Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 29ste december 1998 tot vaststelling van regelen betreffende de oprichting van ontwikkelingsbrigaden (Landsbesluit ISBN-nummers).

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 29ste december 1998 tot vaststelling van regelen betreffende de oprichting van ontwikkelingsbrigaden (Landsbesluit ISBN-nummers).
CiteertitelLandsverordening ontwikkelingsbrigaden
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 29ste december 1998 tot vaststelling van regelen betreffende de oprichting van ontwikkelingsbrigaden (Landsbesluit ISBN-nummers).

Hoofdstuk I Algemene bepaling

Artikel 1

In deze landsverordening wordt onder brigade verstaan een ontwikkelingsbrigade als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2
  • 1. In ieder eilandgebied kan door het bestuurscollege een ontwikkelingsbrigade worden opgericht, welke tot doel heeft bij te dragen tot de sociaal-economische en sociaal-kulturele ontwikkeling van de Nederlandse Antillen en het betrokken eilandgebied.

  • 2. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, zal bestaan uit de opleiding en vorming van jongeren, de uitvoering van projecten en de verlening van diensten.

  • 3. Aan een brigade kunnen geen militaire of politiële taken worden opgedragen.

Artikel 3
  • 1. Een brigade heeft een strakke disciplinaire organisatievorm.

  • 2. Een brigade is een zelfstandige eenheid staande onder rechtstreeks gezag van het bestuurscollege.

  • 3. Iedere brigade is opgebouwd uit een staf, een stafpeloton en een bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen aantal afdelingen.

  • 4. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regelen gegeven nopens de organisatie van de brigade

Hoofdstuk II Personeel

Artikel 4

Indienstreding bij een brigade geschiedt:

  • a.

    met een vrijwillig dienstverband; of

  • b.

    in beroepsdienst.

Artikel 5
  • 1. De leden van een brigade worden benoemd, bevorderd en ontslagen door het bestuurscollege.

  • 2. De benoeming, de bevordering en het ontslag van de leden van een brigade, alsmede het treffen van disciplinaire maatregelen binnen een brigade geschieden met inachtneming van bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen regels. Daarbij wordt tevens geregeld op welke gronden tussentijds ontslag, al dan niet op verzoek van een lid van een brigade, door het bestuurscollege wordt verleend, alsmede aan welke keurings- en geschiktheidseisen de leden van een brigade moeten voldoen.

Artikel 6
  • 1. Voor een vrijwillig dienstverband komen in aanmerking ongehuwde werkzoekenden, niet zijnde kostwinners, die een door het bestuurscollege vast te stellen leeftijd hebben bereikt, met dien verstande dat de betrokkenen niet jonger mogen zijn dan 16 jaren en niet ouder dan 27 jaren.

  • 2. Een vrijwillig dienstverband wordt aangegaan voor de duur van twee jaren.

  • 3. Verlenging van het dienstverband door het bestuurscollege kan op een daartoe strekkend verzoek van de betrokkene voor de duur van telkens ten hoogste twee jaren, tot een vrijwillig dienstverband van ten hoogste zes jaren plaatsvinden.

  • 4. Ten aanzien van de bekwaamheid tot het aangaan van een vrijwillig dienstverband door een minderjarige is het bepaalde in artikel 1613 f van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt bepaald met ingang van welke datum de indienstneming bij de brigade in feite aanvangt.

Artikel 7
  • 1. Voor een aanstelling in beroepsdienst komen in aanmerking zij die een vrijwillig dienstverband van zes jaren hebben voltooid.

  • 2. De leden van een brigade in beroepsdienst verbinden zich voor een tijdvak van zes jaren dat, behoudens het bepaalde in de volgende leden, telkenmale op hun daartoe strekkend verzoek met eenzelfde periode wordt verlengd.

  • 3. Aan de leden van een brigade in beroepsdienst wordt eervol ontslag verleend bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaren.

  • 4. Na afloop van een tijdvak van zes jaren wordt het dienstverband van de leden van een brigade in beroepsdienst, die de leeftijd van 60 jaren nog niet hebben bereikt en overeenkomstig de in artikel 5, tweede lid, vastgestelde regelen niet in aanmerking komen voor bevordering, niet verlengd.

  • 5. In afwijking van het eerste lid is het bestuurscollege bevoegd in een vacante leidinggevende functie een gekwalificeerde persoon te benoemen voor de duur van ten hoogste één jaar.

Artikel 8
  • 1. De leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben, ontvangen geen bezoldiging of loon, doch wekelijks een bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen uitkering. In geval van vrijstelling van dienst blijven zij in het genot van de uitkering.

  • 2. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt de bezoldiging van de leden van de brigade in beroepsdienst geregeld.

  • 3. Ten behoeve van de leden, bedoeld in het eerste lid, wordt vanwege het eilandgebied voorzien in kleding, voeding en huisvesting.

  • 4. Indien de leden van een brigade die zonder daartoe vanwege de dienst verplicht te zijn, gebruik maken van faciliteiten ten dienste van de brigade op het gebied van voeding en huisvesting, vindt daarvoor maandelijks een verrekening plaatst met de hen toekomende uitkering of bezoldiging volgens bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen regels.

Artikel 9
  • 1.

    Ingeval van ziekte wordt een lid van een brigade dat een vrijwillig dienstverband heeft, vrijstelling van dienst verleend op advies van de behandelende geneeskundige.

  • 2.

    Aan de leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben, kan met inachtneming van de belangen van de dienst, vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden worden verleend door of vanwege het bestuurscollege. In geval van een langere duur dan 14 dagen geschiedt de verlening door het bestuurscollege.

  • 3.

    De leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben, maken per jaar aanspraak op een bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen aantal dagen vakantie, dat tenminste 30 kalenderdagen bedraagt. Van die vakantiedagen behoeven vijf kalenderdagen niet aaneengesloten te worden opgenomen.

De overige vakantiedagen worden genoten in bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen tijdvakken rond Kerstmis en Pasen en in de maand juli.

Artikel 10
  • 1. De leden van een brigade zijn verplicht zich tenminste eenmaal per jaar aan een medisch onderzoek te onderwerpen.

  • 2. De leden van een brigade zijn verplicht om tenminste iedere zes maanden een tandheelkundige controle te ondergaan.

  • 3. De leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben, genieten vrije geneeskundige en heelkundige behandeling door een geneeskundige in overheidsdienst, genees-, kunst- en verbandmiddelen, noodzakelijk vervoer per ambulance in verband met de ziekte, terwijl ook andere kosten voortvloeiende uit de genees- en heelkunde behandeling, met inbegrip van de kosten wegens noodzakelijke behandeling in het buitenland op grond van een verklaring van een commissie van geneeskundigen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen geldende voor de leden van een brigade in beroepsdienst alsook de kosten van de reis, voor rekening van het betrokken eilandgebied komen. Bij verpleging in een ziekeninrichting maken de leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben, aanspraak op verpleging in dezelfde klasse als leden van een brigade in beroepsdienst van dezelfde rang of klasse.

  • 4. Het verplichte medische onderzoek, de tandheelkundige controle alsmede de tandheelkundige behandeling komen voor rekening van het betrokken eilandgebied.

  • 5. Voor de leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben, wordt een collectieve ongevallenverzekering afgesloten, waaromtrent nadere regelen kunnen worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. De premie voor de vorenbedoelde verzekering komt ten laste van het betrokken eilandgebied.

Artikel 11
  • 1.

    Behoudens voor zover bij of krachtens deze landsverordening een afwijkende regeling is getroffen, zijn op de leden van een brigade in beroepsdienst van toepassing de regels aangaande de rechtspositie geldend voor de burgerlijke landsdienaren.

  • 2.

    De leden van een brigade in beroepsdienst genieten vakantie met behoud van vol inkomen gedurende de tijdvakken, waarin de leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben met vakantie zijn overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 9, tweede lid, laatste volzin.

Voor zover zij daarenboven nog aanspraak kunnen maken op vakantiedagen, kunnen deze tot ten hoogste vijf werkdagen aaneengesloten worden opgenomen.

Artikel 12

De leden van een brigade zijn verplicht de werkzaamheden en taken uit te voeren welke hun door of vanwege het betrokken bestuurscollege worden opdragen in verband met hun opleiding en vorming, de uitvoering van projecten en het verlenen van diensten.

Artikel 13

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt een werktijdenregeling geregeld voor de leden van de brigade.

Artikel 14
  • 1. Het uniform van de leden van een brigade wordt vastgesteld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 2. Nopens de kledingvoorziening worden nadere regelen vastgesteld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Hoofdstuk III Opleiding en vorming

Artikel 15
  • 1. De leden van een brigade die een vrijwillig dienstverband hebben, zijn verplicht een vakopleiding te volgen of zich aan her-, om- of bijscholing te onderwerpen.

  • 2. De vakopleidingen, bedoeld in het eerste lid, worden onderscheiden als volgt:

    • a.

      opleidingen op het gebied van de landbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij;

    • b.

      in hoofdzaak praktisch gerichte opleidingen op technisch gebied;

    • c.

      opleidingen op het gebied van de dienstverlening in ruime zin.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld terzake van de opleidingen, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Leden van een brigade als bedoeld in het eerste lid die daartoe geschikt zijn bevonden, kunnen op kosten van het eilandgebied in de gelegenheid worden gesteld tot het volgen van voortgezet technisch of land- of tuinbouwkundig onderwijs, dan wel enige andere vorm van voortgezet onderwijs.

  • 5. De praktische kennis van de leden van een brigade van de talen Papiamentu, Engels, Nederlands en Spaans wordt bevorderd.

Artikel 16

Er wordt door het bestuurscollege zorg gedragen voor de geestelijke verzorging van de leden van de brigade. Tevens worden er voorzieningen getroffen voor de bevordering van hun algemene ontwikkeling, een goede fysieke verzorging en voor voldoende mogelijkheden tot ontspanning.

Hoofdstuk IV De Raad voor de ontwikkelingsbrigaden

Artikel 17
  • 1.

    Er is een Raad voor de ontwikkelingsbrigaden, die tot taak heeft de regering van de Nederlandse Antillen alsmede de bestuurscolleges van de eilandgebieden zowel desverzocht als uit eigener beweging te adviseren omtrent alle aangelegenheden de brigaden betreffende.

  • 2.

    De Raad bestaat uit ten hoogste zeven leden, waaronder de voorzitter, alsmede een secretaris. Zij worden door de Gouverneur benoemd en ontslagen.

  • 3.

    De Raad vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit gewenst acht, doch tenminste tweemaal per jaar.

Op een daartoe strekkend verzoek van tenminste twee leden van de Raad is de voorzitter gehouden een vergadering bijeen te roepen.

  • 4.

    De gezaghebbers van de eilandgebieden zijn qualitate qua lid van de raad.

  • 5.

    De Raad kan zich in zijn vergaderingen laten bijstaan.

De Raad is bevoegd inlichtingen te verzoeken van de stafleden van de brigaden alsmede de diensten van het Land en de eilandgebieden en kan advies inwinnen van onafhankelijke deskundigen.

  • 6.

    Bij landsbesluit wordt een reglement van orde voor de raad vastgesteld.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 18

De Landsverordening Antilliaanse Ontwikkelingsbrigade (P.B. 1978, no. 277) wordt ingetrokken.

Artikel 19
  • 1. Deze landsverordening treedt, met uitzondering van artikel 18, in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip dat voor ieder eilandgebied verschillend kan zijn, met dien verstande dat zij voor enig eilandgebied eerst in werking zal treden nadat het betrokken bestuurscollege de Gouverneur heeft bericht daarmede in te stemmen.

  • 2. Artikel 18 treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging van deze landsverordening is geschied.

Artikel 20

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening ontwikkelingsbrigaden.