Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 14de mei 2003 ter uitvoering van artikel 27 van het Landsbesluit toezicht luchtvaart (P.B. 2003, no. 56) (Vrijstellingsbeschikking)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 14de mei 2003 ter uitvoering van artikel 27 van het Landsbesluit toezicht luchtvaart (P.B. 2003, no. 56) (Vrijstellingsbeschikking)
CiteertitelVrijstellingsbeschikking
Vastgesteld doorMinister van Verkeer en Vervoer
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpverkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsbesluit toezicht luchtvaart, artikel 27

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2003Nieuwe regeling

20-06-2003

P.B. 2003, no. 64

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 14de mei 2003 ter uitvoering van artikel 27 van het Landsbesluit toezicht luchtvaart (P.B. 2003, no. 56) (Vrijstellingsbeschikking)

Artikel 1

Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het afleggen van examens ter verkrijging van Nederlands-Antilliaanse bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen in bewijzen van bevoegdheid kan worden verleend aan:

  • a.

    houders van een geldig bewijs van bevoegdheid, afgegeven door een lidstaat van de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie, met toepassing van het gestelde in de bij deze beschikking behorende Tabellen IA en IIA;

  • b.

    personen, die op grond van een bepaald bewijs van bevoegdheid, een bepaalde bevoegdverklaring of verklaring omtrent theoretische kennis dan wel een bepaald afgelegd theoretisch examen, daarvoor in aanmerking komen, met toepassing van het gestelde in de bij deze beschikking behorende Tabellen IB en IIB.

Artikel 2

De vóór de inwerkingtreding van deze beschikking door of vanwege de Minister van Verkeer en Vervoer, op grond van gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het afleggen van examens, afgegeven Nederlands- Antilliaanse bewijzen van bevoegdheid of bevoegdverklaringen in bewijzen van bevoegdheid, behouden hun geldigheid en worden aangemerkt als overeenkomstig deze beschikking afgegeven Nederlands- Antilliaanse bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen in bewijzen van bevoegdheid.

Artikel 3

De Ministeriële Beschikking van de 2de november 1982 (P.B. 1982, no. 338) wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop het Landsbesluit toezicht luchtvaart in werking treedt.

Artikel 5

Deze beschikking wordt aangehaald als: Vrijstellingsbeschikking.

Deze beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Toelichting

behorende bij de Vrijstellingsbeschikking

De Ministeriële Beschikking d.d. 2 november 1982 is een regeling ter uitvoering van artikel 10 van het Curacaosch Luchtvaartbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 96) (CLB).

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Luchtvaartlandsverordening (P.B. 200, no. 151) per 1 april 2002 (zie P.B. 2002, no. 65) en met name het van kracht worden van hoofdstuk II “Luchtvaartcertificaten en Bewijzen van bevoegdheid”, is genoemd artikel 10 van het CLB 1935 komen te vervallen. De bepalingen met betrekking tot bewijzen van bevoegdheid en relevante aspecten zijn krachtens artikel 7, tweede lid, van de Luchtvaartandsverordening gedelegeerd aan een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, t.w. het Landsbesluit toezicht luchtvaart.

Ingevolge artikel 27 van het Landsbesluit toezicht luchtvaart dient een nieuwe Vrijstellingsregeling tot stand te komen.

Tot op heden vinden de regels vervat in de Ministeriële Beschikking d.d. 2 november 1982 (P.B. 1982, no. 338) toepassing.

De hantering van deze regels brengt in het bijzonder ten behoeve van degenen die bijvoorbeeld in de Verenigde Staten van Noord-Amerika een vliegeropleiding hebben genoten de volgende moeilijkheden met zich mee t.w:

  • a.

    In de regeling is in de aanhef van tabel 1A bepaald dat houders van buiten-landse bewijzen van bevoegdheid c.q. bevoegdverklaringen voorafgaande aan de in het buitenland afgelegde examens gedurende tenminste 24 maanden als ingezetene van het betreffende land dienen te worden aangemerkt.

  • b.

    Conform tabel 1A dienen bovengenoemde houders ook aan de volgende vereisten te voldoen:

    • -

      een vliegervaring te hebben opgedaan van tenminste 1000 vlieguren verbonden aan het betreffende buitenlandse Commercial Pilot Licence;

    • -

      een vliegervaring te hebben opgedaan van tenminste 2000 vlieguren verbonden aan het betreffende buitenlandse Air Transport Pilot Licence of overeenkomstig brevet.

De 24-maanden eis als ingezetene van het land waar het brevet behaald werd, de 1000 en 2000 additionele vlieguren, zijn in de jaren tachtig overgenomen van Nederland. Deze eisen waren bedoeld om de stroom naar merendeels de Verenigde Staten van Noord-Amerika een halt toe te roepen, ter bescherming van de vliegscholen in Nederland, met name de voormalige Rijksluchtvaartschool, thans de Koninklijke Luchtvaart School en de Nationale Luchtvaart School. Op grond van de samenwerking v.w.b. de wederzijdse erkenning van Antilliaanse en Nederlandse brevetten werden deze eisen door de Nederlandse Antillen overgenomen. Er moest onder andere rekening gehouden worden met een groot aantal Antilliaanse vliegers dat op de in Nederland geregistreerde vliegtuigen van de KLM vloog in het kader van de samenwerking tussen de ALM en de KLM. Tegenwoordig is dit niet meer het geval.

Zoals bekend is, bestaat er geen vliegschool op de Nederlandse Antillen. Gelet op de kleinschaligheid van onze luchtvaartmaatschappijen is er ook geen markt hiervoor. Gegadigden in deze branche zijn dan ook aangewezen op buitenlandse vliegscholen.

De regeling opgenomen in P.B.1982, no. 338 werd van kracht om in feite de belangen van Nederland in de vliegwereld te beschermen. Het gevolg was dat de Antilliaanse vlieger-in-spé gaandeweg werd benadeeld.

ICAO startte in het jaar 1970 in Trinidad & Tobago een vliegopleiding voor de Caraïbische eilanden. Na enkele jaren moest deze noodgedwongen worden stopgezet, daar de luchtvaartmaatschappijen de afgestudeerde piloten [en grondwerktuigkundigen] geen baan konden aanbieden.

ICAO en de overige lidstaten van het ICAO-Verdrag hanteren 200 vlieguren voor een beroepsbrevet [B3] en 1500 vlieguren voor het verkeersvliegersbrevet [B1]. Dit aantal uren (200 respectievelijk 1500 vlieguren) wordt ook gehanteerd voor iemand die in de Nederlandse Antillen zelf examens aflegt en een brevet behaalt.

In het onderhavige ontwerp wordt een voorstel gedaan om de 24-maanden eis en de eis van 1000 en 2000 vlieguren te doen vervallen. De 1000 vlieguren additioneel als houder van een B3 of 2000 vlieguren additioneel als houder van een B1, zijn buitengewoon zware eisen en worden ervaren als knelpunten. Deze eisen bieden overigens geen garantie voor de kwaliteit van een vliegopleiding en hebben aldus geen enkele invloed op de bekwaamheid van de vlieger. De kandidaat moet wel examen afleggen in de vakken Voorschriften, Meteorologie en Navigatie voor de verkrijging van een Antilliaans B3/B1 brevet op grond van een overeenkomstig buitenlands brevet.

In de gevallen waarbij schriftelijk examen in de vakken Voorschriften, Meteorologie en Navigatie afgelegd dient te worden, is het noodzakelijk dat de tijdsduur hiervan en het mondelinge gedeelte bepaald worden. Aanvullende examens welke in voornoemde vakken afgelegd dienen te worden ter verkrijging van Nederlandse-Antilliaanse bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen in bewijzen van bevoegdheid zijn in principe bedoeld om de kennis van de kandidaat te toetsen op onderwerpen, die niet voorkwamen in zijn oorspronkelijke buitenlandse pakket. Deze examens worden daarom buiten de normale vastgestelde examen periode afgelegd. De duur van het schriftelijke examen dient ook ingekort te worden. Het schriftelijke gedeelte voor de vakken Voorschriften, Navigatie en Meteorologie wordt vastgesteld op 60 minuten per vak. Indien 70% wordt behaald, krijgt de kandidaat vrijstelling voor het mondelinge gedeelte. Voor de behaalde resultaten die tussen 55% en 69% liggen, dient een aanvullend mondeling examen afgelegd te worden. De duur hiervan is vastgesteld op twintig minuten.

Buitenlandse brevetten worden merendeels behaald in de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Daar liggen de eisen v.w.b het theoretisch gedeelte van het examen lager dan in de Nederlandse Antillen.

De Minister van Verkeer en Vervoer