Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 16de April 1957 ter uitvoering van de Comptabiliteitslandsverordening (P.B. 1953, 1)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 16de April 1957 ter uitvoering van de Comptabiliteitslandsverordening (P.B. 1953, 1)
CiteertitelComptabiliteitslandsbesluit
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Comptabiliteitsbesluit (P.B. 1910, no. 69) en het Koninklijk Besluit van de 13de Januari 1911 tot vaststelling der eisen, waaraan de bescheiden moeten beantwoorden, welke door de schuldeisers van de koloniën Suriname en Curaçao tot staving hunner vorderingen moeten worden overgelegd en tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de indiening van vorderingen ten laste van die koloniën (P.B. 1911, no. 13).

Abusievelijk wordt aan het slot van artikel 40, tweede lid, nog de Curaçaosche Bank genoemd in plaats van de Bank van de Nederlandse Antillen .

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Comptabiliteitslandsverordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-2002art. 17

21-08-2002

P.B. 2002, no. 102

n.v.t.
01-06-199601-06-1994art. 8, 40

09-05-1996

P.B. 1996, no. 59

n.v.t.
05-05-196601-01-1966art. 27

18-04-1966

P.B. 1966, no. 97

n.v.t.
26-01-1963art. 41

15-01-1963

P.B. 1963, no. 7

n.v.t.
01-09-1960art. 27

24-08-1960

P.B. 1960, no. 153

n.v.t.
13-04-1960art. 27

29-03-1960

P.B. 1960, no. 67

n.v.t.
08-05-195701-01-1957Nieuwe regeling

16-04-1957

P.B. 1957, no. 58

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 16de April 1957 ter uitvoering van de Comptabiliteitslandsverordening (P.B. 1953, 1)

HOOFDSTUK I De Begroting

Artikel 1
  • 1. De afdelingen van de begroting worden zoveel mogelijk gelijkvormig ingericht; de artikelen van uitgaaf en de onderdelen der middelen van dezelfde aard worden daarin op gelijke wijze omschreven.

  • 2. De omschrijving van de artikelen en van de onderdelen moet de aard en strekking van de uitgaven, zomede de oorsprong van de middelen duidelijk aangeven.

Artikel 2
  • 1. Jaarlijks uiterlijk 1 April dient elk der Ministers bij de Minister van Financiën een raming in van de uitgaven, welke in het volgend jaar voor de onder hem ressorterende diensten zijn te verwachten.

  • 2. De raming sluit wat de omschrijving van de afdelingen, paragrafen en artikelen betreft zoveel mogelijk aan op de begroting voor het lopende dienstjaar en is vergezeld van de vereiste toelichtingen.

  • 3. De Minister van Financiën geeft terzake de nodige richtlijnen.

Artikel 3

De Minister van Financiën stelt uit de ramingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit het ontwerp van de titel der begroting tot vaststelling van de uitgaven samen, ontwerpt de titel tot aanwijzing van de middelen en de titel tot opneming van rekening-courant en schuldverhoudingen met derden en voegt aan het aldus gevormde ontwerp der landsverordening tot vaststelling van de begroting toe de in artikel 2, tweede lid, van de Comptabiliteitslandsverordening (P.B. 1953, no. 1) vereiste stukken.

Artikel 4

De titel tot aanwijzing van de middelen wordt zodanig ingericht, dat de afdelingen, paragrafen en onderdelen zoveel mogelijk overeenkomen met de afdelingen, paragrafen en artikelen van de ontworpen begroting van uitgaven.

Artikel 5

In de titel tot opneming van rekening-courant- en schuldverhoudingen met derden worden de vorderingen op en de schulden aan derden zodanig groepsgewijze gerubriceerd, dat een duidelijk inzicht wordt verkregen in de aard en de omvang der vorderingen en schulden.

Artikel 6

In een uitgewerkte en toelichtende staat worden naast de ramingen der artikelen van uitgaaf telkens vermeld de ramingen der ontvangsten op de middelen, welke geacht worden met die artikelen in verband te staan.

Artikel 7
  • 1. Het gespecificeerde overzicht, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Comptabiliteitslandsverordening vermeldt tenminste:

    • a.

      de stand van de kassen der landsontvangers en der andere rekenplichtigen, wier verantwoording op gelijke wijze is geregeld, en van de in die kassen begrepen banksaldi;

    • b.

      de stand van de vorderingen en schulden, omschreven in de titel der begroting tot opneming van rekening-courant- en schuldverhoudingen met derden;

    • c.

      de stand der bedragen, welke nog niet ten bate van de begroting waren ingevorderd of ten laste van de begroting voldaan;

      benevens het tijdstip, waarop deze standen worden opgenomen.

  • 2. De nog niet ten bate van de begroting ingevorderde ontvangsten worden, voorzover invorderbaar volgens kohieren, gesplitst per soort van belasting en belastingjaar, en voorzover invorderbaar volgens machtigingen tot ontvangst per jaar van opmaken dier machtigingen, in één totaal opgegeven.

HOOFDSTUK II De Ontvangsten

Artikel 8

Alle ontvangsten ten bate van de begroting worden geïnd door landsontvangers, alsmede wat de ontvangsten der Posterijen betreft door de Directeur der Posterijen. Bovengenoemde ontvangsten worden in hun maandstaat verantwoord.

Artikel 9
  • 1. In bijzondere gevallen kan de Minister van Financiën andere, dan de in artikel 8 bedoelde landsdienaren, machtigen tot het innen van ontvangsten. Ingeval deze landsdienaren niet ressorteren onder de Minister van Financiën, wordt zulk een machtiging verstrekt in overleg met de betrokken Minister.

  • 2. Het beheer en de administratie van gelden, ontvangen door de in het eerste lid bedoelde landsdienaren, worden gevoerd volgens instructies, vast te stellen door de Minister van Financiën na overleg met de Algemene Rekenkamer.

  • 3. De door hen geïnde gelden worden periodiek, doch tenminste eenmaal per maand, door middel van een machtiging tot ontvangst afgedragen aan een landsontvanger.

Artikel 10
  • 1. Voor ontvangsten, welke krachtens kohieren worden ingevorderd, alsmede voor ingevorderde vervolgingskosten, wordt kwijting gegeven op de aanslagbiljetten, betekende dwangschriften of vorderingen.

  • 2. Voor ontvangsten, waarvan is voorgeschreven, dat zij worden ingevorderd tegen afgifte van kaarten, zegels, post- en andere waarden, treedt de afgifte van kaarten, de zegels en de post- en andere waarden in de plaats van de kwijting. Het beheer en de administratie van deze kaarten, zegels en waarden worden geregeld in instructies, vast te stellen door de Minister van Financiën na overleg met de Algemene Rekenkamer.

  • 3. Voor ontvangsten uit hoofde van recht bij het viseren van stukken verschuldigd, treedt de teruggaaf van het stuk, waarop het visum is gesteld, in de plaats van de kwijting.

  • 4. Het afgeven van kwitanties geschiedt bij het toepassen van het derde lid van artikel 11 van dit besluit, in die gevallen waarin zulks afwijkend bij landsverordening is geregeld, en bij het invorderen van bepaalde, in de instructie van de rekenplichtige te noemen, middelen. Doorschriften van de kwitanties, welke van een doorlopend nummer voorzien zijn, blijven in het desbetreffende kwitantie-register achter.

Artikel 11
  • 1. Andere ontvangsten dan bedoeld in artikel 10 van dit besluit worden geïnd op een machtiging tot ontvangst, in tweevoud op te maken door of namens de in artikel 27 genoemde functionarissen.

  • 2. De machtiging tot ontvangst bevat de omschrijving van de aard van het verschuldigde met aanduiding van de wijze van verantwoording.

  • 3. Voor verschillende ontvangstposten, betrekking hebbende op eenzelfde middel, kan één machtiging tot ontvangst worden opgemaakt, waaraan een bijlage toegevoegd is, waarin de posten zijn omschreven.

  • 4. De machtigingen tot ontvangst worden jaarlijks doorlopend genummerd en vóór de afgifte in een register geboekt (M.T.O. register).

  • 5. De kwijting wordt gesteld op het origineel van de machtiging tot ontvangst, behoudens bij het toepassen van het derde lid.

  • 6. Bij de maandstaat van de landsontvangers wordt overgelegd een staat der gedurende de maand betaalde en der op het eind van de maand nog onbetaalde machtigingen, in welke staat de machtigingen worden opgenomen in gelijke volgorde als vermeld in de maandstaat. De staat vermeldt voor wat betreft de betaalde machtigingen tot ontvangst, het nummer der m.t.o., de naam van de debiteur, een duidelijke omschrijving van de vordering, en het bedrag. Ten aanzien van de onbetaalde m.t.o. kan worden volstaan met het nummer der m.t.o., de naam van de debiteur en het bedrag. Die staat wordt door de in het eerste lid bedoelde functionarissen vergeleken met het door hen aangehouden register bedoeld in lid 4 van dit artikel, waarin de betaalde machtigingen worden afgeschreven, ten bewijze waarvan hij op de m.t.o. staat een verklaring stelt.

Artikel 12

Ontvangsten, welke door verrekening met de begroting kunnen geschieden, worden door middel van verrekenings-mandaten, ten bate van het betreffende middel verevend ten laste van de begrotingsartikelen.

Artikel 13
  • 1. Vorderingen van het land kunnen door of op last van de Minister van Financiën worden afgeschreven:

    • a.

      indien de verjaring is ingetreden;

    • b.

      indien blijkens over te leggen rapporten de schuldenaar overleden is zonder goederen na te laten, zijn verplichtingen niet op erfgenamen zijn overgegaan en er geen borgen of mede schuldenaren zijn;

    • c.

      indien blijkens over te leggen rapporten de gerechtelijke invordering, wegens onvermogen van hen, die tot betaling verplicht zijn, geen kans van slagen biedt, er geen gelegenheid bestaat tot verrekening met betalingen ten laste van het land en een poging tot minnelijke invordering tevergeefs is geweest of blijkbaar tevergeefs zou zijn, dan wel onmogelijk is.

  • 2. De beslissingen tot afschrijven worden genomen:

    • a.

      op staten van oninbare posten voor vorderingen uit belastingkohieren per kohier, opgemaakt en behandeld volgens een instructie van de Minister van Financiën;

    • b.

      voor andere vorderingen bij beschikking van de Minister van Financiën aan de hand van jaarlijks vóór 1 Maart door de ambtenaar met het innen belast in tweevoud in te dienen staten.

Artikel 14
  • 1. Teruggaaf van ontvangsten wegens belastingen geschiedt op machtiging van de Inspecteur der Belastingen in de gevallen waarin deze tot het verlenen van ontheffing of teruggaaf volgens de desbetreffende verordeningen en besluiten bevoegd is, of wel uitvoering geeft aan een beslissing van de Raden van Beroep voor de belastingen. Voor alle overige teruggaven op ontvangsten is nodig machtiging van de Administrateur van Financiën.

  • 2. De beslissingen tot het afschrijven van oninbare posten en tot ontheffing, al of niet gevolgd door terugbetaling, van kohierbelastingen alsmede de overige machtigingen tot teruggaaf worden door de Landsontvanger met vermelding der middelen en van de bedragen geboekt op een lijst, overgelegd bij zijn verantwoording over de maand, waarin aan de afschrijving of terugbetaling uitvoering is gegeven.

Artikel 15
  • 1. De in artikel 8 genoemde rekenplichtigen maken vóór de 8ste van elke maand een maandstaat van gedane ontvangsten en uitgaven in tweevoud op en zenden die met de daarbij behorende stukken per eerste gelegenheid aan de Administrateur van Financiën, die op Curaçao rechtstreeks, de anderen door tussenkomst van de gezaghebber c.q. administrateur van St. Eustatius en Saba.

  • 2. De maandstaat vermeldt de door de rekenplichtige gedurende de afgelopen maand gedane ontvangsten en de blijkens overgelegd borderel gedane teruggaven op de ontvangsten, de totaalsommen van de over de vorige maanden van het jaar gedane ontvangsten en de teruggaven daarop, de totaalsommen van de blijkens de overgelegde borderellen in de afgelopen maand en de totaalsommen van de in de vorige maanden gedane uitgaven, en de teruggaven hierop, de bedragen der overgelegde borderellen van overstorting, het kassaldo en een specificatie daarvan. Voorts worden in de maandstaat opgenomen de boekingen, welke uit de verrekeningsmandaten voortvloeien. Eveneens worden bij de maandstaat staten overgelegd voor wat betreft de middelen, welke krachtens kohieren of lijsten worden geheven, aangevende per dienst:

    Het oorspronkelijk in te vorderen bedrag, vermeerderd of verminderd als gevolg van suppletoire kohieren of lijsten;

    Het reeds in de jaarstaten verantwoorde bedrag;

    De in de loop van vorige maanden verantwoorde bedragen;

    Het in de afgelopen maand ontvangen bedrag;

    Het saldo.

    Alle bedragen worden naar beneden afgerond op hele centen.

  • 3. De gezaghebbers en administrateurs van St. Eustatius en Saba dienen, alvorens deze stukken door te zenden, hun affectatie- en m.t.o.-registers aan te zuiveren.

Artikel 16

De ten bate van de begroting ontvangen middelen worden in een middelenstaat opgenomen, welke door de zorg van de Minister van Financiën in verkorte vorm maandelijks in de Curaçaosche Courant wordt gepubliceerd. De gegevens voor deze staat worden door de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 8 van dit besluit maandelijks vóór de 4de van de maand aan de Administrateur van Financiën verstrekt, waarbij tevens het kassaldo per het einde van de afgelopen maand wordt opgegeven.

HOOFDSTUK III De Uitgaven

Artikel 17
  • 1. Onmiddellijk na het in werking treden van de begroting voor een dienstjaar delen de Ministers aan de Minister van Financiën mede, welke bedragen zij per artikel van de begroting en per hoofd van dienst, gezaghebber of andere gemachtigde voor dat jaar ter beschikking hebben gesteld voor het doen van de geregeld terugkerende beheersuitgaven.

  • 2. Voor de uitgaven op de Gewone Dienst, welke een bijzonder karakter dragen, en voor uitgaven op de Kapitaaldienst wordt zodanige mededeling gedaan, vóórdat de machtiging tot het doen daarvan is verleend en gaat zij vergezeld van een bestedingsplan.

  • 3. De Minister van Financiën geeft aan, welke uitgaven op de Gewone Dienst een bijzonder karakter dragen.

  • 4. Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a.

      het aangaan van verplichtingen waaruit uitgaven als bedoeld in het tweede lid voortvloeien; en

    • b.

      de betaalbaarstelling van bedoelde uitgaven.

Artikel 18
  • 1. Degenen die door de Ministers gemachtigd zijn tot het doen van uitgaven, als bedoeld in artikel 17 van dit besluit houden een affectatieregister bij. Dit affectatieregister geeft per begrotingsartikel aan:

    • a.

      de verleende machtiging;

    • b.

      de te hunner beschikking gestelde gelden;

    • c.

      de aangegane verplichtingen;

    • d.

      de ter betaalbaarstelling door hen goedgekeurde bedragen.

  • 2. Indien de ter beschikking gestelde bedragen door het aangaan van verplichtingen voortijdig dreigen te worden uitgeput, doen de gemachtigden bedoeld in het eerste lid, daarvan tijdig schriftelijk mededeling aan de betrokken Minister.

Artikel 19

Worden door een voorgenomen uitgaaf de grenzen der begrotingsartikelen overschreden en acht de betrokken Minister haar niettemin noodzakelijk, dan kan slechts met medewerking van de Minister van Financiën tot de voorgenomen uitgaaf worden beslist bij landsbesluit.

Artikel 20

De rekeningen terzake van vorderingen ten laste van het land, anders dan omschreven in artikel 35, tweede lid, der Comptabiliteitslandsverordening, worden op Curaçao in drievoud en op de eilanden buiten Curaçao in viervoud ingediend bij degenen, die opdracht hebben gegeven tot de uitvoering van het werk, tot de levering of de dienstverrichting, waarop de vordering is gegrond.

Artikel 21
  • 1. De gemachtigden, bedoeld in het eerste lid van artikel 18 van dit besluit, houden een register van ingekomen declaraties bij. Het geeft per declaratie aan:

    • a.

      de datum van ontvangst;

    • b.

      de naam van de schuldeiser;

    • c.

      het bedrag der vordering.

  • 2. Het register, als bedoeld in het vorige lid, wordt dusdanig bijgehouden dat duidelijk blijkt waar de ontvangen declaraties zich bevinden. Onmiddellijk na ontvangst wordt de declaratie in het register ingeschreven. Indien de declaratie wordt accoord bevonden, wordt deze, na te zijn voorzien van de verklaring als bedoeld in artikel 24 van dit besluit, en te zijn geboekt in het register bedoeld in artikel 18 van dit besluit, ten spoedigste ter betaalbaarstelling doorgezonden aan de in artikel 27 genoemde functionarissen. Indien de declaratie niet accoord wordt gevonden, wordt deze onder opgaaf van redenen aan de schuldeiser teruggezonden. Indien in het laatste geval de declaratie niet rechtstreeks van de schuldeiser doch door tussenkomst van een andere administratie werd ontvangen, wordt deze teruggezonden aan laatstgenoemde administratie.

Artikel 22
  • 1. De rekeningen, in artikel 20 van dit besluit bedoeld, moeten vermelden:

    • a.

      naam en woonplaats van de rechthebbende;

    • b.

      de aard van het werk, de levering, of de dienstverrichting;

    • c.

      de overeenkomst met of de opdracht aan de rechthebbende;

    • d.

      de dagtekening van de levering of verrichting;

    • e.

      de grondslagen voor de berekening van het bedrag;

    • f.

      het bedrag in letters en in cijfers;

    • g.

      de dagtekening der rekening en de handtekening van de rechthebbende;

    • h.

      een gedagtekende, ondertekende verklaring dat de rekening deugdelijk en onvergolden is en de vordering niet eerder werd ingediend.

    • i.

      alle overige gegevens en verklaringen, nodig tot staving en beoordeling van de juistheid van de vordering.

  • 2. Verschottendeclaraties en verantwoordingen wegens betalingen uit gelden ter goede rekening moeten worden belegd met kwitanties en de nodige bescheiden, voldoende aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 3. Posten beneden f 5,- voorkomende op verschottendeclaraties of in verantwoordingen van gelden ter goede rekening behoeven niet door kwitanties te worden gestaafd indien zij betalingen betreffen, waarvoor volgens gebruik geen kwitanties worden afgegeven. Zij moeten echter behoorlijk worden omschreven.

Artikel 23

Bescheiden, waarin schriftdelging heeft plaats gehad, worden niet toegelaten. Doorhalingen of bijvoegingen moeten door de rechthebbende uitdrukkelijk zijn goedgekeurd.

Artikel 24

Geen vorderingen, als bedoeld in artikel 20 worden betaalbaar gesteld zonder een op het bewijsstuk gestelde of daaraan gehechte verklaring van oplevering, ondertekend door of namens het hoofd van de betrokken tak van dienst, waaruit blijkt dat de prestatie naar behoren is geleverd en het in rekening gebrachte bedrag juist is bevonden.

Artikel 25
  • 1. De Minister van Financiën doet geen vorderingen ten laste van het land betaalbaar stellen, dan nadat door of namens de betrokken Minister het betalingsstuk voor accoord is getekend, met aanduiding van dienstjaar en begrotingsartikel, ten laste waarvan de vordering moet worden gekweten, benevens van de machtiging bedoeld in artikel 17.

  • 2. Van alle betaalbaarstellingen wordt aantekening gehouden in een affectatieregister.

Artikel 26

Overdracht van bezwaar van het ene begrotingsartikel op het andere kan plaats vinden, zolang de betrokken dienst nog niet is afgesloten. Voor deze overdrachten worden verrekeningsmandaten opgemaakt.

Artikel 27

De betaalbaarstelling geschiedt namens de Minister van Financiën:

Voor de Nederlandse Antillen door de Administrateur van Financiën;

Voor Aruba door de gezaghebber van het eilandgebied Aruba;

Voor Bonaire door de gezaghebber van het eilandgebied Bonaire;

Voor St. Maarten door de gezaghebber van het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden;

Voor St. Eustatius en Saba door de administrateurs dezer eilanden.

  • a.

    op betaalrollen voor salarissen, verlofssalarissen, toelagen, pensioenen, wachtgelden en dergelijke vaste uitgaven;

  • b.

    op declaraties voor vorderingen bedoeld bij artikel 20 van dit besluit;

  • c.

    op mandaten voor alle overige vorderingen;

  • d.

    op verrekeningsmandaten voor verrekeningen bedoeld bij de artikelen 12 en 26 van dit besluit.

De betaalbaarstelling van pensioenen, uitkeringen bij wijze van pensioen en daarop toegekende toelagen en toeslagen, geschiedt door de Directeur van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.

De betaalbaarstelling van ouderdomspensioenen ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83); van uitkeringen ingevolge de Landsverordening Ouderdomsvoorziening (P.B. 1960, no. 155) en van pensioenen ingevolge de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) geschiedt door de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank.

Artikel 28

Behoudens de gevallen, voorzien in artikel 31 van de Comptabiliteitslandsverordening, geschieden alle betalingen ten laste van het Land, door Landsontvangers. Door de Minister van Financiën kunnen afwijkende regels worden gegeven voor de betalingen ten laste van titel C van de begroting c.q. terugbetaling op middelen voor alle in artikel 8 genoemde rekenplichtigen.

Artikel 29
  • 1. Alle betalingen ten laste van het land geschieden tegen gedateerde en met inkt ondertekende kwijting.

  • 2. Nochtans wordt geen kwijting van rechthebbenden geëist bij het uitbetalen van arbeidslonen, mits twee daartoe aangewezen ambtenaren in een op de loonlijst te stellen verklaring bevestigen, dat de betalingen tot de aangegeven geldsbedragen in hun tegenwoordigheid aan de daarop rechthebbenden zijn gedaan.

Artikel 30

Kwiteringen, waarin woorden, letters of cijfers zijn doorgehaald, overgeschreven, uitgeradeerd of op andere wijze verminkt, dan wel later bijgevoegd, zijn ongeldig, tenzij de veranderingen door de rechthebbende uitdrukkelijk zijn goedgekeurd.

Artikel 31

Alle voldaantekeningen moeten door de rechthebbenden zelf zijn gesteld. Indien de handtekeningen niet volstrekt nauwkeurig overeenstemmen met de tenaamstelling, zoals die op de betalingsstukken voorkomt, maakt dit de kwitering niet ongeldig, mits de met de betaling belaste ambtenaar zich ervan heeft verzekerd, dat de voldaantekening door de rechthebbende is gesteld en daarvan doet blijken uit een door hem ondertekende verklaring op het betalingsstuk.

Artikel 32

Indien een rechthebbende zijn naamtekening niet kan schrijven, is het:

  • a.

    bij betaling van 300 gulden of minder voldoende, dat hij een teken of handmerk stelt, mits dat geschiedt in het bijzijn van twee aan de ambtenaar, die de uitbetaling verricht, bekende getuigen, en deze getuigen een ondertekende verklaring onder het teken of handmerk stellen, inhoudende dat het teken of handmerk in hun tegenwoordigheid door de rechthebbende is geplaatst;

  • b.

    bij betaling van hogere bedragen nodig, dat op kosten van de rechthebbende bij notariële akte kwijting wordt gegeven.

Artikel 33

Bij uitbetalingen aan gevolmachtigden, andere rechtsvertegenwoordigers, erfgenamen of andere rechtverkrijgenden eist de ambtenaar, die de uitbetaling verricht, inzage van de bescheiden, waaruit blijkt, dat zij tot het in ontvangst nemen der gelden gerechtigd zijn. In een op het betalingsstuk te stellen verklaring maakt de ambtenaar melding van de inzage der stukken. De ambtenaar die de betaling verricht, behoeft niet te eisen, dat de handtekeningen op hem vertoonde onderhandse volmachten gelegaliseerd zijn, wanneer hij de handtekeningen kent als die der volmachtgevers. Desgeraden kan de ambtenaar die de betaling verricht, overlegging der bescheiden of van authentieke afschriften daarvan vorderen.

Artikel 34
  • 1. Tot het verkrijgen van betalingen, welke alleen afhankelijk zijn van het in leven zijn van rechthebbenden, wordt een attestatie de vita gevorderd, afgegeven door de daartoe bevoegde autoriteit in het land of de plaats hunner inwoning.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid kan voor geregeld terugkerende van het leven van betrokkenen afhankelijke betalingen, voorzover die in de Nederlandse Antillen plaats vinden, volstaan worden met attestaties de vita per 30 Juni van elk jaar, mits de met de uitbetaling belaste ambtenaar op het betalingsstuk verklaart, dat de uitbetaling van het bedrag aan de hem bekende rechthebbende in persoon heeft plaats gehad.

  • 3. De attestaties de vita worden overgelegd bij de maandelijkse verantwoording van de landsontvanger, waarin de uitbetaling is opgenomen, en in het geval, bedoeld in het tweede lid, bij die over de maand Juli daaraanvolgende.

Artikel 35

Na afloop van elke maand worden de gekweten betalingsstukken per dienst gebracht op afzonderlijk in drievoud op te maken borderellen, welke in tweevoud worden overgelegd bij de maandelijkse verantwoording van de landsontvanger. Dit geschiedt eveneens voor uitgaven ten laste van titel C van de begroting.

HOOFDSTUK IV De Rekenplichtigen

Artikel 36

De landsdienaren bedoeld in artikel 8 van dit besluit dienen telken jare, vóór 1 Maart over het daaraan voorafgaande jaar een jaarstaat in drievoud in bij de Administrateur van Financiën, de op de eilanden buiten Curaçao gevestigden door tussenkomst van de gezaghebbers.

Bij de jaarstaat worden overgelegd:

  • 1.

    een staat in drievoud van de bedragen der kohieren en van de ontvangsten wegens de beschreven middelen voor elk jaar afzonderlijk;

  • 2.

    een specificatie in drievoud van de onder het hoofd verschillende ontvangsten verantwoorde bedragen;

  • 3.

    een opgaaf in drievoud ten aanzien van de verschillende middelen in titel B van de begroting voorkomende:

    • a.

      van het totaalbedrag van hetgeen bij het begin van het dienstjaar vorderbaar was en van hetgeen daarop ontvangen, teruggegeven en afgeschreven is;

    • b.

      van het totaalbedrag van hetgeen in de loop van het dienstjaar vorderbaar is geworden en hetgeen daarop ontvangen, teruggegeven en afgeschreven is;

    • c.

      van het totaalbedrag van hetgeen bij het einde van het dienstjaar nog achterstallig is.

Artikel 37

Gewone rekenplichtigen, die een magazijn beheren, dienen jaarlijks vóór 1 Maart, en buitengewone rekenplichtigen na afloop van het gevoerde beheer, door tussenkomst van de Administrateur van Financiën en van de Minister van Financiën bij de Algemene Rekenkamer een rekening in drievoud in. De Minister van Financiën bepaalt voor elk geval afzonderlijk het tijdstip, waarop door de buitengewone rekenplichtige een afrekening moet worden ingediend.

Artikel 38

Het toezicht op het beheer van alle rekenplichtigen geschiedt door of namens de Administrateur van Financiën, alsmede voor de rekenplichtigen buiten het eiland Curaçao door de gezaghebbers. De gezaghebbers buiten Curaçao nemen de kassen der rekenplichtigen op zo dikwijls zij dat nodig oordelen. Dit toezicht geschiedt namens de Administrateur van Financiën:

door de Inspecteur der Belastingen voor wat betreft de landsontvangers minstens éénmaal per jaar en houdt in volledige kantoor- en kasverificatie;

door de Directeur der Posterijen voor wat betreft de postkantoren en hulppostkantoren minstens éénmaal per jaar en houdt in volledige kantoor- en kasverificatie;

door de landsaccountantsdienst voor alle overige rekenplichtigen minstens éénmaal per jaar en houdt in volledige verificatie en kasopname.

De processen verbaal van kasopneming worden bij de jaarstaat overgelegd.

Artikel 39
  • 1. De overdracht van een rekenplichtig beheer vindt plaats in opdracht van de Minister van Financiën. Deze overdracht geschiedt in tegenwoordigheid van de Administrateur van Financiën of namens hem van de in artikel 38 bedoelde landsdienaren.

  • 2. Bij elke overdracht wordt een rekening in viervoud opgemaakt, vermeldende de ontvangsten en uitgaven, tot en met de dag van aftreden of van overlijden en voor voortvluchtigen tot en met de dag, waarop de overdracht plaats vindt. Tevens wordt de aanwezige voorraad van zegels en andere waardepapieren opgenomen.

  • 3. Van de rekening die gewaarmerkt wordt door de ambtenaar, in wiens tegenwoordigheid de overdracht heeft plaats gehad, wordt een exemplaar gezonden aan de Minister van Financiën, door tussenkomst van de Administrateur van Financiën, aan degeen die het beheer overdraagt, aan hem die overneemt en de Algemene Rekenkamer.

  • 4. Bij de rekening in het vorig lid bedoeld, wordt overgelegd een verslag, vermeldende de stand der werkzaamheden ten tijde van de overdracht.

HOOFDSTUK V Overstortingen

Artikel 40
  • 1. De Minister van Financiën stelt voor elke landsontvanger en voor elke rekenplichtige, wiens verantwoording op gelijke wijze is geregeld, vast hoeveel hij aan gelden, banksaldi en andere waarden ten hoogste onder zich mag hebben.

  • 2. De rekenplichtigen, in het eerste lid bedoeld, dragen zorg dat van de in hun kas aanwezige gelden, het bedrag bóven het in het eerste lid bedoelde maximum, wordt overgebracht, die der rekenplichtigen op Curaçao en de landsontvangers op de andere eilanden naar de kas van de landsontvanger op Curaçao, die der overige rekenplichtigen bij de landsontvanger op hun eiland. De Postkantoren storten overtollige gelden op een rekening bij de Bank van de Nederlandse Antillen, welke op naam is gesteld van de Direkteur der Posterijen Nederlandse Antillen. De Direkteur draagt vervolgens zorg voor storting van overtollige gelden in ’s-Lands kas. De landsontvanger op Curaçao stort de in zijn kas aanwezige gelden, bóven de vastgestelde waarden, op een geblokkeerde rekening te zijne name bij de Curaçaosche Bank.

  • 3. Over het saldo der geblokkeerde rekening, in het tweede lid bedoeld, kan slechts worden beschikt op gezamenlijke aanwijzing van de landsontvanger op Curaçao en de Administrateur van Financiën.

Artikel 41

De landsontvangers kunnen worden gemachtigd bij de plaatselijke banken bankrekeningen te houden, volgens door de Minister van Financiën vast te stellen voorschriften.

Artikel 42

De aanvulling van de kassen in het eerste lid van artikel 40 van dit besluit bedoeld, geschiedt op een aanvraag van de rekenplichtige, waarop beslist wordt door de Administrateur van Financiën. In de beslissing wordt aangegeven hoe de aanvulling zal geschieden.

Artikel 43
  • 1. De landsontvanger of de rekenplichtige, wiens verantwoording op gelijke wijze geregeld is, uit wiens kas de overstorting of de aanvulling geschiedt, maakt een borderel van overstorting in drievoud op.

  • 2. Het origineel en het duplicaat van het borderel van overstorting worden toegezonden aan degene, voor wie de geldzending bestemd is. Deze tekent zowel op het origineel als op het duplicaat aan, dat hij de overgemaakte gelden ontvangen heeft en zendt het origineel terug aan hem, uit wiens kas de overstorting of aanvulling plaats vond, ter overlegging door deze bij zijn maandelijkse verantwoording. Het duplicaat van het borderel van overstorting wordt toegezonden aan de Administrateur van Financiën.

  • 3. Het triplicaat van het borderel van overstorting wordt door degene, uit wiens kas de overstorting of de aanvulling plaats vond, rechtstreeks toegezonden aan de Administrateur van Financiën ter vergelijking met het in het voorgaande lid bedoelde duplicaat en de in artikel 42 van dit besluit bedoelde aanvraag.

HOOFDSTUK VI De Centrale Boekhouding

Artikel 44

De Administrateur van Financiën voert de centrale boekhouding.

Artikel 45

De centrale boekhouding bestaat uit:

het grootboek van uitgaven van titel A bedoeld in artikel 46 van dit besluit.

het grootboek van ontvangsten van titel B bedoeld in artikel 47 van dit besluit.

het grootboek van ontvangsten en uitgaven van titel C bedoeld in artikel 48 van dit besluit.

het register van de per artikel ter beschikking gestelde bedragen bedoeld in artikel 49 van dit besluit.

Artikel 46

Het grootboek van uitgaven van titel A vermeldt per begrotingsartikel:

  • a.

    het oorspronkelijk op de begroting toegestane bedrag en de daarin bij latere landsverordeningen aangebrachte wijzigingen;

  • b.

    de vermeerderingen en verminderingen der toegestane bedragen als gevolg van het toepassen van de artikelen 7, tweede lid en 8 van de Comptabiliteitslandsverordening;

  • c.

    de bedragen in uitgaaf gesteld en de restituties hierop, volgens de maandelijkse verantwoordingen van de landsontvangers.

Artikel 47

Het grootboek van ontvangsten van titel B vermeldt per middel het oorspronkelijk op de begroting geraamde bedrag en de daarin bij latere landsverordeningen aangebrachte wijzigingen, alsmede de werkelijk ontvangen bedragen, gespecificeerd volgens:

  • a.

    de landsontvangers;

  • b.

    de rekenplichtigen, wier verantwoording op gelijke wijze is geregeld.

Artikel 48
  • 1. Het grootboek van ontvangsten en uitgaven van titel C vermeldt de saldi aan het begin en het einde van een kalenderjaar en de ontvangsten en betalingen gedurende dat kalenderjaar, welke in een rekening-courant administratie worden geboekt op evenzoveel verzamelrekeningen als de begroting aangeeft.

  • 2. De verzamelrekeningen, in het eerste lid bedoeld, worden in bijboeken zodanig in subrekeningen gesplitst, dat een duidelijk inzicht wordt verkregen in elke vordering of schuldverhouding afzonderlijk, en een tijdige en juiste afwikkeling der saldi wordt bevorderd.

  • 3. Telkenjare vóór 1 Juli wordt een gespecificeerde saldi-lijst samengesteld van de in lid 1 bedoelde rekeningen per ultimo December van het afgelopen jaar en zonodig vergezeld van opmerkingen aan de Minister van Financiën toegezonden. Afschrift van de saldi-lijst en van de opmerkingen wordt rechtstreeks aangeboden aan de Algemene Rekenkamer.

Artikel 49

Het register van de ter beschikking gestelde bedragen vermeldt per artikel de bedragen, waarover volgens de artikelen 17 en 19 van dit besluit is beschikt, onderverdeeld volgens de gemachtigden, bedoeld in artikel 17 van dit besluit.

Artikel 50

De Administrateur van Financiën geeft onverwijld schriftelijk kennis aan de Minister van Financiën en de betrokken Minister, van alle gevallen waarin per boekingshoofd bedoeld in artikel 49, het bedrag der werkelijke gedane uitgaven het beschikbaar gestelde bedrag heeft overschreden, dan wel dreigt te overschrijden.

Artikel 51
  • 1. Indien uit de centrale boekhouding blijkt, dat een middel ten achter blijft bij de raming, doet de Administrateur van Financiën zich daaromtrent voorlichten.

  • 2. Blijkt daarbij dat het innen of de administratie en verantwoording te wensen overlaat dan brengt hij schriftelijk rapport uit aan de Minister van Financiën.

  • 3. Een afschrift van dat rapport wordt verzonden aan de Algemene Rekenkamer.

Artikel 52

De Administrateur van Financiën is bevoegd ter plaatse een onderzoek te doen instellen naar de wijze waarop de administratie van de besteding der gelden wordt gevoerd, alsmede naar de wijze waarop zorg wordt gedragen voor het tijdig vaststellen en innen van de aan het land toekomende bedragen en het behoorlijk administreren en verantwoorden daarvan.

Artikel 53

De boekhouding van alle diensten en administraties van het land, die een financiële administratie voeren wordt ingericht en bijgehouden volgens door de Minister van Financiën te geven voorschriften.

HOOFDSTUK VII De Rekening

Artikel 54

Uiterlijk de eerste November behoren bij de Administrateur van Financiën door de gezaghebbers te zijn ingediend een staat van alle ten laste van het vorig dienstjaar verevende vorderingen, welke de laatste September nog onbetaald waren.

Artikel 55

De ontwerpen van de rekening en van de in artikel 38, tweede lid, van de Comptabiliteitslandsverordening bedoelde staat, aantonende per dienstjaar welke uitgaven, verevend ten laste van vroegere diensten, in het betrokken dienstjaar zijn betaald, welke sommen zijn verschuldigd gebleven, of door verjaring vrijgevallen, worden door de zorg van de Minister van Financiën en vóór de vijftiende Januari van het jaar volgende op de afsluiting van de dienst opgemaakt.

Artikel 56

Bij de rekening van ontvangsten en uitgaven worden overgelegd:

  • a.

    een recapitulatie aangevende de totalen der hoofdstukken I en II van de titels A en B, onderverdeeld per afdeling, en het slot van de rekening;

  • b.

    een gedetailleerde specificatie per 31 December van het dienstjaar van de vorderingen en schulden van titel C, welke naar het volgende dienstjaar worden overgebracht;

  • c.

    een specificatie, met omschrijving per uitgaafpost van de bedragen voorkomende in de rekening van uitgaven als verevend en aan het einde van het dienstjaar nog niet betaald.

Artikel 57

De Minister van Financiën voegt bij de rekening, ter overlegging aan de Algemene Rekenkamer, opstellingen, bevattende afzonderlijk voor het kalenderjaar, waarop de dienst betrekking heeft, en voor de eerste negen maanden van het daarop volgende jaar:

  • a.

    de kassaldi der landsontvangers en der rekenplichtigen, wier verantwoording op gelijke wijze is geregeld aan het begin van het jaar;

  • b.

    het totaal der ontvangsten, verdeeld in middelen en ontvangsten in mindering van de uitgaven, voorzoveel nodig beide gesplitst volgens dienstjaar;

  • c.

    het totaal der ontvangsten verantwoord ten bate van titel C der begroting;

  • d.

    het totaal der ontvangsten uit overstortingen;

  • e.

    het totaal der uitgaven, verdeeld in begrotingsuitgaven en uitgaven in mindering der middelen, beide gesplitst volgens dienstjaar van verevening;

  • f.

    het totaal der uitgaven, verantwoord ten laste van titel C der begroting;

  • g.

    het totaal der uitgaven uit overstortingen;

  • h.

    de kassaldi der landsontvangers en der rekenplichtigen wier verantwoording op gelijke wijze is geregeld, aan het einde van het jaar, respectievelijk het tijdvak van negen maanden.

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 58

Dit besluit kan worden aangehaald als "Comptabiliteitslandsbesluit".

Artikel 59
  • 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na die zijner afkondiging en werkt terug tot en met 1 Januari 1957.

    Het geldt voor het eerst ten aanzien van de begroting voor het dienstjaar 1957 en de rekening van ontvangsten en uitgaven, betrekking hebbende op dat dienstjaar.

  • 2. Met ingang van 1 januari 1957:

    gelden de bepalingen van het Comptabiliteitsbesluit (P.B. 1910, no. 69) nog slechts ten aanzien van de begrotingen voor de dienstjaren 1955 en 1956. De bepalingen van het Comptabiliteitsbesluit (P.B. 1910, no. 69) vervallen op het tijdstip, waarop het slot der rekening van de uitgaven en ontvangsten over het dienstjaar 1956 wordt vastgesteld.

    vervalt het Koninklijk Besluit van de 13de Januari 1911 tot vaststelling der eisen, waaraan de bescheiden moeten beantwoorden, welke door de schuldeisers van de koloniën Suriname en Curaçao tot staving hunner vorderingen moeten worden overgelegd en tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de indiening van vorderingen ten laste van die koloniën (P.B. 1911, no. 13).