Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 5de juni 1974 houdende bijzondere regelen omtrent de opleiding van administratieve ambtenaren werkzaam bij de belastingdienst, en de aan deze opleiding verbonden examens voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 5de juni 1974 houdende bijzondere regelen omtrent de opleiding van administratieve ambtenaren werkzaam bij de belastingdienst, en de aan deze opleiding verbonden examens voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies
CiteertitelLandsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964 no. 159), artikel 13 lid 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 5de juni 1974 houdende bijzondere regelen omtrent de opleiding van administratieve ambtenaren werkzaam bij de belastingdienst, en de aan deze opleiding verbonden examens voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies

HOOFDSTUK I

§ De opleiding
Artikel 1

Bij landsbesluit kan in elk der eilandgebieden ten behoeve van de administratieve ambtenaren, die werkzaam zijn bij de belastingdienst, een leergang, opleidende tot het vakexamen voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964 no. 159) worden ingesteld.

Bij landsbesluit worden tevens de leraren benoemd en de vergoeding van de leraren en de cursusleider geregeld.

Artikel 2
  • 1. De in artikel 1 vermelde leergang bestaat uit twee gedeelten:

    • a.

      het eerste gedeelte omvattende het eerste leerjaar en opleidende tot het examen voor benoembaarheid tot klerk als bedoeld in artikel 13;

    • b.

      het tweede gedeelte omvattende het tweede, derde en vierde leerjaar en opleidende tot het examen voor benoembaarheid tot adjunct-commies als bedoeld in artikel 14.

  • 2. Het cursusjaar begint gelijktijdig met het schooljaar van de openbare scholen.

Artikel 3

De organisatie van en het toezicht op de leergang berusten bij de Directeur van het Departement van Onderwijs die zich daarbij kan doen bijstaan door de in artikel 6 bedoelde cursusleiders.

Artikel 4
  • 1. Het leerplan is als bijlage bij dit landsbesluit gevoegd.

  • 2. Een lesuur duurt vijf en veertig minuten.

  • 3. Het rooster van lesuren wordt door de Directeur van het Departement van Onderwijs, na overleg met de leraren, vastgesteld of gewijzigd.

  • 4. De vakanties vallen samen met die van de openbare scholen in het betrokken eilandgebied.

Artikel 5
  • 1. Directeur van het Departement van Onderwijs wijst de lokaliteiten aan waar de lessen worden gegeven en geeft voorschriften omtrent het gebruik daarvan.

  • 2. Indien deze lokaliteiten leslokalen van openbare scholen betreffen, geschiedt deze aanwijzing na verkregen toestemming van het bestuurscollege van het betrokken eilandgebied.

Artikel 6

In elk der eilandgebieden waarbinnen een leergang is ingesteld kan één der leraren door de Directeur van het Departement van Onderwijs als cursusleider worden aangewezen; deze volgt de hem door de Directeur van het Departement van Onderwijs ten aanzien van de leergang gegeven aanwijzingen op.

Artikel 7

De leraren houden aantekeningen van de vorderingen en de verzuimen van de cursisten.

Artikel 8
  • 1.

    Het eerste leerjaar van de cursus is gelijk aan dat, genoemd in het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren (P.B. 1972, no, 8). Voor toelating gelden dezelfde vereisten.

  • 2.

    Tot het tweede leerjaar van een leergang worden bij de aanvang van de cursus toegelaten administratieve ambtenaren, die tenminste voldoen aan een der volgende eisen:

    • a.

      in het bezit zijn van een einddiploma van een middelbare school met 5 of 6-jarige cursus;

    • b.

      met goed gevolg het examen voor benoembaarheid tot klerk hebben afgelegd;

    • c.

      in het bezit zijn van een diploma of ander schriftelijk bewijs, dat naar het oordeel van de Directeur van het Departement van Onderwijs, tenminste evenveel waarborgen biedt voor de mate van ontwikkeling als verondersteld wordt aanwezig te zijn bij het voldoen aan een der onder a en b gestelde eisen.

  • 3.

    Ambtenaren, werkzaam bij de belastingdienst, kunnen niet het tweede, derde en vierde leerjaar volgen van de leergang, omschreven in het landsbesluit van de 24ste januari 1972 (P.B. 1972, no. 8).

De Directeur van het Departement van Onderwijs kan evenwel op daartoe gedaan verzoek in overleg met de Directeur der Belastingen de cursist, die blijk heeft gegeven niet in staat te zijn de leergang, bedoeld in deze regeling, met gunstig resultaat te voltooien, tot het tweede leerjaar en de daarop volgende leerjaren van de leergang, omschreven in het landsbesluit van de 24ste januari 1972 (P.B. 1972, no. 8) toelaten.

  • 4.

    Tot het derde leerjaar worden toegelaten de cursisten, die met gunstig gevolg de vastgestelde tentamens van het tweede leerjaar hebben afgelegd.

  • 5.

    Tussentijdse toelating tot het eerste of tweede leerjaar kan worden toegestaan door de Directeur van het Departement van Onderwijs, indien de aanvrager kan aantonen, dat hij met redelijk kans van slagen het betreffende leerjaar zal kunnen volgen en hij voldoet aan een der in het eerste en tweede lid gestelde eisen.

  • 6.

    Met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de Directeur van het Departement van Onderwijs aan niet-administratieve ambtenaren en arbeidscontractanten in dienst van de Overheid toestemming verlenen de leergang te volgen.

Artikel 9
  • 1. De cursisten zijn lesgeld verschuldigd ten bedrage van tien gulden per maand; de lesgelden worden maandelijks gestort bij de Landsontvanger van het betrokken eilandgebied.

  • 2. Vrijstelling of vermindering van lesgeld wordt niet verleend.

  • 3. De cursisten bekostigen zelf hun boeken en verdere benodigheden [bedoeld zal zijn: benodigdheden].

Artikel 10
  • 1. Aan de cursisten, die de lessen niet geregeld bijwonen of door slecht gedrag het onderwijs belemmeren, kan op voorstel van één der leraren door de Directeur van het Departement van Onderwijs het verder volgen van de lessen gedurende het lopende leerjaar worden ontzegd.

  • 2. Een zelfde maatregel kan de Directeur van het Departement van Onderwijs treffen ten aanzien van cursisten, die het verschuldigde lesgeld niet tijdig voldoen.

HOOFDSTUK II

§ De Tentamens
Artikel 11
  • 1.

    Het onderwijs in de hiernavolgende vakken wordt afgesloten met een tentamen:

Tweede leerjaar : invordering

staatsrecht

comptabiliteit

kennis wettelijke regelen belastingverordeningen

kennis administratieve regelen belastingverordeningen boekhouden

Derde leerjaar : Burgerlijkrecht

invordering

kennis administratieve regelen belastingverordeningen

kennis wettelijke regelen belastingverordeningen boekhouden

Vierde leerjaar : ambtenarenrecht en Administratiefrecht

Successierecht en Burgerlijk Wetboek Kantoororganisatie en statistiek

  • 2.

    De tentamens worden afgenomen nadat de stof in de desbetreffende vakken overeenkomstig het leerplan is behandeld.

  • 3.

    De omvang van de kennis die bij een tentamen wordt gevorderd is aangegeven in het leerplan dat als bijlage bij dit landsbesluit is gevoegd.

  • 4.

    Het tentamen wordt schriftelijk of mondeling afgenomen door de desbetreffende leraar. De tijdsduur bedraagt voor een schriftelijk tentamen 60-90 minuten en voor een mondeling tentamen 20-30 minuten.

  • 5.

    Bij afwijzing kan binnen twee maanden na datum een hertentamen worden afgelegd.

  • 6.

    In het tweede leerjaar kan een kandidaat ten hoogste twee hertentamens afleggen.

  • 7.

    De aflegging van een tentamen in een bepaald vak, zoals in het eerste lid bedoeld, wordt niet vereist indien de kandidaat ten genoegen van de Directeur van het Departement van Onderwijs aantoont, dat hij de vereiste kennis van de desbetreffende leerstof reeds op andere wijze heeft verworven.

HOOFDSTUK III

§ A. De Examens
Artikel 12
  • 1. Telkenmale wordt aan het einde van de desbetreffende opleiding gelegenheid gegeven tot het afleggen van de vakexamens voor benoembaarheid tot klerk en tot adjunct-commies.

  • 2. Tot het afnemen van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde examens worden door de Gouverneur gecommitteerden aangewezen, die met de betrokken leraren en de cursusleider de examencommissie vormen De Directeur van het Departement van Onderwijs is ambtshalve gecommitteerde en voorzitter van de beide examen-commissies.

Artikel 13
  • 1.

    Het examen voor benoembaarheid tot klerk omvat de navolgende vakken:

    • a.

      Inleiding tot het Recht,

    • b.

      Maatschappijleer

    • c.

      Redactietraining

    • d.

      Boekhouden en

    • e.

      Rekenkunde

  • 2.

    Het examen wordt schriftelijk afgenomen.

De tijdsduur bedraagt 60 minuten voor elk vak.

  • 3.

    Vrijstelling van het afleggen van examen in een bepaald vak, zoals in het eerste lid bedoeld, wordt verleend indien de kandidaat ten genoegen van de Directeur van het Departement van Onderwijs aantoont, dat hij de vereiste kennis van de desbetreffende leerstof reeds op andere wijze heeft verworven.

Artikel 14
  • 1.

    Het examen voor benoembaarheid tot adjunctcommies omvat de navolgende vakken:

    • a.

      Inkomstenbelasting

    • b.

      Winstbelasting

    • c.

      Andere heffingswetten

    • d.

      Invordering en comptabiliteit.

  • 2.

    Het examen wordt zowel schriftelijk als mondeling afgenomen.

De tijdsduur bedraagt voor elk vak: schriftelijk 60-90 minuten en mondeling 20-30 minuten.

Vrijstelling van het afleggen van examen in een bepaald vak, zoals in het eerste lid bedoeld, wordt verleend indien de kandidaat ten genoege van de Directeur van het Departement van Onderwijs aan toont, dat hij de vereiste kennis van de desbetreffende leerstof reeds op andere wijze heeft verworven.

Artikel 15
  • 1. De cursisten die zich voor het afleggen van het examen voor benoembaarheid tot adjunct-commies hebben aangemeld, worden daartoe slechts toegelaten wanneer zij de tentamens in het derde en vierde leerjaar, bedoeld in artikel 11 lid 1, met goed gevolg hebben afgelegd en uiterlijk twee dagen voor het begin van het examen een examengeld van tien gulden hebben voldaan ten kantore van de Landsontvanger in het eilandgebied waar zij woonachtig zijn.

  • 2. Eenmaal betaald examengeld wordt niet teruggegeven.

§ B. Het Examenreglement
Artikel 16
  • 1. De voorzitter van de examencommissie belegt een vergadering zo dikwijls hij dit nodig acht en wijst de lokalen aan waar de examens worden afgenomen.

  • 2. De cursusleider treedt op als secretaris van de examencommissie in het eilandgebied waar de leergang is ingesteld.

  • 3. De leden van de examencommissie nemen de nodige maatregelen, opdat ten opzichte van alles wat op de examens betrekking heeft, geheimhouding in acht genomen wordt.

Artikel 17
  • 1. In de eerste vergadering die de voorzitter belegt, worden vastgesteld:

    • a.

      het plan voor de inrichting van de examens;

    • b.

      de regelen ter berekening van de eindcijfers der vakken;

    • c.

      de normen voor de uitslag der examens.

  • 2. Deze eerste vergadering vindt geen doorgang, als de helft der door de voorzitter opgeroepen leden van de examencommissie niet aanwezig is.

  • 3. De omvang van de kennis die bij de examens wordt gevorderd, is aangegeven in het leerplan, dat als bijlage bij dit landsbesluit is gevoegd.

  • 4. De schriftelijke opgaven worden door de leden der examencommissie ontworpen en door de voorzitter vastgesteld.

  • 5. De secretaris geeft aan elke kandidaat tijdig kennis, waar en wanneer deze tot het afleggen van een examen moet verschijnen.

Artikel 18
  • 1. Het schriftelijk werk wordt onder voortdurend toezicht gemaakt.

  • 2. De voorzitter wijst een of meer leden van de examencommissie aan om dit toezicht uit te oefenen.

  • 3. Het schriftelijke werk wordt door alle kandidaten, die deelnemen aan eenzelfde examen, gelijktijdig gemaakt.

  • 4. Het gebruik van andere dan door de examencommissie voorgeschreven hulpmiddelen is daarbij verboden.

  • 5. Zij, die zich aan enig bedrog bij het examen schuldig maken, worden door de voorzitter van de verdere deelneming van het examen uitgesloten.

  • 6. Het schriftelijke werk wordt op een door de voorzitter belegde vergadering, vóór het begin van het mondeling examen, nagezien en beoordeeld.

Artikel 19
  • 1. Bij het mondeling onderzoek worden de kandidaten afzonderlijk ondervraagd.

  • 2. Er worden zoveel mogelijk aantekeningen gehouden van de daarbij gestelde vragen.

Artikel 20
  • 1.

    Het oordeel over de kennis van de kandidaten wordt voor ieder vak of onderdeel van een vak uitgedrukt door een van de cijfers 1 t/m 10, aan welke de volgende betekenis is te hechten:

10: uitmuntend

9: zeer goed

8: goed

7: ruim voldoende

6: voldoende

5: bijna voldoende

4: onvoldoende

3: zeer onvoldoende

2: slecht

1: zeer slecht

  • 2.

    Na afloop van elk examen wordt de uitslag door de examencommissie vastgesteld.

Artikel 21
  • 1. De examencommissie kan beslissen om een kandidaat, die niet voldoet aan de normen om te slagen, gelegenheid te geven tot afleggen van een herexamen.

  • 2. Gelegenheid tot het afleggen van een herexamen wordt slechts in zeer bijzondere gevallen, ter beoordeling van de examencommissie, verleend.

  • 3. Herexamen is maximaal mogelijk voor één onderdeel.

  • 4. Herexamen is mogelijk voor het schriftelijk en/of mondeling gedeelte.

  • 5. Het toegekende cijfer voor het herexamen wordt in de plaats gesteld van het oorspronkelijke cijfer.

  • 6. Het herexamen zal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 14 dagen na afloop van het examen plaats hebben.

  • 7. Bij een herexamen zal steeds een tweede gecommitteerde optreden, die door de voorzitter wordt aangewezen.

Artikel 22
  • 1.

    De uitslag der examens wordt zodra mogelijk aan de kandidaten medegedeeld.

  • 2.

    Aan de geslaagden wordt een getuigschrift uitgereikt; de getuigschriften worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

  • 3.

    Zowel de afgewezen kandidaten als zij, wier examen met gunstig gevolg is geweest, ontvangen van de examencommissie een schriftelijke mededeling van de uitslag van hun examen in elk vak.

Deze mededeling wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

Artikel 23
  • 1.

    Het gemaakte schriftelijke werk wordt gedurende zes maanden bij het Departement van Onderwijs bewaard, waarna het wordt vernietigd.

  • 2.

    De gehouden aantekeningen van het mondelinge onderzoek alsmede een naamlijst van de kandidaten met vermelding van de behaalde cijfers en de uitslagen worden in het archief van de Directeur van het Departement van Onderwijs bewaard, alwaar ook afschriften van de schriftelijke opgaven moeten berusten.

De leraren en de in artikel 12 lid 2 bedoelde gecommitteerden genieten voor het afnemen van tentamens en examens vergoedingen naar de maatstaf, vastgesteld in artikel 258 van het Onderwijsbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 49).

HOOFDSTUK IV

§ Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 25

Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen andere opleidingen dan die genoemd in artikel 1 van dit landsbesluit worden ingesteld ter verdere theoretische en praktische scholing van degenen die het vakexamen voor benoembaarheid tot adjunct-commies als in evenvermeld artikel bedoeld met goed gevolg hebben afgelegd.

Artikel 26
  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: „Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren belastingdienst".

  • 2. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 september 1973.

  • 3. De ambtenaren die bij de belastingdienst werken en met goed gevolg het tentamen van het tweede studiejaar, als vermeld in het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren (P.B. 1972, no. 8), hebben afgelegd bij het begin van de cursus genoemd in dit landsbesluit, mogen de cursus genoemd in het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren (P.B. 1972, no. 8) blijven volgen.