Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIELE BESCHIKKING van de 2de juli 1960, houdende nadere regelen ten aanzien van de uitgaanskas van gevangenen, alsmede met betrekking tot de wijze waarop de gevangenisgelden zullen worden beheerd en verantwoord

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIELE BESCHIKKING van de 2de juli 1960, houdende nadere regelen ten aanzien van de uitgaanskas van gevangenen, alsmede met betrekking tot de wijze waarop de gevangenisgelden zullen worden beheerd en verantwoord
CiteertitelInstructie Gevangenisgelden (I.G.G.)
Vastgesteld doorMinister van Justitie
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Besluit van de 6de februari 1931 (P.B. 1958, no. 18), bedoeld in artikel 26 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, art. 64a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-07-1960Nieuwe regeling

02-07-1960

P.B. 1960, no. 122

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIELE BESCHIKKING van de 2de juli 1960, houdende nadere regelen ten aanzien van de uitgaanskas van gevangenen, alsmede met betrekking tot de wijze waarop de gevangenisgelden zullen worden beheerd en verantwoord

I.

Vast te stellen de navolgende regelen ten aanzien van de uitgaanskas van gevangenen, alsmede met betrekking tot de wijze waarop de gevangenisgelden zullen worden beheerd en verantwoord.

Artikel 1

  • 1. Onder gevangenisgelden worden in deze beschikking verstaan:

    • a.

      het in het eerste lid van artikel 62A bedoelde „eigen geld";

    • b.

      de conform de artikelen 61 en 63 van het Besluit van de 6de februari 1931 (P.B. 1958, no. 18) als uitgaanskas afgezonderde gelden, hierna aangeduid als „uitgaansgelden";

    • c.

      het in de artikelen 62 en 63 van voormeld besluit bedoelde zakgeld, hierna aangeduid als „cantinegelden";

    • d.

      de overschotten overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van voormeld besluit door gevangenisarbeid ontstaan bij werkzaamheden ten behoeve van de overheid en/of particulieren.

  • 2. Voor de in het vorige lid bedoelde gelden, zomede voor de eigen gelden bedoeld in artikel 63 lid 2 van meergenoemd besluit is in het eilandgebied Curaçao de Hoofdgevangenisopzichter-Administrateur voor de Strafgevangenis en het Huis van Bewaring en in de overige eilandgebieden het gestichtshoofd aansprakelijk.

Artikel 2

Voor de administratie van de in het vorige artikel bedoelde gelden worden gebezigd:

  • 1°.

    een kasboek;

  • 2°.

    een rekening-courantboek;

  • 3°.

    processen-verbaal van lijfsvisitatie, vermeldende aangetroffen voorwerpen en gelden als bedoeld in artikel 63, leden 1 en 2, van voormeld besluit.

Artikel 3

Het bedrag van het eigen geld, bij de opneming in de gevangenis in het bezit van de gevangene aangetroffen, zomede de voorwerpen bedoeld in artikel 63, lid 1, van voormeld besluit, worden geconstateerd bij proces-verbaal, op te maken door degene, die de lijfsvisitatie verricht en degene, die daarbij tegenwoordig is geweest.

Artikel 4

  • 1. In het rekening-courantboek krijgt ieder gevangene een folio, waarop hij in de daarvoor bestemde kolommen voor uitgaansgelden, cantinegelden en eigen gelden wordt gecrediteerd en voor zijn opname wordt gedebiteerd.

  • 2. De uitgaven der gevangenen moeten zoveel mogelijk gestaafd worden met bewijsstukken. Deze worden door de Hoofdgevangenisopzichter-Administrateur tezamen met de andere op de gevangene bij de opneming gevonden voorwerpen bewaard; van iedere gevangene in een afzonderlijke enveloppe of pakket. Bewijsstukken van de gevangenen gezamenlijk worden afzonderlijk bewaard, doch daarop worden de aandelen van iedere gevangene gespecificeerd. In het rekening-courantboek vindt behoorlijke verwijzing naar bewijsstukken plaats.

  • 3. Bij het verlaten van de gevangenis een gevangene inzage krijgen van zijn rekening-courant en daarvan uittreksel nemen. De in het tweede lid van dit artikel bedoelde voorwerpen, alsmede het eigen geld, uitgaansgelden en het saldo der cantinegelden en desgewenst de bewijsstukken worden aan een gevangene of aan een door de Minister van Justitie aangewezen instantie tegen reçu uitgereikt.

  • 4. Per ultimo december van elk jaar wordt rekening-courantboek afgesloten.

Artikel 5

In het kasboek wordt een kolom aangelegd voor elk der hoofden:

  • a.

    eigen gelden;

  • b.

    gevangenisarbeid;

  • c.

    cantinegelden;

  • d.

    uitgaansgelden;

  • e.

    diversen en

  • f.

    totaalkolom.

Artikel 6

De in totaal aanwezige gelden mogen een bedrag van ƒ 1.500, —niet te boven gaan.

Artikel 7

Indien de aanwezige gelden de grens, genoemd in het voorgaande artikel overschrijden, wordt ten minste het meerdere gestort op een rekening ten name van het gestichtshoofd bij:

  • a.

    de Curaçaosche Bank (consignatiekas) voor zoveel betreft uitgaansgelden en het eigen geld;

  • b.

    een plaatselijke bank voor zoveel betreft alle overige gelden.

Artikel 8 .

Tweemaal per jaar en wel per 30 juni en ultimo december worden door de Hoofdgevangenisopzichter-Administrateur aan de Administrateur van Financiën saldilijsten ingediend waaruit het tegoed van iedere gevangene afzonderlijk blijkt, benevens een getekende verklaring dat de lijst juist is.

Artikel 9

Tenminste eenmaal per jaar heeft verificatie der boeken plaats door de Landsaccountantsdienst. Van geconstateerde onregelmatigheden worden door deze dienst onmiddellijk kennis gegeven aan de Minister van

Justitie en de Administrateur van Financiën.

Artikel 10

Voor het Huis van Bewaring in het eilandgebied Aruba geldt deze instructie met dien verstande dat:

  • a.

    de in artikel 4, lid 2 en in artikel 8 aan de Hoofd-gevangenisopzichter-Administrateur opgelegde taken aldaar worden uitgeoefend door het gestichtshoofd;

  • b.

    het in artikel 6 genoemde maximumbedrag wordt gesteld op ƒ 500,—;

  • c.

    in artikel 7 in plaats van „het gestichtshoofd" wordt gelezen „de Gezaghebber".

Artikel 11

  • 1. Deze instructie worden aangehaald als „Instructie Gevangenisgelden (I.G.G.)".

  • 2. De „Instructie Gevangenisgelden (I.G.G.)" zoals vastgesteld bij beschikking van de Gouverneur van 16 december 1936, no. 2016/7179, vervalt.

II.

Te bepalen dat deze beschikking in het Publicatieblad zal worden opgenomen.