Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

MINISTERIËLE BESCHIKKING van 21 september 1978 ter uitvoering van de artikelen 28 en 29 lid 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), artikelen31 en 32 lid 5 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) en artikel 22 van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING van 21 september 1978 ter uitvoering van de artikelen 28 en 29 lid 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), artikelen31 en 32 lid 5 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) en artikel 22 van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254)
CiteertitelGezamenlijke beschikking AOV/AWW en loonbelasting 1976
Vastgesteld doorMinister van Financiën
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zekerheid; belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is ondertekend door de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken.

Deze regeling vervangt de Ministeriële Beschikking van de 21ste december 1965 (P.B. 1965, no. 198) ter uitvoering van artikel 29 lid 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en van artikel 32 lid 5 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) en de Ministeriële Beschikking van de 4de april 1978 (P.B. 1978, no. 124) ter uitvoering van artikel 29 lid 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en van artikel 32 lid 5 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194).

Aan de oorspronkelijke regeling is terugwerkende kracht verleend voor wat betreft artikel 8 t/m 1-1-1977 en voor wat betreft de andere artikelen t/m 1-1-1976.

Abusievelijk wordt in artikel 3, eerste en vijfde lid, verwezen naar artikel 8, vierde lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976. Daarbij is de vernummering van dat lid tot vijfde lid bij P.B. 2001, no. 94 over het hoofd gezien.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), art. 28 en 29, vijfde lid
  2. Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194), art. 31 en 32, vijfde lid
  3. Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254), art. 22

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

MINISTERIËLE BESCHIKKING van 21 september 1978 ter uitvoering van de artikelen 28 en 29 lid 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), artikelen31 en 32 lid 5 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) en artikel 22 van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254)

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

werknemer : werknemer in de zin van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976;

werkgever : degene, die ingevolge de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt;

loon : al hetgeen ingevolge de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 tot het loon wordt gerekend;

premie: premie ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en ingevolge de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194);

huispersoneel: de werknemers, die in de huishouding van een privaat persoon uitsluitend of nagenoeg uitsluitend huiselijke diensten verrichten.

Artikel 2

  • 1. De premie en de loonbelasting van werknemers worden geheven door inhouding op het loon. De werkgever is verplicht de premie in te houden op het tijdstip waarop het loon:

    • a.

      betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt; dan wel

    • b.

      vorderbaar en tevens inbaar wordt.

  • 2. Bij het bepalen van de grondslag waarover loonbelasting en premies wordt geheven, vermindert de werkgever het loon slechts overeenkomstig een door de inspecteur ambtshalve of op verzoek van de werknemer genomen beslissing.

Artikel 3

  • 1. Van een hardheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid [lees: vijfde lid] van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 is sprake indien het bedrag van de aan de werknemer op te leggen definitieve aanslag in de inkomstenbelasting vermoedelijk meer dan een vierde lager zal zijn dan de van hem over het betreffende jaar of tijdvak in te houden loonbelasting.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is er tevens sprake van een hardheid indien het bedrag van de op te leggen definitieve aanslag vermoedelijk meer dan f. 1000,-- lager zal zijn dan de over het betreffende jaar of tijdvak in te houden loonbelasting.

  • 3. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het verzoek tot opheffing van de hardheid, deelt de inspecteur zijn beslissing schriftelijk mee aan de werknemer. Een afschrift van de beslissing wordt naar de werkgever verzonden.

  • 4. Een beslissing moet geacht steeds zowel de heffing van loonbelasting als die van premies te betreffen tenzij het tegendeel blijkt.

  • 5. De inspecteur kan de werkgever de afdoening van hardheden als bedoeld in artikel 8, vierde lid van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 opdragen.

Artikel 4

  • 1. De werkgever is verplicht aan de inspecteur, die hem te kennen geeft dat hij een beslissing bedoeld in de artikelen 2 en 3 herroept, het afschrift van de beslissing te doen toekomen. Na ontvangst van zodanige kennisgeving mag de werkgever bij de inhouding van de premie met de inhoud van de beslissing geen rekening meer houden.

  • 2. Bij het eindigen van de dienstbetrekking stelt de werkgever de werknemer het afschrift van de beslissing ter hand. Indien de werknemer in de loop van het kalenderjaar bij dezelfde of een andere werkgever in dienst treedt, overhandigt hij aan deze het afschrift van de beslissing.

Artikel 5

  • 1. De werkgever is gehouden een loonboekhouding te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de premies en de loonbelasting werden berekend en ingehouden.

  • 2. De loonadministratie moet tenminste gedurende zes jaren na het einde van het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft, worden bewaard.

Artikel 6

  • 1. De werkgever houdt loonbelasting in conform artikel 8 van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976.

  • 2. De werkgever houdt premies in naar de percentages die krachtens artikel 27, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en krachtens artikel 30, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering worden vastgesteld, doch maximaal naar de bedragen per loontijdvak die, indien gedurende een geheel kalenderjaar loon zou zijn genoten, in totaal het jaarlijks maximum zouden opleveren.

  • 3. De werkgever houdt in onafhankelijk van het feit of en tot welk bedrag andere werkgevers van de werknemer of zijn echtgenoot inhouden.

Artikel 7

[vervallen]

Artikel 8

1.Van werknemers die een pensioenuitkering genieten wordt van de premie bij een pensioenuitkering per jaar van:

NAF. 6.379,87 of meer, doch minder dan NAF. 11.895,01 45% geheven;

NAF. 11.895,01 of meer, doch minder dan NAF. 16.220,37 50% geheven;

NAF. 16.220,37 of meer, doch minder dan NAF. 20/545,93 55%geheven;

NAF. 20.545,93 of meer, doch minder dan NAF. 23.093,21 60% geheven;

NAF. 24.871,39 of meer, doch minder dan NAF. 29.196,39 65% geheven;

NAF. 29.196,83 of meer, doch minder dan NAF. 33.522,29 70% geheven;

NAF. 33.522,29 of meer, doch minder dan NAF. 37.171,91 75% geheven;

NAF. 37.171,91 of meer, doch minder dan NAF. 40.821,51 80% geheven;

NAF. 40.821,51 of meer, doch minder dan NAF. 44.471,13 85% geheven;

NAF. 44.471,13 of meer, doch minder dan NAF. 48.120,74 90% geheven;

NAF. 48.120,74 of meer, doch minder dan NAF. 51.788,74 95% geheven.

2.De tabel in het eerste lid wordt aangepast gelijktijdig met en overeenkomstig de tabel van artikel 2 van het Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 21ste december 1965 ter uitvoering van artikel 26 lid 7 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), en artikel 29 lid 7 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194), (P.B. 1965, no. 197).

Artikel 9

  • 1. De Directeur der Belastingen stelt het model van de aangifteformulieren vast.

  • 2. De met de invordering van de premies en de loonbelasting belaste instantie verleent kwijting voor het ontvangen bedrag.

  • 3. Hij die geen werkgever meer is, is verplicht hiervan aan de inspecteur mededeling te doen uiterlijk op de vijftiende dag van de maand, volgende op die, waarin hij heeft opgehouden werknemers in zijn dienst te hebben.

Artikel 10

De werkgever is gehouden de aanwijzingen, welke de inspecteur hem in zake de inhouding van premie en loonbelasting verstrekt, op te volgen.

Artikel 11

  • 1. De werkgever is desgevraagd gehouden na afloop van het kalenderjaar de werknemer, die bij het einde van het kalenderjaar in zijn dienst is, een verklaring af te geven betreffende de in dat kalenderjaar verkregen loon en ingehouden premie. Bij beëindiging van de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar is de werkgever gehouden aan de werknemer desgevraagd een zelfde verklaring af te geven over de tijd, waarin hij bij hem in dat kalenderjaar in dienstbetrekking was. De verklaring wordt binnen tien dagen na het verzoek van de werknemer afgegeven.

  • 2. Tegelijk met de opgaven bedoeld in artikel 55 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 dienen de daarbij behorende afschriften van beslissingen bedoeld in de artikelen 2 en 3, te worden ingeleverd.

Artikel 12

  • 1. De werkgever van huispersoneel is verplicht de premies en de loonbelasting, die hij van dat personeel heeft ingehouden of had moeten inhouden, halfjaarlijks en wel vóór 16 januari en vóór 16 juli op aangifte af te dragen.

  • 2. De aangifte wordt gelijktijdig met de afdracht gedaan bij de met de invordering der premies belaste instantie.

  • 3. De Directeur der Belastingen stelt het model van de aangifteformulieren vast.

Artikel 12a

Geen aanslag terzake van premie wordt vastgesteld indien op grond van artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 een aanslag terzake van inkomstenbelasting achterwege blijft.

Artikel 13

Behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel zijn:

  • a.

    de aanslagen, uitgereikt vóór of op 31 juli van het jaar waarop zij betrekking hebben, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand waarin het aanslagbiljet is uitgereikt, nog maanden van genoemd jaar overblijven. Op de vijftiende van elk dier maanden vervalt een termijn;

  • b.

    de aanslagen, uitgereikt na 31 juli van het onder a genoemde jaar, invorderbaar in vijf gelijke termijnen, vervallende achtereenvolgens op de vijftiende van elke maand, te beginnen met de maand volgende op die waarin de uitreiking plaats had.

  • c.

    De op grond van artikel 29B van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (PB. 1960, no. 83) en van artikel 32B van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) opgelegde aanslagen, alsmede aanslagen van vijftien gulden of daarbeneden, moeten worden voldaan binnen vijftien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 13a

Onder aanslag in artikel 12a en artikel 13, eerste lid, wordt verstaan de aanslag, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (PB. 1960, no. 83), en artikel 32, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (PB. 1965, no. 194).

Artikel 14

  • 1. Deze beschikking wordt in het publikatieblad opgenomen.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als: "Gezamenlijke beschikking AOV/AWW en loonbelasting 1976".

  • 3. Zij treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging en werkt terug voor wat betreft artikel 8 tot en met 1 januari 1977 en voor wat betreft de overige artikelen tot en met 1 januari 1976.

  • 4. De Ministeriële Beschikking van de 21ste december 1965 (P.B. 1965, no. 198) ter uitvoering van artikel 29 lid 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en van artikel 32 lid 5 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) vervalt op 1 januari 1976.

  • 5. De Ministeriële Beschikking van de 4de april 1978 (P.B. 1978, no. 124) ter uitvoering van artikel 24 lid 5 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en van artikel 32 lid 5 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) vervalt op 4 april 1978.