze aanspraken toekomt aan Nederland, Aruba of een ander verdragsland;

    • c.

      de werknemer voor een periode van maximaal 5 jaar werkzaam zal zijn op de Nederlandse Antillen en direct voorafgaand aan zijn tewerkstelling in de Nederlandse Antillen gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 5 jaar in het buitenland heeft gewoond;

    • d.

      de professionele verzekeraar of pensioenfonds in het land van vestiging bevoegd is het directe verzekeringsbedrijf uit te oefenen en zich tegenover de bevoegde inspecteur verplicht inlichtingen en gegevens te verstrekken over de uitvoering van de pensioenregeling.

  • 2. Bij het verzoek om aanwijzing dat door zowel de werkgever als de werknemer kunnen [ bedoeld zal zijn: kan] worden gedaan, moeten de volgende bescheiden overgelegd en gegevens verstrekt worden:

    • a.

      een verklaring van de bevoegde belastingautoriteit van het land van herkomst waaruit blijkt dat de regeling in dat land een gebruikelijke pensioenregeling is en de te zijner tijd te verrichten uitkeringen, met inbegrip van het deel van de uitkeringen dat voortvloeit uit het in de Nederlandse Antillen opgebouwde pensioenkapitaal, betrokken zullen worden in een belastingheffing naar het inkomen;

    • b.

      een kopie van de arbeidsovereenkomst en de pensioenregeling;

    • c.

      bewijzen van deelname aan de buitenlandse pensioenregeling;

    • d.

      de naam en het adres van de werkgever;

    • e.

      het cribnummer en identificatienummer alsmede het adres van de werknemer;

    • f.

      de vermoedelijke verblijfsduur van de werknemer.

  • 3. De in het eerste lid genoemde aanwijzing geldt voor een periode van 5 jaar en kan worden ingetrokken zodra de verzekeraar of het pensioenfonds met betrekking tot één of meer van de bij deze verzekeraar of pensioenfonds verzekerde aanspraken ingevolge een pensioenregeling, niet meer aan de verplichtingen met betrekking tot het verschaffen van inlichtingen en gegevens voldoet dan wel geen of onvoldoende medewerking verleent bij de invordering van de verschuldigde belasting. Als dan zijn de totale pensioenaanspraken belast.

Artikel 7

  • 1. Indien in de Nederlandse Antillen opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen aan een buitenlandse professionele verzekeraar of pensioenfonds wegens het aanvaarden van een dienstbetrekking in het buitenland, kan de Ontvanger ter zake van de verschuldigde belasting op verzoek van de belastingschuldige uitstel van betaling verlenen voor een periode van 10 jaar.

  • 2. Tien jaar na het verlenen van uitstel van betaling plaatst de Ontvanger de belastingschuld op verzoek van de belastingschuldige geheel buiten invordering, indien wordt aangetoond dat de buitenlandse pensioenregeling op reguliere wijze wordt uitgevoerd en dat er geen sprake is van afkoop van pensioen of andere vormen van oneigenlijke afwikkeling van het pensioen.

  • 3. Uitstel van betaling wordt onder de voorwaarden verleend dat:

    • a.

      de bevoegde inspecteur akkoord is met de hoogte van het over te dragen kapitaal;

    • b.

      het pensioenkapitaal rechtstreeks en in zijn geheel wordt overgedragen aan een professioneel pensioenfonds of verzekeraar in het nieuwe woonland ter verwerving van pensioenaanspraken;

    • c.

      de overdracht van het pensioenkapitaal leidt tot een substantiële vermindering van het pensioentekort;

    • d.

      het nieuwe woonland is Nederland, Aruba of een ander land waarmee een voor de Nederlandse Antillen geldend verdrag ter voorkoming van dubbele belasting naar het inkomen is gesloten;

    • e.

      in het nieuwe woonland een dienstbetrekking van tenminste 30 uren per week wordt aanvaard gedurende een periode van tenminste 3 jaar.

    • f.

      in de pensioenregeling afkoop, vervreemding en het bezwaren van het pensioen is verboden als mede het onderbrengen van het pensioen buiten Nederland, Aruba of een ander land waarmee een voor de Nederlandse Antillen geldend verdrag ter voorkoming van dubbele belasting naar het inkomen is gesloten;

    • g.

      de buitenlandse professionele verzekeraar of pensioenfonds in het land van vestiging bevoegd is het directe verzekeringsbedrijf uit te oefenen en zich tegenover de bevoegde inspecteur verplicht inlichtingen en gegevens te verstrekken over de uitvoering van de pensioenregeling als mede zich bereid verklaard mee te werken aan de invordering van de verschuldigde belasting;

    • h.

      ter zake van de overdracht of inkoop geen enkele aftrek op het inkomen van de belanghebbende en/of van zijn echtgenote of partner wordt toegepast.

Artikel 8

Bij het verzoek om overdracht van pensioenkapitaal en uitstel van betaling dat bij de inspecteur wordt ingediend, worden de volgende bescheiden overgelegd en gegevens verstrekt:

  • a.

    een verklaring van de bevoegde belastingautoriteit van het nieuwe woonland waaruit blijkt dat de regeling in dat land een gebruikelijke pensioenregeling is en de te zijner tijd te verrichten uitkeringen, met inbegrip van het deel van de uitkeringen dat voortvloeit uit de in de Nederlandse Antillen opgebouwde pensioenkapitaal, betrokken zullen worden in een belastingheffing naar het inkomen;

  • b.

    de oude pensioenbrief of het pensioenreglement;

  • c.

    de nieuwe pensioenregeling;

  • d.

    een uitgebreide berekening en toelichting van de overdrachtswaarde en de nieuw verkregen pensioenrechten, waaruit tevens een eventueel resterend pensioentekort blijkt;

  • e.

    een woonplaatsverklaring van de bevoegde belastingautoriteit van het nieuwe woonland;

  • f.

    een verklaring van de werkgever waaruit blijkt dat een dienstbetrekking van tenminste 30 uren per week is aangegaan voor tenminste drie jaar.

Artikel 9

Het verleende uitstel van betaling wordt ingetrokken en de verschuldigde belasting is direct invorderbaar indien de pensioenregeling niet op reguliere wijze wordt uitgevoerd dan wel de verzekeraar of het pensioenfonds met betrekking tot één of meer van de bij deze verzekeraar of pensioenfonds verzekerde aanspraken niet meer voldoet aan de verplichtingen met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen en gegevens.

Artikel 10

  • 1. Ten aanzien van pensioenaanspraken van werknemers die op 31 december 2000 in dienst waren van een op de Nederlandse Antillen gevestigde werkgever en waarvan een ander lichaam dan bedoeld in artikel 6A, eerste lid onder b, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 als verzekeraar optreedt, wordt de voorwaarde dat het pensioenlichaam, de pensioenverplichting voor de heffing van winstbelasting tot het binnenlands ondernemingsvermogen moet rekenen niet gesteld indien:

    • a.

      de pensioenregeling voldoet aan de overige eisen van de pensioendefinitie genoemd in artikel 6A van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 en de daarop gebaseerde regelgeving;

    • b.

      de professionele verzekeraar of pensioenfonds gevestigd is in Nederland, Aruba of een ander land waarmee een voor de Nederlandse Antillen geldend verdrag ter voorkoming van dubbele belasting naar het inkomen is gesloten;

    • c.

      de werkgever akkoord gaat met een hoofdelijke aansprakelijkstelling en met de aanwijzing als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting ter zake van de verschuldigde belasting over de onderhavige pensioenaanspraken;

    • d.

      de professionele verzekeraar of pensioenfonds in het land van vestiging bevoegd is het directe verzekeringsbedrijf uit te oefenen en zich tegenover de bevoegde inspecteur verplicht inlichtingen en gegevens te verstrekken over de uitvoering van de pensioenregeling en verklaart bereid te zijn mee te werken aan de invordering van de verschuldigde belasting;

    • e.

      de professionele pensioenverzekeraar of het pensioenfonds jaarlijks opgave aan de Inspecteur doet van de gedane pensioenuitkeringen;

    • f.

      in de pensioenregeling afkoop, vervreemding en het bezwaren van het pensioen is verboden alsmede het onderbrengen van het pensioen buiten Nederland, Aruba of een ander land waarmee een voor de Nederlandse Antillen geldend verdrag ter voorkoming van dubbele belasting naar het inkomen is gesloten;

  • 2. Bij het verzoek om aanwijzing dat bij de bevoegde inspecteur door de werkgever en pensioenuitvoerder wordt gedaan, worden de volgende bescheiden overgelegd en gegevens verstrekt:

    • a.

      de pensioenbrief of het pensioenreglement;

    • b.

      het cribnummer, de naam en het adres van de werkgever;

    • c.

      een lijst van de op 31 december 2000 pensioenverzekerden, voorzien van cribnummers, identificatienummers en adressen van de verzekerden;

    • d.

      een verklaring van de werkgever waaruit blijkt dat aan het eerste lid onder c is voldaan;

    • e.

      een verklaring van de buitenlandse professionele verzekeraar of pensioenfonds waaruit blijkt dat aan het eerste lid onder d en e is voldaan;

    • f.

      een uitgebreide berekening en toelichting van de pensioenvoorziening.

  • 3. Het derde lid van artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Verzoeken die pensioenaanspraken van een directeur tevens aandeelhouder betreffen kunnen tot en met 31 januari 2002 worden gedaan. Verzoeken betreffende pensioenaanspraken van andere belastingplichtigen kunnen tot en met 31 maart 2002 worden gedaan.

Artikel 11

  • 1. Indien een belastingplichtige moet overgaan naar een actuarieel stelsel van waardering van pensioenverplichtingen wordt, zolang de waarde van de verplichtingen volgens het nieuwe stelsel uitkomt op een bedrag dat lager is dan de in aanmerking genomen waarde aan het einde van het laatste jaar waarin het oude stelsel nog toepassing vond, de laatstgenoemde waarde in aanmerking genomen.

  • 2. Ingeval de belastingplichtige moet overgaan naar een actuarieel stelsel van waardering van pensioenverplichtingen en de pensioenuitvoerder een wijziging ondergaat, komen de pensioenlasten bij de nieuwe pensioenuitvoerder slechts in aftrek nadat het oude stelsel van waardering van pensioenverplichtingen bij de oude pensioenuitvoerder door een actuarieel berekende voorziening is ingehaald.

  • 3. Indien een boekjaar niet gelijk is aan een kalenderjaar wordt een tussenbalans per 31 december 2001 opgemaakt ter bepaling van de opgebouwde pensioenvoorziening.

Artikel 12

De pensioenverplichtingen van de in artikel 2, vierde lid, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 genoemde lichamen worden per 1 januari 2002 gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer. Daarbij wordt op de openingsbalans en de eindbalans dezelfde rekenrente gehanteerd.

Artikel 13

De op 31 december 2000 bestaande pensioenaanspraken van een directeur tevens aandeelhouder respectievelijk andere belastingplichtigen kunnen zonder gevolgen voor de belastingheffing tot en met 31 december 2001 respectievelijk 31 juni 2002 in overeenstemming worden gebracht met artikel 6A van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 en de daarop gebaseerde regelgeving. Tot dan mogen er geen dotaties aan het pensioenlichaam en aftrek op het inkomen plaatsvinden.

Artikel 14

De bevoegde inspecteur wordt hierbij gemachtigd namens de Minister van Financiën onder voorwaarden, onzuivere pensioenregelingen aan te wijzen als een pensioenregeling in de zin van artikel 6A, eerste lid van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 en de overdracht van pensioenverplichtingen goed te keuren overeenkomstig artikel 6B, derde lid, van eerder genoemde landsverordening.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: “Beschikking pensioenen”.