Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

MINISTERIËLE BESCHIKKING HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 13de oktober 2008 ter uitvoering van artikel 16, tweede lid onder d van de Politieregeling 2000 (P.B. 2000, no. 80)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 13de oktober 2008 ter uitvoering van artikel 16, tweede lid onder d van de Politieregeling 2000 (P.B. 2000, no. 80)
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorMinister van Justitie
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Politieregeling 1999 (P.B. 1999, nr. 79), artikel 16, tweede lid onder d

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 13de oktober 2008 ter uitvoering van artikel 16, tweede lid onder d van de Politieregeling 2000 (P.B. 2000, no. 80)

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze Ministeriële Beschikking en de daarop berustende bepalingen wordt begrepen onder:

  • a.

    land: de Nederlandse Antillen;

  • c.

    Centrale Politiedienst: de met de inkoop, verkoop en distributie van kleding, (vuur)wapens en andere uitrustingsstukken belaste dienst;

  • d.

    beheerder: de met het beheer over het kleding- en wapendepot belaste functionaris;

  • e.

    politie: het Korps Politie Nederlandse Antillen;

  • f.

    korpschef: de leiding van het Korps Politie Nederlandse Antillen conform artikel 3 van de Politieregeling1999 (P.B. 1999, no. 79);

  • g.

    ambtenaar van: de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, de Politie aspirant, de aspirant hulpagent, de aspirant beveiligingsambtenaar en de aspirant medewerker grensbewaking die in de opleiding zijn, en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten diensten van de politie;

  • h.

    ambtenaar, aan gesteld voor de uitvoering van de politietaak: de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel e van het Besluit Rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 (P.B. 2000, no. 80), met uitzondering van de medewerker grensbewaking en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

  • i.

    medewerker: de ambtenaar van politie, belast zijn met de uitvoering van de grensbewaking Landsverordening Toelating en Uitzetting (P.B. 1966, no. 17) en de daarop berustende uitvoeringsregelingen;

  • j.

    aspirant: degene die is toegelaten tot de basisopleiding voor aanstelling als agent;

  • k.

    hulpagent: degene die is toegelaten tot de basisopleiding voor aanstelling als hulpagent;

  • l.

    beveiligingsbeambte: de ambtenaar, aangesteld voor:

  • a.

    de bewaking en beveiliging van rechtens van hun vrijheid beroofde personen, voor zover deze personen onder de directe verantwoordelijkheid vallen van het Openbaar Ministerie;

  • b.

    de zorg voor de veiligheid van Z.E. de Gouverneur en zijn gevolg, voor de leden van het Parlement, de Raad van Ministers, de leden van het Openbaar Ministerie en het Hof van Justitie en andere door de minister aangewezen personen, al dan niet in samenwerking met andere daartoe aangewezen organen.

  • m.

    rangen: de rangen genoemd in artikel 3 van het Besluit Rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 (P.B. 2000, no. 80) met toevoeging van de rang van Hoofdcommissaris;

  • n.

    ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie: de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel f van ‘Besluit Rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 (P.B. 2000, no. 80);

  • o.

    uniform: het samenstel van kledingstukken en overige uitrustingsstukken zoals omschreven in hoofdstuk III van deze ministeriële beschikking;

  • p.

    kleding: tot een der tenues behorende kledingstukken, waaronder begrepen: pet, das, dasklem, handschoenen, koppelriem, broekriem, rangonderscheidingstekens, politiedistinctief, schoeisel, knopen, armkoorden, en de onderdelen van deze kledingstukken;

  • q.

    dienstkleding: de door de beheerder aan de ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve, en andere taken ten dienste van de politie verstrekte kleding;

  • r.

    bewapening: de in hoofdstuk IV van deze ministeriele beschikking omschreven en tot de uitrusting van de ambtenaar van politie behorende wapens;

  • s.

    werkgebied:

    • 1.

      indien het betreft een ambtenaar van politie die tewerkgesteld is bij het Korps Curaçao of het Korps Bonaire: het desbetreffende eilandgebied;

    • 2.

      indien het betreft een ambtenaar van politie die tewerkgesteld is bij het Korps Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba: het eilandgebied waarin de plaats van tewerkstelling is gelegen;

    • 3.

      het betreft een ambtenaar van politie die tewerkgesteld is bij een landelijke dienst van politie, genoemd in artikel 3 van de Politieregeling 1999: de Nederlandse Antillen dan wel het door het bevoegd gezag aangewezen gedeelte van de Nederlandse Antillen.

HOOFDSTUK 2 algemene bepalingen

§ 1. De vervaardiging van kleding en overige uitrustingsstukken
Artikel 2
  • 1. De in deze ministeriële beschikking omschreven kleding en overige uitrustingsstukken moeten zijn vervaardigd of zijn uitgevoerd overeenkomstig de door de minister, naar de voorschriften van deze ministeriele beschikking vastgestelde modellen met de daarbij vast te stellen afmetingen en, waar nodig, met aanduiding van de kleuren;

  • 2. Van elk dezer modellen berust een door de minister goedgekeurd exemplaar bij de onder beheer van de Centrale Politiedienst staande kleding- en wapendepot;

  • 3. Indien nodig, worden bepaalde onderdelen van deze exemplaren door de minister zodanig gewaarmerkt dat zij naderhand kunnen dienen tot aanduiding en vaststelling van de kleur en samenstelling van de tot de tenues behorende kledingstukken;

§ 2. Inkoop en distributie van het uniform en wapens
Artikel 3

Door de minister worden regels en technische voorschriften gegeven met betrekking tot de inkoop en distributie van het uniform en de wapens.

§ 3. Beheer kleding- en wapendepot
Artikel 4
  • 1. Het Hoofd van de Centrale Politiedienst is – namens de minister – belast met het beheer over de in het tweede lid van artikel 2 bedoelde kleding- en wapendepot;

  • 2. De beheerder draagt zorg voor de inkoop en distributie van kleding, wapens en overige uitrustingsstukken aan de daarvoor in aanmerking komende ambtenaar van politie;

  • 3. De beheerder draagt er tevens zorg voor dat het uniform overeenkomt met de in deze beschikking aangegeven modellen.

§ 4. Het dragen van het uniform
Artikel 5
  • 1. De in deze ministeriele beschikking voorgeschreven uniform, wapens en overige van dienstwege verstrekte uitrustingsstukken worden in beginsel uitsluitend gedragen binnen het werkgebied alwaar de ambtenaar te werk is gesteld, voor zover zulks verband houdt met de dienstuitvoering of zulks uit representatieve overwegingen verlangd wordt;

  • 2. Van deze beperking kan door de minister – in overleg met de met het beheer en gezag over de politie binnen het desbetreffende werkgebied belaste functionarissen – worden afgeweken.

Artikel 6
  • 1. De ambtenaar van politie is slechts tot het dragen van een of meerdere (vuur)wapens bevoegd, wanneer uit een schriftelijke benoeming blijkt dat hij tot het dragen van een wapen bevoegd is, en hij voorts voldoende geschikt- en bekwaamheid bezit in het hanteren van het (de) desbetreffende wapen(s);

  • 2. De korpschef draagt er zorg voor dat de daarvoor in aanmerking komende ambtenaar van politie slechts over een of meerdere wapens beschikt indien hij voldoet aan de door de minister gestelde eisen van geschikt- en bekwaamheid;

  • 3. Wapens worden niet verstrekt alvorens de beheerder of andere door hem aangewezen ambtenaren zich hebben overtuigd dat de betrokken ambtenaar aan het gestelde in het eerste lid voldoet.

§ 5. Het stellen van regels en voorschriften
Artikel 7

Door de minister worden, bij beschikking, regels gegeven met betrekking tot het aantal uniformen dat aan de desbetreffende ambtenaar van politie bij de indiensttreding en vervolgens per kalenderjaar wordt verstrekt.

Artikel 8

Door de minister kunnen regels en technische voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de aanschaf, de modellen en het dragen van dienstkleding ten behoeve van de ambtenaar bedoeld in artikel 1, onderdeel n.

Artikel 9
  • 1. De minister kan aan de door hem aangewezen ambtenaren toestemming verlenen om andere dan in deze beschikking genoemde uniformen al dan niet tijdelijk te dragen;

  • 2. Het in de eerste lid bedoelde uniform moet zijn vervaardigd of zijn uitgevoerd volgens de door de minister, bij beschikking vast te stellen modellen, met de daarbij vast te stellen afmetingen, en aanduiding van de kleuren.

Artikel 10

De korpschef geeft schriftelijke instructies omtrent het onderhoud en het in een inbraakvrije ruimte bewaren van de wapens en de munitie.

§ 6. Verantwoordelijkheid voor uniform en wapens en kledingsinspectie
Artikel 11
  • 1. Het uniform en de wapens zijn eigendom van het Land;

  • 2. De ambtenaar van politie is verantwoordelijk voor de hem verstrekte uniformen en wapens;

  • 3. De korpschef draagt er voor zorg dat de aan de ambtenaar van politie verstrekte uniformen, wapens en overige uitrustingstukken minstens eenmaal per kalenderjaar aan een grondige inspectie worden onderworpen.

Artikel 12
  • 1. De beheerder draagt er voor zorg dat de onder zijn beheer staande kleding, wapens en/of uitrustingsstukken niet in handen komen van onbevoegden;

  • 2. Gelijke verplichting berust bij de ambtenaar van politie ten aanzien van de hem van dienstwege verstrekte uniformen, wapens en uitrustingsstukken;

  • 3. Verkoop en/of schenking van de van dienstwege verstrekte kleding, (vuur)wapens en andere uitrustingsstukken is niet toegestaan.

§ 7. Inlevering van uniformen en uitrustingsstukken
Artikel 13

De aan de ambtenaar van politie verstrekte uniformen, wapens en overige uitrustingsstukken worden door de ambtenaar ingeleverd of door of namens de beheerder ingenomen, bij:

  • 1.

    vervanging van een of meerdere kledingstukken, wapens of uitrustingstukken;

  • 2.

    het overlijden van de ambtenaar van politie;

  • 3.

    ontslag van de ambtenaar van politie.

HOOFDSTUK 3 Kleding en overige uitrustingsstukken

§ 1. Het tenue van de ambtenaar van politie
Artikel 14
  • 1. Voor de ambtenaar van politie gelden, met inachtneming van de in de volgende leden gemaakte onderscheidingen, de volgende tenues:

    • a.

      het dagelijkse tenue;

    • b.

      het ‘ceremonieel tenue’;

    • c.

      het sporttenue.

§ 1.1. Het dagelijkse tenue
Artikel 15
  • 1. Het dagelijkse tenue wordt door alle ambtenaren van politie gedragen bij de normale dienstuitvoering, uitgezonderd wanneer en voor zolang zij worden opgedragen diensten in burgerkleding te verrichten.

  • 2. Het dagelijks tenue bestaat uit een combinatie van een hemd met lange mouwen met das of een hemd met korte mouwen zonder das.

§ 1.1.1. De Pet
Artikel 16
  • 1. De platte pet heeft een opstaande rand;

  • 2. De kap van de pet is van donkerblauwe gabardinestof (style 521, kleur 610), samengesteld uit 50% dacronpolyester en 45% wol en heeft een ronde bol, waarin een verende ring van roestvrij materiaal is aangebracht.

  • 3. Aan de voorzijde van de pet is een rondgebogen naar beneden hellende klep van leer of kunststof aangebracht, terwijl de rand omboord is met zwart verlakt leer of plastic.

  • 4. De bovenzijde van de petklep is voor de ambtenaren in de rang van hoofdagent en lager zwart verlakt;

  • 5. Voor de ambtenaren in de rang van inspecteur en hoger bekleed is bovenzijde van de petklep bekleed met zwarte stof, waarop, langs de linker- en de rechterzijde van het omboordsel, een goudkleurig borduursel uitbeeldende een tak van eikenbladeren en eikels is aangebracht.

  • 6. Voor de inspecteurs is de bovenzijde van de klep voorzien van een 10 mm brede goudkleurige gallon;

  • 7. Voor de hoofdinspecteurs is de klep voorzien van een enkele goudkleurige geborduurde smalle tak van eikenbladeren;

  • 8. Voor de commissarissen is de klep voorzien van een enkele goudkleurige geborduurde brede tak van eikenbladeren;

  • 9. Voor de hoofdcommissarissen is de klep voorzien van een dubbele goudkleurige geborduurde tak van eikenbladeren;

  • 10. Voor de hoofdcommissaris is de bovenzijde van de petklep bovendien voorzien van een tweede borduursel uitbeeldende een tak van eikenbladeren en eikels aan weerszijden van de voet van de opstaande rand van de pet;

  • 11. De pet is voorzien van een goudkleurige gegalonneerde stormband met schuifpassanten, welke is bevestigd aan weerszijden van de pet met twee kleine goudkleurige embleemknopen;

  • 12. De stormband kan voorzien zijn van een verzilverde of wit metalen gesp;

  • 13. Voor de ambtenaren in de rang van inspecteur en hoger is deze stormband goudkleurig gegalonneerd en aan weerszijden van de opstaande rand met twee kleine goudkleurige embleemknopen bevestigd;

  • 14. Voor de ambtenaren in de rang van hoofdagent en lager is deze stormband zilverkleurig gegalonneerd;

  • 15. Om de boven- en onderzijde van de opstaande rand van de petbeen is er een 4 mm brede, blauw-gegalonneerde bies aangebracht;

  • 16. Voor de ambtenaren in de rangen van hoofdcommissaris en commissaris zijn deze biezen goudkleurig gegalonneerd;

  • 17. Aan de voorzijde van de pet, onmiddellijk boven de stormband, is een embleem bevestigd, bestaande uit een wit metalen achtpuntige ster met stralen, staande op een van haar punten, waarop in verguld metaal het wapen van de Nederlandse Antillen is aangebracht;

  • 18. De petten zijn uitgevoerd met een verstelbare binnenrand en in de volgende maten beschikbaar:

    • a.

      small : 61/2; 6 5/8; 6 3/4; 6 7/8

    • b.

      medium: 7; 7 1/8; 7 1/4

    • c.

      large: 3/8; 7 1/2; 7 5/8.

    • d.

      extra large: 7 3/4; 7 7/8; 8.

  • 19. De minister kan voor de ambtenaar van politie van het vrouwelijke geslacht, bij beschikking, een damespet voorschrijven, onder vermelding van het model, de kleur en de stof waarvan de pet moet worden vervaardigd.

§ 1.1.2. Het overhemd
Artikel 17
  • 1. Het overhemd is vervaardigd van effen blauw/witte niet doorzichtige stof (broadcloth style C 7190 kleur 001) samengesteld uit 65% polyester en 35% katoen, voorzien van:

    • a.

      een stijve of halfstijve boord met niet afgeronde benedenwaarts gerichte punten;

    • b.

      twee borstzakken met stolpplooi en driepuntige klep, gesloten met een kleine goudkleurige embleemknoop;

    • c.

      enkele aan de schoudernaden bevestigde en met knopen gesloten schouderpassanten, met knopen van wit of blauw materiaal;

    • d.

      korte mouwen met doorlopende platliggende open kraag of lange mouwen met enkele manchetten en knoopsluiting, alsmede een gesloten, verstevigde boord met niet afgeronde benedenwaarts gerichte punten;

  • 2. Boven de linker borstzak van het hemd bevinden zich twee knoopsgaten waaraan het borstembleem (de zogeheten politiedistinctief) bevestigd;

  • 3. Op de linkermouw van het hemd met korte en lange mouwen is er een geborduurd mouwembleem aangebracht.

§ 1.1.3. Het onderhemd
Artikel 18

Het onderhemd is voor de ambtenaar van politie vervaardigd van effen wit stof.

§ 1.1.4. De broek
Artikel 19
  • 1. De lange broek is vervaardigd van donkerblauwe stof (style 538 kleur 1845), samengesteld uit 55% dacronpolyester en 45% wol met rond gesneden pijpen zonder omslag en voorzien van een brede halfstijve boord met zeven vaste passanten voor doorlating van een broekriem van 1,75 inch breedte en met op de buitennaad een platte 25 mm brede blauw/zwarte bies, twee ingenaaide zijzakken en twee ingenaaide achterzakken zonder klep waarvan een met knoopsluiting;

  • 2. Aan de voorzijde is de broek voorzien van twee plooien links en rechts;

  • 3. Aan de binnenzijde is de broekband voorzien van een antislipvoering met ingeweven de naam "Korps Politie".

§ 1.1.5. De rok
Artikel 20
  • 1. De rok van ambtenaar van politie van het vrouwelijke geslacht is vervaardigd van dezelfde donkerblauwe stof als de broeken met eveneens een opgestikte band en voorzien van passanten;

  • 2. Langs de zijnaad is de rok voorzien van een platte 25 mm brede blauw/zwarte bies;

  • 3. De voorzijde is voorzien van twee schuin ingezette zakken en aan de achterzijde in het midden bevindt zich aan de bovenzijde een 18 cm lange, afgeschermde ritssluiting;

  • 4. Ter hoogt hiervan bevindt zich in de band van de rok een opening die gesloten wordt met twee in elkaars verlengde staande knopen elk bevestigd aan een van de elkaar overlappende uitlopers van de band, waarvan slechts een knoop, van een passende kleur uiterlijk zichtbaar is;

  • 5. In het midden van de achterzijde is vanaf de achterzijde van de rok een 24 cm lange verticale stolpplooi waarvan slechts de bovenzijde is afgedicht.

§ 1.1.6. Das en dasklem
Artikel 21
  • 1. Voor de ambtenaar van politie van het mannelijke geslacht is de das een lange effen blauwzwarte das van het clip- of zelfbindermodel;

  • 2. Voor de ambtenaar van politie van het vrouwelijke geslacht, een korte effen blauwzwarte das van het clipmodel;

  • 3. De dasklem is smal en vervaardigd van goudkleurig metaal en in het midden voorzien van een miniatuur korpsembleem, waarvan de grootste middellijn 21 mm bedraagt, vervaardigd van verguld metaal.

§ 1.1.7. Schoeisels
Artikel 22
  • 1. De schoenen bestaan uit hoge of lage zwarte rijgschoenen zonder versierselen te dragen in combinatie met effen zwarte sokken;

  • 2. De vrouwen hebben de mogelijkheid onder de rok zwarte stewardessschoenen te dragen.

§ 1.1.8. Handschoenen
Artikel 23

De handschoenen voor de ambtenaren van politie zijn vervaardigd van wit katoen.

§ 1.1.3. Koppelriem en broekriem
Artikel 24

De koppelriem en de broekriem zijn van zwart nylon en voorzien van een zwarte gesp.

§ 1.1.9. De korte jas
Artikel 25
  • 1. Door de minister kan voor bepaalde takken van dienst of ambtenaren worden vastgelegd, dat in de door hem aan te wijzen bijzondere gevallen, de korte jas zal of mag worden gedragen;

  • 2. De korte jas reikt tot aan de heup en is vervaardigd van blauwe stof, van dezelfde samenstelling en kleur als die van de broek, uitgevoerd met:

    • a.

      liggende kraag en revers;

    • b.

      sluiting met vijf grote goudkleurige embleemknopen;

    • c.

      twee opgezette borstzakken met stolpplooi en een driepuntige klep, gesloten met een kleine goudkleurige embleemknoop;

    • d.

      aan de schoudernaad bevestigde schouderpassanten van hetzelfde materiaal als van de korte jas;

    • e.

      lange mouwen, met aan de onderzijde daarvan twee kleine goudkleurige embleemknopen.

  • 3. Op de korte jas worden de rangonderscheidingstekens aangebracht als voorgeschreven in artikel 26.

  • 4. De korte jas kan ook worden gedragen door de ambtenaren van politie die lid zijn van de politieharmonie of -drumband.

§ 1.1.10. Rangonderscheidingstekens
Artikel 26
  • 1. De rangonderscheidingstekens worden bevestigd op beide harde schouderbedekkingen (afmetingen ca. 6x12,5 cm) welke in de lengterichting enigszins gebogen zijn en waarvan de scherpe punt is afgesneden en welke zijn bekleed met een zwarte 55% dacronpolyester en 45% wollen stof. Aan het afgesneden uiteinde is hierop een goudkleurige embleemknoop bevestigd.

  • 2. Tot de rangonderscheidingstekens behoren:

    • a.

      balken, vervaardigd van goudkleurig metaal;

    • b.

      sterren, vervaardigd van goudkleurig metaal en bol van vorm;

    • c.

      knopen, vervaardigd van goudkleurige metaal glad en bol van vorm;

    • d.

      V-vormen, vervaardigd van goudkleurige metaal, glad, met twee benen onder een hoek van negentig graden.

  • 3. De rangonderscheidingstekens zijn voor de:

    • a.

      Hoofdcommissaris: 1 balk, 3 sterren;

    • b.

      Commissaris: 1 balk, 2 sterren;

    • c.

      Hoofdinspecteur: 1balk, 1 ster;

    • d.

      Inspecteur:2 sterren;

    • e.

      Hoofdagent:1 knoop;

    • f.

      Brigadier 1ste klasse: 4 V-vormen, in elkaar liggende;

    • g.

      Brigadier: 3 V-vormen, in elkaar liggende;

    • h.

      Agent: 2 V-vormen, in elkaar liggende;

    • i.

      Aspirant: zwarte patjes, zonder onderscheidingsteken;

    • j.

      Hulpagent: 1 V-vorm;

    • k.

      Beveiligingsambtenaar: 1 V-vorm;

    • l.

      Aspirant hulpagent: zwarte patjes, zonder onderscheidingsteken;

    • m.

      Aspirant Beveiligings-: zwarte patjes, zonder ambtenaar onderscheidingsteken.

§ 1.1.11. Politie-distinctief en -insigne:
Artikel 27
  • 1. De ambtenaar van politie – uitgezonderd de niet beëdigde aspirant, aspirant hulpagent en aspirant beveiligingsambtenaar – dragen het politiedistinctief indien zij het overhemd dragen op 2 cm afstand midden boven de klep van de linkerborstzak;

  • 2. Op de linker- en de rechteruiteinde van de boord van het overhemd dragen bovenbedoelde het insigne vermeldende respectievelijk de afkortingen "K.P." en "N.A.", uitgevoerd in 10 mm hoge blauw-emaille letters omrand en verstevigd met goudkleurig metaal.

§ 1.1.12. Fluit met fluithaak en ketting
Artikel 28
  • 1. De fluit, de fluithaak en de ketting zijn goudkleurig en vervaardigd van metaal;

  • 2. De fluithaak is ongeveer 5 cm breed en 2 cm hoog, met aan de onderzijde een haak waaraan de fluit wordt opgehangen;

  • 3. De ketting heeft een totale lengte van ongeveer 54 centimeter.

§ 1.1.13. Naamplaat
Artikel 29
  • 1. De naamplaat is goudkleurig en vervaardigd van hard metaal;

  • 2. De naamplaat is ongeveer 15 centimetermeter breed en ongeveer 4 centimeter hoog;

  • 3. Aan de voorzijde van de naamplaat zijn – in zwarte letters – de voorletters en de achternaam van de ambtenaar van politie aangebracht.

§ 1.1.14. Het tenue van de Mobiele Eenheid
Artikel 30

Het tenue van de Mobiele Eenheid bestaat uit:

  • a.

    Een donker blauwe (riotmodel) basisbroek

  • b.

    Een donker blauwe effen onderhemd

  • c.

    Een donker blauwe buitenjas met lange mouwen

  • d.

    Een zwartkleurige koppelriem

  • e.

    Een zwartkleurige helm draaghak

  • f.

    Een zwartkleurige wapenstok draagring

  • g.

    Een paar beenbeschermer

  • h.

    Een paar scheen beschermer

  • i.

    Een onderlichaam beschermer

  • j.

    Een rug - borst en schouder beschermer

  • k.

    Een bijstand-helm

  • l.

    Een rotan bijstandschild

  • m.

    Een veiligheidslaars model 13 type C

§ 1.1.15. Het tenue van het Arrestatieteam
Artikel 31

Het tenue van het Arrestatieteam bestaat uit:

  • a.

    Een donker blauwe (riotmodel) basisbroek

  • b.

    donkerblauwe poloshirt, met of zonder AT embleem

  • c.

    donkerblauwe jas met insigne “AT – Politie”

  • d.

    donkerblauw/groene overall pak

  • e.

    camouflage set (broek – jas – t shirt)

  • f.

    kaki broek

  • g.

    zwarte kousen

  • h.

    zwarte hoge schoenen

§ 1.2. Het ‘ceremonieel tenue’
Artikel 32

Het ‘ceremonieel tenue’ wordt gedragen in de door of namens de minister te bepalen of toe te laten gevallen.

Artikel 33

Het ‘ceremonieel tenue’ is voor de ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak in de rang van hoofdagent en lager, gelijk aan het dagelijkse uniform met dien verstande dat in plaats van het hemd met korte mouwen, het hemd met lange mouwen wordt gedragen.

Artikel 34
  • 1. Het ‘ceremonieel tenue’ is voor de ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak in de rang van inspecteur en hoger, gelijk aan het dagelijkse uniform met als extra de jas;

  • 2. De jas is van het zogenaamde servicedressmodel, enigszins getailleerd en vervaardigd van donkerblauwe stof style 538, kleur 1845 samengesteld uit 55% dacronpolyester en 45% wol, en uitgevoerd met:

    • a.

      liggende kraag en revers, waarop in de beide revershoeken is aangebracht een miniatuur korpsembleem, waarvan de grootste middellijn 27 mm bedraagt en welke uitgevoerd is in goudkleurig metaal en blauw en wit email;

    • b.

      sluiting met vier grote goudkleurige embleemknopen;

    • c.

      twee opgezette borstzakken, met stolpplooi en driepuntige klep, gesloten met een kleine goudkleurige embleemknoop;

    • d.

      twee ingezette zijzakken met driepuntige klep, gesloten met een kleine goudkleurige embleemknoop;

    • e.

      twee zijplooien over de lengte van de zijkanten van de rug;

    • f.

      een split van ongeveer 20 cm in de linker- en rechteruiteinden van de zijrugnaden, respectievelijk naar links overslaand en rechtsoverslaand;

    • g.

      lange mouwen met drie kleine goudkleurige knopen aan de onderzijde daarvan.

  • 3. Ter hoogte van de rechterschouder wordt een goudkleurige gedeeltelijk gevlochten armkoord met aan de uiteinden twee goudkleurige metalen koordhouders.

  • 4. De schouderbedekkingen zijn gelijk aan die omschreven in artikel 26.

§ 1.3. Het Sporttenue
Artikel 35

Het sporttenue wordt gedragen bij de van dienstwege voorgeschreven sportbeoefening of tijdens de door of namens het bevoegd gezag te bepalen gebeurtenissen.

Artikel 36

Het sporttenue bestaat uit een sportbroek, T-shirt, trainingspak, judopak, zwembroek, sportsokken en sportschoenen voor binnen en buiten.

§ 1.4. Regenkleding
Artikel 37

De regenkleding bestaat uit een plastic regenjas en een plastic petovertrek.

§ 1.5. Het dragen van eretekenen
Artikel 38

Door de minister worden regels vastgesteld omtrent het dragen van de aan de ambtenaar van politie verleende onderscheidings- en eretekens.

Artikel 39

Van het bepaalde in artikel 36 kan worden afgeweken in de gevallen waartoe door de minister vooraf toestemming is verleend.

§ 2. Het tenue van de medewerker grensbewaking
Artikel 40

Voor de medewerker grensbewaking gelden, met inachtneming van de in de volgende leden gemaakte onderscheidingen, dezelfde tenues die voor de ambtenaar van politie gelden.

§ 2.1. Het dagelijkse tenue
Artikel 41
  • 1. Het dagelijkse tenue wordt door alle medewerkers grensbewaking gedragen bij de normale dienstuitvoering, uitgezonderd wanneer en voor zolang zij worden opgedragen diensten in burgerkleding te verrichten;

  • 2. Het dagelijkse tenue voor de medewerker grensbewaking is gelijk aan die van de ambtenaar van politie, met uitzondering van de in de artikelen 40 tot en met 47 genoemde verschillen.

§ 2.1.1. Overhemd en mouwembleem
Artikel 42
  • 1. Het overhemd is vervaardigd van hetzelfde model en dezelfde stof als het hem van de ambtenaar van politie, met als enige uitzondering dat het op de linkermouw van het hemd met korte en lange mouwen aangebrachte mouwembleem als volgt uitziet:

  • 2. het mouwembleem bestaat uit een geborduurd embleem in de vorm van een op een van de hoeken staande gelijkzijdige driehoek met bolstaande, ongeveer 9 cm lange zijden;

  • 3. het borduursel op het patje bevat een lichtblauwe achtergrond met bovenin de uitbeelding van het woord "IMMIGRATIE" in 10 mm hoge, donkerblauwe letters en daaronder de uitbeelding van een achtpuntige ster in de vorm van een buitenomtrek van het petembleem van het Korps Politie Nederlandse Antillen binnen welk omtrek symmetrisch is uitgebeeld het centrum van de Nederlands-Antilliaanse vlag waar de rode en blauwe band met de vijf kleine sterren elkaar kruisen.

§ 2.1.2. De broek
Artikel 43

De lange broek is van hetzelfde model als die van de ambtenaar van politie en vervaardigd van dezelfde stof, met als enige uitzondering dat de broek niet is voorzien van een bies.

§ 2.1.3. De rok
Artikel 44

De rok is van hetzelfde model als die van de ambtenaar van politie en vervaardigd van dezelfde stof, met als enige uitzondering dat de rok niet is voorzien van een bies.

§ 2.1.4. Koppelriem en broekriem
Artikel 45

De koppelriem en de broekriem voor de medewerker grensbewaking zijn van hetzelfde model en vervaardigd van hetzelfde materiaal, doch kunnen slechts worden gedragen door de medewerkers grensbewaking in de rang van hoofdmedewerker grensbewaking 1ste klasse.

§ 2.1.5. Rangonderscheidingstekens
Artikel 46
  • 1. De rangonderscheidingstekens voor de medewerker grensbewaking worden links en rechts op de kraag bevestigd.

  • 2. Tot de rangonderscheidingstekens behoren:

    • a.

      V-vormen van goudkleurig metaal, glad, met twee benen onder een hoek van negentig graden;

    • b.

      tak van eikenbladeren, vervaardigd van goudkleurig metaal.

  • 3. De rangonderscheidingstekens voor de medewerker grensbewaking oftewel de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die de Elementaire Opleiding Grensbewaking heeft behaald, zijn als volgt:

    • a.

      Medewerker in schaal 5, 1 V-vorm;

    • b.

      Medewerker in schaal 6, 2 V-vormen, in elkaar liggende;

    • c.

      Medewerker in schaal 7, 3 V-vormen, in elkaar liggende;

    • d.

      Medewerker in schaal 8, 4 V-vormen, in elkaar liggende;

    • e.

      Schaal 9, één tak van eikenbladeren;

    • f.

      Schaal 10, twee takken van eikenbladeren.

§ 2.1.6. Politie-insigne
Artikel 47
  • 1. Op de linker- en de rechteruiteinde van de boord van het overhemd dragen bovenbedoelde het insigne vermeldende respectievelijk de afkortingen "K.P." en "N.A.", uitgevoerd in 10 mm hoge blauw-emaille letters omrand en verstevigd met goudkleurig metaal;

  • 2. De medewerker grensbewaking draagt op de korte jas, of op het overhemd vlak boven de klep van de rechterborstzak tevens een goudkleurig insigne vermeldende het woord "Immigratie" of "Imigrashon".

§ 2.1.7. Fluit, fluithaak met ketting
Artikel 48

De fluit, fluithaak en ketting behoren niet het uniform van de medewerker grensbewaking.

§ 2.1.8. Naamplaat
Artikel 49
  • 1. De medewerker grensbewaking draagt geen naamplaat zoals de ambtenaar van politie;

  • 2. Daarvoor in de plaats draagt hij op het overhemd vlak boven de klep van de rechterborstzak een zilverkleurige plaat met het woord "Immigratie" of "Imigrashon".

§ 2.2. Het ‘ceremonieel tenue’
Artikel 50
  • 1. Het ‘ceremonieel tenue’ wordt door de medewerker grensbewaking gedragen in de door of namens de minister te bepalen of toe te laten gevallen;

  • 2. Het ‘ceremonieel tenue’ voor de medewerker grensbewaking is hetzelfde als voor de ambtenaar van politie, met uitzondering van de in de artikelen 40 tot en met 47 genoemde verschillen.

HOOFDSTUK 4 Bewapening en munitie

§ 1 Vaststelling merk, model en kaliber wapen
Artikel 51
  • 1. Door de minister wordt, bij beschikking, de merken, modellen en kalibers van de voor de ambtenaar van politie geldende wapens vastgesteld;

  • 2. Gelijke verplichting berust bij de minister ten aanzien van de verstrekking van het aantal, soort, merk en kaliber van de wapens en munitie aan de desbetreffende ambtenaren van politie, bij de indiensttreding en telkenmale wanneer zulks in het belang van de dienstuitoefening nodig wordt geacht.

§ 2 Het dragen en gebruik van wapens
Artikel 52
  • 1. De in artikel 49 bedoelde wapens mogen slechts gedurende de dienstuitvoering worden gedragen en/of gebruikt;

  • 2. Het is de ambtenaar van politie, tijdens de dienstuitvoering niet toegestaan andere dan de door de minister bij beschikking vastgestelde wapens te dragen of te gebruiken;

  • 3. Het is de ambtenaar verboden de hem van dienstwege verstrekte wapens voor andere dan dienstdoeleinden te gebruiken.

Artikel 53
  • 1. Vuistvuurwapens worden gedragen in een holster van een door de minister goedgekeurd merk en type;

  • 2. De minister kan nadere regels geven met betrekking tot het dragen van andere wapens en uitrustingsstukken.

Artikel 54

Onverminderd het bepaalde in artikel 50 kan de minister aan door hem aangewezen ambtenaren van politie andere dan de in de beschikking vastgestelde wapens toekennen.

§ 3. Vaststelling merk, model en kaliber munitie
Artikel 55

De minister bepaalt het merk, het type, het model en het kaliber van de munitie waarmee de in de in artikel 49 bedoelde vuurwapens worden geladen.

§ 4. Aanschaf en afvoering wapens en munitie
Artikel 56
  • 1. De wapens en de munitie, bedoeld in de artikelen 49 en 53, kunnen via de Centrale Politiedienst worden aangeschaft en afgevoerd;

  • 2. Uitzondering op het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de afvoer vormt de in de in artikel 49 genoemde ministeriële beschikking vermelde munitie, voorzover deze na gebruik geen werkzame bestanddelen meer bevatten;

  • 3. In bijzondere gevallen kan de minister, van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen;

  • 4. De minister kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de wapens en munitie worden afgevoerd.

§ 5. Het dragen van wapens door de medewerker grensbewaking
Artikel 57

De minister kan aan de medewerkers grensbewaking in de rang van hoofdmedewerker grensbewaking of hoger toestemming verlenen om een vuurwapen met de daarbij behorende munitie, een wapenstok, een traangasspuitbus met houder tijdens de dienstuitvoering te dragen.

HOOFDSTUK 5 aanvullende bepalingen

§ 1. Draagwijze kleding
Artikel 58
  • a. De ambtenaar van politie is verplicht steeds kleding van zijn passende afmetingen te dragen;

  • b. Aan de oorspronkelijke structuur van de kleding worden zonder toestemming van de minister geen wijzigingen aangebracht;

  • c. De tot een der tenues behorende kledingstukken dienen zich steeds in goede staat te bevinden;

  • d. Kledingstukken die hetzij afwijken van de bij de krachtens deze ministeriele beschikking vastgestelde omschrijvingen, hetzij naar het oordeel van de door de korpschef niet voldoen aan redelijk te stellen eisen, worden geacht zich niet in goede staat te bevinden.

Artikel 59

Van het dagelijkse tenue wordt het overhemd met open kraag (boord) gedragen.

Artikel 60

Het ‘ceremonieel tenue’ wordt in het openbaar of in gezelschap steeds geheel gesloten gedragen.

Artikel 61
  • 1. De pet wordt recht op het hoofd gedragen, zodanig dat het embleem zich midden boven het voorhoofd bevindt;

  • 2. De stormband wordt onder de ronding van de kin gedragen:

    • a.

      indien bij buitendienst de wind dat noodzakelijk maakt;

    • b.

      indien bevolen.

Artikel 62

De das wordt met de knoop tegen de boordsluiting gedragen, de punt van het brede einde even boven de koppel- of broekriemsluiting, het smalle einde onzichtbaar, het geheel glad hangend en onmiddellijk boven de vierde knoop van boven met de dasklem aan het overhemd bevestigd.

Artikel 63
  • 1. De broek met broekriem wordt zodanig gedragen, dat de bovenrand even boven de heupen glad om het lichaam sluit;

  • 2. De koppelriem wordt over de broekriem gedragen zodanig dat de bovenrand van de koppelriem evenwijdig loopt met de bovenzijde van de boord van de broek.

Artikel 64
  • 1. De ambtenaar van politie draagt, onder diensttijd, geen andere dan de bij of krachte deze beschikking genoemde kleding, wapens en/of uitrustingsstukken;

  • 2. Het zichtbaar dragen van vorenbedoelde kleding tezamen met andere kleding is verboden.

Artikel 65

Het dragen overdag van een zonnebril van onopvallend model en formaat, zonder versierselen, is echter toegestaan, evenzo het dragen van een overeenkomstige stofbril door berijders van motorrijwielen;

§ 2. Verstrekking kleding
Artikel 66

De aanschaf van het uniform en overige uitrustingsstukken geschiedt voor landsrekening en door de zorg van de beheerder.

Artikel 67
  • 1. De in artikel 2 bedoelde kleding wordt betrokken uit het kledingdepot;

  • 2. Indien dit op gegronde bezwaren stuit en vervaardiging of uitvoering van de kleding volgens de vastgestelde modellen niet kan worden verzekerd, kan, met vooraf verkregen toestemming van de beheerder worden volstaan met het betrekken van de kleding bij door de beheerder aan te geven leveranciers.

Artikel 68

Door de minister wordt vastgesteld aan welke ambtenaren de tot de diverse tenues behorende kleding wordt verstrekt.

§ 3. Bezit Kleding
Artikel 69
  • 1. Van de kledingsstukken en overige uitrustingsstukken bedoeld in de artikelen 14 tot en met 35 moet de ambtenaar van politie, voor zover deze tot de voor hem voorgeschreven uniformen behoren, tenminste het voor hem door de minister, bij beschikking bepaalde aantal in zijn bezit hebben;

  • 2. Ten aanzien van de ambtenaar die niet voortdurend belast is met het verrichten van diensten in uniform, kan door de minister van het in het eerste lid bedoelde aantal worden afgeweken;

  • 3. Het voorgeschreven verplichte aantal kledingstukken en overige uitrustingstukken dienen steeds in goede staat te verkeren;

  • 4. Waar nodig kan vervanging of aanvulling door of namens de korpschef worden bevolen.

Artikel 70
  • 1. De minister kan – al dan niet op voordracht van de beheerder – bij beschikking nadere voorschriften met betrekking tot de draagwijze van kleding, bewapening en uitrustingsstukken geven;

  • 2. Bij gebrek aan deze voorschriften, of in de gevallen waarin deze niet voorzien, kan de minister ter zake instructies geven;

  • 3. Door de zorg van de minister worden registers bijgehouden waarin aantekening wordt gehouden van alle bij de politie berustende wapens, onder vermelding van het soort, model, kaliber en serienummer.

Artikel 71
  • 1. Door de minister kunnen andere dan de hierboven genoemde uitrustingsstukken worden vastgesteld;

  • 2. Door de minister wordt bepaald, aan welke ambtenaren uitrustingsstukken worden verstrekt en op welke wijze en wanneer deze (mogen) worden gedragen en/of gebruikt.

Artikel 72

Alle regelingen en/of instructies inzake de kleding, bewapening en overige uitrusting komen bij de uitgifte van deze minsteriele beschikking te vervallen.

Artikel 73

Deze beschikking kan worden aangehaald als: Ministeriële Beschikking Kleding, Bewapening en overige uitrusting Politie.

Artikel 74

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin het is geplaatst.