Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

BESCHIKKING van den 22sten April 1919, No. 501, bepalende de opneming in het Publicatieblad van den tekst der op het eiland Bonaire bestaande plaatselijke keuren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingBESCHIKKING van den 22sten April 1919, No. 501, bepalende de opneming in het Publicatieblad van den tekst der op het eiland Bonaire bestaande plaatselijke keuren
CiteertitelAlgemeen politiekeur Bonaire
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Veronderstelde inwtr. datum.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-08-1950Art. 68a, 80a t/m 80f, 86

25-07-1950

P.B.1950, no. 85

onbekend
15-03-1924Art. 29

06-11-1923

P.B. 1924, no. 2

onbekend
12-06-1919Nieuwe regeling

22-04-1919

P.B. 1919, no. 25

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

BESCHIKKING van den 22sten April 1919, No. 501, bepalende de opneming in het Publicatieblad van den tekst der op het eiland Bonaire bestaande plaatselijke keuren.

Bijlage

TEKST DER KEUR, houdende vaststelling van een reglement voor de reede en ankerplaats van Kralendijk, Bonaire, zooals deze keur gewijzigd is, laatstelijk bij de keur van den 13n . Juni 1918.

Artikel 1

Waar in dit reglement het woord reede gebezigd wordt, is daarmede bedoeld de zee voor het dorp Kralendijk, en waar sprake is van ankerplaats, dat gedeelte van de zee, die zich uitstrekt van het strand voor het huis No. 82 (noordelijke hoek) tot het huis No. 102 (zuidelijke hoek) in westelijke richting tot op ongeveer driehonderd meter naar buiten.

Artikel 2

Het is verboden op de reede met eenig vuurwapen te schieten. Aan oorlogsschepen kan echter door het Bestuur van dit eiland vrijstelling van dit verbod worden verleend.

Artikel 3

Het is verboden ballast of andere zinkende zelfstandigheden op de ankerplaats te werpen. Deze stoffen kunnen door belanghebbenden of ten hunnen koste op plaatsen door den havenmeester en loods, in overleg met het bestuur, aan te wijzen, gebracht worden.

Artikel 4

Van alle schade toegebracht aan gouvernementseigendom op de reede, waaronder ook begrepen booten aan de zijden van den gouvernementssteiger in davits hangende, wordt door den havenmeester en loods proces-verbaal opgemaakt, constateerende zooveel mogelijk den staat, waarin het beschadigde zich voor het ongeval bevond, de omstandigheden, waardoor het plaats vond, de som waarvoor de schade kan worden hersteld, den persoon (of personen) die tot de vergoeding verplicht wordt geacht en het bedrag dat door dezen is verschuldigd.

Tot vaststelling van dit bedrag, wordt acht geslagen op den toestand waarin het beschadigde zich v??r het toebrengen van de schade bevond, en op de omstandigheden, waaronder zij is veroorzaakt.

Het bestuur verhaalt op den bevelvoerder of den eigenaar (eigenaren) van het vaartuig de schade die door dat vaartuig wordt toegebracht of door schuld van den eestgenoemde veroorzaakt.

Ingeval de schade door den havenmeester en loods of zijne roeiers is aangericht, dan wordt zij verhaald op hem, die haar heeft veroorzaakt.

Van de bevelvoerders of vaartuigen.

Artikel 5

Door bevelvoerders worden bedoeld zij, die op het vaartuig gezag uitoefenen of met de leiding zijn belast.

Bevelvoerders zijn verplicht te zorgen, dat op hunne vaartuigen niet in strijd gehandeld wordt met eenige bepaling dezer keur.

Artikel 6

De bevelvoerders, die passagiers hebben aangevoerd, zijn verplicht dadelijk na hunne aankomst eene lijst van de namen der passagiers benevens de plaats van hunne herkomst, zoomede van hun ambt of beroep aan het politiebureau in te dienen.

Artikel 7

De bevelvoerders van vaartuigen, die lading innemen of lossen aan den Gouvernementssteiger, dragen zorg geene schade aan den steiger toe te brengen.

Booten worden op den Gouvernementssteiger niet gehaald, noch van daar te water gelaten, uitgezonderd de gouvernements loodsboot, wanneer deze van de davits op den steiger wordt gezet of van op den steiger in de davits wordt gehangen.

Als algemeenen regel geldt dat de Gouvernementssteiger alleen wordt gebruikt tot het lossen en laden van goederen.

Artikel 8

Vaartuigen mogen voor het lossen of het innemen van lading langs den Gouvernementssteiger worden verhaald.

De bevelvoerders zijn verplicht na afloop van dat lossen of laden, indien daartoe door den havenmeester en loods aangezegd, hunne vaartuigen onmiddellijk naar de door genoemden ambtenaar, voor elke gelegenheid aan te wijzen aanlegplaats, ten anker te brengen.

Artikel 9

Een op de ankerplaats ten anker liggend vaartuig moet na zonsondergang tot zonsopgang een helder brandend lantaarn, zoodanig op het achterdek geplaatst, hebben, dat zij van alle kanten goed gezien kan worden.

Een vaartuig, aan een der boeien op de reede gemeerd, moet dat licht aan of voor den fokkenmast op eene hoogte boven den romp van niet minder dan vier meter voeren.

Een vaartuig waarvan de lengte op het bovendek vijftig meter of meer bedraagt, aan een dier boeien gemeerd, moet beide in de voorgaande alinea’s bedoelde lichten voeren.

Artikel 10

Aan boord van alle vaartuigen, grooter dan 5 ton van 2.83 M3, op de ankerplaats, ten anker liggend of aan een der boeien op de reede gemeerd, moet de bevelvoerder, zoowel des daags als des nachts de wacht op het verdek doen houden, door een zeeman van minstens zestienjarigen leeftijd.

Artikel 11

Van de boeien op de reede zal door bevelvoerders van vaartuigen gebruik mogen worden gemaakt tot het meren daaraan van hunne vaartuigen.

Wanneer reeds een vaartuig van ongeveer 300 tonnen van 2.83 M3 of grooter of wel twee vaartuigen, elk van ongeveer 100 tonnen op een dier boeien vastgelegd zijn, zal zonder toestemming van den loods daaraan geen andere mogen worden gemeerd.

Als onder omstandigheden, in de voorgaande alinea bedoeld, wordt ook beschouwd een vaartuig, dat, ofschoon niet op die boei zelve, op andere daaraan gemeerde vaartuigen, is vastgelegd.

Artikel 11bis

Bevelvoerders van aan de in het voorgaand artikel bedoelde boeien gemeerde vaartuigen zijn gehouden, wanneer die boeien voor oorlogsschepen of paketvaartuigen noodig zijn op de eerste aanmaning van den loods hunne vaartuigen onverwijld daarvan te verwijderen.

Artikel 12

De bevelvoerders van op de reede liggende niet in de kolonie thuis behoorende vaartuigen, zenden zonder voorkennis van het plaatselijk Hoofd van politie geen schepelingen aan wal ter zake van afdanking of ontslag.

Van den Havenmeester en Loods

Artikel 13

Het toezicht van de reede en de handhaving van de in dit reglement voorkomende bepalingen zijn onder toezicht van het plaatselijk Hoofd der Politie en het oppertoezicht van den Gezaghebber, opgedragen aan den havenmeester en loods, aan wie de bij voorkomende gelegenheden aan te wijzen beambten van de politie ondergeschikt zijn.

Artikel 14

De havenmeester en loods is bevoegd om met voorkennis en goedkeuring van het plaatselijk Hoofd der Politie ten koste van den nalatige te doen of te beletten, hetgeen in strijd met deze verordening verzuimd of ondernomen wordt. Geene schadevergoeding kan deswege worden geëischt en de strafvervolging tegen den nalatige ingevolge deze of eene andere verordening vervalt daardoor niet.

Artikel 15

De havenmeester en loods kan in dringende omstandigheden of spoedeischende gevallen dadelijk handelen, onder verplichting evenwel om zoo spoedig mogelijk kennis te geven van zijne handelingen aan den Gezaghebber en het plaatselijk Hof van politie.

Artikel 16

De havenmeester en loods en de beambten der politie worden, waar zulks tot handhaving den goede orde noodig is, op de vaartuigen toegelaten.

De havenmeester en loods kan zicht ten allen tijde aan boord der vaartuigen vergewissen of aan de bepalingen van dit reglement wordt voldaan.

Verzet hiertegen is strafbaar.

Artikel 17

Wanneer voor bijzondere doeleinden bij Verordening of door het Bestuur geen vaste lig- of losplaatsen zijn aangewezen, bepaalt de havenmeester en loods in verband met de belangen van handel en scheepvaart en van goede orde de ligplaats ven elk vaartuig.

Hij kan ten allen tijde een vaartuig van ligplaats doen veranderen, indien daartoe gegronde redenen bestaan.

Zonder zijn voorkennis wordt geen vaartuig verhaald.

Algemeene bepalingen

Artikel 18

De op de reede liggende vaartuigen moeten hunne natievlaggen hijschen:

1°. Van zonsopkomst tot zonsondergang, wanneer zij daartoe door den havenmeester en loods aangezegd worden, en

2°. Bij het uitgaan of het binnenkomen van een Nederlandsch oorlogsschip.

Artikel 18bis

Eigenaars van op den Gouvernementssteiger geloste of ter verscheping aangebrachte goederen zijn verplicht deze onverwijld van daar te doen verwijderen, wanneer hiertoe door den havenmeester en loods of door de politie aangezegd.

Strafbepalingen op overtreding der voorschriften in dit reglement vastgesteld

Artikel 19

Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste een honderd gulden.

Artikel 20

Deze keur treedt in werking een maand na hare afkondiging.

Aldus vastgesteld gesteld in de vergadering van den Raad van politie op Bonaire op Vrijdag den 25n. Januari 1901.

De keuren tot wijziging goedgekeurd respectievelijk bij de Gouv. Beschikking van den 22n. November 1915 No. 960, van den 17n. April 1918 No. 333 en van den 1n. Juli 1918 No. 533.

TEKST DER KEUR, waarbij bepalingen worden vastgesteld omtrent het houtkappen en het kolenbranden op Gouvernementsgronden en het vervoeren van houtskool op of over publieke land- en zeewegen op plaatsen op het eiland Bonaire, zooals deze keur gewijzigd is, laatstelijk bij de keur van den 13n. Juni 1918.

Artikel 1

Het kappen groen hout, cactus daaronder begrepen, en snoeisel op gouvernementsgronden, zonder een daartoe door of namens dan Gezaghebber verleend permit, is verboden.

Artikel2

Het aanleggen van kolenmeilers en het uitbranden van houtskool op gouvernementsgronden, zonder een daartoe strekkend permit door of namens den Gezaghebber afgegeven, is verboden.

Artikel3

Het vervoer van houtskool op of over publieke land- en zeewegen op plaatsen, zonder bij zich te hebben een door het plaatselijk Hoofd van politie afgegeven vervoerbiljet, is verboden.

Alvorens het in de vorige alinea bedoeld vervoerbiljet af te geven is het plaatselijk Hoofd van politie bevoegd te laten onderzoeken of degene, die het aanvraagt, de opgegeven hoeveelheid houtskool voorhanden heeft en op welke wijze hij daaraan gekomen is.

Artikel 4

De bevoegdheid in het voorgaand artikel vermeld, wordt in het vierde district aan den districtmeester aldaar toegekend.

Artikel 4bis

Het verbod in art. 3 is niet van toepassing op het vervoer van hoogstens twee gewone zakken houtskool ineens, indien dit vervoer plaats vindt in de kom van Kralendijk, die begrensd wordt:

ten noorden door den noordgrens van het huis No. 12 aan den Zeedijk, den weg naar de Protestantsche begraafplaats, den zuidmuur van die begraafplaats, den noordgrens van het perceel No. 6 aan den kerkweg en van de ten oosten daarvan gelegen perceelen Nos. 1 en 3 kerkplein en No. 1 schoolplein; ten oosten door den Koninginneweg en den Modderweg; ten zuiden door den zuidgrens van perceel No. 2 (pastorie) aan het kerkplein, den Zuid-Nikibokoweg tot perceel No. 3 aan dien weg en van daar in een rechte lijn naar den zuidgrens van perceel no. 1 aan het De Ruyterplein; ten westen door den strandweg vanaf perceel No. 1 De Ruyterplein tot en met perceel No. 3 strandweg en door den Zeedijk vanaf perceel No. 1 tot en met perceel No. 2 Zeedijk; een het tevens blijkt dat de houtskool afkomstig is van in het dorp aanwezig voorraad.

Artikel 5

De in deze keur bedoelde permitten en vervoerbiljetten worden vrij van zegels en leges, kosteloos verstrekt.

Artikel 6

Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige onherroepelijk is geworden wegens gelijke overtreding, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Het hout en de houtskool, ten aanzien waarvan de overtreding is gepleegd of door middel van de overtreding verkregen, kunnen zoowel bij toepassing van het eerste als het tweede lid van dit artikel verbeurd verklaard worden voor zoover zij den veroordeelde toebehooren.

Artikel. 7

Deze keur treedt in werking een maand na hare afkondiging.

Aldus opgemaakt op Bonaire door den Raad van politie in zijne zitting van Vrijdag den 2n. Februari 1906.

De keuren tot wijziging goedgekeurd respectievelijk bij de Gouv. Beschikkingen van den 3n December 1915 No. 1001, van den 4n. Juli No. 533, van den 17n. April 1918 No. 333 en van den 1n. Juli 1918 No. 533.

TEKST DER KEUR, houdende verbod en strafbepalingen tegen den uitvoer van onrijpe dividivipeulen van het eiland Bonaire, zooals deze keur gewijzigd is, laatstelijk bij de keur van den 13n. Juni 1918.

Artikel 1

De uitvoer van onrijpe dividivipeulen is verboden.

Artikel 2

Onrijpe dividivipeulen zijn de zoodanige, die geen of zoo goed als geen meelstof (tannine) bevatten, hetzij doordien zij niet geheel of grootendeels van de groene tot de bruine kleur, het kenmerk van rijpheid, zijn overgegaan; hetzij doordien zij door de zon of door vuurgloed of op andere kunstmatige wijze zijn gedroogd; hetzij, doordien zij aan de boomen opgedroogd zijn zonder in vollen wasdom te zijn ge-gekomen, zijnde deze voornamelijk de wormstekigen en de zoogenaamde “salade”.

Artikel 3

Bij elke verscheping van dividivi moet deze door of vanwege het plaatselijk Hoofd van politie worden onderzocht.

Bij het inladen van dividivi in andere baaien of plaatsen van dit eiland, dan op Kralendijk, is de bevelvoerder van het vaartuig verplicht, op de plaats van uitklaring en voor dit plaats vindt, ten genoege van het plaatselijk Hoofd van politie een zeker aantal collis daarvan te doen ontschepen ter onderzoek.

Het aantal te ontschepen collis wordt door het plaatselijk Hoofd van politie of door den door dit daartoe aangewezen beambte bepaald.

Wanneer onder de uit te voeren dividivi meer dan zes percent onrijpe dividivipeulen wordt aangetroffen zal het geheel als onrijp beschouwd worden.

Artikel 4

Onder de uit te voeren dividivi wordt verstaan de inhoud van elk colli van dit product, waarvan door den uitvoerder aangifte ten kantore van den Ontvanger is gedaan.

Artikel 5

Wanneer de belanghebbende niet wil berusten in de uitspraak van het plaatselijk Hoofd van politie zal de kantonrechter drie deskundigen benoemen, die na beëedigd te zijn geworden, een onderzoek zullen instellen en eene beslissing nemen.

Van de benoeming van de deskundigen zoowel als van hunne beslissing wordt onmiddellijk schriftelijk kennis gegeven aan het plaatselijk Hoofd van Politie.

Artikel 6

Aan ieder der in artikel vijf genoemde drie deskundigen zal een door den kantonrechter te bepalen billijk loon, in verhouding tot den verleenden dienst en tot hunne maatschappelijke positie, toegekend worden, en zullen deze kosten door den belanghebbende gedragen worden, indien de beslissing in zijn nadeel uitgevallen is en door den Lande, indien de belanghebbende in ’t gelijk wordt gesteld.

Artikel 8

(7 en 8 oud) Hij die dividivi, waaronder meer dan zes percent onrijpe peulen wordt aangetroffen uitvoert, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste een honderd gulden benevens verbeurdverklaring van de peulen, waarmede de overtreding is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren

Artikel. 9

Met de invoering dezer keur vervallen de keuren dd. 25 Juni 1902, goedgekeurd bij G.B. dd. 31 December 1902 No. 1002 en dd. 6 Februari 1905 goedgekeurd bij G.B. dd. 21 Februari 1905 No. 141.

Artikel 10

Deze keur treedt in werking op den dag van hare afkondiging.

De keuren tot wijzigingen goedgekeurd respectievelijk bij Gouv. Beschikkingen van den 17n. April 1918 No. 333 en van 1n Juli 1918 No. 533.

TEKST DER KEUR, waarbij bepalingen nopens het weiden en schutten van vee op het eiland Bonaire worden ingevoerd, zooals deze keur gewijzigd is, laatstelijk bij de keur van den 13n. Juni 1918.

Artikel 1

Niemand mag vee op publieke gronden laten weiden, zonder een daartoe strekkende vergunning door den Gezaghebber af te geven.

Een ieder, die een zoodanige vergunning verkregen heeft, moet zorgen, dat bij het weidend vee in het dorp Kralendijk steeds een of meer wachters, naar gelang der kudde, zijn.

Artikel 2

Vee, dat in strijd met de bepaling van art. 1 of met die waaronder de vergunning is afgegeven, op publieke gronden weidende of losloopende in de straten van Kralendijk gevonden wordt, zal van wege het plaatselijk Hoofd van politie of den Districtmeester van het vierde district, indien het vee aldaar gevonden wordt, opgevangen en naar den schutstal worden gebracht.

Gelijkerwijze kunnen grondeigenaren of huurders van gronden, vee van anderen, dat op hunne gronden weidende gevonden wordt, doen opvangen en binnen 24 uur doen opnemen in de schutstal te Kralendijk voor wat betreft het 1ste, 2de en 3de district en in de schutplaats te Rincon, voor wat betreft het 4de district.

Artikel 3

In Kralendijk en in het dorp Rincon zullen behoorlijk gesloten schutplaatsen zijn.

Deze schutplaatsen staan onder het toezicht van het plaatselijk Hoofd van politie, doch voor wat betreft het 4de district onder onmiddellijk toezicht van den Districtmeester aldaar.

Artikel 4

Door de beambten belast met het toezicht over de schutplaats zullen registers worden aangelegd, waarin nauwkeurige aanteekening moet worden gehouden van de volgende bijzonderheden betreffende het in de schutplaats aangebracht vee:

1°. de soort en aantal;

2°. den datum en de plaats van het opvangen;

3°. den datum van aanbreng;

4°. den naam van den eigenaar voorzoover bekend;

5°. den naam van dengene, die het vee heeft opgevangen of laten opvangen;

6°. den naam van den aanbrenger;

7°. de merkteekens van het vee;

en wat betreft het grootvee, dat geen merkteekens draagt, het geslacht, de kleur of andere bijzonderheden, waardoor het vee zal kunnen worden herkend;

8°. den datum van de afgifte op terugvordering met vermelding van den naam van den persoon die de afgifte verzocht heeft, zoomede het bedrag van betaalde kosten;

9°. den datum van verkoop, den naam van den kooper, de koopsom en de kosten.

Dit register wordt volgens voorschrift van het plaatselijk Hoofd van politie ingericht.

Artikel 5

Het geschut vee moet door den ambtenaar belast met het toezicht over de schutplaats worden onderhouden.

Artikel 6

De eigenaar van of rechthebbende op geschut vee zal hetzelve kunnen terugvorderen binnen 3 dagen, den dag van aanbreng niet medegerekend, tegen betaling der kosten ingevolge art. 12.

Artikel 7

Wanneer het vee, dat in de schutplaats wordt aangebracht, niet binnen den bij het voorgaand artikel bepaalden tijd wordt teruggevorderd, zal het daags daarna op last van het plaatselijk Hoofd van politie te Kralendijk en van wege dae Districtmeester op Rincon, nadat minstens zes uren van te voren op de voor openbaren verkoop gebruikelijke wijze zulks ter algemeene kennis is gebracht, voor de schutplaats, in het openbaar verkocht en behoudens het bepaalde bij art. 9 tegen contante betaling aan den meestbiedende toegewezen en geleverd worden.

Valt de bovenbedoelde dag op een Zondag of algemeen erkenden feestdag, dan geschiedt de verkoop op den eerstvolgenden werkdag.

Artikel 8

De opbrengst van het overeenkomstig het voorgaand artikel verkocht vee wordt, na aftrek van aanbrenggeld en kosten van onderhoud, door het plaatselijk Hoofd van politie in de consignatiekas gestort, om aldaar gedurende drie maanden ter beschikking van den eigenaar of rechthebbende te blijven, na verloop van welken tijd het onopgevorderd bedrag in de armenkas wordt overgestort.

Artikel 9

Het staat den betrokken ambtenaar vrij bij den openbaren verkoop van geschut vee het bedrag der kosten als inzet te bepalen ter vervanging van het eerste bod.

Wanneer ten tweede male het geschut vee onverkocht mocht zijn gebleven, of telken male een minder bod dan de inzet wordt gedaan, kan het Hoofd van politie, na verkregen machtiging van den Gezaghebber, het geschutte vee onderhands verkoopen of doen verkoopen.

Artikel 10

Het geschutte vee, dat mocht blijken aan besmettelijke ziekte te lijden, moet nadat hetzelfve door den Gouvernements-geneeskundige is bezichtigd, en na bekomen machtiging van den Gezaghebber, op last van het Hoofd van politie worden afgemaakt, komende de kosten van onderhoud alsdan ten laste van den Lande.

Artikel 11

Van het verrichte ingevolge de 3 voorgaande artikelen wordt aanteekening gedaan in het register bedoeld bij art. 4.

Artikel 12

De kosten zijn:

  • a.

    wegens onderhoud per, dag, gedeelte van een dag als geheel gerekend:

voor een paard, muildier of hoornbeest f 0.50

voor een ezel 0.30

voor een geit, schaap of varken 0.15

  • b.

    kosten van verkoop;

  • c.

    loon van den omroeper bij elken verkoop 0.50

Artikel. 13

Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste vijftig gulden wordt gestraft hij die:

  • a.

    eens anders vee op den landsgrond of op eenig erf lokt of jaagt met het kennelijk doel het te schutten of te doen schutten;

  • b.

    verhindert, belet of zich verzet, dat schutbaar vee opgevangen of naar een schutstal overgebracht wordt;

  • c.

    wederrechtelijk geschut vee uit een schutstal wegvoert of doen ontvluchten;

  • d.

    eenig schutbaar vee opgevangen hebbende, niet zorgt, dat het binnen vier en twintig uur naar een schutstal overgebracht is.

Artikel 14

Met Kralendijk voorkomende in art. 1 dezer keur wordt bedoeld de kom van Kralendijk, zijnde van af het strand ter hoogte van het terrein op de domeinkaart aangeduid met No. 40 oostwaarts loopende tot voorbij den Zoutpannenweg, langs dezen weg in de noordelijke richting en verder langs dan Savaanweg tot het terrein no. 165 op diezelfde kaart, van hier oostwaarts tot den muur van het terrein der Roomsch-Katholieke kerk en pastorie en verder langs dezen muur noordwaarts tot het terrein No. 133 op die kaart, vervolgens langs dit terrein en de aangrenzende terreinen tot en met No. 127 (Villa Jane), dan langs de omheining van dit terrein noordwaarts loopende tot het terrein No. 117, langs dit laatste terrein in de westelijke richting tot het perceel No. 116 en langs de grenzen van dit perceel en de aangrenzende perceelen tot aan den Kerkhofweg doch niet verder dan het gedeelte daarvan ter hoogte van de westelijke omheining van het perceel No. 122, langs gemelden weg en verder langs den weg naar “Playa leche” tot aan het Hospitaal en eindelijk langs de oostelijke grens hiervan tot aan zee. De hier genoemde wegen daarin begrepen.

Artikel 15

De bepaling van art. 6 dezer keur is niet toepasselijk ten opzichte van geschutte varkens, die binnen de grenzen van Kralendijk zijn opgevangen, zullende deze dieren worden afgemaakt.

Artikel 16

Deze keur treedt in werking tegelijk met de Zegelverordening 1908.

Aldus vastgesteld in de openbare zitting van den Raad van politie op Bonaire op den zesden October 1900 en acht.

De keuren tot wijzigingen goedgekeurd respectievelijk bij Gouv. Beschikkingen van den 5n. Augustus 1914 No. 700, van den 17n April 1918 No. 333 en van den 1n Juli 1918 No. 533.

TEKST DER KEUR, houdende voorschriften en strafbepalingen op het gebruik van treknetten bij de visscherij in de wateren van het eiland Bonaire, zooals deze keur gewijzigd is bij de keur van den 28n. Maart. 1918.

Artikel 1

Het is verboden te visschen in de wateren van Bonaire met treknetten, waarvan de maaswijdte kleiner is dan 3 c.M. bij 3 c.M. van den zoogenaamden zak van het net, zijnde het drievijfde deel onderaan, kleiner dan 2 c.M. bij 2 c.M.

Overtreding van dit artikel wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan bovendien verbeurdverklaring van het net, waarmede de overtreding is gepleegd worden uitgesproken, voor zoover het den veroordeelde toebehoort.

Artikel 2

Deze keur treedt in werking op den eersten der maand volgende die waarin de afkondiging heeft plaats gevonden.

Aldus vastgesteld in de vergadering van den Raad van politie van den 29 sten April 1915.

De keur tot wijziging goedgekeurd bij Gouv. Beschikking van den 17n. April 1918 No. 333.

TEKST DER KEUR, houdende verbod en strafbepalingen op het plukken en het vervoeren van onrijpe dividivipeulen op Gouvernementsgronden op het eiland Bonaire, zooals deze keur gewijzigd is, laatstelijk bij de keur van den 13n Juni 1918.

Artikel 1

Het plukken van onrijpe dividivipeulen van boomen, groeiende op gouvernementsgronden, is verboden.

Artikel 2

Het vervoeren van dividivipeulen, waaronder meer dan zes percent onrijp wordt aangetroffen in elke colli op of over publieke wegen of plaatsen, zonder bij zich te hebben een door of namens het plaatselijk Hoofd van politie afgegeven vervoerbiljet, is verboden.

Zulk een vervoerbiljet wordt afgegeven alleen aan grondeigenaren, op wier gronden vruchtdragende dividiviboomen voorkomen, aan hunne gemachtigden of aan personen, die gronden van anderen, niet het gouvernement zijnde, beheeren, en wel alleen voor op die gronden verkregen onrijpe dividivipeulen.

De in de eerste alinea genoemde ambtenaar is te allen tijde bevoegd, alvorens het gevraagde vervoerbiljet uit te reiken, naar de in de 2de alinea omschreven omstandigheden een onderzoek in te stellen.

Waneer uit zulk een onderzoek blijkt, dat de aanvrager niet in de termen valt om een zoodanig vervoerbiljet te erlangen, wordt het niet afgegeven.

Artikel 3

De bevoegdheid, in het voorgaand artikel vermeld, wordt, voor wat het vierde district betreft, aan den Districtmeester van dit district toegekend.

Artikel 4

Onder onrijpe dividivipeulen wordt verstaan de zoodanige, die geen of zoo goed als geen meelstof (tannine) bevatten; hetzij doordien zij niet geheel of grootendeels van de groene tot de bruine kleur, het kenmerk van rijpheid, zijn overgaan, hetzij doordien zij door de zon of door vuurgloed of op andere kunstmatige wijze zijn gedroogd; hetzij doordien zij aan de boomen opgedroogd zijn zonder in vollen wasdom te zijn gekomen, zijnde deze voornamelijk de wormstekigen en de zoogenaamde “salade”.

Onder plukken wordt verstaan het met de hand of met een ander voorwerp van dividiviboomen verwijderen van peulen, alsmede het verzamelen of oprapen van onder die boomen zich bevindende peulen.

Artikel 5

De overtreding van de bepalingen dezer keur wordt gestraft als volgt:

van art. 1 met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden, van art. 2, eerste lid, met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.

De dividivipeulen waarmede de overtreding gepleegd is, of door middel van de overtreding verkregen, kunnen in al de gevallen bij dit artikel bedoeld worden verbeurd verklaard voorzooverre zij den veroordeelde toebehooren.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Artikel 6

Deze keur treedt in werking op den tienden dag na hare afkondiging.

Aldus vastgesteld in de vergadering van den Raad van politie op Bonaire van den tienden November 1915.

De keuren tot wijzigingen goedgekeurd respectievelijk bij Gouv. Beschikkingen van den 4n. Juli 1916 No. 533, van den 17n April 1918 No. 333 en van den 1n Juli 1918 No. 533.

TEKST DER KEUR, houdende bepalingen voor het eiland Bonaire betreffende het merken van geiten en schapen, zoomede omtrent den verkoop, de schenking of ruiling, den opkoop en de inbezitneming, benevens de verscheping van geite- en schapenvellen, zooals deze keur gewijzigd is bij de keur van den 13n. Juni 1918.

Artikel 1

Alle geiten en schapen zullen, zoodra zij gespeend zijn, door of vanwege den eigenaar van een merkteeken aan het oor of de ooren of op andere zichtbare plaatsen voorzien moeten worden.’

De keuze van een merkteeken is aan de goedkeuring van het plaatselijk Hoofd van politie onderworpen, die de bevoegdheid heeft een ander dan het gekozen merkteeken vast te stellen, wanneer hij zulks in het belang van derden wenschelijk acht.

Alleen om zeer gegronde redenen zal er aan een veeeigenaar toegestaan mogen worden te bezigen voor het merken van zijn klein vee meer dan een merk (waarmede bedoeld wordt de verschillende insnijdingen aan een of beide ooren van het dier aangebracht).

Artikel 2

De bepaling bij het eerste lid van het voorgaand artikel is niet van toepassing op de geiten, die in het wild geteeld worden op de perceelen, namelijk het zuidelijk perceel en het noordelijk, bekend onder den naam van Slagbaai, op de plantage Bolivia en op het eiland Klein Bonaire.

Artikel 3

Het is aan een ieder verboden zijne geiten of schapen van een ander, dan door het plaatselijk Hoofd van politie goedgekeurd of vastgesteld merkteeken te voorzien.

Artikel 4

Geiten of schapen, uit het buitenland of van de andere eilanden der kolonie op Bonaire ingevoerd, moeten, indien zij reeds een merkteeken dragen, dit merkteeken onveranderd behouden. Zoowel het getal als het merkteeken daarvan zullen door of vanwege den eigenaar, binnen 24 uren na den vervoer naar hunne bestemming, aan het plaatselijk Hoofd van politie moeten worden opgegeven.

De bepaling bij het 2e lid van art. 6 dezer keur is op dat vee van toepassing.

Artikel 5

Door het plaatselijk Hoofd van politie wordt een register aangehouden, waarin ingeschreven moeten worden de naam van elken eigenaar van op het eiland gehouden geiten en schapen en het merkteeken, dat, overeenkomstig de bepalingen dezer keur, door hem gebezigd mag worden.

Ook zal in het voormeld register aanteekeningen worden gehouden van het ingevolge het tweede lid van het voorgaand artikel opgegeven merkteeken van ingevoerde geiten of schapen en van het ingevolge het tweede lid van art. 6 aangebracht en goedgekeurd herkenningsteeken.

Artikel 6

Het oorspronkelijk merkteeken van aangekochte of bij schenking of ruiling verkregen geiten of schapen zal op geenerlei wijze onherkenbaar gemaakt of vernietigd mogen worden.

De nieuwe eigenaar zal dit vee van een herkenningsteeken mogen voorzien, mits te voren opgave hiervan doende bij het plaatselijk Hoofd van politie en dat herkenningsteeken door dezen worde goedgekeurd.

Artikel 7

Alle geiten- en schapevellen moeten, alvorens te koop aangeboden of weggeschonken te worden, of opgekocht, geruild of in bezit genomen te worden, of wel verscheept te worden, door of vanwege den eigenaar van het geslacht vee op het politiebureau ter stempeling worden gebracht.

Artikel 8

Het stempelen van geite- en schapevellen geschiedt met een koud ijzeren stempel, waarvan de afdruk duidelijk in elk vel zal worden geslagen, na voorafgaand onderzoek en vergelijking van het merk daarvan met het ten name van den betrokken eigenaar in het register van oormerkteekens ingeschreven merk.

De daarvoor te bezigen stempel wordt door den Gezaghebber vastgesteld.

Artikel 9

Geite- of schapevellen, uit het buitenland of de andere eilanden der kolonie aangebracht en niet voor doorvoer opgeslagen, moeten, alvorens in het vrije verkeer te worden toegelaten, van den in art. 8 dezer keur voorgeschreven stempel voorzien worden.

Artikel 10

Geen verscheping van geite- of schapevellen zal mogen plaats vinden, voordat van wege het plaatselijk Hoofd van politie onderzocht is of al de te verschepen vellen den voorgeschreven stempel dragen.

Artikel 11

Het in het voorgaand artikel vermeld onderzoek kan ook geschieden in het pakhuis of bergplaats van den belanghebbenden, mits deze minstens zes uren van te voren het verzoek daartoe aan het plaatselijk Hoofd van politie doet.

Het verpakken of samenbinden van die vellen moet alsdan geschieden in tegenwoordigheid van den daartoe aangewezen beambte, die elk pak verzegelen zal of op zoodanige wijze waarmerken, dat bijvoeging van meerdere vellen daarin uitgesloten zal wezen.

Artikel 12

Het plaatselijk Hoofd van politie is te allen tijde bevoegd, vellen, ingevolge het voorgaand artikel in bijzijn van een beambte ingepakt, voor een nader onderzoek te doen open of losmaken.

Artikel 13

Hij, die geite- of schapevellen ter onderzoek overeenkomstig de artikelen 10 en 11 dezer keur aangeeft, is verplicht te zorgen, dat daaronder geen ongestempelde vellen worden aangetroffen.

Artikel 14

Waar in deze keur gesproken wordt van plaatselijk Hoofd van politie wordt, voor wat het vierde district betreft, bedoeld de districtmeester van dat district.

Van elke inschrijving van veemerken, door dezen ambtenaar in het in zijn district aangehouden register verricht, zal door hem afschrift worden gezonden aan het plaatselijk Hoofd van politie.

Artikel 15

Binnen den tijd van drie maanden na afkondiging dezer keur moet door elken houder of eigenaar van kleinvee ten kantore van het plaatselijk Hoofd van politie, en voor wat het vierde district betreft, ten kantore van den districtmeester opgave worden gedaan van het merkteeken of merkteekens, door hem tot het merken van zijn kleinvee gebezigd.

Het vee, dat met een, krachtens de bepaling bij het tweede lid van art. 1 dezer keur, niet goedgekeurd merkteeken gemerkt is, zal dit merk behouden, zullende het aantal daarvan aan het plaatselijk Hoofd van politie moeten worden opgegeven, die van gezegde omstandigheid aanteekening zal doen op dezelfde wijze als voor de ingevoerde geiten en schapen voorgeschreven.

Artikel 16

Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Bij veroordeeling wegens overtreding van eenige bepaling dezer keur kunnen de geite- of schapevellen, waarmede de overtreding is gepleegd of door middel van de overtreding verkregen, worden verbeurd verklaard, voorzoover zij aan den veroordeelde toebehooren.

Artikel 17

Hij, die oormerkteekens van geiten of schapen of op de vellen daarvan verandert of verminkt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of met geldboete van ten hoogste een honderd gulden.

Artikel 18

Deze Keur kan worden aangehaald onder “Keur omtrent veemerk enz.” met bijvoeging van de dagtekening van vaststelling.

Zij treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 4 October 1913 No. 61 (P.B. no. 67).

Met dien datum vervalt de keur van den 14n. Maart 1900, afgekondigd den 6n. Juli 1900.

Aldus vastgesteld in de vergadering van den Raad van politie van den 28sten Maart 1918.

De keur tot wijziging goedgekeurd bij Gouvernements Beschikking van den 1n. 1918 No. 533.

TEKST DER KEUR, houdende bepalingen omtrent de straatpolitie en andere politievoorschriften op het eiland Bonaire, zooals deze keur gewijzigd is bij de keur van den 15n Juli 1918.

Maatregelen ter bevordering van de openbare orde, rust, veiligheid en reinheid

Artikel 1

Bij openbare feesten, vermakelijkheden, optochten, orkaan, brand en andere buitengewone omstandigheden moet ieder zich onderwerpen aan de voorschriften in het belang der openbare orde, rust of veiligheid bij iedere gelegenheid door het plaatselijk Hoofd van politie vast te stellen.

Artikel 2

Hij, aan wien bij volksverzamelingen op den openbaren weg door de politie gelast wordt, zich uit de volksverzameling te verwijderen, is verplicht aan dezen last onmiddellijk te voldoen en wel langs den weg of in de richting door de politie aangewezen.

Vrouwen, die op of aan den openbare weg staande of zich heen en weer bewegende, door eenigerlei houding, handeling of vertooning de aandacht der voorbijgangers tot zich trekken en vrouwen, tusschen des avonds negen ure en zonsopgang aldaar op stoepen of treden zittende gevonden, zijn, als haar door de politie gelast wordt zich daarvan te onthouden of zich van daar te verwijderen, verplicht onmiddellijk aan dezen last te voldoen.

Artikel 3

Het is verboden den geregelden gang of de volgorde van een begrafenisstoet, marcheerende troep of optocht te belemmeren of te storen.

Artikel 4

Het is, behalve ter uitvoering van een van gouvernements wege opgedragen taak, verboden, zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie, op den openbare weg of aan de huizen inzamelingen van geld te houden.

Artikel 5

Het is verboden, zonder de noodige voorzorgsmaatregelen genomen te hebben, door middel van ontploffing steenen te springen op plaatsen, waar zulks voor naburige erven of voor voorbijgangers schadelijk of gevaarlijk kan zijn.

Artikel 6

Het is verboden in het dorp Kralendijk, zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie, door middel van ontploffing steenen te spingen.

Wordt er ten behoeve van het Gouvernement en onder diens toezicht steenen gesprongen, dan is de in dit artikel bedoelde vergunning niet vereischt, doch geeft de Gezaghebber, alvorens met de werkzaamheden te beginnen daarvan kennis aan het plaatselijk Hoofd van politie.

Artikel 7

Het is verboden in het dorp Kralendijk huizen welke nog niet van daken zijn voorzien en ook die, welke in den vervolge aldaar zullen worden opgetrokken, met stroo te bedekken.

Artikel 8

Het is verboden goederen, die op den openbaren weg in het dorp Kralendijk vervoerd worden, over den weg te laten voortsleepen.

Artikel 9

Het is verboden zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie:

  • a.

    in, op, aan of over den openbaren weg iets hoegenaamd te planten, te plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te spreiden, uit te slaan, te drogen, te luchten of te hebben;

  • b.

    op den openbaren weg voorwerpen, stoffen, water of vuilnis te werpen, uit te storten, of te doen afvloeien;

  • c.

    goederen, puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest of bouwmaterialen op den openbaren weg neder te leggen of te hebben, behalve wanneer en voor zoolang dit voor geregeld voortgezet laden of lossen noodzakelijk is, of wanneer die ten behoeve van het gouvernement met kennisgeving aan het plaatselijk Hoofd van politie daar neergelegd zijn ter uitvoering van openbare werken;

  • d.

    den openbaren weg tot werkplaats te bezigen, te overdekken, bij het bouwen of verbouwen van perceelen ten gebruike in te nemen of daarop met koopwaren te staan of te zitten.

Artikel 10

Het is, behalve ter uitvoering van werken ten behoeve of onder toezicht van het gouvernement, verboden, zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie, de bestrating of wegbedekking op te breken of te beschadigen of in den openbaren weg te graven.

Artikel 11

het is verboden de verlichting bij de voorwerpen of op de plaatsen in de twee voorgaande artikelen bedoeld, aangebracht, gedurende den nacht uit te dooven of te verplaatsen.

Artikel 12

Het is verboden den openbaren weg op eenigerlei wijze te verontreinigen.

Hij, door wien of op wiens last eenige werkzaamheid op of aan den openbaren weg verricht wordt, is verplicht hetgeen ten gevolge daarvan op den openbaren weg achterblijft, onmiddellijk na afloop op te ruimen of te doen opruimen.

Hij wien vergunning is verleend om op den openbaren weg met koopwaren te staan of te zitten, is verplicht te zorgen, door v??r het verlaten van zijne plaats de hem toegestane ruimte op den openbaren weg behoorlijk gereinigd is.

Artikel 13

Het is verboden in de kom van Kralendijk zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie:

  • a.

    voorwerpen op den openbaren weg uit te stallen of uitgestald te hebben of aan den openbaren weg aan de buitenzijde van gevels, deuren of vensters ter uitstalling op te hangen, te bevestigen of opgehangen of bevestigd te hebben;

  • b.

    op den openbaren weg tusschen des avonds negen ure en zonsopgang te venten.

Artikel 14

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    schadelijke of gevaarlijke voorwerpen of stoffen te verkoopen, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben;

  • b.

    bij het venten, bij het doen van omroepingen of bij het verspreiden, aanbevelen, aankondigen of bekend maken van gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen, zoodanig te roepen of rond te gaan of te rijden met zoodanige reclamemiddelen of zoodanige geraasmakende middelen, dat daardoor de openbare orde verstoord of bedreigd of den goeden zeden aanstoot gegeven wordt.

Artikel 15

Het is aan eigenaars verboden in de kom van Kralendijk de buitenzijde der muren, wanden of schuttingen geheel wit te beschilderen, bepleisteren of bestrijken of geheel wit beschilderd, bepleisterd of bestreken te hebben.

Artikel 16

Eigenaars van boomen of struiken, waarvan takken over den openbaren weg hangen of groeien, zijn verplicht, ter plaatse waar zulks het verkeer belemmert of gevaar oplevert, op de eerste aanzegging door of van wege het plaatselijk Hoofd van politie, zoodanige takken af te snoeien.

Artikel 17

Het is verboden in de kom van Kralendijk:

  • a.

    faecaliën te storten op open of gesloten erven;

  • b.

    mest, vuilnis- of aschhoopen op open of gesloten erven aan te brengen of te hebben;

  • c.

    anders dan tijdens of onmiddellijk v??r of na het verrichten van werkzaamheden, puin, afbraak, kalk, klei of zondhoopen op open of gesloten erven aan te brengen of te hebben;

  • d.

    varkens op schot, los of vastgemaakt te houden;

  • e.

    eenig vee of huisdier te verbranden;

  • f.

    vee te begraven;

  • g.

    huisdier in het openbaar te dooden.

Artikel 18

Hij die opzicht van welken aard ook over jonge kinderen uitoefent, is verplicht te zorgen, dat zij niet naakt of niet onvoegzaam gekleed op den openbaren weg loopen of aldaar hunnen natuurlijke behoeften doen.

Artikel 19

Het is verboden op den openbaren weg:

a.versch vleesch, in een hoeveelheid van meer dan 10 Kilogram, anders dan geheel en zindelijk overdekt, te vervoeren.

Onder vleesch worden verstaan alle deel van een dier;

b.bloed of ingewanden van dieren of stank verspreidende stoffen te vervoeren, anders dan op voldoende wijze afgedekt en op andere uren, dan door het Hoofd van politie vastgesteld.

Artikel 20

Het is verboden in de publieke putten of op minder dan 50 Meter afstands daarvan kleedingstukken of andere voorwerpen te wasschen of te spoelen, zoomede om zich daarin of binnen den boven bepaalden grens te baden of te reinigen en in het algemeen om het water in zoodanige putten op de een of andere wijze onzuiver te maken.

Artikel 21

Het is verboden moedwillig steenen of andere voorwerpen in de publieke putten te werpen of te doen.

Artikel 22

De Gezaghebber zal bij beschikking bepalen welke putten als publieke putten in den zin van deze keur worden beschouwd.

De beschikkingen en de later in verband met deze aangelegenheid eventueel te nemen beschikkingen zullen op de wijze als voor de afkondiging van keuren is voorgeschreven, ter kennis van het algemeen worden gebracht.

Artikel 23

Het is verboden anders dan voegzaam gekleed in het openbaar te zwemmen of te baden.

Artikel 24

Het is verboden op of aan den openbaren weg, buiten de door het plaatselijk Hoofd van politie als waterplaatsen of secreten aangewezen plaatsen, datgene te verrichten, waartoe zoodanige inrichtingen bestemd zijn.

Artikel 25

Het is verboden op den openbare weg;

  • a.

    anderen hinder of overlast aan te doen;

  • b.

    te vechten, te schreeuwen, steenen of andere voorwerpen voort te schoppen, straatvuurtjes te stoken, in boomen of palen, op hekken, muren, afsluitingen, achter op rijtuigen, motorrijtuigen of handkarren te klimmen, te zitten of daaraan te hangen;

  • c.

    straatafsluitingen of afsluitingen, die met vergunning of op last van het bevoegde gezag geplaatst zijn, weg te nemen, te verplaatsen of omver te halen;

  • d.

    vee door het afsteken van vuurwerk of anderszins te doen schrikken;

  • e.

    vee of rijwielen eenigen hinder of eenig beletsel in den weg te leggen;

  • f.

    dieren op andere dan in artikel 440, 1°. van het Wetboek van Strafrecht bedoelde dieren aan te hitsen;

  • g.

    met kaarten, geld of dobbelsteenen of om geld te spelen.

Artikel 26

Het is verboden met steenen of andere harde voorwerpen te werpen, als ook met vaste of vloeibare stoffen, die bij het treffen van personen schadelijk kunnen zijn, hetzij dit op of over, van of naar den openbaren weg geschiedt.

Artikel 27

Het is verboden in de kom van Kralendijk vuurwapenen of windbuksen af te schieten.

Artikel 28

Het is verboden zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie, wilde dieren op eenig erf te hebben.

Artikel 29

xx

Artikel 30

Het is verboden, zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie openbare vermakelijkheden te geven, of voor het publiek toegankelijke bijeenkomsten tot ontspanning of vermaak te houden.

Artikel 31

Het is verboden, zonder vergunning van het plaatselijk hoofd van politie op den openbaren weg:

  • a.

    muziek- of zanguitvoeringen of vertooningen te geven, optochten te houden, muziek te maken of te zingen;

  • b.

    vuurwerk af te steken of daarmede te werpen, buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen, fakkels of teertonnen te branden, vuur aan te leggen of te hebben;

  • c.

    voordrachten, toespraken of betoogingen te houden;

  • d.

    zich te bevinden geheel of gedeeltelijk vermomd of gemaskerd, of gekleed in de kleederen der kunne, waartoe men niet behoort.

Het verbod onder b. geldt ook ten aanzien van de daarin bedoelde feiten, indien zij aan den openbaren weg plaats hebben.

Het verbod onder d. geldt niet ten aanzien van kinderen beneden den leeftijd van 10 jaren.

Artikel 32

De deelnemers aan een optocht, waarvoor geen vergunning is verleend, zijn verplicht op de eerste vordering van de politie uit een te gaan.

Artikel 33

Het is verboden danspartijen, muziekuitvoeringen en andere feestelijkheden of vermakelijkheden, die niet als openbaar of voor het publiek toegankelijk kunnen worden aangemerkt, voort te zetten, nadat dengene, die zoodanige feestelijkheid of vermakelijkheid houdt of geeft, een schriftelijk met redenen omkleed verbod, dat daarmede wordt voortgegaan, bereikt heeft, uitgevaardigd door het plaatselijk Hoofd van politie, op grond dat daardoor de openbare orde, rust of veiligheid verstoord of bedreigd of den goeden zeden aanstoot gegeven wordt, of op grond dat de toestand van een in de buurt aanwezigen zieke zulks vordert, in welk laatste geval een schriftelijke verklaring van een geneeskundige mede moet worden vertoond.

Artikel 34

Het is verboden in de kom van Kralendijk, zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie:

  • a.

    eenig werk te verrichten, dat geraas of anderen hinder van ernstigen aard veroorzaakt of schadelijke of walgelijke lucht verspreidt, indien zulks op de naburige erven of op den openbaren weg waargenomen kan worden;

  • b.

    in de open gaanderijen der huizen aan den openbaren weg vuur aan te leggen of te hebben.

Artikel 35

Het is verboden:

  • a.

    eenig aanplakbiljet, reclameplaat of ander drukwerk of geschrift hoegenaamd op eens anders eigendom aan te plakken, te bevestigen of aan te brengen zonder toestemming van den eigenaar of huurder. Deze bepaling is niet toepasselijk op gerechtelijke akten en andere stukken, waarvan de aanplakking door of op last van openbare ambtenaren krachtens wettelijk voorschrift geschiedt;

  • b.

    zonder daartoe gerechtigd te zijn niet eigenen muren, schuttingen, hekken stoepen, deuren, ramen of vensters te besmeren, te bekrassen of daarop te schrijven of te teekenen;

  • c.

    tusschen zonsondergang en zondsopgang op of aan den openbaren weg te liggen of, zonder daartoe gerechtigd te zijn tegen eenig perceel te leunen of op stoepen of treden te zitten, of post te vatten.

Artikel 36

Het is verboden, hetzij in de woning of in het bij eene woning behoorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, orde, rust of veiligheid verstorende handelingen te plegen.

Artikel 37

Het is verboden:

  • a.

    zich tot eene begraafplaats toegang te verschaffen, anders dan ter daartoe aangewezen plaats, tenzij op last van den beheerder;

  • b.

    op eene begraafplaats bij gelegenheid van het begraven of vervoeren van lijken de orde te verstoren.

Artikel 38

Eigenaars van honden zijn verplicht te zorgen, dat deze honden tusschen tien uur des avonds en vijf uur des morgens door blaffen, huilen of janken geen overlast of hinder aan de omgeving veroorzaken.

Van het rijen en van het vervoeren en losloopen van dieren

Artikel 39

Het is verboden op den openbaren weg in de kom van Kralendijk op andere dan door het plaatselijk Hoofd van politie aangewezen plaatsen rijtuigen, handkarren of eenig vee onbeheerd te laten staan of loopen, onder toezicht van personen beneden de vijftien jaren te laten, of anders dan tot onverwijld en geregeld voortgezet lossen of laden van eenig voorwerp vast te maken.

Varkens op den openbaren weg in de kom van Kralendijk losloopende gevonden, worden door de politie opgevangen of, zoo de opvanging te moeilijk is, afgemaakt.

Artikel 40

Het is verboden zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie wilde dieren over den openbaren weg te laten gaan of te vervoeren.

Artikel 41

Het is verboden op den openbaren weg:

  • a.

    beneden den leeftijd van zestien jaren rijtuigen te besturen;

  • b.

    rijtuigen te besturen of trekdieren te geleiden anders dan aan teugels of leidsels;

  • c.

    beneden den leeftijd van vijftien jaren vee te geleiden;

  • d.

    in kennelijken staat van dronkenschap of door ouderdom zwakte of andere oorzaak, klaarblijkelijk daarvoor onbekwaam zijnde, als bestuurder op te treden.

Artikel 42

Het is verboden op den openbaren weg in de kom van Kralendijk rijtuigen, tot vervoer van goederen bestemd, anders te besturen dan stapvoets er naastgaande en anders dan aan teugels of leidsels.

Artikel 42bis

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg rijtuigen of trekdieren onbeheerd te laten staan of loopen, of onder toezicht van personen beneden vijftien jaren te laten.

Artikel 43

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg met rijtuigen of handkarren:

  • a.

    zonder noodzaak stil te staan voor dwarsstraten of op hoeken van straten;

  • b.

    zonder noodzaak naast elkander te rijden;

  • c.

    zonder noodzaak anders dan ter zijde van den weg en in eene richting evenwijdig daaraan stil te staan, indien er ten gevolge daarvan geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft;

  • d.

    anders dan tot het in- of uitlaten van personen of het op- of afladen van goederen, stil te staan waar er geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft;

  • e.

    zonder noodzaak tegenover een aan de overzijde van den weg stilstaand rijtuig of handkar stil te staan, waar er geen voldoende ruimte voor een voorbijrijdend rijtuig overblijft.

Artikel 44

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg in de kom van Kralendijk:

  • a.

    met rijtuigen tot vervoer van personen bestemd anders dan in matigen draf te rijden en bij het omslaan van een hoek of waar twee rijtuigen elkaar niet kunnen passeeren, anders dan stapvoets;

  • b.

    op een trekdier gezeten anders dan stapvoets, in korten draf, handgalop of middelslag te rijden en bij het omslaan van een hoek anders dan stapvoets.

Artikel 45

Bestuurders zijn verplicht op den openbaren weg:

  • a.

    bij het ontmoeten van een vervoermiddel of eenig vee rechts uit te halen;

  • b.

    bij het inhalen van een vervoermiddel of eenig vee links uit te halen;

  • c.

    alvorens een vervoermiddel of eenig vee, zich in dezelfde richting bewegende, te passeeren, den bestuurder daarvan, indien deze moet uithalen, het verlangen daartoe behoorlijk kenbaar te maken;

  • d.

    wanneer een achter opkomend bestuurder het verlangen daartoe kenbaar gemaakt heeft, terstond en voldoende rechts uit te halen;

  • e.

    voetgangers behoorlijk en tijdig te waarschuwen, indien dit ter voorkoming van botsing noodig is.

Artikel 46

Voetgangers zijn op den openbaren weg verplicht bij het ontmoeten van of het ingehaald worden door een vervoermiddel of eenig vee, dezen behoorlijke ruimte voor passeeren te laten.

Artikel 47

Het is, zonder dat daarvoor door het plaatselijk Hoofd van politie vergunning is verleend, verboden op den openbaren weg een snelheidswedstrijd met rijtuigen, trekdieren of rijwielen te houden of daarbij als bestuurder op te treden.

Artikel 48

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg:

  • a.

    waar zich groote volksverzamelingen bevinden, op en neer te gaan of op andere dan door de politie aan te wijzen plaatsen te blijven stil staan;

  • b.

    waar verscheidene vervoermiddelen of trekdieren bijeen zijn, zich op te stellen, zich te scharen of op te rijden anders dan volgens aanwijzing van de politie.

Artikel 49

Het is aan bestuurders van rijtuigen verboden op den openbaren weg bij het achteroprijden van een begrafenisstoet, anders dan geheel ter zijde uitwijkende en zoo langzaam mogelijk voorbij te rijden.

Bij ontmoeting van een begrafenisstoet op den openbaren weg, zijn zij verplicht ter zijde van den weg stil te staan, tot dat de stoet voorbij getrokken is.

Artikel 50

Het is aan bestuurders van rijtuigen verboden op den openbaren weg bij het achteroprijden van een marcheerende troep of een optocht, voorbij te rijden, waar er voor deze geen ruimte is om uit te wijken.

Bij ontmoeting van een marcheerende troep of optocht op den openbaren weg, zijn zij verplicht, waar er voor deze geen ruimte is om uit te wijken, stil te staan totdat de troep of optocht voorbij getrokken is.

Artikel 51

Het is aan bestuurders van rijtuigen tot vervoer van personen bestemd, verboden tusschen zonsondergang en zonsopgang op den openbaren weg met deze rijtuigen te rijden of bespannen stil te staan, zonder dat deze aan elke zijde voorzien zijn van een lantaarn, die naar voren en naar de buitenzijde een duidelijk zichtbaar, helder licht uitstaalt.

Artikel 52

Op de eerste vordering van de beambten der politie zijn de bestuurders op den openbaren weg verplicht stil te houden.

Artikel 53

Het is verboden op de openbaren wegen of gedeelten daarvan, die door het plaatselijk Hoofd van politie van het verkeer met alle of sommige vervoermiddelen of eenig vee of van het verkeer in eene bepaalde richting zijn uitgesloten verklaard, zoodanige vervoermiddelen te besturen, zoodanig vee te besturen, te geleiden of te drijven, of zulks in de verboden richting te doen.

Van de beschikkingen, waarbij eene verklaring, als bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan of opgeheven, geschiedt aankondiging op de wijze als voor afkondiging van plaatselijke keuren voorgeschreven.

De uitsluiting van het verkeer wordt op den openbaren weg aangeduid door waarschuwingsborden.

De plaats der waarschuwingsborden wordt bepaald bij de in het eerste lid bedoelde verklaring.

Artikel 54

Het is verboden op den openbaren weg in de kom van Kralendijk:

  • a.

    op een trekdier gezeten, eenig ander vee, met uitzondering van een trekdier, dat aan de hand geleid wordt, te geleiden of te drijven;

  • b.

    rijtuigen of handkarren te besturen, waaraan eenig niet aangespannen vee vastgebonden is;

  • c.

    in een rijtuig of handkar gezeten, eenig niet aangespannen vee te geleiden of te drijven;

  • d.

    eenig niet aangespannen vee anders dan stapvoets te geleiden of te drijven;

e runderen te drijven, anders dan met in achtneming van de voorschriften voor elke gelegenheid door het plaatselijk Hoofd van politie te geven;

f.meer dan tien runderen en meer dan veertig stuks ander vee bij een te drijven.

Artikel 55

Het is verboden ingevoerd wordend vee, met uitzondering van trekdieren, landswaarts in te drijven, alvorens het door den Gouvernements geneeskundige gekeurd en gezond en vrij van besmettelijke ziekte bevonden en door of vanwege de politie van een door haar te bepalen merk voorzien is.

Artikel 56

Het is aan bestuurders verboden op den openbaren weg zonder vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie:

  • a.

    voor rijtuigen, voor elkander gespannen, trekdieren te hebben;

  • b.

    voor rijtuigen, tot vervoer van personen bestemd, meer dan twee trekdieren gespannen te hebben;

  • c.

    voor rijtuigen, tot vervoer van goederen bestemd, meer dan drie trekdieren gespannen te hebben;

  • d.

    rijtuigen of handkarren te besturen, waaraan andere rijtuigen of handkarren verbonden zijn.

Artikel 57

Het is verboden:

  • a.

    op den openbaren weg een trekdier te besturen, dat gewond of door eene uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening is aangetast, tenzij het dier in dien toestand is geraakt tijdens het gebruik, dat er van gemaakt werd op het oogenblik, dat het feit geconstateerd werd en het nog niet mogelijk is geweest het buiten gebruik te stellen;

  • b.

    een stuk vee op den openbaren weg te laten gaan, wanneer redelijker wijze te voorzien is, dat het tengevolge van verwonding of zwakte zijne bestemming niet zal kunnen bereiken.

Artikel 58

Een rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, moet voorzien zijn van een nauwkeurig werkend stuurtoestel.

Artikel 59

Een van een zoogenaamde freewheel inrichting voorzien rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, moet voorzien zijn van een rem, waarmede het ieder oogenblik tot stilstand kan worden gebracht.

Artikel 60

Een rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, moet voorzien zijn van een bel of hoorn, waarvan het geluid op een afstand van 50 Meter duidelijk hoorbaar is.’’

Artikel 61

De bestuurder van een rijwiel, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, is verplicht met de bel of den hoorn een signaal te geven bij het omslaan van een hoek of bij bochten en verder telkens wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert.

Artikel 62

Een rijwiel, waarmede tusschen zonsondergang en zonsopgang over een openbaren weg wordt gereden, moet voorzien zijn van een lantaarn, die voorwaarts een helder licht uitstraalt.

Artikel 63

De bestuurder van een rijwiel, waarmede over een openbare weg wordt gereden, is verplicht het rijwiel te doen stilhouden, telkens wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert.

Artikel 64

Het is op den openbaren weg aan den bestuurder van een rijwiel verboden:

  • a.

    daarop meer personen te hebben, dan het blijkbaar bestemd is te vervoeren;

  • b.

    zich aan een motorrijtuig op meer dan twee wielen of rijtuig vast te houden;

  • c.

    daarop te rijden zonder de voeten op de trappers en ten minste één hand aan den stuurkruk te houden;

  • d.

    daarop een last te vervoeren, die buiten den stuurkruk ter zijde uitsteekt.

Artikel 65

Het is verboden op den openbaren weg op rijwielen in rijen naast elkander te rijden, wanneer meer dan twee wielrijders op een zelfde rij elkander vasthouden.

Artikel 66

Het is verboden rijwielen op den openbaren weg onbeheerd te laten.

Artikel 67

Het is verboden met een motorrijtuig op meer dan twee wielen over een openbaren weg te rijden, tenzij:

1°. behoorlijk zichtbaar zij een op of aan het motorrijtuig aangebracht nummer, aan den eigenaar opgegeven door het plaatselijk Hoofd van politie, van zoodanige afmetingen en kleur en zoodanig aangebracht en verlicht, als door dien ambtenaar bepaald en op de wijze als voor de afkondiging van plaatselijke keuren voorgeschreven aangekondigd;

2°. aan den eigenaar door het plaatselijk Hoofd van politie ter zake van de sub 1°. bedoelde opgave een nummerbewijs zij afgegeven;

3°. de bestuurder in het bezit zij van een geldig rijbewijs, afgegeven door het plaatselijk Hoofd van politie, of door het Hoofd van politie te Curaçao.

Artikel 68

Een rijbewijs als bedoeld in het voorgaand artikel wordt op aanvrage afgegeven aan ieder, die den leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en aan wien een verklaring door een door den Gezaghebber aan te wijzen commissie is afgegeven, dat hij voldoende bewijzen van bekwaamheid, om als bestuurder van een motorrijtuig op meer dan twee wielen op te treden heeft gegeven.

Een nummerbewijs, als bedoeld in het voorgaand artikel, wordt op aanvrage afgegeven, nadat is vastgesteld, dat het motorrijtuig aan artt. 72 en 73 voldoet, en dat de beproeving van den motor, zoo zij noodig is, door een door den Gezaghebber benoemden deskundige, bevredigende uitkomsten heeft opgeleverd.

De kosten hiervan komen ten last van den aanvrager.

Artikel 68a

Onverminderd het bepaalde bij artikel 67 is het verboden als bestuurder op te treden van een autobus, of van een stationnerend of voor het verhuren bij de reis of per keer bestemd motorrijtuig, tenzij de bestuurder de leeftijd van vijf en twintig jaren heeft bereikt en van een motor-vrachtrijtuig, tenzij de bestuurder de leeftijd van één en twintig jaren heeft bereikt.

Bovendien is de bestuurder van een autobus of van een stationnerend of voor het verhuren bij de reis of per keer bestemd motorrijtuig verplicht bij zich te hebben een te zijnen name gestelde schriftelijke door het Plaatselijk Hoofd der Politie afgegeven vergunning dat hij als bestuurder van zodanig motorrijtuig mag optreden.

De in het voorgaande lid bedoelde vergunning moet op eerste vordering van de Ambtenaren belast met de opsporing der strafbare feiten in deze keur genoemd worden getoond.

Het Plaatselijk Hoofd der Politie is bevoegd, om bij met redenen omklede beschikking in het belang van de openbare orde bedoelde schriftelijke vergunning te weigeren of voor door hem te bepalen tijdsduur in te trekken.".

Artikel 69

Het is verboden beneden den leeftijd van zestien jaren een motorrijtuig op twee wielen op den openbaren weg te besturen.

Artikel 70

Het is verboden:

1°. op den openbaren weg een snelheidswedstrijd met motorrijtuigen te houden;

2°. op den openbaren weg een motorrijtuig te besturen, waarmede aan een snelheidswedstrijd wordt deelgenomen;

3° een motorrijtuig af te staan tot het houden van een snelheidswedstrijd op den openbaren weg.

Van het in dit artikel vervat verbod kan ontheffing worden verleend door het plaatselijk Hoofd van politie ten behoeve van snelheidswedstrijden op de openbare wegen in de buitendistricten.

Artikel 71

Het is aan den bestuurder van een motorrijtuig verboden over een openbaren weg te rijden op zoodanige wijze, dat de vrijheid of de veiligheid van het verkeer op dien openbaren weg wordt belemmerd of in gevaar gebracht.

In het dorp Kralendijk mag met geen grootere snelheid worden gereden dan van 20 K.M. per uur en in d e overige districten met geen grootere snelheid dan van 35 K.M. per uur.

De genoemde snelheden moeten, waar noodig, verminderd worden bij het rijden door bochten, op druk bezochte openbare wegen en verder overal, waar de veiligheid van het verkeer dit vordert.

Voor plaatsen, waar deze snelheden voor het algemeen verkeer of om andere redenen gevaarlijk worden geacht, kan door het plaatselijk Hoofd van politie een mindere snelheid worden voorgeschreven.

Artikel 72

Een motorrijtuig, waarmede over een openbaren weg wordt gereden moet voorzien zijn van:

1°. een nauwkeurig werkend stuurtoestel;

2°. minstens twee onafhankelijk van elkander krachtig werkende, onder bereik van den bestuurder zich bevindende remmen, met elk waarvan het motorrijtuig elk oogenblik tot stilstand kan worden gebracht;

3°. minstens één hoorn, trompet, sirene of mechanische fluit.

Artikel 73

Een motorrijtuig op meer dan drie wielen, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, moet voorzien zijn van eene inrichting om achterwaarts te rijden.

Deze bepaling is niet van toepassing op motorrijwielen waaraan een aanhangwagen is bevestigd.

Artikel 74

De bestuurder van een motorrijtuig, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, is verplicht met den hoorn de trompet, sirene of mechanische fluit een signaal te geven bij het omslaan van een hoek van een openbaren weg of bij bochten, en verder telkens wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert.

Bij kruispunten, wanneer zulke signalen gegeven worden van uit twee motorrijtuigen, die elkaar moeten passeeren is de bestuurder van het motorrijtuig, dat het andere motorrijtuig aan zijn rechterzijde heeft, verplicht te stoppen, totdat dit motorrijtuig zal zijn voorbij gegaan.

Artikel 75

Een motorrijtuig op meer dan twee wielen, dat zich na zonsondergang en v??r zonsopgang op een openbaren weg bevindt, moet voorzien zijn van minstens twee, aan weerszijden van het motorrijtuig aangebrachte lantaarns, die voorwaarts een helder wit licht uitstralen en van minstens één lantaarn, die achterwaarts een duidelijk zichtbaar rood licht geeft.

Het is verboden op den openbaren weg in het dorp Kralendijk en bijaldien zulks van den openbaren weg zichtbaar is, ook op andere plaatsen in gemeld dorp, alsmede bij het ontmoeten van een vervoermiddel op den openbaren weg in de buitendistricten, aan motorrijtuigen verblindende verlichting te bezigen, anders dan behoorlijk getemperd of zoodanig ingericht, dat de stralenbundel zich niet hooger dan één Meter boven den beganen grond verheft.

Artikel 76

De bestuurder van een motorrijtuig, waarmede over een openbaren weg wordt gereden, is verplicht het motorrijtuig te doen stilhouden en den motor in rust te brengen, telkens wanneer de veiligheid van het verkeer het een of ander vordert.

Artikel 77

Het is verboden motorrijtuig zonder voldoend toezicht op den openbaren weg te laten staan.

Artikel 78

Het is verboden over een openbaren weg te rijden met een motorrijtuig, door middel waarvan eenig vervoermiddel wordt voortbewogen, tenzij met vergunning van het plaatselijk Hoofd van politie.

Artikel 79

Op de eerste vordering van de beambten der politie is de bestuurder van een motorrijtuig op meer den twee wielen verplicht het in art. 67 sub 2°.en 3°.bedoelde nummer en rijbewijs te vertoonen.

Artikel 80

Op de eerste vordering van de beambten der politie is de eigenaar of bestuurder van een motorrijtuig verplicht, aan genoemde beambten toegang tot het motorrijtuig te verschaffen, hun bewijs te leveren omtrent deugdelijkheid van het stuurtoestel, remtoestel en geluidsignaal en wat betreft motorrijtuigen op meer dan twee wielen, bovendien te gedoogen, dat zij afmetingen en nummer onderzoeken.

Artikel 80a

Het is aan eigenaars en bestuurders van stationnerende en voor verhuren bij de reis of per keer bestemde motorrijtuigen verboden, deze motorrijtuigen voor het aangegeven doel op de openbare weg te gebruiken, tenzij:

1°. aan de voor- en achterbuitenzijde daarvan is aangebracht de letter H., onafscheidenlijk verbonden aan een belastingnummer, tegen de kostprijs van Gouvernementswege verkrijgbaar gesteld bij de Ontvanger;

2°. daarin op een zichtbare plaats op behoorlijke wijze bevestigd is een duidelijk leesbare, door of namens het Plaatselijk Hoofd der Politie voor gezien getekende afdruk van het tarief der door een door de Gezaghebber te benoemen commissie vastgestelde vrachtprijzen, ingericht naar een door die commissie goedgekeurd model.

Artikel 80b

Het is verboden voor de ritten of afstanden, vermeld op het in het voorgaand artikel bedoelde tarief hogere vrachtprijzen te vragen of in rekening te brengen dan daarbij is bepaald.

Personen die door stationnerende en voor verhuren bij de reis of per keer bestemde motorrijtuigen zijn vervoerd, zijn desgevraagd verplicht onmiddellijk na afloop van dat vervoer, de vrachtprijs volgens dat tarief aan de bestuurder van zulk een motorrijtuig te betalen.

Artikel 80c

Wanneer stationnerende of voor verhuren bij de reis of per keer bestemde motorrijtuigen zich beschikbaar op Hunne standplaats of op de openbare weg bevinden, zijn de bestuurders verplicht, degene, die zich het eerst aanmeldt, tegen betaling van het daarvoor volgens het tarief verschuldigde, naar zodanige plaats als door deze verlangd wordt, gelegen binnen de bij het tarief aangegeven kring te vervoeren.

De verplichting in het voorgaande lid vermeld bestaat niet ten aanzien van zich in kennelijke staat van dronkenschap bevindende of door een- uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening aangetaste persoon of personen, verkerende in zodanige toestand, dat beschadiging of verontreiniging van het motorrijtuig te voorzien is.

Artikel 80d

Eigenaars van stationnerende of voor verhuren bij de reis of per keer bestemde motorrijtuigen en van autobussen zijn verplicht te zorgen dat:

1°. zo spoedig mogelijk daarin achtergelaten of gevonden voorwerpen bij de politie ingeleverd worden;

2°. die motorrijtuigen op de openbare weg zijnde, uit- en inwendig steeds in zindelijke staat verkeren.

Artikel 80e

Bestuurders van zich op de daarvoor op de openbare weg aangewezen plaatsen bevindende autobussen zijn verplicht, ieder, die zich ten vervoer aanmeldt, tegen betaling volgens algemeen gebruikelijk tarief toe te laten, voor zover daardoor niet in strijd met enig wettelijk voorschrift zou gehandeld worden.

Artikel 80f

Het is aan eigenaars en bestuurders van autobussen verboden deze op de openbare weg voor het aangegeven doel te gebruiken, tenzij zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van de autobus duidelijk leesbaar in letters of nummers ter grootte van ten minste tien centimeter het aantal zitplaatsen vermeld staat, overeenkomende met het door of namens het Plaatselijk Hoofd van Politie bepaald grootste aantal passagiers, dat gelijktijdig in die autobus mag worden vervoerd.

Het bepalen van het grootste aantal passagiers, dat gelijktijdig in een autobus mag worden vervoerd, geschiedt kosteloos.".

Artikel 81

Het in artt. 43, 49 en 50 bepaalde is van toepassing ten aanzien van motorrijtuigen op meer dan twee wielen.

Het in artt. 62, 64 en 65 bepaalde is van toepassing ten aanzien van motorrijtuigen op twee wielen.

Van perceelnummers, straatnaamborden en waarschuwingsborden

Artikel 82

De eigenaar van een gebouw of getimmerte in het dorp Kralendijk is verplicht te zorgen, dat:

  • a.

    het aan den openbaren weg gemerkt wordt met het nummer, dat daarvoor door den Ontvanger bepaald is;

  • b.

    dat het daarop geplaatste nummer in goed leesbaren staat onderhouden blijft.

Bij vernummering van het perceel mag het oude nummer, mits doorgestreept, nog zichtbaar blijven gedurende den tijd van één jaar, te rekenen van den dag, waarop het nieuwe nummer aangebracht is.

Artikel 83

Bij bouw, herbouw, verbouwing, splitsing of vereeniging van perceelen in het dorp Kralendijk, is het den eigenaar verboden een gebouw of getimmerte in gebruik te nemen of op eenige wijze in gebruik te geven, alvorens dit voorzien is van het door den Ontvanger aangewezen nummer.

Artikel 84

Het is verboden het nummer, krachtens, de voorgaande artikelen aangebracht, van het perceel te verwijderen of een ander nummer aan te brengen of te hebben.

Artikel 85

Eigenaars zijn verplicht toe te laten, dat door of vanwege het bevoegde gezag straatnaamborden of waarschuwingsborden aan hun erf worden aangebracht.

Het is verboden het aldus aangebrachte bord te verwijderen of aldaar een bord met den naam van een anderen openbaren weg aan te brengen of te hebben.

Algemeene bepalingen

Artikel 86

In deze keur worden verstaan:

1° onder kom van Kralendijk, het bewoonde gedeelte van het dorp dat begrensdwordt:

ten noorden door den noordgrens van het huis No. 12 aan de Zeedijk;den weg naar de Protestantsche begraafplaats, den zuidmuur van die begraafplaats, den noordgrens van het perceel No. 6 aan den Kerkweg en van de ten oosten daarvan gelegen perceelen Nos. 1 en 3 Kerkplein en No. 1 Schoolplein; ten oosten door den Koninginneweg en den Modderweg; ten zuiden: door den zuidgrens van perceel No. 2 (pastorie) aan het Kerkplein, den Zuid Nikibokoweg tot het perceel No. 3 aan dien weg en vandaar in een rechte lijn naar de zuidgrens van perceel No. 1, aan het De Ruyterplein; ten westen: door den Strandweg van af perceel No. 1 De Ruyterplein tot en met perceel No. 3 Strandweg en door den Zeedijk van af perceel No. 1 tot en met perceel No. 12 Zeedijk;

2°. onder “Openbaren weg” alle straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, steigers of andere openliggende of ten dienste van het publiek bestemde gronden en plaatsen en, voor zoover de bij de betrekkelijke artikelen bedoelde feiten daarop kunnen plaats hebben, ook alle watervlakken, die, al of niet voor den publieken dienst bestemd, feitelijk voor een ieder toegankelijk zijn;

3°. onder “Bestuurders”, voor zoover aan dit woord geene beperking is toegevoegd, zoowel zij, die rijtuigen of motorrijtuigen besturen of onder hun onmiddellijk toezicht doen besturen, als zij die eenig vervoermiddel trekken of duwen.

Mede worden onder “bestuurders” begrepen zij, die rijwielen berijden of dieren berijden, geleiden of drijven;

4°. onder “Rijtuigen” alle vervoermiddelen, bestemd om te land door een of meer dieren, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen;

5°. onder “Motorrijtuigen”, alle vervoermiddelen, bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het vervoermiddel zelf aanwezig, anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen;

6°. onder “Handkarren” alle middelen tot vervoer van goederen met een of meer wielen, bestemd om door personen geduwd of getrokken te worden;

7°. onder “Eigenaar” ook beheerders en voorts allen, die krachtens eenig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, beschikking over eenig goed hebben;

8°. onder “Vee” paarden ezels muilezels, muildieren, runderen, schapen, bokken, geiten en varkens;

9°. onder “Trekdieren” paarden, ezels, muilezels en muildieren.

10o. onder „stationneren": met een vervoermiddel ergens postvatten, met het kennelijk doel het geheel of gedeeltelijk te verhuren;

11o. onder „autobussen": kennelijk tot vervoer van personen ingerichte motorrijtuigen, voor het gebruik waarvan per plaats betaald wordt..

Artikel 87

Hij, wien bij deze keur bevoegdheid is gegeven tot het verleenen van vergunning, kan daaraan voorwaarden verbinden.

Artikel 88

Hij, die handelt in strijd met, of niet nakomt de voorwaarden, verbonden aan eene vergunning, hem overeenkomstig deze keur verleend, wordt geacht gehandeld te hebben zonder vergunning.

Onder handelen wordt in dit artikel verstaan zoowel doen, als hebben en nalaten.

Artikel 89

Met rijtuigen tot vervoer van personen bestemd worden in deze keur gelijk gesteld, rijtuigen tot vervoer van goederen bestemd, mits op veeren en van een vaste zitplaats voor den bestuurder (bok) voorzien.

Artikel 90

De ambtenaren met het opsporen van overtredingen dezer keur belast, hebben te allen tijde vrijen toegang tot alle bijeenkomsten, waarbij het publiek wordt toegelaten, voorts tot alle plaatsen in art. 30 bedoeld, alsmede tot alle plaatsen waar rederlijkerwijze vermoed kan worden dat een bij de artikelen 29, 30 en 34a. strafbaar gesteld feit wordt gepleegd en, indien aan het in art. 33 omschreven bevel geen gevolg wordt gegeven ook tot de plaatsen daarin bedoeld.

Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien ondanks de bewoners, gebruikers of eigenaars,.

Is de plaats tevens eene woning of alleen door eene woning toegankelijk, dan treden zij deze tegen den wil der rechthebbenden niet binnen dan in het bijzijn van den Kantonrechter of een hulpofficier.

Artikel 91

De feiten, bij deze keur strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

Strafbepaling

Artikel

92

Overtreding van eenige bepaling dezer keur wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Indien tijden het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroeger veroordeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Bij veroordeling wegens overtreding van eenige bepaling dezer keur in het geval van het tweede lid van dit artikel kunnen de voorwerpen in de desbetreffende bepaling genoemd waarmede de overtreding is gepleegd of door middel van de overtreding verkregen, worden verbeurd verklaard, voor zoover zij aan den veroordeelde toebehooren, met uitzondering evenwel van dieren en vervoermiddelen.

Artikel 93

De overtreding van de bepalingen van artikelen 51, 62 en 75, voor de eerste maal op een avond tusschen zonsondergang en zeven uur, is alleen strafbaar, als na voorafgegane waarschuwing van de politie, hierop geen acht is geslagen.

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 94

Deze keur kan worden aangehaald onder den titel van “Algemeene politiekeur van Bonaire’, met bijvoeging van de dagteekening der vaststelling.

Zij treedt in werking tegelijk met het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 4 October 1913 No. 61 (P.B. No. 67).

Met ingang van dien dag vervallen:

de keur van den 30n. October 1890, afgekondigd den 5n. Maart 1897 met de later daarin aangebrachte wijzigingen;

de keur van 5 April 1897, afgekondigd den 28n. April 1897;

de keur van den 15n. Maart 1912, afgekondigd den 3n. April 1912 en

de keur van den 22n. April 1916, afgekondigd den 17n. Mei 1916.

Artikel 95

Eigenaars van muren, wanden of schuttingen aan de buitenzijde geheel wit beschilderd, bepleisterd of bestreken, zijn verplicht te zorgen dat binnen een jaar na de inwerkingtreding dezer keur, de witte kleur door een andere wordt vervangen.

Artikel 96

Eene krachtens de bij deze keur ingetrokken wettelijk regelingen verleende vergunning blijft ook na het in werking treden van deze keur van kracht, tenzij eenige bepaling dezer keur zich daartegen verzet en behoudens intrekking daarvan door het gezag, dat haar verleende.

Aldus vastgesteld in de vergadering van den Raad van Politie van den acht en twintigsten Maart 1900 en achttien.

De keur tot wijziging goedgekeurd bij Gouv. Beschikking van den 29n. Juli 1918 No. 608.