Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 28ste december 1995, houdende regels betreffende de overname van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafrechtelijke beslissingen en de overdracht van de tenuitvoerlegging van Nederlands-Antilliaanse strafrechtelijke beslissingen naar het buitenland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 28ste december 1995, houdende regels betreffende de overname van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafrechtelijke beslissingen en de overdracht van de tenuitvoerlegging van Nederlands-Antilliaanse strafrechtelijke beslissingen naar het buitenland
CiteertitelLandsverordening overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervalt met ingang van de dag waarop de door de regering op 17 maart 1988 aan de Staten aangeboden ontwerp-landsverordening, houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafvordering, tot landsverordening wordt verheven en in werking treedt

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 28ste december 1995, houdende regels betreffende de overname van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafrechtelijke beslissingen en de overdracht van de tenuitvoerlegging van Nederlands-Antilliaanse strafrechtelijke beslissingen naar het buitenland.

HOOFDSTUK I

§ 1 Begripsbepalingen
Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

de minister: de minister van Justitie;

rechterlijke beslissing: een bij vonnis of arrest gewezen rechterlijke beslissing naar aanleiding van een strafbaar feit;

sanctie: een bij rechterlijke beslissing opgelegde vrijheidsstraf, met inbegrip van een naast of in plaats van een zodanige straf opgelegde vrijheidsbenemende maatregel;

veroordeelde: degene aan wie een sanctie is opgelegd;

het Hof: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, bedoeld in de artikelen 1 en 44 van de Eenvormige landsverordeling op de rechterlijke organisatie;

rechtercommissaris: de rechter in het gerecht in eerste aanleg, belast met de werkzaamheden van rechter-commissaris;

verdrag: een voor de Nederlandse Antillen verbindende overeenkomst, als bedoeld in de artikelen 24 tot en met 28 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

§ 2 Voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen in strafzaken
Artikel 2

Tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen van buitenlandse rechterlijke beslissingen geschiedt niet dan krachtens een verdrag.

Artikel 3
  • 1. Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de Nederlandse Antillen slechts worden ten uitvoer gelegd, voor zover:

    • a.

      de rechterlijke beslissing in die staat voor tenuitvoerlegging vatbaar is;

    • b.

      de rechterlijke beslissing is gewezen ter zake van een feit dat naar Nederlands-Antilliaans recht eveneens strafbaar is;

    • c.

      in geval van veroordeling, de dader naar Nederlands-Antilliaans recht eveneens strafbaar zou zijn geweest.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is er tevens sprake van een feit dat naar Nederlands-Antilliaanse recht strafbaar is, indien krachtens de Nederlands-Antilliaanse wet eenzelfde inbreuk op de Nederlands-Antilliaanse rechtsorde, als blijkens de in de vreemde staat gewezen rechterlijke beslissing op de rechtsorde van die staat is gemaakt, strafbaar is.

Artikel 4

Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de Nederlandse Antillen niet worden ten uitvoer gelegd, indien deze betrekking heeft op een vreemdeling die geen vaste woon- of verblijfplaats in de Nederlandse Antillen heeft.

Artikel 5

Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de Nederlandse Antillen niet worden ten uitvoer gelegd, indien naar het oordeel van de minister een gegrond vermoeden bestaat dat de beslissing tot vervolging of de oplegging van de sanctie is ingegeven door overwegingen van ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging van de veroordeelde of deswege ongunstig is beïnvloed. De minister geeft van zijn oordeel schriftelijk kennis aan de autoriteiten van de vreemde staat.

Artikel 6
  • 1. Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de Nederlandse Antillen niet worden ten uitvoer gelegd, indien het recht tot uitvoering van de straf naar Nederlands-Antilliaans recht zou zijn verjaard.

  • 2. Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de Nederlandse Antillen niet worden ten uitvoer gelegd, indien de veroordeelde ten tijde van het feit waarvoor de sanctie werd opgelegd, de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt.

Artikel 7
  • 1. Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de Nederlandse Antillen niet worden ten uitvoer gelegd, voor zover de veroordeelde ter zake van hetzelfde feit in de Nederlandse Antillen wordt vervolgd.

  • 2. Een in een vreemde staat opgelegde sanctie kan in de Nederlandse Antillen evenmin worden ten uitvoer gelegd, voor zover een vervolging in de Nederlandse Antillen onverenigbaar zou zijn met het aan artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen en artikel 123, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen ten grondslag liggende beginsel.

HOOFDSTUK II. Voorlopige maatregelen tot vrijheidsontneming

Artikel 8

Voor zover een verdrag daarin voorziet, kan de veroordeelde die zich in de Nederlandse Antillen bevindt en aan wie een tot vrijheidsontneming strekkende sanctie is opgelegd, waarvan blijkens de in de vreemde staat uitgesproken rechterlijke beslissing nog ten minste zes maanden moeten worden ten uitvoer gelegd, voorlopig zijn vrijheid worden ontnomen, indien gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat op korte termijn deze sanctie in de Nederlandse Antillen zal worden ten uitvoer gelegd.

Artikel 9
  • 1. De procureur-generaal is bevoegd de voorlopige vrijheidsontneming overeenkomstig artikel 8 te bevelen.

  • 2. De veroordeelde wordt na zijn voorlopige vrijheidsontneming binnen vierentwintig uur voor de procureur-generaal geleid.

  • 3. De procureur-generaal kan, na de veroordeelde te hebben gehoord, bevelen dat hij gedurende achtenveertig uur, te rekenen van het tijdstip van de voorlopige vrijheidsontneming, verder voorlopig van zijn vrijheid ontnomen blijft.

  • 4. Deze termijn kan door de procureur-generaal eenmaal met achtenveertig uur worden verlengd.

  • 5. De veroordeelde kan te allen tijde door de procureur-generaal in vrijheid worden gesteld.

Artikel 10
  • 1. De rechter-commissaris kan op vordering van de procureur-generaal de voorlopige aanhouding van de overeenkomstig artikel 9 van zijn vrijheid ontnomen veroordeelde bevelen.

  • 2. Alvorens een bevel ingevolge het eerste lid te geven, hoort de rechter-commissaris de veroordeelde.

Artikel 11
  • 1. De voorlopige aanhouding kan worden gelast voor een termijn van ten hoogste veertien dagen. Zij kan op vordering van de procureur-generaal telkens met een termijn van ten hoogste dertig dagen worden verlengd, totdat het Hof ingevolge artikel 22, tweede lid, over de gevangenhouding beslist.

  • 2. De veroordeelde wiens voorlopige aanhouding is gelast wordt, behoudens de mogelijkheid van vrijheidsontneming uit anderen hoofde, in vrijheid gesteld:

    • a.

      zodra dit door het Hof, de rechter-commissaris of de procureur-generaal ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde of diens raadsman wordt gelast;

    • b.

      zodra de voorlopige aanhouding veertien dagen heeft geduurd en de procureur-generaal de in de artikelen 14 of 15 bedoelde stukken niet heeft ontvangen;

    • c.

      indien de duur van de voorlopige vrijheidsontneming en de voorlopige aanhouding die van het voor tenuitvoerlegging vatbare gedeelte van de in de vreemde staat opgelegde sanctie zou overtreffen.

  • 3. De in het tweede lid, onderdeel b, genoemde termijn loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde zich aan de verdere tenuitvoerlegging van de gelaste voorlopige aanhouding heeft onttrokken.

Artikel 12

Van elke beslissing naar aanleiding van een verzoek van een autoriteit van een vreemde staat, genomen krachtens een van de artikelen 8 tot en met 11, wordt onverwijld door de procureur-generaal kennis gegeven aan de minister.

HOOFDSTUK III. Procedure

§ 1 Behandeling van buitenlandse verzoeken tot tenuitvoerlegging
Artikel 13

Indien de door de vreemde staat overgelegde stukken naar het oordeel van de minister onvoldoende zijn om op een verzoek tot tenuitvoerlegging een beslissing te nemen, biedt hij de autoriteiten van de verzoekende staat de gelegenheid binnen een door hem te stellen redelijke termijn aanvullende stukken of inlichtingen te verschaffen.

Artikel 14
  • 1. Tenzij de minister reeds aanstonds van oordeel is dat het verzoek om tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, stelt hij het met de daarbij behorende stukken in handen van de procureur-generaal.

  • 2. Indien de procureur-generaal van oordeel is dat het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is, of dat aanleiding bestaat gebruik te maken van een der in het toepasselijke verdrag omschreven gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging, brengt hij dit oordeel onverwijld vergezeld van zijn advies ter kennis van de minister, die daaromtrent beslist. De procureur-generaal deelt de veroordeelde die krachtens deze landsverordening zijn vrijheid is ontnomen, onverwijld mee op welke dag hij zijn advies aan de minister heeft uitgebracht.

§ 2 Behandeling van Nederlands-Antilliaanse verzoeken tot tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen van in een vreemde staat opgelegde sancties
Artikel 15

Wanneer een vreemde staat heeft bewilligd in de tenuitvoerlegging van een door de rechter van die staat opgelegde sanctie in de Nederlandse Antillen, stelt de minister de door de autoriteiten van die staat overgelegde stukken in handen van de procureur-generaal.

§ 3 Gerechtelijke procedure
Artikel 16
  • 1. De procureur-generaal vordert binnen twee weken na de dag waarop hij de in artikel 14 of 15 bedoelde stukken heeft ontvangen, schriftelijk, dat het Hof verlof verleent tot tenuitvoerlegging. Bij zijn vordering legt de procureur-generaal de stukken aan het Hof over. Een afschrift van de vordering wordt aan de veroordeelde betekend.

  • 2. De in het eerste lid gestelde termijn wordt geschorst van het tijdstip waarop de procureur-generaal overeenkomstig artikel 14, tweede lid, adviseert aan de minister tot het tijdstip waarop de procureur-generaal van de minister bericht ontvangt dat de tenuitvoerlegging dient te worden gevorderd.

  • 3. Indien de veroordeelde ingevolge deze landsverordening zijn vrijheid is ontnomen, eindigt de schorsing in ieder geval na veertien dagen.

  • 4. De procureur-generaal kan, overeenkomstig artikel 26a van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen, de medewerking inroepen van personen en lichamen, die op het gebied van de reclassering of de kinderbescherming of op dergelijk gebied werkzaam zijn, en aan deze, indien zij zich daartoe bereid hebben verklaard, de nodige opdrachten geven.

Artikel 17
  • 1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de in artikel 16 bedoelde vordering bepaalt de president van het Hof het tijdstip waarop het Hof een aanvang zal maken met de behandeling van de vordering.

  • 2. Tussen de dag waarop de mededeling om ter terechtzitting te verschijnen aan de veroordeelde is betekend en die van de terechtzitting moet een termijn van ten minste tien dagen verlopen. Met schriftelijke toestemming van de veroordeelde kan deze termijn worden verkort.

Artikel 18

De griffier van het Hof doet onverwijld aan de procureur-generaal en aan de veroordeelde mededeling van het tijdstip dat voor de behandeling van de vordering is bepaald. Daarbij wordt de veroordeelde, van wie niet blijkt dat hij reeds een raadsman heeft, opmerkzaam gemaakt op zijn bevoegdheid een of meer raadslieden te kiezen en op de mogelijkheid van kosteloze rechtskundige bijstand, bij on- of minvermogen, ingevolge het Landsbesluit Kosteloze rechtskundige bijstand (P.B. 1959, no. 198), alsmede op zijn recht op kennisneming van de processtukken.

Artikel 19
  • 1. De procureur-generaal en de veroordeelde zijn bevoegd ten behoeve van het onderzoek dat het Hof ingevolge deze landsverordening heeft te verrichten en de beslissingen die het heeft te nemen, getuigen en deskundigen te doen dagvaarden.

  • 2. De procureur-generaal kan bij met redenen omklede beslissing weigeren getuigen of deskundigen te dagvaarden, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat deze door de veroordeelde zijn opgegeven ten einde ter terechtzitting verklaringen af te leggen ter betwisting van feiten, als bedoeld in artikel 21, derde lid. De beslissing wordt onverwijld schriftelijk ter kennis van de veroordeelde gebracht. Hij wordt daarbij opmerkzaam gemaakt op het bepaalde in artikel 21, zesde lid.

Artikel 20
  • 1. De behandeling van de vordering heeft plaats in tegenwoordigheid van de procureur-generaal. De veroordeelde wordt in de gelegenheid gesteld daarbij aanwezig te zijn en kan zich door zijn raadsman doen bijstaan.

  • 2. De behandeling van de vordering geschiedt in het openbaar, tenzij het Hof op verzoek van de veroordeelde of om gewichtige, in het proces-verbaal van de zitting te vermelden, redenen sluiting van de deuren beveelt.

Artikel 21
  • 1. Het Hof onderzoekt de identiteit van de veroordeelde, de ontvankelijkheid van de procureur-generaal, alsmede de mogelijkheid van tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen van de in het buitenland gewezen rechterlijke beslissing en de feiten en omstandigheden die voor zijn beslissing van belang zijn.

  • 2. De procureur-generaal en de veroordeelde en diens raadsman worden in de gelegenheid gesteld ter terechtzitting van het Hof te worden gehoord.

  • 3. Het Hof is gebonden aan de vaststelling van de feiten die de buitenlandse rechter kennelijk aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Het treedt niet in een nieuw onderzoek naar deze feiten.

  • 4. De artikelen 49bis, 93, 136bis tot en met 138, derde lid, 155, vierde lid, 159, 162 tot en met 164, eerste lid, 165, tweede lid, 167, 169 tot en met 173, 174a, 175, tweede tot en met vierde lid, 176, 179, 180, eerste lid, 180a, eerste lid, 180b, eerste lid, 181, 184 tot en met 186 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen, alsmede artikel 25a van de Verordening van den 21sten October 1921, tot regeling van het toezicht op krankzinnigen (P.B. 1922, no. 14), zijn van toepassing, respectievelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien getuigen zijn gedagvaard ter verkrijging van inlichtingen omtrent de persoonlijkheid van de veroordeelde of indien het Hof het noodzakelijk acht feiten te onderzoeken ter beoordeling van het bestaan van gronden die naar Nederlands-Antilliaans recht, doch niet naar dat van de vreemde staat, de strafbaarheid van het feit of de dader uitsluiten, vinden voorts de artikelen 140, tweede lid, 141, eerste lid, 142, 146, eerste en vierde lid, 147 tot en met 149, 152, 152a, 154, 155, eerste tot en met derde lid, 156 tot en met 158, 160, 168, 175, vijfde lid en 263 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen toepassing, respectievelijk overeenkomstige toepassing.

  • 6. Indien de procureur-generaal overeenkomstig artikel 19, tweede lid, heeft geweigerd een getuige te dagvaarden, kan de veroordeelde het Hof verzoeken alsnog de dagvaarding van de getuige te bevelen. Het Hof gaat hiertoe over, indien het van oordeel is dat de procureur-generaal in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen.

  • 7. De procureur-generaal legt, na voorlezing, een conclusie aan het Hof over. Indien de conclusie strekt tot bewilliging in de tenuitvoerlegging, omschrijft zij de straf of maatregel die naar het oordeel van de procureur-generaal in plaats van de buitenlandse sanctie behoort te worden opgelegd. Tevens vermeldt de procureur-generaal in dat geval met welk strafbaar feit naar Nederlands-Antilliaans recht het feit op grond waarvan de veroordeelde aan een buitenlandse sanctie is onderworpen, overeenkomt.

Artikel 22
  • 1. Op vordering van de procureur-generaal kan het Hof ter zitting de gevangenneming van de veroordeelde bevelen op de grond genoemd in artikel 8.

  • 2. Voordat het onderzoek ter zitting wordt gesloten, beslist het Hof ambtshalve over de gevangenhouding van de veroordeelde wie krachtens deze landsverordening zijn vrijheid is ontnomen.

  • 3. Een krachtens het eerste of tweede lid bevolen vrijheidsontneming blijft van kracht totdat de uitspraak van het Hof voor tenuitvoerlegging vatbaar is.

  • 4. Zij wordt, behoudens de mogelijkheid van verdere vrijheidsontneming uit anderen hoofde, beëindigd:

    • a.

      zodra zulks door het Hof of door de procureur-generaal ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde of diens raadsman wordt gelast;

    • b.

      indien de duur van die vrijheidsontneming gelijk is geworden aan de duur van de door de Nederlands-Antilliaanse rechter opgelegde straf of maatregel.

Artikel 23
  • 1.

    Bevindt het Hof:

    • a.

      dat de overgelegde stukken niet voldoen aan het door het toepasselijke verdrag gestelde eisen;

    • b.

      dat de veroordeelde zich met vrucht op een grond, die naar Nederlands-Antilliaans recht wel, doch naar het recht van de vreemde staat niet de strafbaarheid van het feit of de dader uitsluit, had kunnen beroepen, en dat hij geen gedwongen psychiatrische verpleging behoeft;

    • c.

      dat de tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen op grond van de artikelen 2, 3, 4, 6, of 7 niet kan plaatshebben; of

    • d.

      in een geval waarin volgens het toepasselijke verdrag tenuitvoerlegging kan worden geweigerd, dat bij afweging van alle betrokken belangen een beslissing tot tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen in redelijkheid niet kan worden genomen;

dan verklaart het de tenuitvoerlegging ontoelaatbaar.

  • 2.

    De procureur-generaal kan, zolang het onderzoek ter terechtzitting niet is gesloten, zijn vordering intrekken. Hij stelt de veroordeelde van het intrekken van de vordering terstond in kennis.

  • 3.

    In andere dan de in de vorige leden voorziene gevallen, verklaart het Hof de tenuitvoerlegging toelaatbaar, met vermelding van de toepasselijke wets- en verdragsbepalingen.

  • 4.

    De artikelen 194, eerste tot en met derde lid, 197, 198, 206 tot en met 209 en 211 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen vinden toepassing, respectievelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 24
  • 1. Indien het Hof de tenuitvoerlegging toelaatbaar acht, verleent het verlof tot tenuitvoerlegging van de buitenlandse rechterlijke beslissing en legt, met inachtneming van het daaromtrent in het toepasselijke verdrag voorgeschrevene, de straf of maatregel op, die op het overeenkomstige feit naar Nederlands-Antilliaans recht is gesteld. De uitspraak van het Hof wordt met redenen omkleed. De uitspraak geeft voorts de bijzondere redenen op, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid en voorts zoveel mogelijk de omstandigheden, waarop bij de vaststelling van de duur of de hoogte van de straf is gelet.

  • 2. Bij het opleggen van tijdelijke gevangenisstraf of hechtenis beveelt het Hof, dat de tijd gedurende welke aan de veroordeelde in de vreemde staat ter uitvoering van de hem aldaar opgelegde sanctie, met het oog op zijn overbrenging naar de Nederlandse Antillen en uit hoofde van deze landsverordening zijn vrijheid ontnomen is geweest, bij de uitvoering van de straf geheel in mindering zal worden gebracht.

  • 3. Het Hof zendt aan de minister onverwijld een gewaarmerkt afschrift van zijn uitspraak toe.

Artikel 25

De tenuitvoerlegging van een op grond van artikel 24 opgelegde straf of maatregel geschiedt met inachtneming van het bij of krachtens het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen, het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen of enige bijzondere wettelijke regeling, betreffende de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, bepaalde.

§ 4 Buitengerechtelijke procedure
Artikel 26
  • 1. Voor zover een verdrag daarin uitdrukkelijk voorziet kan, op aanwijzing van de minister, de tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging van een in een vreemde staat opgelegde tot vrijheidsontneming strekkende sanctie in de Nederlandse Antillen plaatsvinden buiten toepassing van § 3. van deze landsverordening.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aanwijzing kan slechts worden gegeven, indien uit een door de veroordeelde ondertekende verklaring blijkt dat hij met zijn instemming naar de Nederlandse Antillen is overgebracht met het oog op de tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging van de hem elders opgelegde sanctie.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aanwijzing kan slechts worden gegeven, nadat advies is ingewonnen van het Hof.

  • 4. Hangende de beslissing tot het geven van een aanwijzing, kan de veroordeelde met toepassing van de artikelen 8 tot en met 12 zijn vrijheid worden ontnomen.

  • 5. Indien op advies van het Hof het geven van een aanwijzing achterwege blijft, nemen leden van het Hof die ter zake hebben geadviseerd, niet deel aan de behandeling van de door de procureur-generaal overeenkomstig artikel 16 ingediende vordering.

  • 6. De tenuitvoerlegging van de in het eerste lid bedoelde sanctie geschiedt op last van de procureur-generaal.

HOOFDSTUK IV. Overdracht van de tenuitvoerlegging van Nederlands-Antilliaanse rechterlijke beslissingen

§ 1 Van de Nederlandse Antillen uitgaande verzoeken
Artikel 27

Indien de procureur-generaal het in het belang van een goede rechtsbedeling wenselijk acht dat een vreemde staat een door de Nederlands-Antilliaanse rechter opgelegde sanctie ten uitvoer legt of verder ten uitvoer legt, geeft hij, onder overlegging van het voor tenuitvoerlegging vatbare vonnis of arrest en eventuele andere met het oog op de tenuitvoerlegging van belang zijnde stukken, aan de minister een met redenen omkleed advies tot overdracht van de tenuitvoerlegging aan die staat.

Artikel 28
  • 1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, beslist de minister zo spoedig mogelijk na de ontvangst van een advies als bedoeld in artikel 27, omtrent het daaraan te geven gevolg. Daarbij neemt hij, indien het verzoek tot tenuitvoerlegging op een verdrag kan worden gegrond, de bepalingen van dat verdrag in acht.

  • 2. Indien het advies van de procureur-generaal betrekking heeft op een veroordeelde die zich in de Nederlandse Antillen bevindt, aan wie een tot vrijheidsontneming strekkende sanctie is opgelegd en die niet heeft verklaard met de overdracht van de tenuitvoerlegging van die sanctie in te stemmen, dan laat de minister, zo hij voornemens is gevolg te geven aan dit advies, alvorens een beslissing te nemen, de veroordeelde schriftelijk van dit advies in kennis stellen. Daarbij wordt de veroordeelde medegedeeld, dat hij binnen veertien dagen na ontvangst van de kennisgeving tegen het voornemen van de minister een bezwaarschrift kan indienen bij het gerecht dat in hoogste feitelijke instantie de tot vrijheidsontneming strekkende sanctie heeft opgelegd.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van een tijdig ingediend bezwaarschrift onderzoekt het in het tweede lid bedoelde gerecht, of de minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing kan komen. De veroordeelde wordt bij het onderzoek gehoord, althans daartoe opgeroepen. Indien niet blijkt dat de veroordeelde reeds een raadsman heeft, wordt hij opmerkzaam gemaakt op zijn bevoegdheid een of meer raadslieden te kiezen en op de mogelijkheid van kosteloze rechtskundige bijstand, bij on- of minvermogen, ingevolge het Landsbesluit Kosteloze rechtskundige bijstand (P.B. 1959, no. 198).

  • 4. Van zijn beslissing stelt het gerecht de minister en de veroordeelde schriftelijk in kennis. Acht het gerecht het bezwaarschrift gegrond, dan geeft de minister aan het advies van de procureur-generaal tot overdracht van de tenuitvoerlegging geen gevolg.

Artikel 29
  • 1. De minister geeft de procureur-generaal schriftelijk kennis van de beslissing die hij op diens advies heeft genomen, alsmede van de door hem ontvangen mededelingen omtrent beslissingen van de autoriteiten van de vreemde staat naar aanleiding van het verzoek tot tenuitvoerlegging, dat op advies van de procureur-generaal is gedaan.

  • 2. Een aan de autoriteiten van een vreemde staat gedaan verzoek tot tenuitvoerlegging kan uiterlijk tot de ontvangst van een kennisgeving omtrent de daarop in die staat genomen beslissing worden ingetrokken.

§ 2 Tot de Nederlandse Antillen gerichte verzoeken
Artikel 30

Tenzij de minister reeds aanstonds van oordeel is dat het verzoek van een buitenlandse autoriteit tot overdracht van de tenuitvoerlegging van een in de Nederlandse Antillen opgelegde sanctie moet worden afgewezen, wint hij omtrent de vraag of het belang van een goede rechtsbedeling zich tegen inwilliging van het verzoek verzet, het advies in van het gerecht dat in hoogste feitelijke instantie de sanctie heeft opgelegd, en van de procureur-generaal.

Artikel 31
  • 1. Zo spoedig mogelijk na de ontvangst van de in artikel 30 bedoelde adviezen beslist de minister op het in dat artikel bedoelde verzoek. Artikel 28 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Van zijn beslissing geeft de minister onverwijld kennis aan het in artikel 30 bedoelde gerecht en aan de procureur-generaal, die ter zake advies hebben uitgebracht.

§ 3 Overbrenging
Artikel 32

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voorschriften vastgesteld omtrent de procedure volgens welke een verklaring van of namens een zich in de Nederlandse Antillen bevindende veroordeelde, houdende instemming met de overdracht van de tenuitvoerlegging van een hem opgelegde tot vrijheidsontneming strekkende sanctie, dient te worden afgelegd.

Artikel 33
  • 1. Overdracht van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen ingevolge dit Hoofdstuk geschiedt slechts onder het algemene beding dat de door de Nederlands-Antilliaanse rechter opgelegde straf of maatregel niet ten nadele van de veroordeelde wordt gewijzigd, en dat daarbij met het reeds hier te lande ten uitvoer gelegde gedeelte van die straf of maatregel rekening wordt gehouden.

  • 2. Een veroordeelde die in de Nederlandse Antillen een tot vrijheidsontneming strekkende sanctie ondergaat of nog zal moeten ondergaan, wordt, nadat met een vreemde staat overeenstemming is bereikt omtrent de verdere tenuitvoerlegging van deze sanctie, zo spoedig mogelijk ter beschikking gesteld van de autoriteiten van die staat, zulks op een door of namens de minister, na overleg met die autoriteiten, te bepalen tijd en plaats.

  • 3. De overbrenging van een veroordeelde die niet heeft verklaard met de overdracht van de tenuitvoerlegging in te stemmen, geschiedt niet dan onder het algemene beding dat hij alleen met uitdrukkelijke toestemming van de minister:

    • a.

      zal worden vervolgd, gestraft of op enige wijze in zijn persoonlijke vrijheid beperkt ter zake van feiten die voor het tijdstip van zijn overbrenging zijn begaan, en ter zake waarvan de tenuitvoerlegging niet is overgedragen, en

    • b.

      ter beschikking zal worden gesteld van de autoriteiten van een derde staat ter zake van feiten die voor het tijdstip van zijn overbrenging zijn begaan, tenzij de veroordeelde nadien de gelegenheid heeft gehad het grondgebied van de staat naar welke hij is overgebracht, te verlaten.

  • 4. Op het moment dat een veroordeelde ter beschikking van de in het tweede lid bedoelde autoriteiten wordt gesteld, wordt de tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen van de hem opgelegde sanctie van rechtswege geschorst.

  • 5. In geval van hervatting van het recht tot tenuitvoerlegging van de sanctie wordt het in het buitenland reeds ten uitvoer gelegde gedeelte daarop in mindering gebracht.

HOOFDSTUK V. Slotbepalingen

§ 1 Algemeen
Artikel 34

Waar in deze landsverordening bepalingen van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen van toepassing, respectievelijk van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, worden de bevoegdheden van de rechter en de officier van justitie, toegekend bij die bepalingen, uitgeoefend door de president van het Hof, respectievelijk de procureur-generaal.

Artikel 35

De krachtens deze landsverordening gegeven bevelen tot vrijheidsontneming of tot verlenging of beëindiging daarvan worden gedagtekend en ondertekend. De grond voor uitvaardiging wordt in het bevel vermeld. Aan de veroordeelde op wie het bevel betrekking heeft, wordt onverwijld een afschrift daarvan uitgereikt.

Artikel 36

De bevelen tot vrijheidsontneming, bedoeld in artikel 35, zijn dadelijk uitvoerbaar. Bevoegd tot het ten uitvoer leggen van bevelen tot vrijheidsontneming zijn de in artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen genoemde ambtenaren. Op de tenuitvoerlegging en de last daartoe zijn van overeenkomstige toepassing de artikelen 94a tot en met 97 van hetzelfde Wetboek, alsmede de artikelen 21 tot en met 23 van het Besluit van de 6de februari 1931, bedoeld in artikel 26 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (P.B. 1958, no. 18).

Artikel 37

eroordeelden die overeenkomstig deze landsverordening voorlopig de vrijheid is ontnomen, of wier voorlopige aanhouding, gevangenneming of gevangenhouding is bevolen, worden behandeld als verdachten die krachtens het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen aan een overeenkomstige maatregel zijn onderworpen.

Artikel 38
  • 1. Het Landsbesluit Kosteloze rechtskundige bijstand (P.B. 1959, no. 198) is mede van toepassing op de in Hoofdstuk III § 3 en Hoofdstuk IV § 1 en § 2 vermelde procedures.

  • 2. Het in het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen bepaalde betreffende het optreden en de bevoegdheden van de raadsman en de kennisneming van processtukken is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

Op bevelen tot beëindiging van vrijheidsontneming krachtens deze landsverordening gegeven, en tot tenuitvoerlegging van zodanige bevelen zijn de artikelen 124a, eerste lid, en artikel 24 van het Besluit van de 6de februari 1931, bedoeld in artikel 26 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (P.B. 1958, no. 18) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 40

In gevallen waarin onherroepelijk is vastgesteld dat tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing in de Nederlandse Antillen niet behoort plaats te vinden, kan het Hof op verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten laste van het Land toekennen voor de schade die hij heeft geleden en kosten die hij heeft gemaakt ten gevolge van vrijheidsontneming, bevolen krachtens deze landsverordening. De bepalingen van de Derde Titel A van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 41

Op betekeningen, kennisgevingen, oproepingen en dagvaardingen, gedaan krachtens deze landsverordening, is artikel 130 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen van overeenkomstige toepassing, tenzij deze landsverordening anders bepaalt.

Artikel 42

De minister beslist op verzoeken om doorvoer over Nederlands-Antilliaans grondgebied van personen die ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing door de autoriteiten van een vreemde staat ter beschikking van de autoriteiten van een andere staat worden gesteld.

§ 2 Wijziging van enige algemene verordeningen
Artikel 43

Het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen wordt gewijzigd als volgt:

aan artikel 79 worden, onder nummering van de bestaande leden, toegevoegd twee nieuwe leden, genummerd en luidende:

  • 5.

    De termijn loopt niet gedurende de tijd dat de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen, zolang de minister van justitie van de autoriteiten van die staat geen mededeling, houdende een beslissing omtrent de overname van de tenuitvoerlegging, heeft ontvangen.

  • 6.

    Indien, nadat de tenuitvoerlegging door een vreemde staat is overgenomen, die staat afstand doet van zijn recht tot tenuitvoerleging ten behoeve van de Nederlandse Antillen, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag waarop de minister van justitie de mededeling van de autoriteiten van die staat omtrent de afstand heeft ontvangen.

Artikel 44

De Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaringen omrent het gedrag (P.B. 1968, no. 213) wordt gewijzigd als volgt:

A

in artikel 1, derde lid, wordt de zinsnede "zijn de officier van justitie op Curaçao en de officier van justitie op Aruba belast, ieder voor zijn bevoegdheidsgebied" vervangen door: is de officier van justitie belast.

B

aan artikel 2 wordt toegevoegd een nieuw lid, genummerd en luidende:

  • 4.

    De strafregisters bestaan tevens uit de strafbladen van de omtrent natuurlijke personen gewezen onherroepelijke uitspraken of beslissingen krachtens welke tegen deze personen veroordelingen, door andere dan Nederlands-Antilliaanse rechters gewezen, in de Nederlandse Antillen kunnen worden ten uitvoer gelegd, voor zover die veroordelingen zijn gewezen wegens feiten, die naar Nederlands-Antilliaans recht misdrijven opleveren, of ingevolge die uitspraken of beslissingen in de Nederlandse Antillen vrijheidsstraf, anders dan vervangende, moet worden ondergaan. Betreft het een minderjarige, dan geldt het voorgaande eveneens indien ingevolge de bedoelde uitspraak of beslissing de in het derde lid genoemde straffen of maatregelen moeten worden ondergaan.

C

in artikel 3 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, ingevoegd een nieuw tweede lid, luidende:

  • 2.

    Het strafblad vermeld tevens:

  • 1.

    de bij een uitspraak of beslissing, krachtens welke een veroordeling, door een andere dan een Nederlands- Antilliaanse rechter gewezen, in de Nederlandse Antillen kan worden ten uitvoer gelegd, opgelegde of uitvoerbaar geworden straf of maatregel;

  • 2.

    de in een vreemde staat genomen beslissing als gevolg waarvan het recht tot tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen van een door de rechter van die staat gewezen veroordeling geheel of gedeeltelijk is komen te vervallen.

D

na artikel 8 wordt een nieuw artikel ingevoegd, genummerd en luidende:

Artikel 8a

In geval van tenuitvoerlegging in de Nederlandse Antillen van een veroordeling, door een andere dan de Nederlands-Antilliaanse rechter gewezen, vangt de in artikel 5 bedoelde termijn aan op de dag na die waarop die veroordeling onherroepelijk is geworden. De duur van de termijn wordt bepaald aan de hand van de bij de uitspraak of beslissing, krachtens welke de bovenbedoelde veroordeling in de Nederlandse Antillen kan worden ten uitvoer gelegd, opgelegde of uitvoerbaar geworden straf of maatregel.

E

in artikel 12, vierde lid, vervalt de zinsnede ", onder wiens beheer het desbetreffende strafkaartsysteem zich bevindt".

Artikel 45
  • 1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1996 en vervalt met ingang van de dag waarop de door de regering op 17 maart 1988 aan de Staten aangeboden ontwerp-landsverordening, houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafvordering, tot landsverordening wordt verheven en in werking treedt.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als "Landsverordening overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen".