Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151)
CiteertitelLandsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151), artikel 8, vierde lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151) (Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer)

Artikel 1

  • 1. Een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Luchtvaartlandsverordening, wordt door tussenkomst van de directeur, ingediend bij de desbetreffende autoriteit.

  • 2. Een vergunningaanvraag wordt in behandeling genomen wanneer de aanvrager:

    • a.

      kan aantonen dat in het vervoer waarop de aanvraag betrekking heeft op redelijke wijze kan worden voorzien;

    • b.

      aannemelijk kan maken dat hij één of meer in het Nederlands-Antilliaans nationaliteitsregister ingeschreven luchtvaartuigen te zijner beschikking heeft door eigendom of één of andere vorm van huurovereenkomst, mits hij aantoont dat de operationele verantwoordelijkheid bij hem berust;

    • c.

      kan aantonen dat het overwegend deel van het aandelenkapitaal en de daadwerkelijke zeggenschap in en de leiding van de onderneming in Nederlands-Antilliaanse handen berusten als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Luchtvaartlandsverordening; en

    • d.

      kan aantonen dat de dienstverlening in het publieke belang is.

  • 3. Van de in behandeling genomen aanvraag wordt een afschrift ter inzage gelegd op een plaats en gedurende tijdstippen die door de Minister worden vastgesteld en die bekend worden gemaakt in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.

  • 4. Belanghebbenden kunnen binnen 30 dagen na de mededeling, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk commentaar indienen bij de Minister door tussenkomst van de directeur.

  • 5. De Minister kan de aanvrager en andere belanghebbenden in de gelegenheid stellen de aanvraag en de daarop betrekking hebbende commentaren mondeling toe te lichten.

  • 6. De directeur brengt, mede rekening houdend met het bepaalde in het vierde en het vijfde lid, uiterlijk drie maanden nadat alle vereiste inlichtingen zijn verstrekt advies uit aan de desbetreffende autoriteit over een aanvraag voor een economische vergunning.

  • 7. Indien op de aanvraag positief wordt beslist, wordt de daartoe strekkende beschikking gepubliceerd in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.

  • 8. Indien op de aanvraag afwijzend wordt beslist, wordt zulks bij een met redenen omklede beschikking aan de aanvrager medegedeeld.

Artikel 2

De documenten of gegevens, als aangegeven in de bij dit landsbesluit behorende bijlage A, worden als bijlagen bij de aanvraag om vergunning overgelegd.

Artikel 3

Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag worden de volgende richtlijnen in acht genomen:

  • a.

    de aanvrager voorziet op een redelijke wijze in het vervoer, waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    de vergunningverlening is afgestemd op een voorziening in de huidige en redelijkerwijs te verwachten vervoersbehoeften en mag niet leiden tot het scheppen van een vervoersgelegenheid, die als overmatig kan worden aangemerkt;

  • c.

    de vergunning kan voorts om operationele of economische redenen worden beperkt tot exploitatie van één of enkele luchtvaartterreinen, of tot vluchtuitvoering met bepaalde typen vliegtuigen, dan wel tot een bepaald geografisch gebied;

  • d.

    bij het verlenen van vergunningen zal de onderhandelingspositie met betrekking tot het verkrijgen van landingsrechten in het buitenland mede in de overwegingen worden betrokken.

Artikel 4

Bij een aanvraag gericht op geregeld luchtvervoer wordt de wenselijkheid van het handhaven of creëren van een stelsel van duurzame geregelde vervoersvoorzieningen aangetoond.

Artikel 5

  • 1. Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor het ongeregeld luchtvervoer wordt rekening gehouden met:

    • a.

      het belang van de gebruikers bij geregelde luchtdiensten voor de duurzame en redelijke voorziening in de vervoersbehoeften in, naar of uit de Nederlandse Antillen of met een punt in de Nederlandse Antillen als tussenstation;

    • b.

      het belang van de gebruikers bij een aan hun behoeften aangepast ongeregeld luchtvervoer tegen een zo laag mogelijke prijs;

    • c.

      het belang van de rentabiliteit van de luchtvaartmaatschappijen.

  • 2. Voor vluchten in ongeregeld luchtvervoer kan toestemming worden verleend indien:

    • a.

      dit vervoer beoogt te voorzien in andere behoeften dan de bestaande geregelde diensten en het daardoor aannemelijk is, dat het bestaan van die geregelde diensten niet wordt aangetast;

    • b.

      er geen sprake is van ongezonde mededinging, waarvan kan worden gesproken indien bij een verantwoorde bedrijfsvoering de opbrengsten van het vervoer, geregeld zowel als ongeregeld, de luchtvaartmaatschappijen die dit vervoer verrichten op langere termijn gezien niet in staat stellen tot het behalen van een redelijke rentabiliteit.

Artikel 6

  • 1.

    Een onderneming die een aanvraag indient en waaraan voor de eerste keer een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Luchtvaartlandsverordening wordt verleend, toont aan dat zij:

    • a.

      gedurende een periode van 24 maanden vanaf het begin van de exploitatie te allen tijde haar op realistische veronderstellingen gebaseerde, bestaande en potentiële verbintenissen kan nakomen; en

    • b.

      over voldoende middelen beschikt om:

1°. de voorbereidingskosten (kosten die gemaakt moeten worden voordat met de operatie begonnen kan worden) te dekken;

2°. gedurende een periode van drie maanden vanaf het begin van de exploitatie haar vaste en bedrijfsuitgaven die voortvloeien uit de exploitatie volgens haar bedrijfsplan en die op realistische onderstellingen zijn gebaseerd, te dekken, zonder dat rekening wordt gehouden met haar inkomsten uit exploitatie.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid verstrekt de aanvrager alle relevante inlichtingen, met name de gegevens vermeld in bijlage B.

  • 3.

    Elke luchtvaartmaatschappij stelt de vergunningverlenende autoriteiten vooraf in kennis van plannen voor de exploitatie van een nieuwe geregelde of ongeregelde luchtdienst naar een bestemming waarop zij nog geen diensten onderhoudt, voor wijzigingen in het soort of aantal gebruikte toestellen of voor een ingrijpende wijziging in de omvang van haar activiteiten.

  • 4.

    Indien de vergunningverlenende autoriteiten van oordeel zijn dat de wijzigingen, bedoeld in het derde lid, een aanzienlijke invloed op de financiële positie van de luchtvaartmaatschappij hebben, kunnen zij eisen dat deze een herzien bedrijfsplan indient waarin de betrokken wijzigingen zijn opgenomen en dat een periode van tenminste één jaar vanaf de datum van toepassing van dit plan betreft, alsmede alle relevante inlichtingen, met inbegrip van de inlichtingen als aangegeven in de bij dit landsbesluit behorende bijlage C, om te kunnen beoordelen of de luchtvaartmaatschappij in staat is gedurende die periode van één jaar haar bestaande en potentiële verbintenissen na te komen. De directeur brengt aan de vergunningverlenende autoriteiten uiterlijk drie maanden nadat alle nodige inlichtingen zijn verstrekt, advies uit over een eventuele aanpassing van de aan de luchtvaartmaatschappij verleende vergunning, die voortvloeit uit het ingediende herziene bedrijfsplan.

  • 5.

    De vergunningverlenende autoriteiten kunnen te allen tijde en in ieder geval wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat een luchtvaartmaatschappij waaraan zij een economische vergunning hebben verleend, met financiële problemen kampt, de financiële prestaties van die luchtvaartmaatschappij onderzoeken en de vergunning schorsen of intrekken indien zij er niet langer van overtuigd zijn dat de luchtvaartmaatschappij in staat is gedurende een periode van twaalf maanden haar bestaande en potentiële verbintenissen na te komen. De vergunningverlenende autoriteiten kunnen ook een tijdelijke vergunning verlenen in afwachting van een financiële reorganisatie van de luchtvaartmaatschappij, mits de veiligheid niet in het gedrang komt.

  • 6.

    De luchtvaartmaatschappijen verstrekken elk boekjaar onverwijld de door externe accountants gecontroleerde rekeningen over het voorgaande boekjaar. De luchtvaartmaatschappijen verstrekken te allen tijde op verzoek van de vergunningverlenende instanties de inlichtingen nodig voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid, met name de gegevens vermeld in bijlage D.

  • 7.

    De vergunningverlenende instanties kunnen, voor zover nodig, advies inwinnen van derden omtrent het door een luchtvaartmaatschappij ingediende bedrijfsplan en de jaarstukken.

Artikel 7

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Artikel 8

Dit landsbesluit wordt aangehaald als: Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer.

BIJLAGE

behorende bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151) (Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer)

Bijlage A (artikel 2)

De documenten of gegevens die op grond van artikel 2 als bijlage overgelegd moeten worden bij het indienen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151) zijn:

  • 1.

    De statuten van de vennootschap en eventuele wijzigingen hiervan.

  • 2.

    Een geldig bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    De geldende samenstelling van het bestuur der vennootschap, onder vermelding van namen, nationaliteit en vestiging alsmede adres van de directeuren.

  • 4.

    Namen, nationaliteit en vestiging van de aandeelhouders en opgave van het type aandelen en aandelenpercentage van deze.

  • 5.

    Het aandeelhoudersregister.

  • 6.

    De nodige geldige vergunningen o.g.v. de Vestigingsregeling Bedrijven [vestigingsvergunning, directeursvergunning(en)].

  • 7.

    De nodige geldige vergunningen o.g.v. de Landsverordening Toelating en Uitzetting [vergunning(en) tot verblijf, directievergunning(en), werkvergunning(en)].

  • 8.

    Een bewijs/bewijzen van goed gedrag.

BIJLAGE

behorende bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151) (Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer)

Bijlage B (artikel 6, tweede lid)

De ondernemingen, die voor het eerst een aanvraag voor een economische vergunning indienen, verstrekken uit het oogpunt van financiële draagkracht de volgende gegevens:

  • 1.

    Een door een onafhankelijke ter zake kundige opgesteld bedrijfsplan bevattende o.a. een balansraming en een winst- en verliesrekening voor de eerste twee exploitatiejaren.

  • 2.

    Cash-flow-staten en liquiditeitsplannen voor de eerste twee exploitatiejaren.

  • 3.

    De basis voor de geraamde uitgaven en ontvangsten voor posten zoals brandstof, tarieven, lonen, onderhoud, afschrijvingen, mogelijke wisselkoersschommelingen, luchthavenrechten, verzekering en prognoses inzake vervoer/ontvangsten.

  • 4.

    Bijzonderheden over de aanloopkosten tijdens de periode die loopt van het indienen van de aanvraag tot het begin van de exploitatie en een toelichting over de voorgenomen wijze van financiering van deze kosten.

  • 5.

    Bijzonderheden over de bestaande en geplande financieringsbronnen.

  • 6.

    Bijzonderheden over de aandeelhouders, waaronder hun nationaliteit en de soorten aandelen, alsmede de statuten. Indien de onderneming deel uitmaakt van een groep van ondernemingen, inlichtingen over de onderlinge banden.

  • 7.

    Bijzonderheden over de financiering van de aankoop/huur van luchtvaartuigen met, in het geval van huur, de contractvoorwaarden.

BIJLAGE

behorende bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151) (Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer)

Bijlage C (artikel 6, vierde lid)

De gegevens die verstrekt moeten worden ter beoordeling van de financiële draagkracht van vergunninghouders, die een wijziging van hun structuren of activiteiten overwegen, welke een aanzienlijke invloed op hun financiële positie heeft zijn:

  • 1.

    Het meest recente interne verslag over de bedrijfsvoering en door externe accountants gecontroleerde rekeningen over het voorgaande boekjaar.

  • 2.

    Nauwkeurige bijzonderheden over alle voorgenomen wijzigingen, bijvoorbeeld wijziging van het soort dienst, voorgenomen overneming of fusie, wijzigingen in het aandelenkapitaal, wijzigingen wat de aandeelhouders betreft.

  • 3.

    Een balansraming, met een winst en verliesrekening over het lopende boekjaar, inclusief alle voorgenomen wijzigingen in de structuur of activiteiten die een belangrijke weerslag op de financiële positie hebben.

  • 4.

    Vroegere en geraamde uitgaven en inkomsten met betrekking tot brandstof, tarieven, lonen, onderhoud, afschrijvingen, wisselkoersschommelingen, luchthavenrechten, verzekering en prognoses inzake vervoer/ontvangsten.

  • 5.

    Cash-flow-staten en liquiditeitsplannen voor het volgend jaar, met alle voorgenomen wijzigingen in de structuur of activiteiten die een aanzienlijke weerslag hebben op de financiële positie.

  • 6.

    Bijzonderheden over de financiering van de aankoop/huur van luchtvaartuigen met, in het geval van huur, de contractvoorwaarden.

BIJLAGE

behorende bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151) (Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer)

Bijlage D (artikel 6, zesde lid)

De te verstrekken inlichtingen voor de beoordeling van de financiële draagkracht van houders van een vergunning zijn:

  • 1.

    Door externe accountants gecontroleerde rekeningen uiterlijk zes maanden na het einde van het boekjaar en het meest recente interne verslag over de bedrijfsvoering.

  • 2.

    Een balansraming, met inbegrip van een winst- en verliesrekening voor het volgend jaar.

  • 3.

    Vroegere en geraamde uitgaven en inkomsten met betrekking tot brandstof, tarieven, lonen, onderhoud, afschrijvingen, wisselkoersschommelingen, luchthavenrechten, verzekeringen en prognoses inzake vervoer/ontvangsten.

  • 4.

    Cash-flow-staten en liquiditeitsplannen voor het volgend jaar.

NOTA VAN TOELICHTING

behorende bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 15de februari 2005 ter uitvoering van artikel 8, vierde lid, van de Luchtvaartlandsverordening (P.B. 2001, no. 151) (Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtvervoer)

In de Luchtvaartlandsverordening en hierbij behorende memorie van toelichting is uitvoerig aandacht besteed aan het hoofdstuk luchtoperaties en de daaraan inherente vergunningstelsel, met name ten aanzien van het beroepsvervoer. Tevens is in de landsverordening expliciet bepaald aan welke nationaliteitsvereiste de betreffende luchtvaartmaatschappij, “taxi-operator” of het bedrijf moet voldoen (artikel 8, tweede lid, van de Luchtvaartlandsverordening). Met name het Antilliaanse karakter komt hierbij aan de orde.

Voorts is de verplichte verzekering vastgelegd voor voornoemde ondernemingen tegen schade waarvoor zij wettelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, inclusief de aansprakelijkheid voor risico’s voortvloeiende uit de uit te voeren operaties.

Thans is aan de orde de vaststelling van richtlijnen die van toepassing zullen zijn bij de behandeling en de beoordeling van vergunningaanvragen voor het uitoefenen van het beroepsvervoer, de aanvragen voor economische vergunningen.

In deze richtlijnen zijn criteria opgenomen welke in het bijzonder uit financieel-economisch oogpunt een belangrijke rol spelen in de luchtvervoerwereld. Zo dient de aanvrager een bedrijfsplan in te dienen waarin integraal wordt uitgeweid over het beoogde vervoer.

Dit plan behelst een gedetailleerde beschrijving van de door de luchtvaartmaatschappij voor de betrokken periode voorgenomen commerciële activiteiten, in het bijzonder gerelateerd aan de marktontwikkeling en uit te voeren investeringen, met inbegrip van de financiële en economische gevolgen van deze activiteiten.

Het bedrijfsplan bevat ook nadere gegevens betreffende de financiële banden tussen de aanvrager en eventuele andere commerciële activiteiten waarbij de aanvrager rechtstreeks of via verwante ondernemingen betrokken is.

Onder het begrip economische vergunning wordt verstaan: een vergunning welke wordt verleend aan Nederlands-Antilliaanse gegadigden waarbij hen toestemming wordt verleend, om met de in de vergunning vermelde personen, goederen/vracht of post, commercieel luchtvervoer, dan wel andere operaties uit te voeren.

Het officiële verzoekschrift waarin de aanvraag is gesteld om een economische vergunning te verkrijgen, dient vergezeld te gaan van relevante gegevens en bescheiden ter onderbouwing van het verzoek. Op grond hiervan kan de aanvraag op verantwoorde wijze worden beoordeeld.

De economische vergunning dient onderscheiden te worden van de vergunning tot vluchtuitvoering (“Air Operator Certificate”).

Een vergunning tot vluchtuitvoering is een door de Minister van Verkeer en Vervoer aan een onderneming of groep van ondernemingen afgegeven document waarin wordt verklaard dat de betrokken luchtvaartexploitant beschikt over de beroepsbekwaamheid en organisatie om luchtvaartuigen veilig te exploiteren voor wat betreft de in dat bewijs gespecificeerde luchtvaartactiviteiten;

In de vergunning tot vluchtuitvoering worden de routes, de te gebruiken luchtvaartuigen, speciale toestemmingen etc. vastgesteld.

Gegadigden die verkeersvluchten wensen te onderhouden dienen een certificatieproces in technisch en operationeel opzicht te doorlopen om in aanmerking te komen voor de afgifte van een vergunning tot vluchtuitvoering.

Bij de Directie Luchtvaart is een gefaseerde handleiding (“job aid”) verkrijgbaar welke gebruikt wordt om gegadigden in het proces dat moet leiden tot de afgifte van de vergunning tot vluchtuitvoering, te begeleiden.

In de artikelen 1 en 3 van dit landsbesluit zijn algemene uitgangspunten opgenomen, welke zowel voor het geregeld luchtvervoer als het ongeregeld luchtvervoer gelden.

Ingevolge artikel 3, onder a, voorziet de aanvrager "op een redelijke wijze" in het vervoer, waarop de aanvraag betrekking heeft. Onder de term "op een redelijke wijze" wordt het volgende verstaan. De aanvrager dient aan te tonen dat hij over voldoende middelen, kennis en vaardigheden beschikt om een onderneming, die aan de eisen van de markt voor wat betreft capaciteit, soort dienstverlening enz, voldoet, op te zetten en te leiden.

Voorts bepaalt onderdeel b van dit artikel o.a. dat de vergunningverlening niet mag leiden tot het scheppen van een vervoersgelegenheid, die als "overmatig" kan worden aangemerkt.

Met de term "overmatig" wordt bedoeld "over-capaciteit". Dus de vergunningverlening mag niet leiden tot het scheppen van een vervoersgelegenheid die v.w.b de capaciteit, rekeninghoudend met de huidige vraag en de verwachte groei, als onredelijk kan worden beschouwd.

Conform artikel 2 en artikel 6, tweede lid, moeten bepaalde documenten of gegevens bij het indienen van de aanvraag voor een economische vergunning overgelegd of verstrekt worden. In de bij dit landsbesluit behorende bijlagen A en B zijn deze documenten en gegevens opgenomen.

In artikel 5 zijn aanvullende richtlijnen opgenomen ten aanzien van het ongeregeld luchtvervoer.

De Raad van Advies heeft op 24 december 2004 advies uitgebracht op het ontwerp van dit landsbesluit. Met de redactionele opmerkingen van de Raad is thans rekening mee gehouden. De Raad had geen bezwaren tegen de inhoud en strekking van het landsbesluit.