Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Monumentenverordening Rijnwoude

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingMonumentenverordening Rijnwoude
Citeertitel"Monumentenverordening Rijnwoude"
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpMonumentenverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenwet 1988, art. 12, 15 en 38
  3. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.1 en 2.2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-03-201225-12-2015Nieuwe regeling

02-02-2012

Rijnwoude Koerier, 22 februari 2012

2012/I/9

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening Rijnwoude

Agendapunt : 2012/I/9

De raad van de gemeente Rijnwoude

b e s l u i t :

  • 1

    in te trekken de “Monumentenverordening Rijnwoude 2006”;

  • 2

    hiervoor in de plaats te stellen de volgende “Monumentenverordening Rijnwoude”.

Monumentenverordening Rijnwoude

==========================

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    monumentencommissie: de commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Monumentenverordening en het monumentenbeleid;

  • e.

    gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijkegrondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten, archeologische waardegebieden en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • f.

    landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • g.

    provinciale archeologische monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • h.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • i.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    archeologisch waardegebied: gebied met of zonder de status van archeologischmonument, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangetoond dat daarbinnen archeologische vondsten of informatie zijn aangetroffen;

  • m.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • n.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • o.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart gebaseerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, waarop het gemeentelijke archeologische beleid is aangegeven en die de basis vormt voor de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan;

  • p.

    stads- of dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijnwegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of

    meer monumenten bevinden;

  • q.

    bevoegd gezag: het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemenebepalingen omgevingsrecht;

  • r.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwoude;

  • s.

    vergunning: een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of2.2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • t.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een zaak of terrein aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming, dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een zaak of terrein de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

  • 3.

    Het college geeft de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst door aan hetKadaster.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede en derde lid, evenals de artikelen 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college voornemens is om de aanwijzing in te trekken, zijn artikel 3, tweede lid,en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing is gegeven aanartikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuzebestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een schriftelijke aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend. Indien de aanvraag digitaal wordt ingediend, kan worden volstaan met een enkelvoudige indiening.

Artikel 12. Termijnen advies

  • 1. Het bevoegd gezag stuurt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. Binnen 6 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt demonumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 13. Weigeringsgronden.

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de vergunningvoorschriften niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 4. BESCHERMDE MONUMENTEN

Artikel 15. Vergunning voor een beschermd monument.

  • 1. Het bevoegd gezag stuurt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag omvergunning voor een monument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen zes weken na dedatum van verzending van het afschrift.

HOOFDSTUK 5. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 16. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om in een gemeentelijk monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of in een archeologisch waardegebied, bedoeld in artikel 1, onder l, de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      het een verstoring betreft van een gemeentelijk monument als bedoeld in het eerste lid, of een ander archeologisch waardegebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

      • in een gebied met lage archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 30 m2 binnen de bebouwde kom of 100 m2 in het buitengebied, of;

      • in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 30 m2 binnen de bebouwde kom of 100 m2 in het buitengebied, of;

    • b.

      het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

      • in een gebied met lage archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 500 m2 binnen de bebouwde kom of 2.000 m2 in het buitengebied, of;

      • in een gebied met middelhoge of hoge archeologische verwachting en het te verstoren gebied kleiner is dan 60 m2 binnen de bebouwde kom of 100 m2 in het buitengebied;

    • c.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen over archeologische monumentenzorg;

    • d.

      .sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in de omgevingsvergunning voorschriften zijn opgenomen over archeologische monumentenzorg;

    • e.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument, ander archeologisch waardegebied of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden;

    • f.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 17. Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Rijnwoude onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h, van de Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

  • 2.

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1, onder n, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeldin artikel 1 onder m van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

      In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de archeologische monumentenzorg.

Artikel 18. Procedure

De artikelen 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op artikel 16, tweede lid, onder f, en artikel 17, eerste lid onder b.

Hoofdstuk 6. BESCHERMDE STADS- OF DORPSGEZICHTEN.

Artikel 19.

  • 1. Het college kan een stads- of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijkstads- of dorpsgezicht.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan demonumentencommissie.

  • 3. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grondvan artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 20. Termijn advies en aanwijzingsbesluit.

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van hetadviesverzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie.

Artikel 20a.

Met ingang van de datum waarop het voornemen tot aanwijzing als beschermd stads-of dorpsgezicht is bekendgemaakt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 21 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het stads-of dorpsgezicht niet wordt geregistreerd,is artikel 24 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21. Registratie.

  • 1. Het college registreert het beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum vanaanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 22. Wijziging en intrekking.

De artikelen 8 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 8, derde lid, nog wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 23. Bestemmingsplan.

  • 1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht eenbestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt door hetcollege bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Alvorens het college aan de gemeenteraad hiervoor een voorstel doet, wordt demonumentencommissie gehoord.

  • 4. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van hetverzoek.

Artikel 24. Instandhoudingsbepaling.

  • 1. Het is verboden bouwwerken die gelegen zijn in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht zonder eenvergunning van het college of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken te verstoren, te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoorhet stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen - niet zijnde een bouwwerk - te wijzigen.

  • 3. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het tweede lid, zijn, totdateen beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in de artikelen 10 of 24 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in de artikelen 10 of 24;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder e;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 26 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 10, derde lid, of artikel 16, tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 27. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aan te wijzen personen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 28. Intrekken oude regeling

De “Monumentenverordening Rijnwoude” vastgesteld door de raad van de gemeente Rijnwoude d.d. 2 maart 2006 wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 29. Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze Verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 28 ingetrokken verordening.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na de dag waarop deze bekend is gemaakt.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Monumentenverordening Rijnwoude”.

Ondertekening

Bij dit besluit heeft de raad zich gebaseerd op:

-Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 december 2011.

-Behandeling in de commissie Welzijn d.d. 18 januari 2012;

-Artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijnwoude

d.d. 2 februari 2012,