Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIELE BESCHIKKING van de 2de juli 1974 ter uitvoering van artikel 127, tweede lid van de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62), alsmede van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 18de juni 1974 (P.B. 1974, no. 103) ter uitvoering van artikel 260 van de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIELE BESCHIKKING van de 2de juli 1974 ter uitvoering van artikel 127, tweede lid van de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62), alsmede van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 18de juni 1974 (P.B. 1974, no. 103) ter uitvoering van artikel 260 van de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62)
CiteertitelCertificatenbeschikking E.E.G. 1974
Vastgesteld doorMinister van Financiën
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Niet alle gegevens over de ontstaansbron van de regeling zijn compleet. Mogelijk zijn wijzigingen niet vermeld.

De bijlagen bij deze beschikking ontbreken.

Deze regeling bevat geen bepaling over haar inwerkingtreding. Aangenomen is dat zij in werking is getreden met ingang van de dag nadat zij in het Publicatieblad is opgenomen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Verordening I. U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62), art. 127, tweede lid
  2. Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de l8de juni 1974 (P.B. 1974, no. 103) ter uitvoering van artikel 260 van de Algemene Verordening I.U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62)
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-1974Nieuwe regeling

02-07-1974

P.B. 1974, no. 104

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIELE BESCHIKKING van de 2de juli 1974 ter uitvoering van artikel 127, tweede lid van de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62), alsmede van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 18de juni 1974 (P.B. 1974, no. 103) ter uitvoering van artikel 260 van de Algemene Verordening I. U. en D. 1908 (P.B. 1949, no. 62)

Artikel 1

Deze beschikking verstaat onder:

lidstaat:de staat welke deel uitmaakt van de Europese Economische Gemeenschap en waarvoor in deze gemeenschap geen binnentarieven meer van kracht zijn;
landen en gebieden overzee:Suriname, Saint Pierre en Minquelon, de Komoren Archipel, het Franse Gebied van Afars en de Issa’s, Nieuw-Kaledonië en onderhorigheden, de eilanden Wallis en Futuna, Frans Polynesië en de Zuidelijke en Zuidpool-gebieden.

Artikel 2

De oorsprong van goederen uit een lidstaat of een met de E.E.G. geassocieerd land of gebied overzee wordt aangetoond door overlegging van een certificaat inzake goederenverkeer A.B. 1, geviseerd door de douaneautoriteiten van de lidstaat, het land of gebied van uitvoer.

Artikel 3

Een certificaat inzake goederenverkeer is slechts geldig indien het overeenkomt met het model van bijlage I van deze beschikking en het is opgemaakt en wordt gebruikt overeenkomstig dit model en de daarop gestelde aanwijzingen.

Artikel 4

  • 1. Aan de douane-autoriteiten wordt desgevraagd:

    • a.

      aanvullend bewijs geleverd met betrekking tot de identiteit en de oorsprong van de goederen;

    • b.

      een vertaling van het vermelde op het certificaat overgelegd.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid van dit artikel wordt het certificaat niet als geldig aangemerkt.

Artikel 5

  • 1. In afwijking van artikel 2 behoeft geen certificaat inzake goederenverkeer te worden overgelegd voor goederen welke zich bevinden in:

    • a.

      aan particulieren gerichte, uit een lidstaat of land of gebied overzee herkomstige kleine zendingen;

    • b.

      de persoonlijke bagage van reizigers komende uit een lidstaat of land of gebied overzee, mits aan de invoer van die goederen elk handelskarakter vreemd is, de goederen worden aangegeven als te zijn van oorsprong uit een lidstaat, land of gebied overzee en omtrent de juistheid van die aangifte geen twijfel bestaat.

  • 2. Als invoer van goederen waaraan elk handelskarakter vreemd is wordt aangemerkt de invoer welke:

    • a.

      een incidenteel karakter draagt;

    • b.

      uitsluitend betrekking heeft op goederen voor het persoonlijk gebruik van de reiziger of de geadresseerde of zijn gezin waarvan de aard of de hoeveelheid niet op handel duidt;

    • c.

      betrekking heeft op goederen waarvan de totale waarde niet meer dan f 160,- bedraagt voor aan particulieren gerichte kleine zendingen en f 500,-voor de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 6

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 behoeft geen certificaat inzake goederenverkeer te worden overgelegd voor goederen van oorsprong uit een lidstaat, land of gebied overzee, die als postzending zijn verzonden en zich bevinden in een collo voorzien van een etiket A.B. 2a, welke collo tevens deel 1 van het formulier A.B. 2 bevat, en die een waarde hebben van ten hoogste f 1.600,- per zending.

Artikel 7

  • 1. Het formulier dat tot certificaat inzake goederenverkeer A.B. 1 dient, wordt vastgesteld volgens bijlage I van deze beschikking.

  • 2. Het formulier A.B. 2 wordt vastgesteld volgens bijlage II van deze beschikking.

Artikel 8

De afgifte bij uitvoer van certificaten A.B. 1 vindt op aanvraag van de exporteur plaats door de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen.

Artikel 9

Deze beschikking, welke kan worden aangehaald als “Certificatenbeschikking E.E.G. 1974”, wordt in het Publicatieblad opgenomen.