Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Spijkenisse

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2012)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Spijkenisse
Officiële naam regelingBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2012)
CiteertitelBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2012)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1.Deze regeling vervangt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (2011)

2. Deze regeling is van rechtswege vervallen door intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-01-201301-01-201301-01-2013vervallen van rechtswege

12-12-2012

Weekblad Spijkenisse, 15-01-2013

IWMO/2012/95
01-01-201201-01-2013nieuwe regeling

13-12-2011

Weekblad Spijkenisse, 27-12-2011

IWMOBO

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2012)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse;

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse;

gehoord de Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 1 december 2011;

besluiten vast te stellen het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2012):

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2007).

Paragraaf 2 De verstrekking van individuele voorzieningen

Artikel 2 Bezwaren van overwegende aard

In de volgende gevallen is er sprake van bezwaren van overwegende aard, als bedoeld in artikel 4 van de Verordening, tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming:

  • 1.

    op grond van het indicatieonderzoek bestaat het ernstige vermoeden dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming;

  • 2.

    op grond van het indicatieonderzoek bestaat het ernstige vermoeden dat het verstrekken van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming zal leiden tot verwaarlozing;

  • 3.

    het persoonsgebonden budget wordt administratief beheerd door de organisatie die ook de hulpverlening uitvoert.

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdrage bij de verstrekking van een individuele voorziening
  • 1. De eigen bijdrage voor een individuele voorziening is:

    • a.

      € 18,- per vier weken voor alleenstaanden jonger dan 65 jaar met een inkomen tot € 22.905,-;

    • b.

      € 18,- per vier weken voor alleenstaanden van 65 jaar en ouder met een inkomen tot € 16.007,-;

    • c.

      € 25,80 per vier weken voor meerpersoonshuishoudens, indien één van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar, met een gezamenlijk verzamelinkomen tot € 28.306,-;

    • d.

      € 25,80 per vier weken voor meerpersoonshuishoudens van 65 jaar of ouder met een gezamenlijk verzamelinkomen tot € 22.319,-.

  • 2. Voor personen met een (verzamel)inkomen boven het inkomen zoals genoemd in lid 1 geldt dat de eigen bijdrage verhoogd wordt met een inkomensafhankelijk deel. Dit inkomensafhankelijk deel is 1/13 deel van 13% van het verschil tussen het (verzamel)inkomen en het inkomen genoemd in lid 1, waarbij de kostprijs van de geleverde dienst(en) niet mag worden overschreden.

  • 3. De categorisering en bedragen genoemd in artikel 3 lid 1 sub a t/m d worden steeds per 1 januari automatisch aangepast aan de categorisering en bedragen opgenomen in hoofdstuk IV, artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Deze geactualiseerde gegevens worden gepubliceerd in de Staatscourant. Bovenstaande geeft de stand van zaken per 1 januari 2012 weer.

  • 4. Voor cliënten die vóór 1 januari 2012 een indicatie voor een hulpmiddel en/of woonvoorziening hebben, geldt de eigen bijdrage systematiek uit dit artikel vanaf 1 juli 2012.

Artikel 4 Vergoeding collectief vervoer
  • 1. Het bedrag, als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Verordening, dat als besparingsbijdrage in rekening wordt gebracht wanneer een cliënt gebruik maakt van het collectief vervoer, is gelijk aan het bedrag dat een volwassene tot 65 jaar betaalt voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer.

  • 2. De bedragen die een begeleider, die samen met een cliënt reist, betaalt voor het collectief vervoer, luiden als volgt:

    • a.

      het bedrag dat een medisch begeleider, die samen met een cliënt reist, betaalt voor het gebruik van het collectief vervoer, bedraagt € 0,-.;

    • b.

      het bedrag dat een bestemmingsbegeleider, die samen met een cliënt reist, betaalt voor het gebruik van het collectief vervoer, is gelijk aan het bedrag dat een cliënt betaalt;

    • c.

      het bedrag dat een sociaal begeleider, die samen met een cliënt reist, betaalt voor het gebruik van het collectief vervoer, bedraagt het bedrag dat een cliënt betaalt, vermeerderd met een bedrag van € 1,25 voor lokale ritten en € 2,50 voor regionale ritten

Paragraaf 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Bandbreedte

Bij noodzaak tot structurele positieve of negatieve afwijking van het aantal toegkende uren huishoudelijke hulp, vindt er een nieuwe indicatie plaats.

Artikel 6 Omvang van het persoonsgebonden budget
  • 1. De omvang van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp 1 en 2, als bedoeld in artikel 13 van de Verordening, wordt gevormd door het aantal uren geïndiceerde hulp vermenigvuldigd met:

    • a.

      € 12,95 voor huishoudelijke hulp 1 uitgevoerd door een particuliere hulp;

    • b.

      € 20,71 voor huishoudelijke hulp 1 uitgevoerd door een medewerker in dienst van een organisatie, een zelfstandige zonder personeel of voor huishoudelijke hulp 2 uitgevoerd door een particuliere hulp;

    • c.

      € 25,37 voor huishoudelijke hulp 2 door een gespecialiseerde medewerker in dienst van een organisatie of een zelfstandige zonder personeel.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor het tarief van een zelfstandige zonder personeel, dient een Verklaring arbeidsrelatie overlegd te worden.

Paragraaf 4 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Omvang van het persoonsgebonden budget
  • 1. Het persoonsgebonden budget voor individuele woonvoorzieningen, als bedoeld in artikel 14 sub c van de Verordening, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. Deze waarde blijkt uit een door het college geaccepteerde (standaard)offerte.

  • 2. Het persoonsgebonden budget kan worden verhoogd met instandhoudingkosten. Hieronder worden kosten voor reparatie en onderhoud verstaan.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een woonvoorziening wordt in één keer betaald aan de budgethouder.

  • 4. Er wordt pas een nieuw persoonsgebonden budget of een nieuwe voorziening verstrekt als de voorziening technisch afgekeurd is.​

  • 5. Instandhoudingskosten worden, binnen 30 kalenderdagen, nadat cliënt een factuur heeft overlegd, vergoed. De gemaakte kosten worden alleen vergoed voor zover het reparaties of onderhoud betreft als gevolg van normaal gebruik van de voorziening. Kosten die veroorzaakt zijn door onoordeelkundig of onzorgvuldig gebruik dan wel nalatigheid worden niet vergoed.

Artikel 8 Omvang van de financiële tegemoetkoming
  • 1. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als bedoeld in artikel 16 sub a van de Verordening bedraagt maximaal € 3.404,-.

  • 2. In individuele gevallen kan een uitzondering worden gemaakt op het verhuisprimaat zoals genoemd in artikel 17 van de Verordening indien de woning in beginsel wel geschikt is voor mensen met beperkingen. Er dient dan minimaal sprake te zijn van een gelijkvloerse woning op een etage die bereikbaar is met een lift of een gelijkvloerse woning op de begane grond. In dergelijke gevallen kunnen de woningaanpassingen toch worden uitgevoerd als de totale kosten daarvan niet meer dan € 1.000,- boven het in lid 1 genoemde bedrag liggen.

  • 3. De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering als bedoeld in artikel 16 sub c van de Verordening bedraagt maximaal:

    • a.

      normbedrag laminaat / vinyl inclusief lijmkosten € 13,74 per vierkante meter;

    • b.

      normbedrag raambekleding € 12,73 per vierkante meter raam;

    • c.

      normbedrag bankstel € 636,25 per bankstel.

    Is het te vervangen artikel jonger dan 2 jaar oud, dan vindt financiering plaats o.b.v. 100%.

    Is het te vervangen artikel tussen 2 en 4 jaar oud, dan vindt financiering plaats o.b.v. 75%.

    Is het te vervangen artikel tussen 4 en 6 jaar oud, dan vindt financiering plaats o.b.v. 50%.

    Is het te vervangen artikel tussen 6 en 8 jaar oud, dan vindt financiering plaats o.b.v. 25%.

    Is het te vervangen artikel ouder dan 8 jaar, dan wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 9 Bezoekbaar maken van een woning

De financiële tegemoetkoming die wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken van een woning, als bedoeld in artikel 20 lid 4 van de Verordening, bedraagt maximaal € 1.134,67.

Artikel 10 Afschrijvingsschema waardevermeerdering koopwoningen
  • 1. Artikel 22 van de Verordening heeft betrekking op het terugbetalen van een deel van de waardestijging die het gevolg is van aanpassing van een koopwoning.

    Het in artikel 22 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema ziet er vanaf 2010 als volgt uit:

    1 jaar0 %  6 jaar0 %
    2 jaar0 %  7 jaar0 %
    3 jaar0 %  8 jaar0 %
    4 jaar0 %  9 jaar0 %
    5 jaar0 %  10 jaar0 %

    Dit betekent dat woningaanpassingen die vanaf 2010 zijn aangebracht en tot waardevermeerdering van de woning leiden, niet worden afgeschreven.

  • 2. De in artikel 22 van de Verordening bedoelde terugbetaling is een uit een wettelijk voorschrift voortvloeiende verplichting tot betaling van een geldschuld.

  • 3. Terugbetaling geschiedt aan het college.

  • 4. a. De verplichting tot betaling van een geldsom wordt bij beschikking vastgesteld.

    b. De beschikking vermeldt in ieder geval:

    1. de te betalen geldsom;

    2. de termijn waarbinnen de betaling moet plaatsvinden.

  • 5. De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

  • 6. a. Betaling geschiedt door bijschrijving op een daartoe door de gemeente Spijkenisse bekend gemaakte bankrekening.

    b. Betaling geschiedt in euro.

    c. Betaling door bijschrijving op een bankrekening geschiedt op het tijdstip waarop de rekening van de gemeente wordt gecrediteerd.

  • 7. De schuldenaar is, op grond van artikel 4:97 van de Algemene wet bestuursrecht, in verzuim indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald.

  • 8. Overeenkomstig artikel 4:98 van de Algemene wet bestuursrecht is de schuldenaar wettelijke rente verschuldigd wanneer hij in verzuim is.

  • 9. Overeenkomstig artikel 4:99 van de Algemene wet bestuursrecht stelt het college het bedrag van de verschuldigde wettelijke rente bij beschikking vast.

Artikel 11 Belangrijke reden toekenning woonvoorziening

Bij een bijzondere reden als bedoeld in artikel 21 lid sub a van de ‘Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007’, waardoor een verhuizing naar een inadequate woning toegestaan is, moet worden gedacht aan een verhuizing vanwege samenwoning, huwelijk, scheiding of het aanvaarden van werk elders. De individuele omstandigheden van de cliënt zijn zwaarwegend bij de beoordeling.

Paragraaf 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget
  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 23 sub c van de Verordening, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. Deze waarde blijkt uit een door het college geaccepteerde (standaard)offerte.

  • 2. Het persoonsgebonden budget kan worden verhoogd met instandhoudingkosten. Hieronder worden kosten van reparatie, onderhoud en, indien nodig, de kosten voor een WA-verzekering verstaan.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een vervoersvoorziening wordt in één keer betaald aan de budgethouder.

  • 4. Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een periode van zeven jaar. Er wordt pas een nieuw persoonsgebonden budget of een nieuwe voorziening verstrekt als de voorziening technisch afgekeurd is.

  • 4. Instandhoudingskosten worden, binnen 30 kalenderdagen, nadat cliënt een factuur heeft overlegd, vergoed. De gemaakte kosten worden alleen vergoed voor zover het reparaties of onderhoud betreft als gevolg van normaal gebruik van de voorziening. Kosten die veroorzaakt zijn door onoordeelkundig of onzorgvuldig gebruik dan wel nalatigheid worden niet vergoed.

Artikel 13 Omvang van de financiële tegemoetkoming
  • 1. De financiële tegemoetkoming voor individuele vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 23 sub c van de Verordening, bedraagt maximaal per jaar voor het gebruik van:

    • a.

      een (eigen) auto / vervoer door derden € 753,32

    • b.

      een (rolstoel)taxi € 1.526,12,-

  • 2. Voor cliënten die vóór 01-01-2010 een indicatie voor een individuele vervoersvoorziening voor een (eigen) auto of vervoer door derden hadden, geldt een overgangsregeling. Deze cliënten ontvangen in 2012 een bedrag ad € 875,-. Vanaf 2013 ontvangen zij het bedrag zoals dit is vastgesteld in het op dat moment geldende Besluit.

  • 3. De financiële tegemoetkoming wordt betaald binnen 30 kalenderdagen, nadat cliënt een declaratieformulier heeft overlegd.

Artikel 14 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Er wordt geen voorziening of vergoeding verstrekt voor een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, indien het inkomen meer bedraagt dan 1,5 maal het wettelijke vastgestelde sociaal minimum.

Paragraaf 6 Rolstoelen

Artikel 15 Omvang van het persoonsgebonden budget
  • 1. Het persoonsgebonden budget voor (sport)rolstoelen, als bedoeld in artikel 27 sub c en d van de Verordening, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. Deze waarde blijkt uit een door het college geaccepteerde (standaard)offerte.

  • 2. Het persoonsgebonden budget kan worden verhoogd met instandhoudingkosten. Hieronder  worden  kosten van reparatie, onderhoud en, indien nodig, de kosten voor een WA-verzekering verstaan.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een rolstoel wordt in één keer betaald aan de budgethouder.

  • 4. Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een periode van zeven jaar. Er wordt pas een nieuw persoonsgebonden budget of een nieuwe voorziening verstrekt als de voorziening technisch afgekeurd is.

  • 5. Instandhoudingskosten worden, binnen 30 kalenderdagen, nadat cliënt een factuur heeft overlegd, vergoed. De gemaakte kosten worden alleen vergoed voor zover het reparaties of onderhoud betreft als gevolg van normaal gebruik van de voorziening. Kosten die veroorzaakt zijn door onoordeelkundig of  onzorgvuldig gebruik dan wel nalatigheid worden niet vergoed.

Paragraaf 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 16 Afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Deze bevindingen worden door het college bij de besluitvorming en de motivering van het indicatiebesluit betrokken.

Paragraaf 8 Slotbepalingen

Artikel 17 Tarieventabel

Op grond van artikel 38 van de Verordening, verhoogt het college jaarlijks de in de Verordening en in dit Besluit genoemde bedragen met minimaal het inflatiepercentage belastingen- en tarieven uit de Kadernota. Alle bedragen zijn opgenomen in de tarieventabel (bijlage 1).

Artikel 18 Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2012).

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2012. Met ingang van deze datum wordt tevens het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Spijkenisse (2011) ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 2011

de gemeentesecretaris,
J. Pol
de burgmeester,
M. Salet

Bijlage 1 Tarieventabel

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

ArtikelOmschrijving2011 Indexering 1,8%2012
3Eigen bijdrage voor:  Nee  
 Alleenstaanden€ 17,60 [Red: 17,80] per 4 wkn (aanpassing ogv AMvB) € 18,00 per 4 wkn
 Meerpersoonshuishoudens€ 25,20 [Red: 25,40] per 4 wkn(aanpassing ogv AMvB) € 25,80 per 4 wkn
4 lid 1Besparingsbijdrage collectief vervoerHet bedrag dat een volwassene tot 65 jaar voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer betaalt.NeeHet bedrag dat een volwassene tot 65 jaar voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer betaalt.
4 lid 2a. Bijdrage medisch begeleiderHet bedrag dat een volwassene tot 65 jaar voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer betaalt.Nee€ 0
 b. Bijdrage bestemmingsbegeleiderHet bedrag dat een volwassene tot 65 jaar voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer betaalt.NeeHet bedrag dat een volwassene tot 65 jaar voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer betaalt.
 c. Bijdrage sociaal begeleiderHet bedrag dat een volwassene tot 65 jaar voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer betaalt.NeeHet bedrag dat een volwassene tot 65 jaar voor de af te leggen afstand met het openbaar vervoer betaalt, vermeerderd met € 1,25 voor lokale ritten en € 2,50 voor regioritten.
6HH1 door particulier€ 12,69Ja€ 12,95
 HH1 door organisatie/zzp'er€ 20,30(aansluiting bij€ 20,71
 HH2 door particulier€ 20,30 mixpercentage€ 20,71
 HH2 door organisatie/zzp'er€ 24,87uit de Kadernota)€ 25,37
8 lid 1Verhuiskosten huishouden€ 3.343,81Ja€ 3.404,-
8 lid 2 [Red: lid 3]Vloerbedekking per m2€ 13,50 (incl. lijmkosten)Ja€ 13,74
 Gordijnen / lamellen per m2€ 12,50Ja€ 12,73
 Bankstel€ 625,00Ja€ 636,25
9 Bezoekbaar maken woning€ 1.114,61Ja€ 1.134,67
13(Eigen) auto / vervoer door derden€ 740,-Ja€ 753,32
 Overgangsregeling (eigen) auto/vervoer derden€ 875,- [Red: 985,73]Nee€ 875,-
 Rolstoeltaxi€ 1.499,14Ja€ 1.526,12