Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering van het op 27 november 1992 te Londen tot standgekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering van het op 27 november 1992 te Londen tot standgekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992
CiteertitelLandsverordening aansprakelijkheid olietankschepen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpverkeer en vervoer; milieu

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het tijdstip van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 9-8-1999, (P.B. 1999, no. 125).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Ministeriële Beschikking van 9 augustus 1999 houdende mandaat om namens de Minister van Verkeer en Vervoer de in art. 18 vermelde certificaten af te geven, (P.B. 1999, 127)

Landsbesluit Certificaatkosten en vaststelling rente (P.B. 1999, no. 122)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering van het op 27 november 1992 te Londen tot standgekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    de minister : de Minister van Verkeer en Vervoer;

  • b.

    Verdrag : het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Internationaal verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. 1994, 229);

  • c.

    schip : alle zeeschepen en andere zeegaande vaartuigen, van welk type ook, gebouwd of aangepast voor het vervoer van olie in bulk als lading, met dien verstande dat een schip dat olie en andere soorten lading kan vervoeren alleen als schip wordt beschouwd, wanneer het daadwerkelijk olie in bulk als lading vervoert en tijdens iedere reis na een zodanig vervoer, tenzij wordt aangetoond dat het geen residuen van zulk vervoer van olie aan boord heeft;

  • d.

    persoon : een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon;

  • e.

    eigenaar : de persoon die in het register waarin het schip is teboekgesteld als eigenaar van het schip is ingeschreven of, bij gebreke van enige teboekstelling, de persoon die het schip in eigendom heeft, met dien verstande dat de persoon die een schip, dat eigendom is van een staat, exploiteert of reedt en die in die staat als exploitant of reder van dat schip is ingeschreven, als eigenaar van het schip wordt beschouwd;

  • f.

    olie : alle persistente uit koolwaterstoffen bestaande minerale oliën, zoals ruwe olie, stookolie, zware dieselolie en smeerolie, alsmede zonodig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nader te omschrijven andere bestendige oliën, vervoerd aan boord van een schip als lading of in de bunkers van het schip;

  • g.

    schade door

verontreiniging : 1. verlies of schade buiten het schip veroorzaakt door bevuiling ten gevolge van het ontsnappen of doen wegvloeien van olie uit het schip, waar zulk ontsnappen of doen wegvloeien ook mag plaatsvinden, met dien verstande dat vergoeding voor andere schade aan het milieu dan winstderving ten gevolge van deze schade, wordt beperkt tot de kosten van redelijke maatregelen tot herstel die daadwerkelijk worden ondernomen of zullen worden ondernomen,

  • 2.

    de kosten van preventieve maatregelen alsmede verlies of schade veroorzaakt door die maatregelen;

    • h.

      preventieve maatregelen : na een voorval genomen redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade door verontreiniging;

    • i.

      voorval : elk feit of elke opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, waardoor schade door verontreiniging wordt veroorzaakt, of waardoor een ernstige en onmiddellijke dreiging ontstaat dat zulk een schade zal worden veroorzaakt;

    • j.

      ton : een gewichtseenheid van 1.000 kilogram.

Artikel 2
  • 1. Deze landsverordening is van toepassing op schade door verontreiniging veroorzaakt op het grondgebied van de Nederlandse Antillen, daaronder begrepen de territoriale zee, en in de Nederlands-Antilliaanse exclusieve economische zone of, zolang een zodanige zone niet is ingesteld, binnen het gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van de Nederlandse Antillen dat zich niet verder uitstrekt dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvan de breedte van de territoriale zee wordt gemeten, alsmede op preventieve maatregelen, waar ook genomen, ter voorkoming of ter beperking van zodanige schade.

  • 2. Deze landsverordening is mede van toepassing op aansprakelijkheid wegens voorvallen ten tijde dat het schip, in verband met het vervoer, zich bevindt op een laad- of losplaats, in een haven of op een binnenwater in de Nederlandse Antillen.

  • 3. Het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening is niet van toepassing op oorlogsschepen of andere schepen in eigendom van of geëxploiteerd door een staat ten tijde dat zij uitsluitend worden gebruikt in dienst van de overheid voor andere dan handelsdoeleinden.

HOOFDSTUK II

De aansprakelijkheid wegens schade door verontreiniging en de beperking van aansprakelijkheid

Artikel 3
  • 1. De eigenaar van het schip op het tijdstip van het voorval of, zo het voorval bestaat uit een opeenvolging van feiten, op het tijdstip van het eerste feit, is aansprakelijk voor schade door verontreiniging, veroorzaakt door het schip als gevolg van het voorval.

  • 2. De eigenaar is niet aansprakelijk indien hij bewijst dat de schade:

    • a.

      het gevolg is van een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een natuurverschijnsel van een uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard, of

    • b.

      geheel en al werd veroorzaakt door een handelen of nalaten van derden, met het opzet schade te veroorzaken, of

    • c.

      geheel en al werd veroorzaakt door schuldig handelen of nalaten van een regering of andere autoriteit, verantwoordelijk voor het onderhouden van lichten of andere hulpmiddelen bij de navigatie, in de uitoefening van die taak.

  • 3. Indien de eigenaar bewijst dat de schade door verontreiniging geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een handelen of nalaten van de persoon die de schade heeft geleden, met het opzet schade te veroorzaken of van de schuld van die persoon, kan de eigenaar geheel of gedeeltelijk worden ontheven van zijn aansprakelijkheid tegenover die persoon.

  • 4. Voor schade door verontreiniging kan de eigenaar niet uit anderen hoofde worden aangesproken.

  • 5. Voor schade door verontreiniging kunnen, onverminderd het in het zesde lid bepaalde, noch uit hoofde van deze landsverordening noch uit anderen hoofde worden aangesproken:

    • a.

      de ondergeschikten of lasthebbers van de eigenaar of de leden van de bemanning;

    • b.

      de loods of enige andere persoon die, zonder lid van de bemanning te zijn, diensten voor het schip verricht;

    • c.

      een bevrachter - hoe ook omschreven, met inbegrip van de rompbevrachter -, beheerder of degene in wiens handen de exploitatie van het schip is gelegd;

    • d.

      personen die met instemming van de eigenaar of in opdracht van een bevoegde overheidsinstantie hulpverleningswerkzaamheden verrichten;

    • e.

      personen die preventieve maatregelen nemen;

    • f.

      alle ondergeschikten of lasthebbers van personen genoemd onder b, c, d en e; tenzij de schade het gevolg is van hun persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

  • 6. De eigenaar heeft een recht van verhaal op derden die voor de schade uit anderen hoofde, anders dan uit overeenkomst, jegens de benadeelden aansprakelijk zijn. Voor zover niet anders is overeengekomen, heeft hij op de in het vijfde lid genoemde, van aansprakelijkheid vrijgestelde personen echter geen recht van verhaal, tenzij de schade het gevolg is van hun persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

Artikel 4

Wanneer zich een voorval voordoet waarbij twee of meer schepen zijn betrokken en er ten gevolge daarvan schade door verontreiniging is ontstaan, zijn de eigenaren van alle betrokken schepen, tenzij zij ingevolge artikel 3 van aansprakelijkheid zijn ontheven, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die redelijkerwijs niet te scheiden is. Op de onderlinge verhouding van de eigenaren van de betrokken schepen is artikel 545, derde lid, laatste volzin, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5
  • 1.

    De eigenaar van een schip kan zijn aansprakelijkheid uit hoofde van deze landsverordening per voorval beperken tot een totaal bedrag dat als volgt wordt berekend:

    • a.

      voor een schip met een brutotonnage van niet meer dan 5.000, drie miljoen rekeneenheden;

    • b.

      voor een schip met een grotere brutotonnage dan in onderdeel a genoemd, voor elke toename van de brutotonnage met één, 420 rekeneenheden boven het onder a genoemde bedrag;met dien verstande dat dit bedrag 59,7 miljoen rekeneenheden niet te boven gaat.

  • 2.

    De eigenaar kan zijn aansprakelijkheid niet overeenkomstig het voorgaande lid beperken, indien de schade door verontreiniging het gevolg is van zijn persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde rekeneenheid is het bijzondere trekkingsrecht, zoals dit is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds.

  • 4.

    De brutotonnage van het schip wordt berekend overeenkomstig de voorschriften voor de meting, vervat in Bijlage I van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969 (P.B. 1981, no. 159).

Artikel 6
  • 1. Teneinde zich te kunnen beroepen op de in artikel 5 bedoelde beperking van aansprakelijkheid vormt de eigenaar een fonds bij het in artikel 10 bedoelde gerecht, tot een bedrag gelijk aan het maximum van zijn aansprakelijkheid. Het fonds wordt gevormd door het storten van een geldsom of het stellen van een door het gerecht goed te keuren bankgarantie of andere financiële zekerheid.

  • 2. Heeft de eigenaar een fonds gevormd en is hij gerechtigd zijn aansprakelijkheid te beperken, dan is ter zake van vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging gegrond op dat voorval, geen verhaal meer mogelijk op andere goederen van de eigenaar, indien het fonds werkelijk beschikbaar is tot voldoening van die vorderingen.

Artikel 7

Indien vóór de verdeling van het fonds de eigenaar, één van zijn ondergeschikten of vertegenwoordigers, een verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid heeft gesteld voor de aansprakelijkheid van de eigenaar, of enige andere persoon die er belang bij had de schuld van de eigenaar te voldoen, in verband met het voorval een vergoeding terzake van schade door verontreiniging heeft betaald, dan subrogeert deze persoon, tot het bedrag dat hij heeft betaald, in de rechten die de door hem schadeloos gestelde persoon op grond van deze landsverordening zou hebben gehad.

Artikel 8
  • 1. Vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging kunnen rechtstreeks worden ingesteld tegen de verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid heeft gesteld voor de aansprakelijkheid van de eigenaar. In dit geval kan de verweerder, zelfs indien de eigenaar overeenkomstig artikel 5, tweede lid, niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, zich beroepen op de in artikel 5 bedoelde beperking van aansprakelijkheid.

  • 2. De verweerder komen alle verweermiddelen toe die de eigenaar tegen de vorderingen zou hebben kunnen aanvoeren, doch hij kan geen beroep doen op de omstandigheid dat de eigenaar surséance van betaling is verleend, of dat deze zich in staat van faillissement of vereffening bevindt. Hij kan zich voorts verweren met een beroep op het feit, dat de schade door verontreiniging is veroorzaakt door opzettelijk wangedrag van de eigenaar zelf. Andere verweermiddelen welke hij zou hebben kunnen aanvoeren tegen een door de eigenaar tegen hem ingestelde vordering komen hem niet toe.

  • 3. De verweerder kan de eigenaar steeds in het geding roepen.

  • 4. Een verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid heeft gesteld voor de aansprakelijkheid van de eigenaar, kan in diens plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 een fonds vormen, zelfs indien ingevolge het bepaalde in artikel 5, tweede lid, de eigenaar niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken. De vorming van dit fonds heeft dezelfde rechtsgevolgen als de vorming van een fonds door de eigenaar, doch in geval de eigenaar niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken ingevolge het bepaalde in artikel 5, tweede lid, blijven de rechten van de schuldeisers, voor zover zij niet uit het fonds bevredigd zijn, tegenover de eigenaar onverlet en treden die rechtsgevolgen alleen in ten aanzien van degene die het fonds vormde.

Artikel 9

Het recht op schadevergoeding uit hoofde van deze landsverordening vervalt, wanneer niet binnen drie jaar na de datum waarop de schade is ontstaan een rechtsvordering ter zake is ingesteld, doch in ieder geval nadat zes jaar zijn verstreken na de datum van het voorval waaruit de schade is ontstaan. Indien het voorval bestond uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, loopt de termijn van zes jaren na de dag waarop het eerste van die feiten plaatsvond.

HOOFDSTUK III

De vorderingen ter zake van schade door verontreiniging en de verdeling van het fonds

Artikel 10

Tot de kennisneming in eerste aanleg van vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging uit hoofde van het Verdrag en van deze landsverordening is in de Nederlandse Antillen bij uitsluiting bevoegd het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao.

Artikel 11
  • 1. Degene die gebruik wenst te maken van de bevoegdheid tot beperking van zijn aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid, verzoekt het gerecht het bedrag waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt vast te stellen en te bevelen, dat tot een procedure ter verdeling van dit bedrag wordt overgegaan.

  • 2. Op het verzoek en de procedure ter verdeling zijn de artikelen 642a, tweede tot en met vierde lid, 642b tot en met 642d, 642e, eerste lid, 642f tot en met 642t, eerste lid, en 642u tot en met 642z van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het geval van artikel 642e, eerste lid, de rechter de opheffing van de gelegde conservatoire beslagen dan wel teruggave van reeds gegeven zekerheid moet bevelen. Het fonds wordt verdeeld onder de schuldeisers in evenredigheid met de bedragen van hun erkende vorderingen. Indien het bedrag van alle vorderingen het door het gerecht vastgestelde bedrag overtreft, worden de vorderingen naar evenredigheid gekort.

  • 3. De vorderingen van de eigenaar ter zake van door hem vrijwillig en binnen de grenzen der redelijkheid gedane uitgaven en gebrachte offers ter voorkoming of beperking van schade door verontreiniging, staan in rang gelijk met andere vorderingen op het fonds.

  • 4. De in artikel 5 bedoelde rekeneenheid wordt omgerekend in de Nederlands-Antilliaanse munteenheid volgens de waarderingsmethode die door het Internationale Monetaire Fonds wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties op de dag, waarop de eigenaar voldoet aan een ingevolge het artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gegeven bevel tot storting of tot zekerheidstelling, en volgens de op die dag geldende koers.

Artikel 12
  • 1. Is als gevolg van eenzelfde voorval schade door verontreiniging, behalve op het grondgebied van de Nederlandse Antillen, daaronder begrepen de territoriale zee, in de Nederlands-Antilliaanse exclusieve economische zone of, zolang een zodanige zone niet is ingesteld, binnen het gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van de Nederlandse Antillen dat zich niet verder uitstrekt dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvan de breedte van de territoriale zee wordt gemeten, ook ontstaan in één of meer andere bij het Verdrag partij zijnde staten, dan heeft de vorming van een fonds in die staat of in één van die staten overeenkomstig artikel V van het Verdrag, in de Nederlandse Antillen dezelfde rechtsgevolgen als de vorming van een fonds in de Nederlandse Antillen, indien de schuldeiser toegang heeft tot het gerecht dat het fonds beheert en het fonds werkelijk beschikbaar is tot voldoening van zijn vordering.

  • 2. Is in het geval, bedoeld in het eerste lid, het fonds in de Nederlandse Antillen gevormd, dan is in eerste aanleg uitsluitend het in artikel 10 bedoelde gerecht bevoegd tot de kennisneming van verzoeken als bedoeld in artikel 306 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen, ten aanzien van rechterlijke beslissingen uit een andere bij het Verdrag partij zijnde staat, waarbij vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging zijn toegewezen.

HOOFDSTUK IV

De beperking van aansprakelijkheid voor schade buiten het gebied van een bij het Verdrag partij zijnde staat

Artikel 13

In afwijking van artikel 2, eerste lid, kan de eigenaar zich overeenkomstig het bepaalde in, titel 7 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 642a tot en met 642z van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beroepen op beperking van aansprakelijkheid uit anderen hoofde voor vorderingen terzake van schade door verontreiniging, toegebracht buiten het grondgebied van de Nederlandse Antillen, daaronder begrepen de territoriale zee, buiten de Nederlands-Antilliaanse exclusieve economische zone of, zolang een zodanige zone niet is ingesteld, buiten het gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van de Nederlandse Antillen dat zich niet verder uitstrekt dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvan de breedte van de territoriale zee wordt gemeten, en buiten het gebied van een bij het Verdrag partij zijnde staat.

HOOFDSTUK V

Bepalingen tot uitvoering van artikel VII van het Verdrag

TITEL 1

De verplichting tot het in stand houden van een verzekering of andere financiële zekerheid en de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid

Artikel 14

De eigenaar van een in de Nederlandse Antillen teboekgesteld schip dat meer dan 2.000 ton olie in bulk als lading vervoert, is verplicht een verzekering of andere financiële zekerheid in stand te houden ter dekking van zijn uit deze landsverordening en uit het Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid tot het bedrag, vermeld in artikel 5, eerste lid.

Artikel 15

De eigenaar van een schip dat is teboekgesteld buiten de Nederlandse Antillen of een andere dan de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden voert, is verplicht om, ten tijde dat dit schip meer dan 2.000 ton olie in bulk als lading vervoert en een haven of laad- of losplaats in de Nederlandse Antillen aanloopt of verlaat, of een Nederlands-Antilliaans binnenwater bevaart, een verzekering of andere financiële zekerheid in stand te houden ter dekking van zijn uit deze landsverordening en uit het Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid, tot het bedrag, vermeld in artikel 5, eerste lid, van deze landsverordening en in artikel V, eerste lid, van het Verdrag.

Artikel 16

De overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid ten aanzien van een schip dat is teboekgesteld in de Nederlandse Antillen of dat is teboekgesteld in een staat die niet bij het Verdrag partij is of dat de vlag voert van zulk een staat, voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    de overeenkomst is aangegaan met een verzekeraar, een bank of andere financiële instelling of een andere persoon, van wie de minister, na overleg met de Minister van Financiën, de financiële draagkracht tot het geven van dekking voor de uit deze landsverordening en het Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid voldoende oordeelt;

  • b.

    de gelden uit de overeenkomst kunnen, indien de verstrekker van financiële zekerheid buiten de Nederlandse Antillen is gevestigd, werkelijk in de Nederlandse Antillen ter beschikking komen;

  • c.

    uit de overeenkomst blijkt dat de benadeelde, in overeenstemming met artikel 8 van deze landsverordening en met artikel VII, achtste lid, van het Verdrag, zijn vordering rechtstreeks tegen de verstrekker van financiële zekerheid kan instellen, met dien verstande dat indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de eigenaar zelf voor een deel zal bijdragen in de vergoeding van de schade door verontreiniging, uit de overeenkomst blijkt dat de verstrekker van financiële zekerheid niettemin jegens de benadeelde ter zake van schade door verontreiniging gehouden blijft tot betaling ook van dat deel van de schadevergoeding;

  • d.

    uit de overeenkomst blijkt dat de verstrekker van financiële zekerheid deze binnen de tijdsduur waarvoor het certificaat van de artikelen 18 of 19 is afgegeven, niet eerder kan schorsen of beëindigen of zodanig wijzigen dat hij niet meer aan dit artikel voldoet, dan na verloop van drie maanden na de datum van ontvangst van een mededeling als bedoeld in artikel 21, eerste lid; tenzij het certificaat is ingeleverd of een nieuw is afgegeven vóór het verstrijken van de termijn.

Artikel 17

Gelden uit een verzekering of andere financiële zekerheid die ingevolge de artikelen 14 en 15 in stand wordt gehouden, zijn uitsluitend beschikbaar voor de voldoening van vorderingen ingevolge deze landsverordening. Voor andere vorderingen kan op deze gelden geen beslag worden gelegd.

TITEL 2

Het certificaat

Artikel 18
  • 1. De minister geeft aan de eigenaar van een in de Nederlandse Antillen teboekgesteld schip op diens verzoek een certificaat af als omschreven in artikel VII, tweede lid, van het Verdrag en in de vorm van het model uit de Bijlage van het Verdrag, of waarmerkt als certificaat een door de verstrekker van financiële zekerheid in deze vorm ten behoeve van de eigenaar afgegeven document, indien hem is gebleken dat de eigenaar aan zijn in artikel 14 bedoelde verplichting voldoet.

  • 2. Bij het verzoek overlegt de eigenaar, bedoeld in het eerste lid, de volgende gegevens en stukken:

    • a.

      de naam en woonplaats van de eigenaar en de plaats waar diens hoofdkantoor is gevestigd;

    • b.

      een uittreksel uit het scheepsregister betreffende het schip waarop het verzoek betrekking heeft;

    • c.

      een afschrift van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid;

    • d.

      de naam en de plaats waar het hoofdkantoor is gevestigd van degene die de financiële zekerheid verstrekt en, zo nodig, het kantoor waar deze zekerheid wordt verstrekt;

    • e.

      het tijdstip waarop de financiële zekerheid ingaat en het tijdstip waarop deze een einde neemt.

  • 3. De eigenaar draagt er zorg voor dat het certificaat, bedoeld in het eerste lid, zich aan boord van het schip bevindt.

Artikel 19
  • 1. De minister is bevoegd aan de eigenaar van een schip, dat niet in een verdragsluitende staat is teboekgesteld, op diens verzoek een certificaat af te geven als omschreven in artikel VII, tweede lid, van het Verdrag en in de vorm van het model uit de Bijlage van het Verdrag, of als certificaat een door de verstrekker van financiële zekerheid in deze vorm ten behoeve van de eigenaar afgegeven document te waarmerken, indien hem is gebleken dat de eigenaar ten tijde dat daarmee waar ter wereld ook meer dan 2.000 ton olie in bulk als lading wordt vervoerd, een verzekering of andere financiële zekerheid in stand houdt tot het bedrag, vermeld in artikel 5, eerste lid, ter dekking van zijn uit deze landsverordening en uit het Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid.

  • 2. Bij zijn verzoek overlegt de eigenaar, bedoeld in het eerste lid, de in artikel 18, tweede lid, bedoelde gegevens en stukken. De gegevens en stukken zijn gesteld in de Nederlandse, Engelse of Spaanse taal of bevatten een vertaling in één van voornoemde talen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, geeft de minister aan een schip dat in eigendom aan de Nederlandse Antillen toebehoort en in de Nederlandse Antillen is teboekgesteld, een certificaat af, houdende de verklaring dat het schip in eigendom toebehoort aan de Nederlandse Antillen en dat de aansprakelijkheid voor het schip gedekt is binnen de grenzen van deze landsverordening. Dit certificaat wordt zoveel mogelijk opgesteld volgens het model, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 20
  • 1. De minister wijst een verzoek als bedoeld in de artikelen 18 en 19 af, indien de overgelegde gegevens of stukken onvoldoende of onjuist zijn, of indien de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid niet voldoet aan de daaraan bij of krachtens deze landsverordening gestelde eisen.

  • 2. De beschikking bevat de gronden tot afwijzing en wordt de verzoeker schriftelijk medegedeeld.

Artikel 21
  • 1. De eigenaar aan wie een certificaat is afgegeven, is verplicht om onverwijld aan de minister schriftelijk mededeling te doen van het ongeldig worden, de schorsing of de beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid binnen de tijdsduur waarvoor het certificaat is afgegeven, alsmede van elke wijziging die zich gedurende die tijdsduur voordoet in de gegevens welke bij het in artikel 18 of 19 bedoelde verzoek zijn overgelegd.

  • 2. De minister draagt zorg dat een mededeling als bedoeld in het eerste lid ten aanzien van een overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid met betrekking tot een certificaat, afgegeven ingevolge de artikelen 18 of 19, wordt doorgegeven aan het kantoor van bewaring der scheepsbewijzen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde mededeling kan ook worden gedaan door de verstrekker van die financiële zekerheid. In dat geval vervalt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor de eigenaar.

Artikel 22
  • 1. De minister kan, na overleg met de Minister van Financiën, een certificaat intrekken indien, door wijziging in de gegevens die bij het in artikel 18 of 19 bedoelde verzoek zijn overgelegd of doordat die gegevens onvoldoende of onjuist blijken te zijn, de financiële zekerheid niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze landsverordening gestelde eisen of indien er goede gronden zijn om aan te nemen dat de financiële draagkracht van de verstrekker van de financiële zekerheid onvoldoende was of is geworden of, ingeval de verstrekker buiten de Nederlandse Antillen is gevestigd, indien blijkt van een beletsel voor het werkelijk in de Nederlandse Antillen beschikbaar komen van de gelden.

  • 2. De beschikking bevat de gronden tot de intrekking en wordt de eigenaar schriftelijk medegedeeld. In deze mededeling wordt een termijn gesteld voor de inlevering van het certificaat.

Artikel 23
  • 1. De eigenaar is verplicht om het certificaat zo spoedig mogelijk nadat overeenkomstig artikel 21, eerste lid, mededeling is gedaan van het ongeldig worden, de schorsing of de beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid of nadat de tijdsduur waarvoor het is afgegeven is verstreken, bij de minister in te leveren.

  • 2. De eigenaar is verplicht om het certificaat in geval van onherroepelijke intrekking bij de minister in te leveren binnen de termijn, bedoeld in artikel 22, tweede lid.

Artikel 24
  • 1. De minister zendt een afschrift van elk door hem afgegeven certificaat alsmede van elke onherroepelijke beschikking tot intrekking van een door hem afgegeven certificaat aan het kantoor van bewaring der scheepsbewijzen.

  • 2. De Minister van Financiën kan voorschriften vaststellen met betrekking tot bewaring en registratie van de in het eerste lid bedoelde afschriften en de in artikel 21, tweede lid, bedoelde mededelingen.

HOOFDSTUK VI

Beroep

Artikel 25
  • 1. Een ieder die door de in artikel 20, eerste lid, en artikel 22, tweede lid, bedoelde beschikkingen rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan daartegen beroep instellen bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao.

  • 2. In geval van beroep vangt de termijn van inlevering, bedoeld in artikel 22, tweede lid, aan op de dag volgende op die, waarop de eigenaar mededeling heeft ontvangen van de beslissing waarbij het beroep is afgewezen of niet-ontvankelijk is verklaard.

HOOFDSTUK VII

Geheimhoudingsplicht

Artikel 26

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

HOOFDSTUK VIII

Toezicht- en strafbepalingen

Artikel 27

De kapitein van een in de Nederlandse Antillen teboekgesteld schip waarmee, waar ter wereld ook, meer dan 2.000 ton olie in bulk als lading wordt vervoerd, is verplicht een geldig certificaat als bedoeld in artikel 18 aan boord te hebben en op eerste aanvraag te vertonen of te doen vertonen aan de ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening.

Artikel 28

De kapitein van een schip waarmee meer dan 2.000 ton olie in bulk als lading wordt vervoerd, is verplicht om bij het aanlopen of verlaten van een haven of een laad- of losplaats in de Nederlandse Antillen en ten tijde dat het schip, in verband met het vervoer, zich aldaar of op een binnenwater in de Nederlandse Antillen bevindt of een zodanig water bevaart, een geldig certificaat als bedoeld in artikel 18 van deze landsverordening of in artikel VII van het Verdrag aan boord te hebben en op eerste aanvraag te vertonen of te doen vertonen aan de ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening.

Artikel 29
  • 1. Het is de eigenaar, de reder en de kapitein van een schip waarmee meer dan 2.000 ton olie in bulk als lading wordt vervoerd verboden, dit een haven of laad- of losplaats in de Nederlandse Antillen te doen aanlopen of verlaten of, in verband met het vervoer, aldaar of op een binnenwater in de Nederlandse Antillen te doen verblijven of een zodanig water te doen bevaren, indien met betrekking tot dat schip niet een certificaat als bedoeld in artikel 18 van deze landsverordening of in artikel VII van het Verdrag is afgegeven. Het verbod wordt ten aanzien van uitgaande schepen zonodig met behulp van de sterke arm gehandhaafd.

  • 2. In bijzondere gevallen kan in het belang van de bestrijding van verontreiniging door olie, de veiligheid van de scheepvaart of het welzijn van opvarenden van het schip, door of namens de minister ontheffing worden verleend van het in het eerste lid bedoelde verbod. Aan de verlening van ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden en aan de ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld.

Artikel 30
  • 1. Bij vermoeden van overtreding van artikel 29 kan aan de kapitein bevel worden gegeven dat het schip de Nederlandse Antillen niet mag verlaten, voordat op een bij het bevel aan te wijzen plaats een bij dat bevel bepaalde geldsom is gestort waarop een ter zake van die overtreding op te leggen geldboete zal kunnen worden verhaald. Het bevel wordt zonodig met behulp van de sterke arm gehandhaafd.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde bevel wordt op vordering van de officier van justitie gegeven door de rechter voor wie de zaak wordt of zal worden vervolgd. De kapitein wordt vooraf gehoord of althans behoorlijk daartoe opgeroepen. Het bevel is dadelijk uitvoerbaar en wordt onverwijld aan de kapitein betekend.

  • 3. Van het bevel of de beschikking tot afwijzing van de vordering kan het Openbaar Ministerie binnen drie dagen en de verdachte binnen drie dagen na de betekening in beroep komen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het hof beslist zo spoedig mogelijk.

  • 4. Zodra het in de strafzaak gewezen vonnis onherroepelijk is geworden, wordt de gestorte geldsom wederom ter beschikking van de rechthebbende gesteld nadat daarop een bij dat vonnis opgelegde geldboete in mindering is gebracht. Tot dat tijdstip en te rekenen vanaf de dag dat de geldsom werd gestort, wordt over die som rente vergoed.

Artikel 31
  • 1. De minister kan eisen dat de eigenaar van een schip waarmee het verbod van artikel 29, eerste lid, is overtreden, alsnog een overeenkomst tot verzekering of verstrekking van andere financiële zekerheid sluit ter dekking van zijn aansprakelijkheid wegens schade door verontreiniging, tot het in artikel 5, eerste lid, bedoelde bedrag en voor de duur van de tijd dat het schip beladen met meer dan 2.000 ton olie een Nederlands-Antilliaans binnenwater bevaart of, in verband met het vervoer, zich bevindt op een laad- of losplaats, in een haven of op een binnenwater in de Nederlandse Antillen.

  • 2. Indien de eigenaar niet voldoet aan de eis, bedoeld in het eerste lid, dan kan de minister, in overeenstemming met de Minister van Financiën, voor de eigenaar een zodanige overeenkomst sluiten. In zodanig geval is het de kapitein verboden het schip te doen vertrekken alvorens de kosten van de overeenkomst aan de minister zijn vergoed of daarvoor zekerheid is gesteld. Het verbod wordt zonodig met behulp van de sterke arm gehandhaafd.

Artikel 32
  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening zijn belast de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren en andere personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 2.

    Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gegeven betreffende de taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren of andere personen.

  • 3.

    De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren of andere personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      van ieder alle inlichtingen te verlangen;

    • b.

      van ieder inzage te verlangen van alle boeken en bescheiden en daarvan afschrift te nemen;

    • c.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen tegen de wil van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

Zo nodig verschaffen zij zich toegang tot een plaats als bedoeld in onderdeel c, alsmede inzage van boeken en bescheiden, met behulp van de sterke arm.

4.Een ieder is verplicht aan krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren of andere personen alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs voor de uitoefening van hun bevoegdheden noodzakelijk is.

Artikel 33
  • 1. Handelen in strijd met de artikelen 14, 15, 21, eerste lid, 23, 26, 27 of 28, of overtreding van het in de artikelen 29, eerste lid, of 31, tweede lid, gestelde verbod wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden Nederlands Antilliaanse Courant en met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar, hetzij met één van deze straffen.

  • 2. Het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 31, vierde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden en een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden Nederlands Antilliaanse Courant, hetzij met één van deze straffen.

  • 3. De in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde gedragingen zijn overtredingen.

Artikel 34
  • 1. Indien een bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde gedraging wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, hetzij tegen hen die tot de gedraging opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen hen gezamenlijk.

  • 2. Een bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde gedraging wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien zij begaan wordt door personen die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde, handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of het doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk de strafbare gedraging hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van die gedraging aanwezig zijn.

  • 3. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt deze respectievelijk dit tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder of indien er meer bestuurders zijn, door één van hen. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan medebrenging gelasten.

  • 4. Voor wat betreft de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde gedragingen worden rechtspersonen voor de toepassing van artikel 20 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen geacht te wonen, waar zij gevestigd zijn.

  • 5. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, aan één van hen of op de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, behoudens, indien het een dagvaarding betreft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 130, tweede en derde lid van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.

HOOFDSTUK IX

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 35

Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld met betrekking tot vergoedingen, verschuldigd voor de afgifte of waarmerking van een certificaat, bedoeld in artikelen 18 en 19, betreffende de hoogte van de in artikel 30, vierde lid, bedoelde rente, alsmede, indien dit in het belang van een goede uitvoering van deze landsverordening of in verband met internationale afspraken inzake de uitvoering van het Verdrag noodzakelijk is, met betrekking tot andere in de Hoofdstukken I tot en met V geregelde onderwerpen.

Artikel 36

Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat de artikelen 1 tot en met 3 en 9 slechts van toepassing zijn ten aanzien van aansprakelijkheid uit een voorval dat na de inwerkingtreding van deze landsverordening heeft plaatsgevonden.

Artikel 37

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening aansprakelijkheid olietankschepen.