Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van de 27ste October 1953 houdende voorschriften met betrekking tot de inrichting en de uitvoering der begroting en de inrichting der rekening van de eilandgebieden (Comptabiliteitsvoorschriften eilandgebieden)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 27ste October 1953 houdende voorschriften met betrekking tot de inrichting en de uitvoering der begroting en de inrichting der rekening van de eilandgebieden (Comptabiliteitsvoorschriften eilandgebieden)
CiteertitelComptabiliteitsvoorschriften eilandgebieden
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Experimenteerverordening comptabiliteitsvoorschriften bevat voorschriften tot afwijking van de bepalingen van deze regeling.Artikel 163 der Landsregeling, waarnaar in de artikelen 1, derde lid, 5, vierde lid, 17, vierde lid, 40, eerste en derde lid, en 45, derde lid, wordt verwezen, is nu artikel 134 der Staatsregeling. De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 27 oktober 1953 en geplaatst in P.B. 1953, no. 174. De datum van inwerkingtreding is niet bekend.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Eilandenregeling Nederlandse Antillen, art. 92, zesde lid, 93, derde lid, 105, 114

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-03-2001art. 8

15-03-2001

P.B. 2001, no. 24

Onbekend
01-10-1999art. 4a, 4b

23-09-1999

P.B. 1999, no. 147

onbekend
31-07-1964art. 38

24-07-1964

P.B. 1964, no. 107

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 27ste October 1953 houdende voorschriften met betrekking tot de inrichting en de uitvoering der begroting en de inrichting der rekening van de eilandgebieden (Comptabiliteitsvoorschriften eilandgebieden)

AFDELING A Voorschriften met betrekking tot de inrichting der Begroting

HOOFDSTUK I De algemene dienst
§ 1. De begroting
Artikel 1
  • 1. De begroting der ontvangsten en uitgaven van het eilandgebied bestaat uit drie titels, onderscheidenlijk:

    • A.

      de gewone dienst;

    • B.

      de kapitaaldienst;

    • C.

      de reserve-, kas- en verrekendienst.

  • 2. De titels worden, voor zoveel nodig, gesplitst in hoofdstukken, paragrafen en posten.

  • 3. De begroting wordt ingericht overeenkomstig een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen model, het bestuurscollege van elk eilandgebied en het onafhankelijk controle-orgaan bedoeld in artikel 163 der Landsregeling gehoord.

Artikel 2
  • 1. Het model der begroting wordt gevolgd zonder enige verandering te brengen in het aantal, de omschrijvingen en de volgorde der hoofdstukken en, behoudens het bepaalde in het derde lid, in de omschrijvingen en in de volgorde der paragrafen of in de volgorde der posten welke daarin voorkomen.

  • 2. Paragrafen en posten, welke het model vermeldt, kunnen worden weggelaten indien en zolang daaraan geen behoefte bestaat. De in het model vermelde paragrafen en posten kunnen desgewenst nader worden onderverdeeld.

  • 3. Samenvoeging van paragrafen is toegestaan voor de eilandgebieden Bonaire en de Bovenwindse Eilanden, indien de in het model aangegeven splitsing in paragrafen niet kan worden gevolgd en mits de verzamelparagraaf de benamingen van de samengevoegde paragrafen geheel omvat.

  • 4. In de paragrafen van de gewone dienst worden zodanige posten opgenomen, dat een duidelijk inzicht wordt verkregen achtereenvolgens in de personele, de materiële en de overige uitgaven, alsmede in de aard der ontvangsten. De voor de posten van uitgaven en ontvangsten aangenomen volgorde wordt in de opvolgende begrotingen zoveel mogelijk gehandhaafd.

  • 5. Voor ontvangsten en uitgaven, welke niet onder een der paragrafen of posten van het model kunnen worden gerangschikt, worden nieuwe paragrafen respectievelijk posten ingesteld. Zij worden ondergebracht daar, waar zij naar hun aard thuis behoren.

Artikel 3
  • 1. Wanneer een tak van dienst van het eilandgebied werkzaamheden verricht, waarvan de kosten naar hun aard behoren tot verschillende onderdelen van de begroting, kunnen, in het geval rechtstreekse toerekening aan de desbetreffende posten van de begroting niet mogelijk is, die kosten geraamd worden op de reserve-, kas- en verrekendienst.

  • 2. Door middel van overboekingen worden deze kosten nader over de desbetreffende posten van de gewone en van de kapitaaldienst verdeeld.

  • 3. Met betrekking tot een bedrijf als bedoeld in artikel 14, worden in de begroting geen andere posten opgenomen dan die, welke nodig zijn om de uitkomsten van en de verrekeningen met het bedrijf tot uitdrukking te brengen.

Artikel 4
  • 1. De posten der begroting worden opvolgend genummerd, met dien verstande, dat de ontvangsten oneven, de uitgaven even worden genummerd.

  • 2. Later tussengevoegde posten dragen, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, en voorzover geen volgnummer meer beschikbaar is, het volgnummer van de voorafgaande post, doch met vermelding van de letters a, b, c enz. naar gelang van het aantal posten, dat tussengevoegd wordt.

Artikel 4a

Indien blijkt dat de op de begroting opgenomen uitgaven niet in hetzelfde jaar kunnen worden gedekt door de op die begroting tot dekking ervan opgenomen middelen, wordt in de toelichting aangegeven hoe het evenwicht tussen de uitgaven enerzijds en de middelen anderzijds op termijn weer tot stand kan worden gebracht.

Artikel 4b

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld die tot doel hebben de begrotingsdiscipline te verscherpen.

Artikel 5
  • 1. Wijziging van de begroting geschiedt, behoudens het bepaalde in de volgende leden van dit artikel bij eilandsverordening.

  • 2. De eilandsraad kan het bestuurscollege machtigen tot het doen, bij besluit van genoemd college, van af- en overschrijvingen, binnen door de eilandsraad te stellen grenzen.

  • 3. Bij besluit van het bestuurscollege kunnen op de begroting geraamde credieten van de kapitaaldienst, alsmede de in verband daarmede geraamde ontvangsten, worden overgebracht naar de begroting van een volgende dienst, indien of voor zover per het einde van het dienstjaar op deze credieten nog geen uitgaven zijn gedaan. Voor deze overbrenging kunnen slechts credieten in aanmerking worden gebracht, waarvan het tot stand te brengen object nauwkeurig is bepaald.

  • 4. Bij de besluiten tot wijziging van de begroting, bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel, wordt gebruik gemaakt van een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen model, het bestuurscollege van elk eilandgebied en het onafhankelijk controleorgaan bedoeld in artikel 163 der Landsregeling gehoord.

  • 5. Van de besluiten, bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de eilandsraad.

Artikel 6
  • 1. Tot de begroting behoort een memorie van toelichting; daarin wordt de volgorde der hoofdstukken, paragrafen en posten van de begroting zonder enige afwijking gevolgd.

  • 2. Zij bevat voor elke post, en zo nodig voor elk onderdeel daarvan, nauwkeurig en volledig de gronden en de gegevens, waarop de raming der ontvangsten en uitgaven berust, en wijst, ingeval van verschil met de raming van het vorige dienstjaar, de redenen van dit verschil aan, alsmede die van het voordragen van nieuwe posten. Begrotingsposten, welke ontvangsten of uitgaven van verschillende aard bevatten, worden in de memorie van toelichting met een duidelijke omschrijving van hun aard gesplitst.

  • 3. De toelichting tot de begroting kan - in afwijking van het bepaalde in het eerste lid - in plaats van in de memorie van toelichting en de daarbij behorende stukken, worden opgenomen in de begroting bij de posten, welke worden toegelicht, mits daardoor de overzichtelijkheid van het geheel niet wordt geschaad.

Artikel 7

Tot de begroting behoren nominatieve staten gevende een specificatie van:

  • a.

    de boekwaarden der objecten, die door het doen van uitgaven op de kapitaaldienst zijn verkregen;

  • b.

    de verstrekte geldleningen;

  • c.

    de vaste vorderingen, schuldbrieven en aandelen;

  • d.

    de verstrekte waarborgsommen;

  • e.

    de verstrekte voorschotten;

  • f.

    de opgenomen geldleningen;

  • g.

    de opgenomen waarborgsommen;

  • h.

    de opgenomen voorschotten;

per 1 Januari van het jaar voorafgaande aan het dienstjaar, waarover de begroting loopt.

Artikel 8

Voorzover de toelichting bij de begroting de hierna volgende gegevens niet reeds bevat, worden bij de begroting overgelegd:

  • a.

    een staat van onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen, welke opbrengsten leveren, onder vermelding van de jaarlijkse opbrengsten;

  • b.

    een staat van alle ten laste van de begroting komende personele uitgaven, bevattende onder meer een opsomming van het bij het eilandgebied werkzame personeel met vermelding van rangen, wedden en toelagen;

  • c.

    een staat van uitgaven wegens subsidiën en bijdragen aan instellingen en verenigingen, onder vermelding van de besluiten waarbij, en de tijdvakken waarvoor zij zijn verleend.

§ 2. Het dienstjaar, de ontvangsten en de uitgaven
Artikel 9
  • 1. Het dienstjaar is het kalenderjaar.

  • 2. De dienst van het kalenderjaar wordt gesloten op 30 April van het onmiddellijk daarop volgende kalenderjaar.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kunnen nog tot 1 Juli van het op het dienstjaar volgende kalenderjaar:

    • a.

      uitgaven in de dienst worden toegelaten, mits de daarop betrekking hebbende opdrachten tot betaling voor 1 Mei zijn afgegeven;

    • b.

      boekingen worden verricht verband houdende met de afsluiting van de dienst.

Artikel 10
  • 1. Ontvangsten behoren tot de dienst van het kalenderjaar waarin zij worden geïnd.

  • 2. Restituties op ontvangsten behoren tot het dienstjaar waarin de restitutie plaats heeft.

Artikel 11

De uitgaven behoren, behoudens het bepaalde in de artikelen 10, tweede lid, en 12 tot het dienstjaar waarin de vorderingen op het eilandgebied zijn ontstaan.

Artikel 12
  • 1. Uitgaven, waarvoor, hoewel zij opvorderbaar zijn geworden in het dienstjaar, voor 1 Mei van het op het dienstjaar volgende kalenderjaar geen opdrachten tot betaling zijn afgegeven, behoren tot het oudste lopende dienstjaar.

  • 2. Uitgaven wegens gratificaties en subsidies kunnen worden aangewezen op een afgelopen dienstjaar, mits de daarop betrekking hebbende opdrachten tot betaling zijn afgegeven vóór 1 Mei van het op het dienstjaar volgende kalenderjaar.

Artikel 13
  • 1. Opdrachten tot betaling, niet behorende tot die bedoeld in artikel 10, tweede lid, en niet afgewikkeld vóór 1 Juli van het op het dienstjaar volgende kalenderjaar, worden geboekt ten bate van de reserve-, kas- en verrekendienst en ten laste van de posten, waartoe zij naar hun aard behoren.

  • 2. De daarop betrekking hebbende betalingen worden in een volgend dienstjaar verantwoord op de reserve-, kas- en verrekendienst.

HOOFDSTUK II De bedrijven
§ 1. De begroting
Artikel 14

Onder bedrijven worden verstaan de takken van dienst, voor welke bij eilandsverordening is bepaald dat een van de algemene begroting van het eilandgebied afgesplitste begroting zal worden opgemaakt.

Artikel 15

Voor elk bedrijf wordt een afzonderlijke begroting opgemaakt. De begroting bestaat uit twee afdelingen:

de eerste bevat alle baten en lasten van het bedrijf;

de tweede bevat alle kapitaalsontvangsten en -uitgaven van het bedrijf.

Artikel 16
  • 1. In de bedrijfsbegroting moeten van jaar tot jaar - voorzover de aard van het bedrijf dat toelaat - de posten steeds in dezelfde volgorde en met dezelfde benaming voorkomen.

    Indien van een eenmaal aangenomen volgorde en benaming wordt afgeweken, moet daarvan toelichting worden gegeven.

  • 2. Bij elke post moeten worden aangegeven de bedragen die voor dat doel op de laatst afgesloten bedrijfsrekening voorkomen, alsmede het bedrag, dat te dier zake op de vorige bedrijfsbegroting is geraamd.

Artikel 17
  • 1. Wijziging van de begroting geschiedt, behoudens het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, bij eilandsverordening.

  • 2. De eilandsraad kan het bestuurscollege machtigen tot het doen bij besluit van genoemd college van af- en overschrijvingen, binnen door de eilandsraad te stellen grenzen.

  • 3. Bij besluit van het bestuurscollege kunnen op de begroting geraamde credieten van de kapitaaldienst, alsmede de, in verband daarmede geraamde ontvangsten, worden overgebracht naar de begroting van een volgende dienst, indien of voor zover per het einde van het dienstjaar op deze credieten nog geen uitgaven zijn gedaan. Voor deze overbrenging kunnen slechts credieten in aanmerking worden gebracht, waarvan het tot stand te brengen object nauwkeurig is bepaald.

  • 4. Bij de besluiten tot wijziging van de begroting, bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel wordt gebruik gemaakt van een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen model, het bestuurscollege van elk eilandgebied, en het onafhankelijk controle-orgaan bedoeld in artikel 163 der Landsregeling gehoord.

  • 5. Van de besluiten, bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de eilandsraad.

Artikel 18

Tot de bedrijfsbegroting behoort een memorie van toelichting waaruit de samenstelling van elk der geraamde bedragen en de grondslagen der berekening duidelijk blijken.

Artikel 19

Voorzover de toelichting bij de begroting de nodige gegevens ter zake niet reeds bevat, worden bij de begroting overgelegd staten als bedoeld sub a tot en met h van artikel 7 en sub a tot en met c van artikel 8.

§ 2. Het dienstjaar, de baten en lasten en de kapitaalsontvangsten en -uitgaven
Artikel 20

Het dienstjaar is het kalenderjaar.

Artikel 21
  • 1. Tot het dienstjaar behoren de baten en lasten, die op het dienstjaar betrekking hebben.

  • 2. Baten en lasten, die eerst in een volgend jaar bekend worden, behoren tot het dienstjaar, waarin van hun bestaan blijkt.

  • 3. Kapitaalsontvangsten en -uitgaven behoren tot het dienstjaar, waarin de vermeerderingen en de verminderingen van de vaste bezittingen en van de financieringsmiddelen, waarop deze ontvangsten en uitgaven betrekking hebben, optreden.

  • 4. Verrekeningen tussen het bedrijf en de algemene dienst van het eilandgebied worden, zoveel mogelijk, bij het bedrijf en bij de algemene dienst in hetzelfde dienstjaar verantwoord.

Artikel 22
  • 1. In de afdeling baten en lasten van de begroting van het bedrijf worden alle baten en lasten opgenomen tot zodanige bedragen, als nodig zijn om een juist beeld van de verwachte exploitatie van het bedrijf te geven.

  • 2. In de afdeling kapitaalsontvangsten en -uitgaven van het bedrijf worden opgenomen al die ontvangsten en uitgaven, welke wijziging brengen in de boekwaarden der vaste bezittingen van het bedrijf, alsmede in de op lange termijn beschikbare financieringsmiddelen. In deze afdeling wordt tevens opgenomen het verschil tussen de waarde der voorraden bij het begin en bij het eind van het dienstjaar.

Artikel 23
  • 1. Een saldo der afdeling baten en lasten van een bedrijfsbegroting wordt in de gewone dienst der begroting van de algemene dienst van het eilandgebied opgenomen in de raming van het hoofdstuk, waartoe het bedrijf naar zijn aard behoort en wel onder de ontvangsten wanneer het saldo voordelig is, onder de uitgaven, wanneer het nadelig is.

  • 2. Een uit de bepalingen van artikel 22, tweede lid, voortvloeiend saldo wordt in de kapitaaldienst der begroting van de algemene dienst van het eilandgebied opgenomen in de raming van het hoofdstuk, waartoe het bedrijf naar zijn aard behoort en wel onder de ontvangsten, wanneer het saldo voordelig is, onder de uitgaven, wanneer het nadelig is.

Artikel 24

De berekening van de bedragen die wegens waardevermindering op de bezittingen zullen worden afgeschreven, wordt telkenjare in de memorie van toelichting van de bedrijfsbegroting aangegeven. Indien van een eenmaal aangenomen berekeningswijze wordt afgeweken moet daarvan toelichting worden gegeven.

AFDELING B Voorschriften met betrekking tot de uitvoering van de begroting

HOOFDSTUK I De algemene dienst
Artikel 25

Alle ontvangen gelden worden gestort in de kas van de ontvanger van het eilandgebied - voor het eilandgebied de Bovenwindse eilanden in de kas van de ontvanger van een der eilanden - en ten bate van de begroting verantwoord.

Artikel 26

Bij de vaststelling van regelen strekkende tot invoering, verhoging, verlaging of afschaffing van belastingen en retributies, wordt tevens een besluit genomen tot wijziging van de begroting, waarbij met die invoering, verhoging, verlaging of afschaffing rekening wordt gehouden.

Artikel 27

Toevallige ontvangsten worden verantwoord in het hoofdstuk en de paragraaf, waartoe zij naar hun aard behoren.

Artikel 28

De ontvangsten worden tot haar onzuiver bedrag verantwoord.

Artikel 29

De restituties, bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden in mindering gebracht van de ontvangsten, waartoe de restituties behoren. Indien meer is terugbetaald, dan van de ontvangsten kan worden afgetrokken, wordt het meerdere als uitgaaf verantwoord.

Artikel 30

Alle betalingen geschieden door aanwijzing op de kas van de ontvanger van het eilandgebied - voor het eilandgebied de Bovenwindse eilanden op de kas van de ontvanger van een der eilanden - en worden ten laste van de begroting verantwoord.

Artikel 31

Opdrachten tot betalingen en verrekeningen binnen de begroting worden gegeven bij bevelschrift door of namens de gezaghebber en door een der gedeputeerden getekend.

Artikel 32
  • 1. De bij de begroting toegestane credieten worden middellijk, noch onmiddellijk verhoogd door enige het eilandgebied aankomende bate.

  • 2. Indien echter een ten onrechte dan wel te veel betaald bedrag geheel of gedeeltelijk wordt terugontvangen vóór de afsluiting van de dienst, welke er mede werd belast, dan strekt het terugontvangen bedrag tot vermindering van bezwaar ten behoeve van de begrotingspost, waarop de uitgaaf is verantwoord.

Artikel 33

Goederen of rechten, hoe ook genaamd, toebehorend aan het eilandgebied, worden niet aan een schuldeiser afgestaan in het voordeel van de begrotingspost, waaruit diens vordering moet worden gekweten.

Artikel 34

Overeenkomsten, welke, in geldswaarde uitgedrukt, een door de eilandsraad te bepalen bedrag te boven gaan, worden tussen partijen schriftelijk vastgelegd.

Artikel 35

Werken, leveringen en diensten van derden, ten behoeve van het eilandgebied, waarvan de waarde een door de eilandsraad te bepalen bedrag te boven gaat, worden in het openbaar aanbesteed, tenzij het belang van het eilandgebied of de aard der werken, leveringen of dienstverrichtingen zich daartegen verzet.

Artikel 36

Elke opdracht tot betaling, behalve die welke betrekking hebben op voorschotten en gelden ter goede rekening, moet gegrond zijn op het bewijs van het verkregen recht van de schuldeiser.

Artikel 37
  • 1. Vorderingen terzake van geldschulden ten laste van het eilandgebied verjaren 18 maanden na de aanvang van het dienstjaar, waarin zij opvorderbaar zijn geworden.

  • 2. Het vorige lid geldt niet:

    • a.

      voor vorderingen wegens rente en aflossing van geldleningen, wegens bezoldiging, pensioen en onderstand;

    • b.

      voor vorderingen, waarvan het bedrag vast staat en de verevening niet afhankelijk is van de voorafgaande indiening van stukken door belanghebbenden.

      Op deze vorderingen zijn van toepassing de in het Burgerlijk Wetboek bepaalde termijnen van verjaring.

  • 3. De verjaring, in het eerste lid geregeld, is niet van toepassing, wanneer binnen de daarin genoemde termijn de vordering schriftelijk bij de administratie is ingediend. Ten bewijze daarvan wordt aan de schuldeiser, desverlangd, vanwege het bestuur van het eilandgebied een gedagtekende ontvangstbevestiging afgegeven.

  • 4. Indien voor de voldoening van vorderingen als bedoeld in het eerste en derde lid een betalingsstuk is afgegeven, zijn daarop verder van toepassing de in het Burgerlijk Wetboek bepaalde termijnen van verjaring.

  • 5. Om bijzondere redenen, te vermelden in de desbetreffende besluiten, kunnen, binnen zes maanden na het tijdstip waarop vorderingen ingevolge het eerste lid van dit artikel zijn verjaard, door het bestuurscollege nog opdrachten tot betaling worden gegeven.

  • 6. Alle uit belastingverordeningen voortspruitende vorderingen van het eilandgebied verjaren, voor zover die verordeningen zelf daaromtrent geen andere termijnen behelzen, door verloop van vijf jaren, te rekenen van de aanvang van het jaar, waarin de belasting invorderbaar werd. Overigens zijn op de verjaring van de vorderingen van het eilandgebied de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Artikel 38

[vervallen]

HOOFDSTUK II De bedrijven
Artikel 39
  • 1. Het bepaalde in de artikelen 32, 33, 34, 35, 36, 37 en 38 is van overeenkomstige toepassing voor de takken van dienst, welke ingevolge artikel 14 als bedrijf zijn aangewezen.

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, worden voor een als bedrijf aan te wijzen tak van dienst, bij eilandsverordening nadere voorschriften voor het financieel beheer gegeven.

AFDELING C Voorschriften met betrekking tot de inrichting der rekening

HOOFDSTUK I De algemene dienst
§ 1. De rekening
Artikel 40
  • 1. Over elk dienstjaar wordt een rekening van ontvangsten en uitgaven opgemaakt en door het bestuurscollege vóór 1 November van het jaar, volgende op de afsluiting van de dienst ter goedkeuring aan het onafhankelijke controle-orgaan, bedoeld in artikel 163 der Landsregeling toegezonden.

  • 2. De rekening van ontvangsten en uitgaven omvat dezelfde titels, hoofdstukken, paragrafen, posten en overzichten als het begrotingsmodel aangeeft.

  • 3. De rekening wordt verder ingericht overeenkomstig een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen model, het bestuurscollege van elk eilandgebied en het onafhankelijke controle-orgaan bedoeld in artikel 163 der Landsregeling gehoord.

Artikel 41
  • 1. Het saldo van de gewone dienst in een dienstjaar wordt overgebracht naar de reserve-, kas- en verrekendienst van de onmiddellijk volgende dienst.

  • 2. De saldi van de kapitaaldienst en van de reserve-, kas- en verrekendienst in een dienstjaar worden overgebracht naar de hoofdstukken en paragrafen van de onmiddellijk volgende dienst, waar zij naar hun aard thuis behoren.

Artikel 42

Uit de rekening behoort duidelijk te blijken op welke paragrafen de bijdragen van de gewone dienst aan de kapitaaldienst tot dekking van kapitaalsuitgaven betrekking hebben. Deze bijdragen worden verantwoord in de hoofdstukken van de kapitaaldienst waar zij naar haar aard thuis behoren.

Artikel 43

Bijdragen in de rente en kosten van kapitaalleningen, te verantwoorden ten bate van de reserve-, kas- en verrekendienst, worden gebracht ten laste van de paragrafen, ten behoeve waarvan de kapitaalleningen geacht kunnen worden te zijn aangegaan, en in evenredigheid tot het restantbedrag per 1 Januari van het dienstjaar van de voor elke paragraaf aangegane kapitaalleningen.

Artikel 44

Tot de rekening behoren:

  • a.

    staten overeenkomende met de staten als bedoeld in artikel 7, doch naar de toestand per het einde van het dienstjaar, waarover de rekening loopt;

  • b.

    een staat bevattende een volledige specificatie van het saldo der nog verschuldigde bedragen bedoeld in artikel 13, eerste lid, per het einde van het dienstjaar;

  • c.

    een toelichting tot de saldi per het einde van het dienstjaar van de voorraden, die geadministreerd worden op de reserve-, kas- en verrekendienst.

Artikel 45
  • 1. Het ontwerp der eilandsverordening tot vaststelling van het slot van de rekening wordt aan de eilandsraad aangeboden vóór 1 Januari van het jaar, volgende op de afsluiting van de dienst.

  • 2. Bij het ontwerp worden gevoegd de rekeningen bedoeld in de artikelen 40 en 50.

  • 3. Bij het ontwerp wordt voorts overgelegd een verklaring van bevinding van het onafhankelijk controle-orgaan bedoeld in artikel 163 der Landsregeling, alsmede afschrift van haar rapport bevattende de bedenkingen en opmerkingen, waartoe het onderzoek van de rekening en van de daartoe behorende verantwoordingsstukken aanleiding heeft gegeven voor zover die niet reeds in haar jaarverslag zijn opgenomen.

§ 2. De ontvangsten en de uitgaven
Artikel 46

Tot de rekening behoren, tot staving der ontvangsten, bewijsstukken, waaruit de aard en de hoegrootheid der ontvangsten, alsmede de post van de begroting ten bate waarvan de ontvangst heeft plaats gehad, duidelijk blijken.

Artikel 47

Tot de rekening behoort een nominatieve staat van oninbare posten, vermeldende voor iedere post de reden van oninbaarheid.

Artikel 48

Tot de rekening behoort een nominatieve staat van kwijtgescholden posten, vermeldende voor iedere post de reden van en de datum van het besluit tot kwijtschelding.

Artikel 49

Tot de rekening behoren, tot staving der uitgaven, deugdelijk gekwiteerde bevelschriften tot betaling, waaruit de aard en de hoegrootheid der uitgaven, alsmede de post van de begroting, waaruit de betaling is geschied, duidelijk blijken.

HOOFDSTUK II De bedrijven
Artikel 50
  • 1. Over elk dienstjaar wordt voor elk bedrijf een afzonderlijke rekening opgemaakt en door het bestuurscollege voor 1 September van het op het dienstjaar volgende kalenderjaar ter goedkeuring aan het onafhankelijk controle-orgaan, bedoeld in artikel 163 der Landsregeling toegezonden.

  • 2. De rekening bestaat uit:

    • a.

      een rekening van baten en lasten;

    • b.

      een rekening van kapitaalsontvangsten en -uitgaven;

    • c.

      een balans vermeldende de bezittingen en schulden per 31 December van het jaar, waarover rekening wordt gedaan;

    • d.

      een staat, waaruit voor de onderscheidene activa of groepen van activa tenminste blijkt:

      • 1.

        de aanschaffingswaarde per 1 Januari;

      • 2.

        de vermeerderingen en verminderingen van de aanschaffingswaarde in de loop van het jaar;

      • 3.

        de aanschaffingswaarde per 31 December;

      • 4.

        de afschrijving tot en met 31 December van het voorafgaande jaar;

      • 5.

        het percentage, of andere maatstaf, en het bedrag der afschrijving;

      • 6.

        het bedrag der boekwaarde per 31 December;

    • e.

      een inventaris der op 31 December van het jaar, waarover rekening wordt gedaan, aanwezige magazijngoederen;

    • f.

      staten als bedoeld in artikel 7, sub b tot en met h, naar de toestand per 31 December van het jaar, waarover rekening wordt gedaan.

AFDELING D Slotbepalingen

Artikel 51

Deze landsverordening geldt voor het eerst voor de begroting en rekening van het dienstjaar 1954.

Artikel 52

Deze landsverordening kan worden aangehaald als "Comptabiliteitsvoorschriften eilandgebieden".