Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 4de October 1951 ter uitvoering van artikel 15a van de Loodsdienstverordening 1937 (P.B. 1937, No. 93)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 4de October 1951 ter uitvoering van artikel 15a van de Loodsdienstverordening 1937 (P.B. 1937, No. 93)
CiteertitelLig- en huurgeldenbesluit 1951
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Loodsdienstverordening 1937, artikel 15a.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 4de October 1951 ter uitvoering van artikel 15a van de Loodsdienstverordening 1937 (P.B. 1937, No. 93)

Artikel 1

Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

ton: een bruto inhoudsmaat van 2.83 m3;

stoom- en/of motorschepen: vaartuigen, welke uitsluitend of hoofdzakelijk door machines voortbewogen worden;

zeilschepen: vaartuigen, welke als zodanig getuigd, uitsluitend of hoofdzakelijk door zeilen voortbewogen worden;

lichters: vaartuigen, welke al of niet mechanisch worden voortbewogen en uitsluitend of hoofdzakelijk zijn bestemd voor vervoer van goederen in de haven.

Artikel 2

Voor het liggen en meren aan de Gouvernements-kaden en -pieren op de eilanden Aruba en Curaçao is voor stoom- en/of motorschepen, zeilschepen en lichters een liggeld verschuldigd overeenkomstig de in dit landsbesluit vermelde regelen en tarieven.

Artikel 3

Van de betaling voor het liggen aan de in artikel 2 bedoelde kaden en pieren zijn de navolgende vaartuigen vrijgesteld:

  • a.

    vaartuigen in Gouvernementsdienst;

  • b.

    oorlogsvaartuigen;

  • c.

    vaartuigen, geen oorlogsvaartuigen zijnde, uitsluitend gebruikt voor het vervoer van manschappen en goederen voor de weermacht van bevriende mogendheden;

  • d.

    vaartuigen beneden 100 ton, behalve lichters;

  • e.

    lichters, indien zij goederen lossen in de Gouvernements-entrepots zoals verplicht gesteld door de Algemene verordening I.U. en D. 1908, alsook indien zij onverplicht langs gouvernements-entrepotkaden liggen tot het lossen van goederen;

  • f.

    lichters, indien zij transito-goederen laden uit Gouvernementsentrepots of aan Gouvernements-entrepotkaden;

  • g.

    vaartuigen, uitsluitend bestemd voor het vervoer van personen binnen de haven;

  • h.

    vaartuigen, uitsluitend bestemd om te bunkeren en/of bunkers te leveren. Als vaartuigen die uitsluitend bestemd zijn om te bunkeren worden niet aangemerkt die schepen, welke meer dan vijf passagiers voor of van de aanleghaven aanbrengen of medenemen en/of in totaal meer dan twee ton goederen, niet voor eigen gebruik bestemd, lossen of laden.

Artikel 4

Het in artikel 2 bedoelde liggeld wordt voor het liggen langszijde de Gouvernements-kaden en/of -pieren berekend als volgt:

  • 1o.

    voor zeilschepen boven 100 ton, per 24 uur of gedeelte daarvan: ƒ 15,—.

  • 2o.

    voor lichters: per 24 uur of gedeelte daarvan:

    • a.

      beneden 50 ton „ ƒ 5,—

    • b.

      van 50 tot 100 ton „ 10,—

    • c.

      boven 100 ton „ 15,—

  • 3o.

    voor stoom- en/of motorschepen:

    • a.

      voor de eerste 24 uur of gedeelte daarvan per ton: ƒ 0.03½;

    • b.

      voor iedere volgende 24 uur of gedeelte daarvan per ton: ƒ 0.03;

      met een minimum van ƒ 25,— per ligperiode.

Artikel 5

De huur van Gouvernements-lichters heeft plaats volgens onderstaand tarief:

Per 24 uur of gedeelte daarvan:

  • a.

    lichters beneden 50 ton „ ƒ 5,—

  • b.

    lichters van 50 tot 100 ton „ 10,—

  • c.

    lichters boven 100 ton „ 15,—.

Artikel 6

  • 1. De betaling van liggeld geschiedt voor het vertrek van het vaartuig naar zee ten kantore van de Ontvanger.

  • 2. Geen vertrekpas wordt uitgereikt indien het verschuldigde liggeld niet is voldaan, tenzij daartoe een naar het oordeel van de betrokken Ontvanger voldoende zekerheid is gesteld.

Artikel 7

De betaling van huur van Gouvernementslichters geschiedt binnen een maand ten kantore van de Ontvanger.

Artikel 8

  • 1. Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als „Lig- en huurgeldenbesluit 1951", treedt in werking met ingang van de dag na die zijner afkondiging en werkt terug tot en met 1 October 1950.

  • 2. Met ingang van 1 October 1950 wordt het Liggeldenbesluit 1950 (P.B. 1950, no. 99) geacht te zijn vervallen.