Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6de juni 1983 ter uitvoering van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (P.B. 1977, no. 4)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6de juni 1983 ter uitvoering van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (P.B. 1977, no. 4)
CiteertitelUitvoeringsbesluit aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen 1983
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Veronderstelde datum van P.B. 1984, no. 70

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6de juni 1983 ter uitvoering van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (P.B. 1977, no. 4)

§ 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1
  • 1.

    Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

,,de landsverordening”: de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (P.B. 1977, no. 4, zoals gewijzigd);

„de minister":de Minister van Financiën;

„het fonds":het Waarborgfonds Motorverkeer;

„verzekeringsmakelaar”: de natuurlijke of rechtspersoon, die bedrijfsmatig bemiddeling verleent bij de totstandkoming van overeenkomsten van verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid;

„geboekt bruto premie-

inkomen":het geboekte premie-inkomen dat betrekking heeft op de verzekering van motorrijtuigen tegen wettelijke aansprakelijkheid.

  • 2.

    Waar in dit landsbesluit melding wordt gemaakt van motorrijtuigen, verzekerden, benadeelden of verzekeraars, wordt aan deze woorden dezelfde betekenis gehecht als in de landsverordening.

§ 2. Verzekerde som

Artikel 2

De som waarvoor de in de landsverordening bedoelde verzekering voor een motorrijtuig ten minste moet zijn gesloten bedraagt f 90.000,— per gebeurtenis.

Artikel 3

In afwijking van het in artikel 2 bepaalde moet voor een motorrijtuig dat is bestemd voor of ingericht tot het vervoer van een groter aantal personen dan zes, de bestuurder daaronder niet begrepen, de verzekerde som per gebeurtenis evenzovele malen f 15.000,— bedragen als het betreffende aantal bedraagt, met een maximum van f 300.000,— per gebeurtenis.

§ 3. Eigen risico

Artikel 4

Het bedrag bedoeld in artikel 5, tweede lid en artikel 18, derde lid van de landsverordening wordt vastgesteld op f 150, —.

§ 4. Verzekeringsbewijs

Artikel 5
  • 1. Het bewijs van verzekering, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de landsverordening, bestaat uit de kwitantie die door een krachtens artikel 20 van de landsverordening toegelaten verzekeringsonderneming aan de verzekerde verstrekt wordt. Deze kwitantie moet tenminste bevatten het kenteken van het motorrijtuig, de naam van de verzekeraar en van de verzekeringnemer, het polisnummer, de dagtekening en het jaar van ingang van de dekking, alsmede de periode waarvoor de dekking geldt.

  • 2. Bij landsbesluit worden nadere regelen gesteld met betrekking tot de controle op de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de landsverordening of uit dit landsbesluit voor degenen op wie de verplichting tot verzekering rust.

§ 5. Inrichting en werking van het Waarborgfonds Motorverkeer

Artikel 6
  • 1.

    Het bestuur van het fonds bestaat uit vier leden en drie plaatsvervangende leden.

  • 2.

    De benoeming van de bestuursleden geschiedt als volgt:

1°.een bestuurslid wordt benoemd door de minister op voordracht van de commissie van toezicht van het fonds; dit bestuurslid bekleedt het ambt van voorzitter van het bestuur;

2°. een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid worden benoemd door de Minister van Economische Zaken;

3°.een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid worden benoemd door de minister, op voordracht van de verzekeraars;

4°.een bestuurslid en een plaatsvervangend bestuurslid worden benoemd door de minster, op voordracht van de verzekeringsmakelaars.

  • 3.

    Door de commissie van toezicht wordt de voordracht opgemaakt met inachtneming van het in artikel 13, vijfde lid bepaalde.

  • 4.

    Door de verzekeraars, onderscheidenlijk de verzekeringsmakelaars wordt de voordracht opgemaakt in een vergadering waarvoor alle tot medewerking aan de totstandkoming van de betreffende voordracht bevoegde natuurlijke of rechtspersonen worden opgeroepen. Dezen kunnen zich desgewenst ter vergadering bij schriftelijke volmacht, inhoudende de wijze waarop de stem dient te worden uitgebracht, doen vertegenwoordigen. Aan de minister wordt tegelijk met de voordracht een opgave verstrekt van diegenen die noch persoonlijk, noch bij gemachtigde aan de vergadering hebben deelgenomen.

De vergadering voorziet zelf in haar leiding. De voordracht wordt vastgesteld bij meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte stemmen. Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft één stem.

  • 5.

    Indien de Minister van Financiën de voordracht van de verzekeraars of van de verzekeringsmakelaars niet binnen twee maanden na de dagtekening van zijn daartoe strekkend schriftelijk verzoek ontvangen heeft, wijst hijzelf uit de kring van verzekeraars, onderscheidenlijk verzekeringsmakelaars een bestuurslid aan.

Artikel 7
  • 1.

    Iedere voordracht bevat de volledige namen, alsmede de woonplaats, dan wel de plaats van vestiging van tenminste twee natuurlijke of rechtspersonen benevens de aanduiding wie als bestuurslid en wie als plaatsvervangend bestuurslid voorgedragen wordt.

Indien meer personen worden voorgedragen voor de te vervullen vakature worden zij op de voordracht geplaatst in overeenstemming met de volgorde van voorkeur, door de vergadering aan hun toegekend.

  • 2.

    Van een voordracht blijkt uit een op schrift gesteld besluit van de betreffende vergadering, ondertekend door alle ter vergadering aanwezige stemgerechtigden dan wel, waar toepasselijk, hun statutaire vertegenwoordigers, of voor wat betreft de niet aanwezige stemgerechtigden, hun vertegenwoordigers krachtens schriftelijke volmacht.

Artikel 8
  • 1. Met de voorzitter van het bestuur wordt een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aangegaan. De daaruit voortvloeiende kosten komen ten laste van het fonds.

  • 2. De overige bestuursleden en de plaatsvervangende bestuursleden hebben zitting voor onbepaalde tijd, doch kunnen te allen tijde door degene die hen benoemd hééft ontslagen worden. Hun kan een door de minister te bepalen vergoeding ten laste van het fonds worden toegekend.

Artikel 9
  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of twee andere bestuursleden dit nodig achten, doch tenminste eenmaal per twee maanden.

  • 2. Bestuursbesluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, beslist de voorzitter.

  • 3. Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een plaatsvervangend bestuurslid doen vertegenwoordigen. In geval van afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter of van. twee of meer andere bestuursleden in wier vervanging niet voorzien heeft kunnen worden, kunnen geen geldige besluiten worden genomen. Alsdan kan de commissie van toezicht, indien zij zulks noodzakelijk of gewenst acht, in de waarneming van de betreffende bestuursfuncties voorzien.

  • 4. In geval van afwezigheid of ontstentenis van alle bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden is de commissie van toezicht tijdelijk met het bestuur belast.

  • 5. Het bestuur stelt een reglement op, inhoudende de werkwijze met betrekking tot de behandeling van verzoeken tot schadevergoeding. Deze regeling behoeft de goedkeuring van de minister.

Artikel 10
  • 1. Behoudens het gestelde in de twee volgende leden van dit artikel vertegenwoordigt de voorzitter het fonds in en buiten rechte. Tot het aanspannen van rechtsgedingen en het voeren van verweer in zulke gedingen behoeft hij de machtiging van het bestuur.

  • 2. Van de bevoegdheid van een ander bestuurslid om het fonds in of buiten rechte te vertegenwoordigen blijkt uit een op schrift gesteld bestuursbesluit dat door alle bestuursleden ondertekend is.

  • 3. In geval van een tegenstrijdig belang tussen de voorzitter en het fonds wijst de commissie van toezicht een van haar leden aan om het fonds terzake in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Deze aanwijzing geschiedt bij een op schrift gesteld besluit dat door alle leden van de commissie ondertekend is.

Artikel 11
  • 1. De voorzitter is belast met de uitvoering van de besluiten van het bestuur. Hij is bekleed met de hoedanigheid van direkteur van het fonds en heeft als zodanig de leiding van de gewone werkzaamheden met betrekking tot de behandeling van verzoeken tot schadevergoeding.

  • 2. In gemeen overleg met de andere bestuursleden benoemt, schorst en ontslaat hij het personeel van het fonds. Voor de bepaling, vergroting en vermindering van het aantal personeelsleden behoeft hij de machtiging van de commissie van toezicht.

  • 3. Met betrekking tot de uitvoering van zijn taak kunnen hem door de minister algemene instrukties worden gegeven.

  • 4. Tot het doen van uitkeringen tot een bedrag van ten hoogste f 2500,— per schadegeval is de voorzitter alleen bevoegd, onder gehoudenheid de door hem gedane uitkeringen in de eerstvolgende bestuursvergadering te melden en desverlangd toe te lichten. Uitkeringen boven het bedrag van f 2500,— behoeven een besluit van het bestuur.

Artikel 12
  • 1. Met de leden van het personeel van het fonds worden arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht ten name en ten laste van het fonds aangegaan. De bepalingen van de tweede tot en met de vijfde afdeling van de zevende titel A van het derde boek van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen zijn op deze overeenkomsten van toepassing.

  • 2. De voorzitter kan in gemeen overleg met de andere bestuursleden door een of meer personen, in dienst van een verzekeraar en door deze daartoe ter beschikking gesteld, bepaalde werkzaamheden ten dienste van het fonds laten verrichten, indien en zolang voor deze werkzaamheden geen terzake kundig personeelslid van het fonds is aangesteld.

  • 3. De kosten, voortvloeiende uit de overeenkomsten bedoeld in de beide voorgaande leden, evenals alle andere kosten die met de uitvoering van de werkzaamheden van het fonds samenhangen, komen ten laste van het fonds.

  • 4. In de personeelsbehoefte van het fonds kan zo nodig voorts worden voorzien door terbeschikkingstelling van ambtenaren. Deze terbeschikkingstelling geschiedt bij landsbesluit, waarin tevens de financiële gevolgen daarvan worden geregeld.

Artikel 13
  • 1.

    De leden van de commissie van toezicht worden benoemd door de minister. Zij mogen niet behoren tot het personeel van het fonds.

Een lid is een ambtenaar van het Departement van Financiën, welke lid fungeert als voorzitter van de commissie van toezicht; een lid is een jurist; en een lid is een verkeersdeskundige.

  • 2.

    De leden van de commissie van toezicht hebben zitting voor onbepaalde tijd. Zij kunnen te allen tijde worden ontslagen door de minister.

  • 3.

    De commissie van toezicht is belast met het toezicht op het bestuur. Zij wordt door de minister gehoord omtrent alle zaken, het fonds betreffende, die aan diens beslissing onderworpen zijn, en zij kan ook eigener beweging aan de minister rapport of advies omtrent aangelegenheden van het fonds uitbrengen.

  • 4.

    De commissie van toezicht vergadert zo dikwijls de voorzitter of de twee overige commissieleden dit nodig achten.

  • 5.

    Besluiten van de commissie worden genomen in voltallige vergadering bij meerderheid van stemmen. Commissieleden kunnen zich krachtens schriftelijke volmacht ter commissievergadering doen vertegenwoordigen, echter uitsluitend door hun mede-commissieleden.

  • 6.

    De leden van de commissie van toezicht hebben te allen tijde toegang tot de kantoren van het fonds en zijn te allen tijde gerechtigd tot inzage in de boeken en bescheiden van het fonds.

  • 7.

    Het bestuur licht de commissie van toezicht desgevraagd in omtrent alle zaken, het fonds en het bestuur van het fonds betreffende. De commissie kan verlangen dat de voorzitter van het bestuur haar vergadering bijwoont.

  • 8.

    Aan de commissieleden kan een door de minister te bepalen vergoeding ten laste van het fonds worden toegekend.

Artikel 14
  • 1. Het recht op schadevergoeding dat een benadeelde ingevolge artikel 17 van de landsverordening tegen het fonds kan doen gelden, wordt ingesteld door of namens de benadeelde.

  • 2. Het verzoek aan het fonds om tot uitkering van een schadevergoeding over te gaan dient met voldoende redenen te zijn omkleed; in het in artikel 9, vijfde lid bedoelde reglement kunnen hieromtrent nadere eisen worden gesteld. De voorzitter van het bestuur is bevoegd om alle nadere inlichtingen aan de indiener van het verzoek te vragen, welke hij meent nodig te hebben ter voorbereiding van de beslissing terzake.

  • 3. Indien blijkt dat de benadeelde, door of namens wie een verzoek tot schadevergoeding bij het fonds ingediend is, op het tijdstip waarop de betreffende schade ontstond zelf in strijd met de bepalingen van de landsverordening niet of niet voldoende verzekerd was, kan hem door het bestuur ongeacht de te nemen beslissing terzake een passende vergoeding voor de behandelkosten in rekening gebracht worden. Het bestuur van het fonds neemt in verband hiermede dienstige richtlijnen en voorschriften op in het reglement, bedoeld in artikel 9, vijfde lid.

Artikel 15
  • 1.

    Alle beslissingen van het bestuur of van de voorzitter op verzoeken tot een schadevergoeding worden schriftelijk ter kennis van de belanghebbenden gebracht.

  • 2.

    Degene wiens verzoek afgewezen is, kan binnen dertig dagen na de dagtekening van de kennisgeving bij de commissie van toezicht door middel van een bezwaarschrift in beroep komen. De commissie stelt voor de indiening en behandeling van bezwaarschriften richtlijnen op.

Zij neemt binnen dertig dagen na de dagtekening van het bezwaarschrift een beslissing.

Artikel 16

Het boekjaar van het fonds is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar loopt echter vanaf het tijdstip van oprichting van het fonds tot en met 31 december 1983.

Artikel 17
  • 1. Jaarlijks vóór de eerste mei doet het bestuur rekening en verantwoording aan de minister over de gang van zaken binnen het fonds en over het gevoerde beheer in het afgelopen boekjaar. De daartoe door het bestuur opgestelde jaarrekening en verslag worden, ondertekend door alle leden van het bestuur en van de commissie van toezicht, overgelegd aan de minister. Indien een handtekening ontbreekt, wordt de reden daarvan op de betreffende stukken vermeld.

  • 2. De minister belast een accountant met de controle van de jaarrekening. De accountant heeft ten behoeve van zijn onderzoek te allen tijde toegang tot de kantoren van het fonds en recht van inzage in de boeken en bescheiden van het fonds. Het bestuur en de commissie van toezicht zullen de accountant alle inlichtingen verstrekken welke hij nodig acht voor het verkrijgen van een juist inzicht in het financiële beheer van het fonds.

  • 3. De jaarrekening en het verslag worden vastgesteld door de minister. Vaststelling van de jaarrekening en het verslag strekt de leden van het bestuur en van de commissie van toezicht tot décharge voor het over het betreffende boekjaar gevoerde bestuur respektievelijk uitgeoefende toezicht.

Artikel 18

In alle gevallen, waarin de landsverordening, dit landsbesluit, enige andere wettelijke regeling, het in artikel 9, vijfde lid bedoelde reglement of de in artikel 11, derde lid bedoelde ministeriële instruktie niet voorzien, beslist het bestuur na verkregen schriftelijke goedkeuring van de minister.

§ 6. Storting in het Waarborgfonds Motorverkeer

Artikel 19
  • 1. Jaarlijks vóór de eerste september geeft iedere verzekeraar die in het voorgaande kalenderjaar zijn bedrijf in de zin van de landsverordening heeft uitgeoefend, aan de minister schriftelijk op zijn geboekte bruto premie-inkomen over het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. Indien op de eerste september de minister de opgave niet heeft ontvangen, wordt het betrokken premie-inkomen in zijn opdracht ambtshalve geschat.

Artikel 20
  • 1. Aan de hand van de kostenvaststelling, afgeleid uit de goedgekeurde jaarrekening van het fonds en van de opgaven en schattingen van de premie-inkomen, bedoeld in artikel 19, stelt de ministervast welk percentage de kosten over het voorafgaande kalenderjaar uitmaken van de gezamenlijke premie-inkomen over dat jaar. Dit percentage wordt in twee decimalen nauwkeurig berekend en naar boven afgerond.

  • 2. Het volgens het vorige lid gevonden percentage, berekend over het opgegeven of geschatte premie-inkomen van elke verzekeraar afzonderlijk, bepaalt de grootte van het in artikel 16, eerste lid van de landsverordening bedoelde bedrag waarvoor hij wordt aangeslagen. Dit bedrag wordt uiterlijk op de 31ste oktober van ieder jaar door de minister bepaald.

  • 3. Het voor iedere verzekeraar vastgestelde bedrag wordt door deze betaald in twaalf gelijke termijnen, waarvan er telkens op de eerste dag van de maand een vervalt, te beginnen op de eerstvolgende eerste januari.

Artikel 21
  • 1. In afwijking van het gestelde in het voorgaande artikel wordt het aanslagpercentage voor de periode vanaf het tijdstip van oprichting van het fonds tot met 31 december 1983 vastgesteld op 5.00%. De aanslag van iedere verzekeraar voor deze periode zal worden bepaald op basis van het aanslagpercentage en het in de periode van 1 januari tot en met 31 december 1981 geboekte bruto premie-inkomen.

  • 2. Iedere verzekeraar deelt de minister het in het vorige lid bedoelde bruto premie-inkomen schriftelijk mede vóór 1 oktober 1982.

  • 3. Eveneens in afwijking van het gestelde in het voorgaande artikel worden voor de vaststelling van het percentage, welke op of vóór 31 oktober 1983 dient te geschieden, de kosten berekend uit de daartoe dienstige voorlopige gegevens betreffende de bedrijfsresultaten van het fonds over de periode vanaf het tijdstip van oprichting van het fonds.

Artikel 22
  • 1. De minister deelt de aanslag schriftelijk aan de betrokkene mede onder vermelding van het in aanmerking genomen premie-inkomen, van het toegepaste percentage en van de wijze waarop betaling moet geschieden.

  • 2. Gedurende twee jaar na de dagtekening van de mededeling van de in het eerste lid bedoelde aanslag kan de minister een aanslag herzien, indien hem de onjuistheid is gebleken van het premie-inkomen waarover die aanslag is berekend.

Artikel 23

De verzekeraar kan gedurende dertig dagen na de dagtekening van de mededeling van de aanslag of de herziene aanslag een met redenen omkleed verzoekschrift tot herziening indienen bij de minister. Deze neemt binnen dertig dagen na indiening van het verzoekschrift een beslissing.

Artikel 24

De verzekeraars dienen het in de artikelen 20, eerste lid en 21, eerste lid bedoelde percentage aan de verzekeringnemer in rekening te brengen als opslag op de verzekeringspremie. Aan eventuele tussenpersonen die optreden als agenten van de verzekeraars wordt geen provisie over deze opslag vergoed.

§ 7. Toelating van verzekeringsondernemingen

Artikel 25

Het in artikel 20 van de landsverordening bedoelde schriftelijk in te dienen verzoek tot toelating dient te worden vergezeld van een door de verzekeringsonderneming ondertekende verklaring, dat haar voorwaarden van verzekering in de zin van de landsverordening voldoen aan de door de landsverordening gestelde eisen.

Artikel 26
  • 1. De zekerheid, bedoeld in artikel 20, tweede lid van de landsverordening, bedraagt 10% van het door de verzekeringsonderneming geboekte bruto premie-inkomen in de zin van artikel 19 van dit landsbesluit, met dien verstande, dat het minimaal als zekerheid te stellen bedrag f 150.000,— bedraagt en het maximaal als zekerheid te stellen bedrag f 500.000,-.

  • 2. De vaststelling van het bedrag van de zekerheid gebeurt jaarlijks vóór de eerste april op grond van het in artikel 19, eerste lid bedoelde gegeven.

Artikel 27
  • 1. De zekerheid, bedoeld in artikel 20, tweede lid van de landsverordening, kan worden gesteld door deponering in open bewaargeving bij de Bank van de Nederlandse Antillen, zodat daarover door de verzekeraar niet kan worden beschikt anders dan met voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister, van schuldbrieven en schatkistpapier ten laste van of rechtstreeks en onvoorwaardelijk voor rente en aflossing gewaarborgd door de rechtspersoon de Nederlandse Antillen. Indien niet overeengekomen is dat de Bank van de Nederlandse Antillen voor de verzilvering van de coupons zorg zal dragen, worden deze, mits niet vroeger dan 14 dagen vóór de daarop vermelde vervaldatum, onderscheidenlijk vóór de datum van de betaalstelling, zonder machtiging van de minister aan de verzekeraar afgegeven. Ter verkrijging van nieuwe couponbladen worden de talons of de mantels niet aan de verzekeraar afgegeven; deze draagt die verkrijging op aan de Bank van de Nederlandse Antillen. Indien de minister aan de verzekeraar en aan de Bank van de Nederlandse Antillen meedeelt dat de verzekeraar niet mag beschikken over coupons, worden deze niet aan deze laatste afgegeven en worden ten aanzien daarvan geen rechtshandelingen zonder schriftelijke machtiging van de minister verricht.

  • 2. Indien en voor zover de mogelijkheid tot het stellen van de zekerheid, genoemd in het vorige lid, niet aanwezig is, kan door de minister worden bepaald dat de zekerheid wordt gesteld door storting a deposito in de schatkist van de Nederlandse Antillen. Over het aldus gestorte bedrag wordt door de rechtspersoon de Nederlandse Antillen een rente vergoed op jaarbasis van 1% boven het disconto van de Bank van de Nederlandse Antillen. Het aldus gestorte bedrag wordt niet teruggegeven dan voor zover de gestelde zekerheid het overeenkomstig artikel 27 vereiste beloop van de zekerheid te boven gaat.

Artikel 27A

Het advies, op grond waarvan de minister ingevolge artikel 20 tweede lid van de landsverordening tot het oordeel kan komen dat de toelating van een verzekeringsmaatschappij, die een verzoek tot zulke toelatinggedaan heeft, niet in het algemeen belamg is, wordt door de directeur van het departement van Financiën in overleg met de directeur van het Departement van economische Zaken en met de directeur van de bank van de Nederlandse Antillen aan de Minister wordt uitgebracht.

In het advies dient in ieder geval een oordeel te worden uitgesproken over de vraag of te verwachten is dat het aantal verzekeraars dat in de betrokken soort van assurantie in de Nederlandse Antillen werkzaam is door de toelating op onaanvaardbare wijze of ongewenste wijze zal stijgen.

Artikel 28

Een verzekeraar die overgaat tot het liquideren van het geheel of een deel van zijn bedrijf, is verplicht dit onmiddellijk schriftelijk aan de minister mede te delen.

§ 8. Slotbepalingen

Artikel 29

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als „Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen 1983".

Artikel 30
  • 1. Dit landsbesluit treedt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 5 en 25 tot en met 30, met uitzondering van artikel 27A, met ingang van de dag volgend op die van zijn afkondiging in werking. De artikelen 6 tot en met 24 treden in werking met ingang van dezelfde dag als de artikelen 15 tot en met 19 van de landsverordening.

  • 2. Met ingang van het eerstbedoelde tijdstip wordt het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 21ste december 1978 ter uitvoering van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (P.B. 1977, no. 4), verschenen in P.B. 1978, no. 356, ingetrokken.