Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT houdende algemene maatregelen van de 20ste oktober 1981 regelende de instelling van een Onderwijscommissie Nederlandse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT houdende algemene maatregelen van de 20ste oktober 1981 regelende de instelling van een Onderwijscommissie Nederlandse Antillen
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-1981Nieuwe regeling

20-10-1981

P.B. 1981, no. 318

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT houdende algemene maatregelen van de 20ste oktober 1981 regelende de instelling van een Onderwijscommissie Nederlandse Antillen

Artikel 1

  • 1. Er is een Onderwijscommissie Nederlandse Antillen, hierna genoemd commissie, voor bij landsverordening of landsbesluit houdende algemene maatregelen te regelen aangelegenheden van onderwijskundige aard.

  • 2. De commissie behandelt de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden in bespreking met de door de Minister van Onderwijs daartoe aangewezen vertegenwoordigers, alvorens door de Minister van Onderwijs een beslissing wordt genomen.

Artikel 2

  • 1.

    De commissie bestaat uit vierentwintig leden.

  • 2.

    Acht leden die worden aangewezen door rechtspersoonlijkheid bezittende overkoepelende organisaties van onderwijzend personeel, en wel als volgt: twee leden worden aangewezen door de op Aruba gevestigde overkoepelende organisatie, twee leden door die gevestigd op Curaçao, twee leden door die gevestigd op Bonaire en twee leden door die gevestigd in het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden.

Bestaat er in een eilandgebied geen overkoepelende organisatie van onderwijzend personeel, dan geschiedt de aanwijzing door de bestaande organisatie van onderwijzend personeel in het betreffende eilandgebied. Voor ieder lid wordt tevens een plaatsvervanger aangewezen.

  • 3.

    Acht leden die worden aangewezen door rechtspersoonlijkheid bezittende overkoepelende organisaties van rechtspersoonlijkheid bezittende oudercommissies van ouders van leerlingen van scholen, en wel als volgt: twee leden worden aangewezen door de op Aruba gevestigde overkoepelende organisatie, twee leden door die gevestigd op Curaçao, twee leden door die gevestigd op Bonaire en twee leden door die gevestigd in het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden. Voor ieder lid wordt tevens een plaatsvervanger aan gewezen.

  • 4.

    Acht leden die worden aangewezen door de bijzondere schoolbesturen. Vijf leden worden aangewezen door de roomskatholieke schoolbesturen, twee leden door de protestant-christelijke schoolbesturen en één lid door de overige bijzondere schoolbesturen, en wel als volgt: twee leden worden aangewezen door de op Aruba gevestigde bijzondere schoolbesturen, twee leden door die gevestigd op Curaçao, twee leden door die gevestigd op Bonaire en twee leden door die gevestigd in het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden. Voor ieder lid wordt tevens een plaatsvervanger aangewezen.

Artikel 3

Lid of plaatsvervangend lid van de commissie kunnen alleen zijn Nederlanders tevens ingezetenen van de Nederlandse Antillen.

Artikel 4

  • 1. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van de commissie zijn onverenigbaar met het lidmaatschap van de Staten, de functie van Minister, ondervoorzitter of lid van de Raad van Advies, het lidmaatschap van de Eilandsraad en de functie van gedeputeerde.

  • 2. Bij aanvaarding van een van de in het voorgaande lid genoemde functies of van het lidmaatschap van de Staten of van de Eilandsraad vervalt het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de commissie van rechtswege.

Artikel 5

  • 1. De in de commissie te voeren besprekingen staan onder leiding van voorzitter of, bij ontstentenis van deze, van een plaatsvervangende voorzitter. Beiden, door de Gouverneur benoemd na overleg met de commissie, hebben in de commissie een adviserende stem.

  • 2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en, zo nodig, door een of meer adjunct-secretarissen, bij landsbesluit op voordracht van de commissie aangewezen. Zij kunnen tevens leden van de commissie zijn.

  • 3. Bij behandeling van bepaalde aangelegenheden kunnen op uitnodiging of met toestemming van de voorzitter ook anderen aan de bespreking deelnemen.

Artikel 6

De organisaties, welke van de bevoegdheid tot aanwijzing hebben gebruik gemaakt, doen aan de Gouverneur mededeling van de door haar aangewezen leden en plaatsvervangende leden.

Artikel 7

  • 1. De commissie behandelt haar aangelegenheden onmiddellijk nadat zij haar zijn toegezonden. De Minister van Onderwijs wijst voor de behandeling van elke aangelegenheid de ambtenaren aan, die de Minister hierbij zullen vertegenwoordigen en brengt dit ter kennis van de voorzitter, die in overleg met deze ambtenaren de vergadering van de commissie belegt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 6 kan op verzoek van de in artikel 1, tweede lid bedoelde vertegenwoordigers de commissie in voorlopige besprekingen met hen treden of deze inlichtingen verschaffen.

Artikel 8

  • 1. Behoudens het bepaalde in artikel 7, tweede lid vergadert de commissie op plaats, dag en uur, door de voorzitter te bepalen.

  • 2. De voorzitter is verplicht de commissie bijeen te roepen, indien meer dan de helft der aangewezen leden het verlangen daartoe te kennen geeft.

Artikel 9

  • 1. In overleg met de in artikel 1, tweede lid bedoelde vertegenwoordigers kan de commissie een reglement van orde vaststellen.

  • 2. De voorzitter doet de secretaris een advies opstellen, bevattende de gevoelens der meerderheid van het in de vergaderingen verhandelde, welk advies met de stukken wordt teruggezonden.

  • 3. Zij die gevoelens hebben uitgebracht, afwijkende van die der meerderheid, en zich hebben voorbehouden afzonderlijke adviezen over te leggen om te worden gevoegd bij het advies der commissie, zijn verplicht die adviezen, ondertekend, zo tijdig aan de secretaris ter hand te stellen, dat de inzending van het advies der commissie daardoor generlei vertraging ondergaat.

  • 4. Indien de stemmen over een voorstel staken, wordt hetgeen voor en tegen het voorstel is aangevoerd ter kennis van de Minister van Onderwijs gebracht.

  • 5. De adviezen worden zoveel mogelijk uitgebracht binnen de tijd in het verzoek om advies bepaald.

Artikel 10

  • 1.

    Indien de Minister van Onderwijs voornemens is af te wijken van een advies van de commissie betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, geeft de Minister daarvan schriftelijk kennis aan de commissie, onder vermelding van de redenen van de afwijking, alsmede van de tijd waarbinnen desgewenst nader advies door de commissie kan worden uitgebracht.

  • 2.

    De commissie deelt de Minister van Onderwijs overeenkomstig diens daartoe strekkend verzoek, niet eerder dan vierentwintig uur, doch uiterlijk binnen zeven dagen na ontvangst der kennisgeving schriftelijk mede of zij de afwijking van dien aard acht dat zij nader advies wenst uit te brengen.

  • 3.

    Deelt de commissie mede dat zij nader advies wenst uit te brengen, dan is het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9 van overeenkomstige toepassing.

De Minister van Onderwijs kan de in het eerste lid bedoelde tijd met een termijn verlengen.

Artikel 11

De commissie is gerechtigd de Minister van Onderwijs voorstellen te doen van aangelegenheden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, welke voorstellen op de voet van het bepaalde in artikel 1, tweede lid aan de commissie kunnen worden voorgelegd.

Artikel 12

  • 1. De adviezen van de commissie kunnen na verloop van tenminste dertig dagen nadat zij zijn uitgebracht, door de commissie openbaar worden gemaakt, tenzij de Minister van Algemene Zaken de commissie meedeelt dat het landsbelang zich daartegen verzet, of de Minister van Onderwijs de commissie bij de indiening van het verzoek om advies te kennen heeft gegeven dat de openbaarmaking door of vanwege de Minister van Algemene Zaken zal geschieden.

  • 2. De adviezen van de commissie worden door de Minister van Onderwijs aan de Staten van de Nederlandse Antillen in afschrift toegestuurd.

Artikel 13

De leden en de plaatsvervangende leden genieten voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie een vergoeding van f. 25,— per vergadering; meerdere vergaderingen op dezelfde dag gehouden worden tezamen als één vergadering aangemerkt.

De secretaris geniet voor zijn werkzaamheden als zodanig een vergoeding van f. 200,— per maand.

Artikel 14

  • 1. De leden, de secretaris, de voorzitter en hun plaatsvervangers hebben ingeval van dienstreizen recht op vergoeding van reiskosten en van teerkosten naar de regelen, welke terzake gelden voor ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen.

  • 2. Voor de toepassing van de in het voorgaande lid bedoelde regelen treedt de Minister van Onderwijs in de plaats van de Gouverneur, terwijl de betrokkenen geacht worden te zijn gerangschikt in de eerste klasse.

Artikel 15

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging.