Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSVERORDENING van 25 juni 1953, tot vaststelling van enige regelen voor de commissie van onderzoek, bedoeld in art. 26 bis van de schepenwet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van 25 juni 1953, tot vaststelling van enige regelen voor de commissie van onderzoek, bedoeld in art. 26 bis van de schepenwet
CiteertitelLandsverordening uitvoering art. 26bis Schepenwet
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Veronderstelde datum inwerkingtreding P.B. 1955, no. 131

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Bij landsbesluit van 29 november 1983, no. 3, werd een nieuwe Commissie van Onderzoek benoemd onder voorzitterschap van Mr. J.A.C.M. Voorbraak.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-1955Art. 10, 13, 16, 17

15-11-1955

P.B. 1955, no. 131

onbekend
01-07-1953Nieuwe regeling

25-06-1953

P.B. 1953, no. 108

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van 25 juni 1953, tot vaststelling van enige regelen voor de commissie van onderzoek, bedoeld in art. 26 bis van de schepenwet.

Artikel 1

  • 1.

    Door de Gouverneur van de Nederlandse Antillen wordt krachtens het bepaalde in artikel 26bis van de Schepenwet een Commissie van Onderzoek benoemd. Deze Commissie is gevestigd te Willemstad.

  • 2.

    De Commissie bestaat uit een voorzitter en twee gewone leden.

De voorzitter moet de hoedanigheid van Meester in de Rechten bezitten.

De gewone leden zijn één zee-officier of oud-zeeofficier en een kapitein of oud-kapitein ter koopvaardij.

  • 3.

    Verder worden benoemd de nodige buitengewone leden, waaronder reders, kapiteins en scheepswerktuigkundigen, die zitting nemen, indien de voorzitter zulks nodig acht.

  • 4.

    Voorts worden een plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangende leden benoemd, die invallen bij ontstentenis van de voorzitter of van gewone of buitengewone leden.

  • 5.

    Aan de Commissie worden een secretaris en een plaatsvervangend-secretaris verbonden.

  • 6.

    De benoeming van de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers geschiedt telkenmale voor de tijd van ten hoogste drie jaren.

  • 7.

    Voor het bijwonen van zittingen kan bij landsbesluit aan de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers vacatiegelden worden toegekend.

Artikel 2

  • 1.

    De voorzitter, de gewone en buitengewone leden, de secretaris en hun plaatsvervangers leggen alvorens zitting te nemen in handen van de Procureur-Generaal de navolgende eed (belofte) af:

"Ik zweer (beloof), dat ik het ambt van (voorzitter, lid enz.) van de Commissie van Onderzoek, overeenkomstig de voorschriften bij en krachtens de Schepenwet gegeven, nauwgezet en onpartijdig zonder aanzien van personen zal waarnemen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig. (Dat beloof ik)".

  • 2.

    Bij aansluitende herbenoeming na een periodieke aftreding wordt geen nieuwe eedsaflegging vereist.

Artikel 3

  • 1.

    De secretaris is verplicht registers te houden:

    • a.

      van de bij de Commissie in onderzoek zijnde zaken;

    • b.

      van de bij de voorzitter van de Commissie ingestelde beroepen.

In deze registers worden in het kort vermeld alle zaken in de volgorde waarop zij worden aangebracht.

  • 2.

    Aan iedere zaak wordt een afzonderlijk nummer gegeven; in de registers wordt ook in het kort aantekening gehouden van al hetgeen verder in iedere zaak voorvalt. Beide registers worden afzonderlijk en doorlopend genummerd.

  • 3.

    De secretaris bewaart het archief van de Commissie en van de voorzitter en is daarvoor persoonlijk aansprakelijk.

  • 4.

    Van de uitgaande brieven worden door de secretaris afschriften aangehouden.

Artikel 4

  • 1. Wanneer een plaatsvervangend voorzitter, een gewoon of buitengewoon of een plaatsvervangend lid, de secretaris of diens plaatsvervanger zijn woonplaats verlaat, geeft hij daarvan, zomede van zijn terugkomst, kennis aan de voorzitter.

  • 2. In geval van tijdelijke afwezigheid van de voorzitter doet deze gelijke mededeling aan de plaatsvervangende voorzitter en aan de secretaris.

Artikel 5

  • 1. De zittingen van de Commissie worden in het openbaar gehouden, tenzij de Commissie om in de uitspraak te vermelden redenen mocht besluiten, de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren te doen plaats vinden.

  • 2. De in artikel 1 genoemde personen zijn verplicht het geheim van de raadkamer te bewaren.

  • 3. Voor het nemen van beslissingen moet de Commissie ten minste uit drie leden, de voorzitter of plaatsvervangende voorzitter inbegrepen, bestaan. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.

Artikel 6

  • 1. De zittingen van de Commissie worden belegd door de voorzitter of bij diens ontstentenis door de plaatsvervangende voorzitter, die aan de secretaris opgeeft, welke leden moeten worden opgeroepen.

  • 2. De secretaris zorgt voor de oproeping van de leden en voor de kennisgeving aan het districtshoofd van de Scheepvaartinspectie.

  • 3. Indien vóór de openbare behandeling van een zaak aan de Commissie stukken worden overgelegd, welke bij de sluiting van het voorlopig onderzoek aan het districtshoofd onbekend waren, brengt de voorzitter die stukken vóór de aanvraag van de zitting ter kennis van genoemd districtshoofd.

Artikel 7

Vóór het openen van de zitting wordt door de voorzitter en de aanwezige leden de presentielijst getekend.

Artikel 8

  • 1.

    In de zitting nemen de leden plaats naar ouderdom van dienst:

het oudst benoemde gewone lid rechts, het jongst benoemde links van de voorzitter; het oudst benoemde buitengewone lid rechts van het oudst benoemde lid, het tweede buitengewone lid links van het jongste gewone lid en zo vervolgens.

  • 2.

    Bij gelijktijdige benoeming wordt de ouderdom van dienst geregeld naar de volgorde van het besluit van benoeming.

  • 3.

    Een plaatsvervangend lid neemt zitting naast de jongstbenoemde van de categorie van de leden, waartoe het te vervangen lid behoort.

  • 4.

    Bij aansluitende herbenoeming na periodieke aftreding behouden de gewone, buitengewone en plaatsvervangende leden hun vorige ouderdom van dienst.

  • 5.

    Het districtshoofd van de Scheepvaartinspectie neemt plaats rechts en de secretaris links van de voorzitter na de raadsleden.

  • 6.

    Het districtshoofd van de Scheepvaartinspectie heeft het recht ter zitting van de commissie vragen te stellen aan de getuigen, deskundigen, betrokkenen en aangeklaagden en zodanige vorderingen te doen en toe te lichten als hij nodig acht.

  • 7.

    Na sluiting van de behandeling van de zaak wordt in de raadkamer beraadslaagd en de beslissing genomen.

  • 8.

    Het districtshoofd van de Scheepvaartinspectie woont de beraadslagingen en de beslissingen in raadkamer niet bij.

Artikel 9

  • 1. De Commissie kan een van haar leden aanwijzen tot het instellen van een plaatselijk onderzoek of tot het horen van getuigen. Zolang de zaak nog niet in behandeling bij de Commissie is kan de voorzitter een lid van de Commissie voor hetzelfde doel aanwijzen.

  • 2. De secretaris wordt zonodig aan dit lid toegevoegd.

Artikel 10

Indien de Commissie inzage of afschrift van administratieve bescheiden of inlichtingen van enig openbaar gezag wenst te verkrijgen, wendt zij zich daartoe tot de betrokken Minister.

Artikel 11

In alle zaken doet de voorzitter hoofdelijk omvraag, te beginnen bij het jongste buitengewone lid in omgekeerde volgorde als aangegeven in artikel 8, lid 1. De voorzitter brengt het laatst zijn stem uit.

Artikel 12

Alle brieven van de Commissie uitgaande worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 13

  • 1. De secretaris houdt aantekening van hetgeen in de zittingen en vergaderingen van de Commissie wordt behandeld, zomede in de zittingen bedoeld in artikel 15, en vermeldt de zakelijke inhoud van de verklaringen van de getuigen en deskundigen, van de betrokkenen en van de aangeklaagden.

  • 2. Die aantekeningen worden door de voorzitter en de secretaris vastgesteld.

  • 3. De aantekeningen van de ter zitting door getuigen, deskundigen, betrokkenen en aangeklaagden afgelegde verklaringen worden door dezen, na voorlezing, ondertekend.

  • 4. De secretaris verricht voorts de werkzaamheden, hem door de voorzitter opgedragen.

  • 5. Bij ontstentenis van de secretaris en diens plaatsvervanger wijst de voorzitter een lid van de Commissie voor het verrichten van de werkzaamheden aan.

Artikel 14

  • 1. Het beroepschrift, bedoeld in artikel 21 van de Schepenwet, moet bevatten de naam en de voornamen voluit, het beroep en de woonplaats van de appellant; het moet door hem of zijn gemachtigde ondertekend zijn en moet inhouden de vermelding van een adres, waarvan voor hem bestemde exploiten kunnen worden betekend of kennisgevingen kunnen worden toegezonden of bezorgd.

  • 2. Het beroepschrift moet aangeboden of toegezonden worden aan de secretaris van de Commissie van Onderzoek, die het, na daarop de datum van ontvangst te hebben vermeld, dadelijk doet toekomen aan de voorzitter van de Commissie of, bij diens ontstentenis, aan de plaatsvervangende voorzitter.

Artikel 15

  • 1. De voorzitter bepaalt vervolgens plaats, dag en uur, waarop door hem de zaak zal worden behandeld en wijst tegelijkertijd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 18, lid 3 van de Schepenwet, de leden van de Commissie van Onderzoek aan, die hij daarbij zal raadplegen.

  • 2. De secretaris is verplicht de plaats, de dag en het uur van de zitting mede te delen aan appellant, aan de ambtenaar tegen wiens beslissing of voorschrift beroep is ingesteld, aan de in lid 1 bedoelde leden van de Commissie en aan het districtshoofd van de Scheepvaartinspectie, indien deze niet de hierboven bedoelde ambtenaar is.

  • 3. Deze kennisgeving geschiedt bij aangetekende brief of bij telegram, doch kan, behalve aan de appellant, ook per telefoon geschieden.

  • 4. Ter zitting is de secretaris van de Commissie tegenwoordig.

Artikel 16

De uitspraken worden gepubliceerd in de Curaçaosche Courant.

Artikel 17

De termijn van oproeping van getuigen, deskundigen en betrokkenen is, voor het geval zij in het eilandgebied Curaçao woonachtig zijn of verblijf houden, tenminste drie vrije dagen. Is hun woonplaats elders of onbekend, dan stelt de voorzitter van de Commissie van Onderzoek die termijn vast.

Artikel 18

  • 1. De betekening van oproepingen, beslissingen en uitspraken van de Commissie van Onderzoek geschiedt door de deurwaarder bij het gerecht in eerste aanleg met achterlating van een afschrift aan de persoon of aan zijn woon- of verblijfplaats in de Nederlandse Antillen. De betekening van oproepingen en beslissingen geschiedt op last van de voorzitter van de Commissie van Onderzoek die van uitspraken op last van de Inspecteur voor de Scheepvaart.

  • 2. In geval de deurwaarder, met de betekening belast, noch de persoon, aan wie een oproeping, beslissing of uitspraak moet worden betekend,noch iemand van diens huisgenoten aan diens woon- en verblijfplaats aantreft, zendt hij afschrift terstond toe aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg, die het oorspronkelijke voor gezien zal tekenen en het afschrift zo mogelijk aan degene aan wie een oproeping, beslissing of uitspraak moet worden betekend, zal moeten doen toekomen, zonder dat van dit laatste echter zal behoeven te blijken.

  • 3. Indien de persoon aan wie een oproeping, beslissing of uitspraak moet worden betekend, in de Nederlandse Antillen geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, geschiedt de betekening door middel van aanplakking van een afschrift aan de hoofddeur van het gebouw, waarin het gerecht in eerste aanleg zitting houdt in het eilandgebied Curaçao en van een ander afschrift aan het gebouw, waarin de door de voorzitter aan te wijzen havenmeester kantoor houdt. Bij bekende verblijfplaats buiten de Nederlandse Antillen wordt door de deurwaarder met de betekening belast, tevens een afschrift bij aangetekende brief gezonden aan de persoon aan wie de betekening moet geschieden.

Artikel 19

De deurwaarders ontvangen voor hun verrichtingen als bedoeld in artikel 18 een vergoeding berekend volgens het tarief van justitiekosten in strafzaken.

Artikel 20

  • 1. De Commissie van Onderzoek is bij het onderzoek van scheepsrampen aan geen andere vormen gebonden dan bij de Schepenwet en bij deze landsverordening zijn bepaald.

  • 2. De inspecteur voor de Scheepvaart is bevoegd de zittingen van de Commissie, ook die, welke met gesloten deuren worden gehouden, bij te wonen.

Artikel 21

Aan belanghebbenden wordt kosteloos inzage en voor hun kosten uittreksel of afschrift van de uitspraken van de Commissie door de secretaris verstrekt, berekend volgens het tarief voor uittreksels of afschriften van vonnissen in strafzaken.

Artikel 22

Indien bij het onderzoek het vermoeden bestaat, dat door iemand een strafbaar feit is gepleegd, maakt de secretaris terstond in tweevoud proces-verbaal van het voorgevallene en bevondene op, met vermelding van de namen en woonplaatsen van personen, die als getuigen kunnen worden gehoord. Dit proces-verbaal wordt, na voorlezing, door de voorzitter en de secretaris ondertekend. De secretaris zendt zo spoedig mogelijk een der dubbelen aan de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie.

Artikel 23

Deze landsverordening treedt in werking tegelijk met de Wet van 19 juli 1950 (Stbl. K300; P.B. 1950, no. 127) houdende nadere wijziging van de Schepenwet.