Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 8ste november 1994 houdende regelen met betrekking tot de vergoeding ter zake van extra beslaglegging voor dienstplichtigen van de Nederlandse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 8ste november 1994 houdende regelen met betrekking tot de vergoeding ter zake van extra beslaglegging voor dienstplichtigen van de Nederlandse Antillen
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Dienstplichtverordening 1961 (P.B. 1961, no. 223), artikel 68, eerste lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 8ste november 1994 houdende regelen met betrekking tot de vergoeding ter zake van extra beslaglegging voor dienstplichtigen van de Nederlandse Antillen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    dienstplichtige: de dienstplichtige, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel d, van de Dienstplichtverordening 1961, die in werkelijke dienst is;

  • b.

    vrijwillig nadienende dienstplichtige: de dienstplichtige, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de Dienstplichtverordening 1961, die op 1 december 1986 als zodanig in werkelijke dienst was;

  • c.

    oefenen: het nabootsen van oorlogssituaties door de dienstplichtige waarbij theoretisch bijgebrachte vaardigheden in de praktijk worden gebracht teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven, te vergroten of te onderhouden;

  • d.

    (wacht)diensten: activiteiten die zijn vereist voor het functioneren van de militaire organisatie, voor zover deze zijn ingesteld bij of krachtens door de Minister van Defensie gestelde regelen;

  • e.

    werkzaamheden: activiteiten die voortvloeien uit de door de dienstplichtige vervulde functie, alsmede andere opgedragen activiteiten die om redenen van dienst dan wel in het algemeen belang noodzakelijk zijn, doch die niet kunnen worden aangemerkt als diensten;

  • f.

    arbeidsduur: de tijdsduur, uitgedrukt in een aantal uren per dag of per week, gedurende welke de dienstplichtige werkzaamheden of diensten moet verrichten;

  • g.

    meetperiode: de periode waarvoor het rooster geldt, doch ten minste een maand;

  • h.

    regionaal bevelhebber: de door de Minister van Defensie aangewezen commandant der zeemacht in het Caraïbisch gebied;

  • i.

    commandant: de commandant van de eenheid der zeemacht waarbij de dienstplichtige is tewerkgesteld;

  • j.

    feest- of gedenkdag: een dag als bedoeld in artikel 24, tweede en derde lid, van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen (Stb. 1982, no. 280) alsmede een dag als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Dienstplichtverordening 1961;

  • k.

    etmaal: een tijdsbestek van 24 uren, gerekend van een tijdstip op een dag tot het overeenkomstige tijdstip op de volgende dag.

HOOFDSTUK 2 Vergoeding ter zake van extra beslaglegging

Artikel 2
  • 1. De volgende vormen van extra beslaglegging kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      oefenen;

    • b.

      (wacht)diensten;

    • c.

      overwerk;

    • d.

      beschikbaarheid of bereikbaarheid;

    • e.

      continu- en ploegendienst.

  • 2. De dienstplichtige heeft aanspraak op een vergoeding ter zake van extra beslaglegging, mits die extra beslaglegging een gevolg is van:

    • a.

      een opdracht van de regionaal bevelhebber of een door hem aangewezen functionaris in geval van oefenen;

    • b.

      een daartoe door of namens de commandant gegeven opdracht in de overige gevallen.

Artikel 3

De dienstplichtige heeft geen aanspraak op de vergoeding, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voor de tijd, gedurende welke hij:

  • a.

    uitsluitend tijdens de periode waarin hij geen vrijstelling van verplichte huisvesting van overheidswege kan verkrijgen, aanwezig moet zijn op een van de plaatsen als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

  • b.

    beperkt is in zijn bewegingsvrijheid dan wel werkzaamheden verricht, uitsluitend wegens het ondergaan van een krijgstuchtelijke straf of het ondergaan van arrest;

  • c.

    is opgenomen in een ziekenverblijf, een hospitaal of een ziekeninrichting;

  • d.

    is ingedeeld bij een bondgenootschappelijk orgaan of bij bondgenootschappelijke strijdkrachten, indien het toekennen van een vergoeding door de betrokken bevelhebber onverenigbaar wordt geacht met de tewerkstelling van die dienstplichtige in bondgenootschappelijk verband;

  • e.

    werkzaam is onder leiding of toezicht van een orgaan van de Verenigde Naties;

  • f.

    buiten het Koninkrijk is ingezet in het kader van rampenbestrijding of hulpacties;

  • g.

    op dienstreis zijnde, buiten de normaal voor hem geldende werktijd reizende is;

  • h.

    aanspraak heeft op een valuta-inkomen.

HOOFDSTUK 3 Vergoeding ter zake van oefenen, (wacht)diensten, overwerk, beschikbaarheid of bereikbaarheid

Artikel 4
  • 1. De dienstplichtige die is tewerkgesteld bij een operationele eenheid van de krijgsmacht heeft ter zake van oefenen langer dan een etmaal aanspraak op een vergoeding in tijd die gelijk is aan die waarop de bij dezelfde eenheid tewerkgestelde militairen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (Stb. 1982, no. 279) aanspraak hebben ter zake van oefenen langer dan een etmaal, doch uitsluitend indien die vergoeding in tijd collectief met die militairen wordt genoten.

  • 2. Indien de dienstplichtige wordt verplaatst dan wel met groot verlof of ontslag wordt gezonden, vervalt de aanspraak op de vergoeding in tijd, bedoeld in het eerste lid, met ingang van respectievelijk de datum van de verplaatsing en de datum waarop het groot verlof of ontslag aanvangt.

  • 3. De dienstplichtige die aanspraak heeft op de vergoeding in tijd, bedoeld in het eerste lid, heeft daarnaast geen aanspraak op een der overige in dit hoofdstuk bedoelde vergoedingen.

Artikel 5
  • 1. Aanspraak op een vergoeding in tijd ter zake van (wacht)diensten heeft de dienstplichtige die in verband met het verrichten van die (wacht)diensten aanwezig moet zijn:

    • a.

      bij een eenheid der zeemacht;

    • b.

      in het gebouw waarin hij is tewerkgesteld;

    • c.

      op elke andere in dit verband door de regionaal bevelhebber aan te wijzen plaats, niet zijnde de woning van de dienstplichtige, waaronder wordt medebegrepen de plaats waar hij wordt geacht gewoonlijk de nacht door te brengen.

  • 2. De vergoeding in tijd, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de uren arbeidsduur tot welke de (wacht)diensten met toepassing van artikel 5 van de Regeling werk- en rusttijden militairen zeemacht worden herleid.

  • 3. Die herleide uren arbeidsduur moeten zoveel mogelijk worden verroosterd in de meetperiode waarin de aanspraak is ontstaan of gedurende de daarop volgende maand. De tijd die aan het einde van die maand niet is verroosterd vervalt.

Artikel 6
  • 1. De Dienstplichtige heeft aanspraak op een vergoeding in tijd ter zake van overschrijding van de vastgestelde maximale arbeidsduur als gevolg van het verrichten van werkzaamheden.

  • 2. De vergoeding in tijd, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de tijd waarmee de vastgestelde maximale arbeidsduur is overschreden, met dien verstande dat een overschrijding van die arbeidsduur met minder dan vijftien minuten op enige werkdag niet wordt meegerekend.

  • 3. De tijd, bedoeld in het tweede lid, moet zoveel mogelijk worden verroosterd in de meetperiode waarin de aanspraak is ontstaan of gedurende de daarop volgende maand. De tijd die aan het einde van die maand niet is verroosterd vervalt.

  • 4. Artikel 4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7
  • 1. Aanspraak op een vergoeding in tijd heeft de dienstplichtige aan wie krachtens artikel 25 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen met het oog op eventuele dienstverrichting de verplichting is opgelegd:

    • a.

      zich op een zon-, feest- of gedenkdag binnen een bepaalde plaats beschikbaar of bereikbaar te houden;

    • b.

      op een zon-, feest- of gedenkdag binnen een bepaald gebied te verblijven of zich op bepaalde tijdstippen te melden.

  • 2. Als vergoeding voor een etmaal beschikbaarheid of bereikbaarheid als bedoeld in het eerste lid worden vier uren vrije tijd verleend.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal berekend per half etmaal, waarbij een tijdvak van minder dan twaalf uren geldt als half etmaal. Voor een half etmaal beschikbaarheid worden twee uren vrije tijd verleend.

  • 4. Artikel 6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De plaats, bedoeld in het eerste lid, is een van de plaatsen, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 6. De vrijwillig nadienende dienstplichtige heeft geen aanspraak op de vergoeding in tijd als bedoeld in dit artikel.

Artikel 8

De vergoedingen in tijd, bedoeld in dit hoofdstuk, kunnen niet worden vervangen door een vergoeding in de vorm van een toelage.

HOOFDSTUK 4 Toelage voor vrijwillig nadienende dienstplichtigen

Artikel 9
  • 1. De vrijwillig nadienende dienstplichtige heeft naast de vergoeding, bedoeld in artikel 4, aanspraak op een toelage voor oefenen, indien dat oefenen langer dan een etmaal duurt.

  • 2. De toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per etmaal:

    • a.

      op werkdagen: . 16,50;

    • b.

      op zon-, feest- of gedenkdagen: . 33,--.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal berekend per half etmaal, waarbij een tijdvak van minder dan twaalf uren geldt als half etmaal. Indien een gedeelte van het oefenen plaatsvindt op een zon-, feest- of gedenkdag, wordt dat gedeelte steeds afzonderlijk berekend.

  • 4. De vrijwillig nadienende dienstplichtige die aanspraak heeft op de toelage, bedoeld in het eerste lid, heeft daarnaast geen aanspraak op een der overige in dit hoofdstuk bedoelde toelagen.

Artikel 10
  • 1. De vrijwillig nadienende dienstplichtige die (wacht)diensten verricht op een zon-, feest- of gedenkdag heeft naast de vergoeding, bedoeld in artikel 5, tevens aanspraak op een toelage.

  • 2. De toelage voor een etmaal (wacht)diensten op een zon-, feest- of gedenkdag bedraagt . 79,--.

  • 3. Voor de berekening van de toelage voor een gedeelte van een etmaal wordt een (wacht)dienst van ten minste vijftien achtereenvolgende uren aangemerkt als (wacht)dienst gedurende een geheel etmaal. Voor een (wacht)dienst van minder dan vijftien achtereenvolgende uren wordt de toelage, genoemd in het tweede lid, gehalveerd.

Artikel 11
  • 1. De vrijwillig nadienende dienstplichtige aan wie de verplichting is opgelegd, bedoeld in artikel 7, eerste lid, heeft aanspraak op een toelage ter zake.

  • 2. De toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt . 20,-- voor een etmaal beschikbaarheid of bereikbaarheid op een zon-, feest- of gedenkdag.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal berekend per half etmaal, waarbij een tijdvak van minder dan twaalf uren geldt als half etmaal. Voor een half etmaal beschikbaarheid of bereikbaarheid wordt de toelage gehalveerd.

Artikel 12
  • 1. De vrijwillig nadienende dienstplichtige heeft aanspraak op een toelage voor functionele werkzaamheden of (wacht)diensten, niet zijnde (wacht)diensten als bedoeld in artikel 5, die doorlopend of in ploegenverband volgens een rooster van continu- en ploegendiensten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel m, van de Regeling werk- en rusttijden militairen zeemacht worden verricht op een zon-, feest- of gedenkdag.

  • 2. De toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt . 20,-- per etmaal.

  • 3. Artikel 11, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

Het Bezoldigingsbesluit dienstplichtigen Nederlandse Antillen 1986 (P.B. 1987, no. 2) wordt gewijzigd als volgt:

  • a.

    Artikel 23 vervalt;

  • b.

    In artikel 24 vervallen de woorden "en de vergoeding en de toelage, bedoeld in artikel 23".

Artikel 14

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin het is geplaatst.

Artikel 15

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit extra beslaglegging dienstplichtigen Nederlandse Antillen.