Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 23ste april 1966 ter uitvoering van artikel 81 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159), houdende regelen voor het toekennen van een huisvestingstoelage, etc

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 23ste april 1966 ter uitvoering van artikel 81 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159), houdende regelen voor het toekennen van een huisvestingstoelage, etc
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht, artikel 81.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-07-199701-01-1997art. 3

25-07-1997

P.B. 1997, no. 235

onbekend
19-05-197801-08-1977art. 3

14-04-1978

P.B. 1978, no.130

onbekend
18-05-196601-01-1966Nieuwe regeling

23-04-1966

P.B. 1966, no. 102

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 23ste april 1966 ter uitvoering van artikel 81 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159), houdende regelen voor het toekennen van een huisvestingstoelage, alsmede het verlenen van overtocht c.q. het toekennen van een vergoeding terzake van overtochtskosten ten behoeve van minderjarige wettige-, gewettigde- en stiefkinderen van de ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen met standplaats Aruba, Bonaire of de Bovenwindse Eilanden in verband met het bezoeken van een in de Nederlandse Antillen buiten de standplaats van de ambtenaar gevestigde inrichting van dagonderwijs.

Artikel 1

Ambtenaar in de zin van dit landsbesluit is de ambtenaar in dienst van de Nederlandse Antillen die een betrekking bekleedt, waaraan verbonden is een jaarlijkse bezoldiging, welke genoemd wordt in een door de Gouverneur vastgestelde organieke regeling der bezoldigingen.

Artikel 2

Aan de ambtenaar die op Aruba, Bonaire of op de Bovenwindse Eilanden standplaats heeft, kan, op zijn daartoe strekkend schriftelijk verzoek, ten behoeve van zijn minderjarige wettige-, gewettigde- en stiefkinderen, die een inrichting van dagonderwijs, welke niet aanwezig is op het eiland, waar hij standplaats heeft, op een ander eiland van de Nederlandse Antillen bezoeken of gaan bezoeken, een huisvestingstoelage worden toegekend.

Artikel 3

  • 1. De in artikel 2 bedoelde huisvestingstoelage bedraagt voor ieder kind ƒ NAf. 250,= (tweehonderdvijftig gulden) per maand.

  • 2. Deze toelage wordt, behoudens het bepaalde in het volgende lid, telkenjare per 1 september en voor de duur van het schooljaar toegekend.

  • 3. Bij aanvaarding van de betrekking van administrateur van Saba of van St. Eustatius of bij overplaatsing tijdens het schooljaar, wordt deze toelage, indien de datum van aanvaarding van een der gemelde betrekkingen of de datum van ingang van de overplaatsing ligt vóór de 15de van een maand, ingaande de eerste van die maand en overigens ingaande de eerste van de daaropvolgende maand en voor het resterende gedeelte van het schooljaar toegekend.

  • 4. In geval een kind, als in artikel 2 bedoeld, tijdens het schooljaar een inrichting van dagonderwijs, als bedoeld in evengemeld artikel, gaat bezoeken, wordt deze toelage, indien de plaatsing op bedoelde inrichting van dagonderwijs geschiedt vóór de 15de van een maand ingaande de eerste van die maand en overigens ingaande de eerste van de daaropvolgende maand en voor het resterende gedeelte van het schooljaar toegekend.

Artikel 4

  • 1. Aan de in artikel 2 bedoelde kinderen kan op schriftelijk verzoek van de ambtenaar bij de aanvang en bij het einde van het schooljaar overtocht worden verleend onderscheidenlijk van de standplaats van de ambtenaar naar het eiland, waar de inrichting van dagonderwijs, als bedoeld in artikel 2, gevestigd is en omgekeerd.

  • 2. In geval aan de in artikel 2 bedoelde kinderen van ambtenaren, met standplaats Saba of St. Eustatius, die op Aruba of Curaçao een inrichting van dagonderwijs bezoeken of gaan bezoeken, overtocht wordt verleend van de standplaats van de ambtenaar naar Aruba of Curaçao of omgekeerd, terwijl er ook op St. Maarten een zodanige inrichting van dagonderwijs, welke zij hadden kunnen bezoeken, aanwezig is, worden slechts de overtochtskosten, welke voor een reis van de standplaats van de ambtenaar naar St. Maarten of omgekeerd verschuldigd zouden zijn geweest, voor overheidsrekening genomen.

  • 3. In plaats van overtocht, als hiervoor bedoeld, kan aan de ambtenaar, op zijn daartoestrekkend schriftelijk verzoek, onder overlegging van bewijsstukken, een vergoeding van de terzake door hem gemaakte overtochtskosten worden toegekend, met dien verstande, dat de vergoeding maximaal wordt bepaald op het bedrag, dat voor overheidsrekening zou zijn gekomen, indien overtocht zou zijn verleend.

  • 4. Bij plaatsing van een kind op een inrichting van dagonderwijs tijdens het schooljaar als bedoeld in het vierde lid van artikel 3, zijn de voorgaande leden van dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen overtocht voor de terugreis wordt verleend noch een vergoeding van de terzake gemaakte overtochtskosten wordt toegekend, indien bij de plaatsing reeds de helft van het schooljaar verstreken was.

Artikel 5

  • 1. De huisvestingstoelage wordt ingetrokken, wanneer het kind, ten behoeve van wie deze werd toegekend, naar het oordeel van de Minister, onder wiens departement de betrokken ambtenaar ressorteert, de Inspecteur van het Onderwijs gehoord, blijk heeft gegeven van slecht gedrag, weinig ijver of onvoldoende vorderingen.

  • 2. De intrekking geschiedt:

    • a.

      met ingang van de eerste der maand, volgende op die, waarin is vastgelegd, dat een der in het eerste lid bedoelde omstandigheden aanwezig is;

    • b.

      met ingang van de eerste der maand, volgende op die, waarin de omstandigheden, welke tot de toekenning hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan, tenzij deze omstandigheden reeds op de eerste der maand hebben opgehouden te bestaan, in welk geval de intrekking per dezelfde datum in gaat.

  • 3. In geval van intrekking van de huisvestingstoelage wordt geen overtocht voor de terugreis verleend noch vergoeding van de terzake gemaakte overtochtskosten toegekend.

Artikel 6

De ambtenaar, aan wie ten behoeve van één of meer zijner kinderen een huisvestingstoelage is toegekend, is verplicht telkens binnen één week na ontvangst van een schoolrapport van zijn kind, een gewaarmerkt afschrift daarvan aan de Minister, onder wiens departement hij ressorteert, te zenden.

Artikel 7

De toekenning en intrekking van de huisvestingstoelage, het verlenen van overtocht danwel de toekenning van vergoeding terzake van gemaakte overtochtskosten geschiedt door de Minister, onder wiens departement de betrokken ambtenaar ressorteert.

Artikel 8

In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 wordt de daarin bedoelde toelage bij de totstandkoming van dit landsbesluit ingaande 1 januari 1966 en voor de verdere duur van het schooljaar toegekend.

Artikel 9

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 1966.