Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 13de september 1978 ter uitvoering van artikel 2, tweede lid van de „Overdrachtslandsverordening X: Luchthavens" (P.B. 1952, no. 168) houdende aanwijzingen met betrekking tot de beveiliging van luchthaven

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 13de september 1978 ter uitvoering van artikel 2, tweede lid van de „Overdrachtslandsverordening X: Luchthavens" (P.B. 1952, no. 168) houdende aanwijzingen met betrekking tot de beveiliging van luchthaven
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 13de september 1978 ter uitvoering van artikel 2, tweede lid van de „Overdrachtslandsverordening X: Luchthavens" (P.B. 1952, no. 168) houdende aanwijzingen met betrekking tot de beveiliging van luchthaven

§ Algemene bepalingen

Artikel 1
  • 1. Ten aanzien van de onder een eilandgebied ressorterende luchthaven(s), draagt het betrokken bestuurscollege ter voorkoming en bestrijding van criminele aktiviteiten tegen de burgerlijke luchtvaart zorg voor de invoering en/of handhaving van afdoende beveiligingsmaatregelen en voorzieningen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen en voorzieningen dienen o.a. gericht te zijn op de bescherming van passagiers, vliegtuigbemanning, grondpersoneel, publiek, gebouwen, installaties en vliegtuigen, alsmede ter voorkoming van verstoring van het funktioneren van de vitale diensten, waaronder de brandweer en luchtverkeersbeveiliging op de luchthaven(s).

  • 3. In gevallen van opkomende risico-verhogende omstandigheden, dienen de maatregelen en voorzieningen op de luchthaven(s) terstond te worden aangepast aan de gewijzigde situatie.

  • 4. Als richtlijnen dienen te worden aangehouden de I.C.A.O. annexen en documenten betreffende beveiliging van de burgerluchtvaart en in het bijzonder:

    • a.

      het beveiligingshandboek van de I.C.A.O. (Doc 8973 „Security Manual") zoals gewijzigd;

    • b.

      de I.C.A.O. bepalingen zoals vervat in de annexen 9 en 14;

    • c.

      voor wat betreft de onder het eilandgebied ressorterende luchtverkeersbeveiligingsdienst, de bepalingen in de annexen 2 en 11 en de aanbevolen procedures met betrekking tot de luchtverkeersbeveiliging, voorkomende in de delen III en V van de I.C.A.O. „DOC 4444-RAC/501".

§ Luchthaventerrein en gebouwen

Artikel 2
  • 1. Het luchthaventerrein en de daarbij behorende gebouwen dienen, voorzover de in artikel 1 bedoelde maatregelen en voorzieningen zulks vereisen, zodanig te worden ingedeeld en afgerasterd, respektievelijk voorzien te zijn van afsluitbare toegangen, dat onbevoegden geen toegang hebben tot het terrein en/of de gebouwen, dan wel tot de zich daarin bevindende ruimten.

  • 2. In het bijzonder dienen voorzieningen te worden getroffen, opdat onbevoegden in geen geval toegang hebben tot:

    • a.

      geparkeerde vliegtuigen;

    • b.

      bagage, post- en vrachtruimten, dan wel de voor de behandeling van bagage, post of vracht bestemde ruimten;

    • c.

      transportbanden;

    • d.

      brandstof opslagplaatsen;

    • e.

      tankwagens;

    • f.

      winkelruimten.

  • 3. De in het tweede lid vermelde ruimten en objecten dienen uitsluitend toegankelijk te worden gesteld voor daartoe bevoegden.

  • 4. Er dient voldoende beveiligde opbergruimte op de luchthaven te zijn, ten einde vermiste of achtergelaten vracht en bagage in bewaring te houden.

§ Toezicht en bewaking

Artikel 3
  • 1. Er dient op de luchthaven toezicht te worden gehouden op de aldaar aanwezige personen, vliegtuigen, vervoermiddelen, installaties, gebouwen en andere objecten.

  • 2. Het toezicht op personen en vervoermiddelen dient mede aan de hand van een degelijke identifikatie-methode (z.g. pascontrôle) plaats te vinden.

  • 3. Ter ondersteuning van het onderzoek naar verborgen wapenbezit, waaronder de vóórinschepingscontrôle (preboard screening), dienen op de luchthaven(s) voldoende met wapens uitgeruste personen te worden gestationeerd die wettelijke bevoegdheid tot aanhouding in de zin van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen bezitten. Genoemde personen moeten gemakkelijk herkenbaar zijn b.v. door het dragen van een uniform of insigne.

§ Bijzondere faciliteiten

Artikel 4
  • 1. Ten behoeve van de vóórinschepingscontrôle (preboard screening) dienen de luchthaven(s) over voldoende faciliteiten, waaronder begrepen de nodige ruimte en apparatuur, zoals magneto-meters, te beschikken.

  • 2. Ten behoeve van een vlotte en efficiënte uitvoering van de beveiligingstaak dienen voorts voldoende telecommunicatie-faciliteiten op de luchthaven beschikbaar te zijn.

  • 3. Voorts dienen ter bestrijding van mogelijk gevaar in verband met explosieven (bomalarm etc.) de nodige voorzieningen beschikbaar te zijn, dan wel een adekwate regeling daarvoor te zijn getroffen.

§ Organisatie

Artikel 5
  • 1. De uitvoering van de beveiligingstaak dient zoveel mogelijk in handen te worden gesteld van een speciaal daarvoor bestemde veiligheids- of bewakingsdienst.

  • 2. Samenwerking en coördinatie tussen de luchthavenautoriteiten, de luchtvaartmaatschappijen en andere belanghebbenden is geboden ten eind een optimale werkwijze en efficiënte taakverdeling te bevorderen. De instelling van een eilandelijke veiligheidscommissie verdient aanbeveling.

  • 3. Voor elke internationale luchthaven dient een beveiligingsprogramma te worden vastgesteld, bevattende o.a. een omschrijving van de aan de hand van deze aanwijzingen getroffen voorzieningen en ingestelde procedures. Dit beveiligingsprogramma alsmede alle wijzigingen daarop behoeven de goedkeuring van de Ministers van Verkeer en Vervoer en van Justitie.

§ Slotbepalingen

Artikel 6

De kosten voortvloeiende uit de naleving van de bepalingen van dit landsbesluit zullen bestreden worden op de door het betrokken bestuurscollege te bepalen wijze.

Artikel 7
  • 1.

    Het toezicht op de naleving van deze aanwijzingen geschiedt door een door de Ministers van Verkeer en Vervoer en van Justitie gezamenlijk aan te wijzen

persoon. Deze dient te allen tijde toegang te hebben tot het terrein en de gebouwen van de luchthaven(s).

  • 2.

    Indien de exploitatie van een luchthaven niet door het eilandgebied, doch door een andere rechtspersoon wordt gevoerd, dient het eilandsbestuur voorzieningen te treffen ter waarborging van de nakoming van deze aanwijzingen.

Artikel 8

Bij gezamenlijke beschikking van de Ministers van verkeer en Vervoer en Justitie kan op verzoek van het Bestuurscollege van een of meerdere van de hierbij gegeven aanwijzingen ontheffing worden verleend.

Artikel 9

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van een bij landsbesluit te bepalen tijdstip. Daarbij kan voor elk eilandgebied het tijdstip van inwerkingtreding verschillend worden gesteld.