Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 27 oktober 1960 ter uitvoering van de artikelen 556 tot en met 565 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 27 oktober 1960 ter uitvoering van de artikelen 556 tot en met 565 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen
CiteertitelLandsbesluit monstering schepelingen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit van de 19de september 1940 (P.B. 1940, 114) ter uitvoering van de artikelen 446, 556 en 565 juncto artikel 564 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, en het Besluit van de 19de september 1940 (P.B. 1940, 115) tot aanwijzing van ambtenaren van aanmonstering voor Nederlandse, Nederlands-Indische en Surinaamse zeeschepen.

Deze regeling is ingevolge artikel 35 in werking getreden tegelijk met de landsverordening van de 31ste oktober 1958 (P.B. 1958, 152) tot wijziging van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen en het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (zie LANDSBESLUIT van de 26ste november 1960, no 21, bepalende de inwerkingtreding van de Landsverordening van de 31ste oktober 1958 (P.B. 1958, no. 152) tot wijziging van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen en het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, P.B. 1960, no. 212).

De verlening van terugwerkende kracht bij de wijzigingsregeling van 27-9-1961 (P.B. 1960, no. 160) heeft alleen betrekking op de wijziging van artikel 1, 3, 7, vierde lid en 12.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, art. 556 tot en met 565

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Keuringsreglement art. 32 Lb. Monstering Schepelingen

Ministeriële Beschikking van 29 juni 1961 tot vaststelling van een instructie voor de ambtenaren van aanmonstering en vaststelling van een model monsterrol

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van 27 oktober 1960 ter uitvoering van de artikelen 556 tot en met 565 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen

HOOFDSTUK I De ambtenaren van aanmonstering

Artikel 1

Ambtenaren van aanmonstering binnen het gebied van de Nederlandse Antillen zijn:

  • a.

    de Inspecteur voor de Scheepvaart in de Nederlandse Antillen of diens wettige vertegenwoordiger;

  • b.

    de Directeur van het departement van Arbeid en Sociale Zaken of diens wettige vertegenwoordiger;

  • c.

    de door de Minister van Verkeer en Vervoer als zodanig aangewezen personen.

Artikel 2

Voor de ambtenaren van aanmonstering wordt door de Minister van Verkeer en Vervoer in overleg met de Ministers van Sociale Zaken en van Economische Zaken een instructie vastgesteld.

Artikel 3

De ambtenaren van aanmonstering als bedoeld onder a en b van artikel 1 kunnen de bevoegdheid tot het aanmonsteren van schepelingen delegeren aan de daartoe door hen aangewezen ambtenaren.

HOOFDSTUK II De monstering

Monstering en monsterrol

Artikel 4
  • 1. De monstering is het opmaken van de monsterrol.

  • 2. De monsterrol is de staat van de bemanning van het schip.

  • 3. Binnen het gebied der Nederlandse Antillen geschiedt de monstering van de bemanning ten overstaan van de ter plaatse bevoegde ambtenaar van aanmonstering.

  • 4. Buiten het gebied der Nederlandse Antillen geschiedt de monstering door de daartoe bevoegde ambtenaren. Onverminderd het bepaalde in artikel 6 leden 1 en 2, wordt ten aanzien van het monsteren het ter plaatse geldende gebruik gevolgd.

Artikel 5

De Minister van Verkeer en Vervoer stelt bij beschikking een model monsterrol vast. Dit model kan naar behoefte op verzoek van partijen met andere bepalingen worden aangevuld, mits deze bepalingen noch afwijken van de met de schepelingen gesloten arbeidsovereenkomsten, noch deze aanvullen.

Voorwaarden voor monstering

Artikel 6
  • 1.

    De ambtenaar van aanmonstering, aan wie verzocht wordt een monsterrol op te maken, gaat hiertoe eerst over, indien:

    • a.

      hem door de reder de met de schepelingen gesloten arbeidsovereenkomsten, welke door die reder in de monsterboekjes moeten zijn aangetekend, zijn overgelegd en

    • b.

      hij er zich van heeft vergewist, dat de inhoud dier overeenkomsten door de schepelingen is begrepen en partijen de overeenkomst hebben getekend.

      Het gestelde onder a is mede van toepassing op collectieve arbeidsovereenkomsten op grond waarvan arbeidsovereenkomsten met de te monsteren schepelingen zijn gesloten.

  • 2.

    Een schepeling wordt slechts toegelaten tot het ondertekenen van de monsterrol, indien hij de leeftijd van 16 jaren heeft voltooid - dan wel die van 15 jaren, in opleiding is bij de Scheepvaartschool en de monstering voor zijn praktijkopleiding noodzakelijk is -, een geldig monsterboekje en een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart overlegt. Daarnaast moet hij opgeven, welke wijzigingen of aanvullingen van de hem betreffende gegevens in het monsterboekje moeten worden aangebracht.

  • 3.

    Indien buiten het gebied der Nederlandse Antillen de monsterrol wordt opgemaakt ten overstaan van de bevoegde ambtenaar, wordt ten aanzien van de geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart het ter plaatse geldende gebruik gevolgd.

Invulling monsterrol

Artikel 7
  • 1.

    Op de monsterrol, welke in tweevoud wordt opgemaakt, worden, onverminderd hetgeen elders is voorgeschreven, vermeld de naam van het schip, de met het schip te maken reis of reizen, de namen van de reder, van de kapitein en van de schepelingen, de gages en die gegevens uit het monsterboekje, welke noodzakelijk geacht kunnen worden.

  • 2.

    Bij de namen der schepelingen wordt vermeld de hoedanigheid in welke iedere schepeling aan boord dienst zal doen en wie hunner de rang van officier zullen hebben.

  • 3.

    In de monsterrol wordt een verklaring van de ambtenaar van aanmonstering opgenomen, waaruit blijkt, dat de schepelingen de inhoud der door hen ondertekende arbeidsovereenkomsten hebben begrepen.

  • 4.

    Aan de monsterrol worden als bijlagen gevoegd door de ambtenaar van aanmonstering gewaarmerkte afschriften van de arbeidsovereenkomsten of de collectieve arbeidsovereenkomsten, welke afschriften daartoe door de reder ter beschikking van die ambtenaar moeten worden gesteld.

Ondertekening monsterrol

Artikel 8

De monsterrol wordt, na geheel te zijn opgemaakt, ondertekend door of namens de reder, benevens door de kapitein en door de schepelingen.

Teruggegeven monsterboekjes na monstering

Artikel 9

Bij de monstering worden in de monsterboekjes door de ambtenaar van aanmonstering de in artikel 24 bedoelde gegevens aangetekend. Zo nodig worden de gegevens betreffende de schepeling gewijzigd of aangevuld. De monsterboekjes worden vervolgens aan de kapitein ter hand gesteld.

Verstrekken gegevens voor Centraal Register Monsterboekjes

Artikel 10
  • 1.

    Na de monstering wordt door de ambtenaar van aanmonstering aan de Inspecteur voor de Scheepvaart een opgaaf gezonden, bevattende de naam van het schip, de naam van de kapitein, de datum van monstering, de namen en rangen of kwaliteiten van de gemonsterde schepelingen, de nummers hunner monsterboekjes en de door de schepelingen opgegeven waladressen.

  • 2.

    Indien buiten het gebied der Nederlandse Antillen een schepeling wordt gemonsterd zendt de kapitein deze voornoemde opgave aan de Inspecteur voor de Scheepvaart.

Afschriften monsterrol

Artikel 11

Aan belanghebbenden worden op hun kosten desverlangd door de ambtenaren van aanmonstering afschriften verstrekt van de opgemaakte monsterrollen. De bijlagen van de monsterrollen zijn daarin niet begrepen.

Tarief voor het monsteren

Artikel 12
  • 1. De ambtenaren van aanmonstering binnen het gebied van de Nederlandse Antillen mogen in rekening brengen:

    • a.

      voor het aan- of bijmonsteren van elk lid van de bemanning:

      • °

        voor schepen tot en met een bruto-tonnage (G.T.) van 150 f 15,-

      • °

        voor schepen boven eenbruto-tonnage (G.T.) van 150 f 20,-

    • b.

      voor het opmaken van een hoofdrol of van een bijrol:

      • °

        voor schepen tot en met een bruto-tonnage (G.T.) van 150 f 30,-

      • °

        voor schepen boven een bruto-tonnage (G.T.) van 150 f 35,-

    • c.

      voor het maken van een aantekening op een afgesloten hoofdrol of een afgesloten bijrol f 10,-

    • d.

      voor elk afschrift van een hoofdrol of van een bijrol per bemanning

      • °

        van minder dan 20 leden f 30,-

      • °

        van 20 leden of meer f 35,-

    • e.

      voor elk uittreksel uit een hoofdrol of een bijrol f 25,-

    • f.

      voor het bezorgen van de monsterrol f 35,-

    • g.

      voor elke visering als bedoeld in artikel 14, eerste lid, en artikel 24, derde lid f 10,-

  • 2. Boven hetgeen ingevolge het voorgaande lid verschuldigd is, wordt in rekening gebracht:

    • a.

      indien de monstering aanvangt op een dag dat het kantoor van de ambtenaar van aanmonstering voor het publiek geopend is:

      • 1°.

        tussen 0.00 uur en 6.00 uur f 70,-

      • 2°.

        tussen 6.00 uur en 7.30 uur en tussen 17.00 uur en 24 uur f 60,-

      • 3°.

        tussen 7.30 uur en 17.00 uur buiten het kantoor van de ambtenaar van aanmonstering f 35,-

    • b.

      indien de aanmonstering aanvangt op een dag dat het kantoor van de ambtenaar van aanmonstering niet voor het publiek geopend is f 70,-

  • 3. Indien de monstering op een schip buitengaats plaatsvindt, wordt boven hetgeen ingevolge het eerste lid verschuldigd is, in rekening gebracht f 135,-. Bovendien wordt vanaf het tijdstip waarop een ambtenaar van aanmonstering wegens de monstering, zijn standplaats verlaat tot aan het tijdstip waarop hij de aanmonsteringswerkzaamheden aanvangt, alsmede vanaf het tijdstip waarop hij de aanmonsteringswerkzaamheden heeft beëindigd tot aan het tijdstip waarop hij op zijn standplaats terugkeert, voor elk uur f 15,- in rekening gebracht, waarbij een gedeelte van een uur voor een vol uur wordt gerekend.

  • 4. Indien van vervoermiddelen gebruik wordt gemaakt, worden de werkelijk gemaakte kosten in rekening gebracht.

  • 5. Ook indien met de ambtenaar van aanmonstering een regeling is getroffen om een monstering te doen plaats hebben doch dit geen doorgang kan vinden, zonder dat daarvan aan de ambtenaar van aanmonstering een verwijt kan worden gemaakt, worden - voor zover van toepassing - de in het tweede, derde en vierde lid genoemde vergoedingen geheven.

  • 6. De volgens bovenstaande tarieven ontvangen gelden worden door de ambtenaren van aanmonstering als bedoeld in artikel 1, in ‘s Lands kas gestort.

Bijmonsteren na opmaken van de monsterrol

Artikel 13
  • 1.

    Indien schepelingen, nadat de monsterrol is opgemaakt, moeten bijmonsteren, geschiedt dit door plaatsing op de monsterrol door een ambtenaar van aanmonstering.

  • 2.

    De bepalingen omtrent het monsteren zijn geheel op deze bijmonstering van toepassing. Door het opmaken van de monsterrol van bijmonstering gaat de kracht van vroeger opgemaakte monsterrollen niet verloren.

  • 3.

    Opstappers moeten, indien mogelijk, in de eerste haven welke het schip aandoet, op overeenkomstige wijze op de monsterrol worden gebracht.

Beëindiging van de dienst aan boord

Artikel 14
  • 1.

    Bij beëindiging van de dienst aan boord wordt dit door de kapitein op de monsterrol aangetekend en door de ambtenaar van aanmonstering ter plaatse geviseerd.

  • 2.

    Indien ter plaatse geen ambtenaar van aanmonstering is gevestigd, geschiedt deze visering in de eerste haven, welke door het schip wordt aangedaan, waar wel zulk een ambtenaar is gevestigd.

  • 3.

    Wanneer het schip minder dan 24 uur, zon- en feestdagen niet medegerekend, ter plaatse vertoeft, kan de visering uitgesteld worden tot de eerste haven, welke door het schip wordt aangedaan, waar het verblijf langer dan 24 uur duurt.

  • 4.

    De kapitein zendt zo spoedig mogelijk na de beëindiging van de dienst aan boord, aan de Inspecteur voor de Scheepvaart een opgaaf, bevattende de naam van de schepeling, die de dienst aan boord heeft beëindigd, het nummer van zijn monsterboekje, de datum en de plaats van beëindiging, zomede de reden voor de beëindiging.

Register van de monsterrollen

Artikel 15
  • 1. De ambtenaar van aanmonstering houdt een register van de door hem opgemaakte monsterrollen.

  • 2. Het model van dit register wordt door de Inspecteur voor de Scheepvaart vastgesteld.

HOOFDSTUK III Het monsterboekje

Afgifte monsterboekje

Artikel 16
  • 1.

    Aan een ieder die in het bezit is van een werkvergunning, afgegeven in de Nederlandse Antillen, en die zich voor de eerste maal daartoe aanmeldt, wordt één monsterboekje afgegeven.

  • 2.

    Ter vergoeding van de kosten wordt de verzoeker door de ambtenaar van aanmonstering bij afgifte voor de eerste maal en bij verloren raken door eigen schuld een bedrag van f 25,- in rekening gebracht.

  • 3.

    De monsterboekjes worden van Landswege ter beschikking van de ambtenaren van aanmonstering gesteld.

  • 4.

    Het model van het monsterboekje wordt door de Inspecteur voor de Scheepvaart vastgesteld.

  • 5.

    De ontvangen gelden worden door de ambtenaar van aanmonstering in ‘s Lands kas gestort.

Gegevens in monsterboekje

Artikel 17
  • 1.

    Het monsterboekje moet de navolgende gegevens betreffende de persoon van de houder bevatten:

    • a.

      naam en voornamen;

    • b.

      plaats en datum van geboorte;

    • c.

      nationaliteit;

    • d.

      burgerlijke staat;

    • e.

      adres voor noodgevallen;

    • f.

      portret (paspoortmodel);

    • g.

      behaalde diploma’s met betrekking tot de zeevaart;

    • h.

      handtekening.

  • 2.

    De onder a, b, c, d en g genoemde gegevens worden van officiële papieren overgenomen.

  • 3.

    Voorzover de namen, de plaats of datum van geboorte of de nationaliteit van de aanvrager niet bekend zijn, wordt dit in het monsterboekje vermeld.

Wie monsterboekjes afgeven

Artikel 18

Met de afgifte van monsterboekjes zijn belast de ambtenaren van aanmonstering genoemd in artikel 1.

Wijze van aanvragen monsterboekjes

Artikel 19
  • 1.

    Een ieder, die in het bezit wenst te komen van een monsterboekje, wendt zich daartoe tot een der in artikel 1 genoemde ambtenaren van aanmonstering, voor verkrijging van een tweede monsterboekje uitsluitend tot de Inspecteur voor de Scheepvaart.

  • 2.

    Bij de aanvraag dient de betrokkene over te leggen een extract uit het geboortenregister, een paspoort of een ander nationaliteitsbewijs, zomede de door hem verkregen diploma’s op het gebied van de zeevaart, een goed gelijkend portret (paspoortmodel) in tweevoud en een verklaring zijnerzijds, waaruit blijkt dat hem nog geen monsterboekje is uitgereikt. Tevens voldoet hij het in artikel 16, lid 2, genoemde bedrag.

Verrichtingen voor afgifte monsterboekjes

Artikel 20
  • 1.

    De ambtenaar van aanmonstering geeft, indien aan de aanvrager, blijkens zijn gecontroleerde verklaring, te voren nog geen monsterboekje is afgegeven, het gevraagde monsterboekje af, nadat daarin door hem de nodige gegevens, geput uit de overgelegde bescheiden en eigen opgaaf van de aanvrager zijn overgenomen, het portret is ingeplakt en gewaarmerkt en de betrokkene te bestemder plaatse zijn handtekening heeft gezet.

  • 2.

    Plaats en datum van afgifte worden in het boekje aangetekend en met de handtekening van de ambtenaar van aanmonstering bekrachtigd.

Vervanging verloren gegane vernieuwing volgeschreven monsterboekjes

Artikel 21
  • 1.

    Bij verloren gaan van een monsterboekje kan de betrokkene zich wenden tot de Inspecteur voor de scheepvaart ter verkrijging van een tweede boekje, onder overlegging van de nodige bewijzen, welke het verloren gaan moeten staven.

  • 2.

    Bij de aanvraag moeten de in artikel 19, lid 2, genoemde bewijsstukken, benevens een goed gelijkend portret (paspoortmodel) in tweevoud worden meegezonden.

  • 3.

    Indien een monsterboekje is volgeschreven of versleten, zendt de betrokkene dit ter verkrijging van een vervolgboekje op aan de Inspecteur voor de Scheepvaart, vergezeld van een goed gelijkend portret (paspoortmodel) in tweevoud.

Inhouding monsterboekjes

Artikel 22
  • 1.

    Ingeval een schepeling bij rechterlijk vonnis in het Koninkrijk of in het buitenland gewezen, onherroepelijk veroordeeld is geworden wegens het door de wetten van het betreffende land strafbaar gestelde, onbevoegd in- of uitvoeren van de in die wetten bepaalde verdovende middelen en er sinds de dagtekening van vorenbedoeld vonnis geen vijf jaren verstreken zijn, kan de ambtenaar van aanmonstering gedurende de tijd van ten hoogste drie jaren het monsterboekje inhouden. De officier van Justitie verschaft aan de ambtenaar van aanmonstering inlichtingen omtrent de namen der personen die bij rechterlijk vonnis onherroepelijk veroordeeld zijn geworden wegens het onbevoegd in- of uitvoeren van verdovende middelen. De door de ambtenaar van aanmonstering ingehouden monsterboekjes zendt hij aan de Inspecteur voor de Scheepvaart.

  • 2.

    Ingeval de schepeling de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft doen eindigen, kan de reder de Commissie van Onderzoek als bedoeld in artikel 26 bis van de Schepenwet, hierna te noemen de commissie, verzoeken het monsterboekje gedurende de tijd van ten hoogste één jaar in te houden.

  • 3.

    Dit verzoek moet schriftelijk bij de Inspecteur voor de Scheepvaart worden ingediend binnen één maand na het eindigen van de gesloten arbeidsovereenkomst in een Nederlands-Antilliaanse haven en binnen zes maanden na het eindigen dier overeenkomst in het buitenland.

  • 4.

    De commissie moet voor het geven van zijn beslissing de schepeling oproepen om te worden gehoord en is verplicht de Inspecteur voor de Scheepvaart te horen.

  • 5.

    De reder kan zijn verzoek voor de commissie mondeling toelichten, indien hij het verlangen daartoe te kennen heeft gegeven.

  • 6.

    De reder en de schepeling kunnen voor de commissie ook verschijnen bij een bijzonder gemachtigde of vergezeld van een raadsman.

  • 7.

    De behandeling van het in lid 2 bedoelde verzoek door de commissie geschiedt overigens op de wijze als voor klachten wegens misdraging in de Schepenwet is voorgeschreven.

  • 8.

    De beslissing van de commissie wordt schriftelijk aan de reder, aan de schepeling, aan de Inspecteur voor de Scheepvaart en aan de ambtenaar van aanmonstering medegedeeld.

  • 9.

    Houdt de beslissing een inhouding van het monsterboekje voor een bepaalde termijn in, dan gaat deze termijn in op de datum van de beslissing, indien het boekje reeds in handen is van de Inspecteur voor de Scheepvaart, en, indien dit niet het geval is, op de datum van inlevering door de schepeling.

  • 10.

    Wordt aan een ambtenaar van aanmonstering een monsterboekje overgelegd, dat door de commissie is ingehouden, doch nog niet is ingeleverd, dan zendt hij dit aan de Inspecteur voor de Scheepvaart.

Inzending monsterboekjes

Artikel 23
  • 1.

    Monsterboekjes van overleden personen worden aan de Inspecteur voor de Scheepvaart teruggezonden.

  • 2.

    De ambtenaar van aanmonstering zendt een hem door een reder toegezonden monsterboekje, dat niet aan de schepeling kon worden teruggegeven, aan de Inspecteur voor de Scheepvaart, onder vermelding van de reden waarom het niet aan de schepeling werd teruggegeven.

  • 3.

    Indien de commissie beslist dat een monsterboekje moet worden ingehouden, zendt de schepeling dit, indien het nog in zijn bezit is, zo spoedig mogelijk aan de Inspecteur voor de Scheepvaart. Deze reikt het boekje na afloop van de termijn, waarvoor het boekje is ingehouden, aan de schepeling uit. Voor een ingezonden monsterboekje wordt desgewenst een ontvangstbewijs afgegeven.

Inschrijving monstering in monsterboekje

Artikel 24
  • 1.

    Bij de monstering vult de ambtenaar van aanmonstering in het monsterboekje de navolgende gegevens in:

    • a.

      de naam van het schip, waarvoor gemonsterd wordt;

    • b.

      de datum van ondertekening en het nummer van de monsterrol;

    • c.

      de hoedanigheid, waarin de schepeling dienst zal doen;

    • d.

      de termijn of het aantal reizen, waarvoor gemonsterd wordt;

    • e.

      de naam en hoedanigheid van de ambtenaar van aanmonstering.

  • 2.

    Tevens vult hij de in artikel 17 bedoelde gegevens omtrent de betrokkene in, welke hem worden overgelegd en welke nog niet in het monsterboekje voorkomen, terwijl hij zich ervan vergewist, dat het adres voor noodgevallen niet is gewijzigd.

  • 3.

    De kapitein vermeldt in het monsterboekje de datum, waarop en de plaats, waar de dienst aan boord van het schip is geëindigd. De kapitein en de schepeling kunnen de ambtenaar van aanmonstering ter plaatse, waar de dienst aanboord van het schip is geëindigd, verzoeken deze vermelding voor gezien te tekenen. De daarop vallende kosten komen ten laste van de aanvrager.

  • 4.

    De kapitein moet zich bij de invulling van het monsterboekje onthouden van enige beoordeling van het gedrag van de schepeling en van vermelding van het loon.

Teruggegeven monsterboekje aan schepeling

Artikel 25

Bij beëindiging van de dienst aan boord wordt het monsterboekje door de kapitein aan de schepeling teruggegeven.

Wijziging in monsterboekjes

Artikel 26
  • 1.

    Ingeval een schepeling van mening is, dat de kapitein in zijn monsterboekje onjuiste feiten heeft vermeld, kan hij zich daarover bij de commissie beklagen.

  • 2.

    De klacht moet schriftelijk bij de Inspecteur voor de Scheepvaart worden ingediend, onder overlegging van het monsterboekje, uiterlijk binnen één maand na het eindigen van de gesloten arbeidsovereenkomst in een Nederlands-Antilliaanse haven en binnen zes maanden na het eindigen dier overeenkomst in het buitenland. Voor het ingezonden monsterboekje wordt desgevraagd een ontvangstbewijs afgegeven.

  • 3.

    De commissie beslist over dit beklag na verhoor of behoorlijke oproeping van de kapitein en na de Inspecteur voor de Scheepvaart te hebben gehoord.

  • 4.

    De schepeling kan, indien hij het verlangen daartoe te kennen heeft gegeven, zijn verzoek voor de commissie mondeling toelichten.

  • 5.

    De beslissing wordt schriftelijk aan de klager, de kapitein en de Inspecteur voor de Scheepvaart medegedeeld.

  • 6.

    Houdt de beslissing een verbetering van het vermelde in het monsterboekje in, dan wordt deze in het monsterboekje aangebracht en door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

  • 7.

    Nadat de commissie van Onderzoek een beslissing heeft genomen, wordt het monsterboekje zo spoedig mogelijk aan de schepeling teruggegeven.

  • 8.

    De behandeling door de commissie geschiedt overigens op de wijze als voor het onderzoek naar scheepsrampen in de Schepenwet is voorgeschreven.

Registers

Artikel 27
  • 1.

    De in artikel 1 genoemde ambtenaren van aanmonstering houden elk een register van de door hen afgegeven monsterboekjes. Deze registers worden door de zorg van de Inspecteur voor de Scheepvaart aangevuld met afschriften van de registers van de ambtenaren van aanmonstering als bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    De Inspecteur voor de Scheepvaart houdt een centraal register van de afgegeven monsterboekjes. Hij ontvangt daartoe van de in lid 1 genoemde ambtenaren dagelijks een opgaaf van de op die dag door hen afgegeven monsterboekjes.

  • 3.

    De in de vorige leden bedoelde registers worden in kaartvorm gehouden.

    Zij vermelden de nummers van de afgegeven monsterboekjes, de data van afgifte daarvan benevens de identiteitsgegevens van de betrokkenen.

Voorlopige monsterboekjes

Artikel 28
  • 1. Indien buiten het gebied der Nederlandse Antillen, of in bijzondere gevallen, binnen het gebied der Nederlandse Antillen, door andere dan de in artikel 1 genoemde ambtenaren van aanmonstering, personen moeten worden gemonsterd, die niet in het bezit zijn van een monsterboekje, geeft de kapitein een voorlopig monsterboekje af.

  • 2. Op dit monsterboekje is het bepaalde in de artikelen 16, 17, 19, 20 en 24 voor zoveel mogelijk van toepassing.

  • 3. Bij beëindiging van de dienst aan boord of bij aankomst van het schip binnen het gebied der Nederlandse Antillen moeten de voorlopige monsterboekjes door de kapitein aan de Inspecteur voor de Scheepvaart worden toegezonden. Aan de schepeling wordt door de kapitein daarvan een bewijs afgegeven.

  • 4. Indien een schepeling, aan wie een voorlopig monsterboekje is afgegeven, een monsterboekje wenst, wendt hij zich onder overlegging van het door de kapitein afgegeven bewijs, een portret (paspoortmodel) in tweevoud, een opgaaf van de gegevens nodig voor de invulling van het boekje en de nodige bewijsstukken, welke deze opgaaf staven, tot de Inspecteur voor de Scheepvaart.

  • 5. De in het voorlopig monsterboekje ingevulde bewijzen van dienst worden door de Inspecteur voor de Scheepvaart in het uit te reiken monsterboekje overgenomen.

HOOFDSTUK IV De geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart

Wie bewijzen van gezondheid moeten hebben

Artikel 29

Onverminderd het bepaalde in artikel 6, derde lid, moeten de kapitein en schepelingen, die wensen te worden toegelaten tot de ondertekening van de monsterrol, in het bezit zijn van een nog geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart.

Afgifte en inhoud van geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart

Artikel 30
  • 1. Geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart worden afgegeven door de daartoe door de Minister van Verkeer en Vervoer aangewezen geneeskundigen.

  • 2. Geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart moeten inhouden, dat de betrokkene uit geneeskundig oogpunt geschikt is tot het verrichten der werkzaamheden aan boord, waartoe hij zich wenst te verbinden. Tevens moet daarin zijn vermeld, dat de tegenwoordigheid van de betrokkene aan boord geen gevaar voor de gezondheid van de overige opvarenden oplevert.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde geneeskundige kan de gekeurde tijdelijk, voorlopig of blijvend ongeschikt voor de zeevaart achten.

  • 4a. Tijdelijk ongeschikt is de gekeurde, die geacht wordt niet langer dan 42 dagen voor de zeevaart ongeschikt te zullen zijn.

  • b. Voorlopig ongeschikt is de gekeurde, die geacht wordt langer dan 42 dagen en korter dan 3 jaar voor de zeevaart ongeschikt te zullen zijn.

  • c. Blijvend ongeschikt is de gekeurde, die geacht wordt langer dan 3 jaar voor de zeevaart ongeschikt te zullen zijn.

  • 5. De geneeskundige geeft de gekeurde, die tijdelijk, voorlopig of blijvend ongeschikt wordt bevonden, een desbetreffende geneeskundige verklaring van ongeschiktheid voor de zeevaart af.

  • 6. Van tijdelijke, voorlopige en blijvende afkeuringen doet de geneeskundige onverwijld mededeling aan de Inspecteur voor de Scheepvaart.

  • 7. Indien de geneeskundige bij een tussentijds onderzoek van een schepeling bemerkt, dat de onderzochte voorlopig dan wel blijvend ongeschikt geacht dient te worden voor de zeevaart, handelt hij ten aanzien van deze persoon als voorgeschreven in het vijfde en zesde lid van dit artikel. De geneeskundige maakt zo mogelijk van zijn bevindingen melding in de geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, welke in het bezit van de onderzochte is.

  • 8. Het model van de geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart en het model van de geneeskundige verklaring van tijdelijke, voorlopige of blijvende ongeschiktheid voor de zeevaart worden door de Inspecteur voor de Scheepvaart vastgesteld.

Geldigheidsduur geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart

Artikel 31
  • 1.

    Geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart zijn slechts geldig gedurende een jaar na de dag, waarop zij zijn afgegeven.

  • 2.

    Gedurende de geldigheidsduur kan in opdracht van de Inspecteur voor de Scheepvaart een kapitein of schepeling aan een tussentijdse keuring worden onderworpen, indien de betrokkene handelingen heeft verricht of nagelaten, welke doen veronderstellen, dat hij niet langer lichamelijk of geestelijk geschikt moet worden geacht voor het verrichten van de door hem te vervullen functie aan boord, of indien uit anderen hoofde gegronde aanleiding tot deze veronderstelling bestaat.

Keuring geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart

Artikel 32
  • 1.

    De keuring, nodig voor de afgifte van een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, geschiedt volgens een keuringsreglement, hetwelk door de Minister van Verkeer en Vervoer wordt vastgesteld en in het Publicatieblad wordt bekend gemaakt.

  • 2.

    De keuring heeft plaats op vertoon van een aanvraag van de reder op wiens schip de betrokken schepeling zal monsteren.

  • 3.

    De reder kan in die aanvraag een der in artikel 30, lid 1, bedoelde geneeskundigen voor de keuring aanwijzen.

Herkeuring voor geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart

Artikel 33
  • 1.

    Indien de geneeskundige na de keuring aan een schepeling geen geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart afgeeft, heeft de gekeurde het recht zich nogmaals te laten keuren door een ander dan de in artikel 30 lid 1 bedoelde geneeskundigen, die hem door de Inspecteur voor de Scheepvaart wordt aangewezen.

  • 2.

    De gekeurde zendt daartoe aan de Inspecteur voor de Scheepvaart een hem door de geneeskundige afgegeven verklaring van ongeschiktheid voor de zeevaart.

Kosten van de keuring

Artikel 34
  • 1. De kosten van de keuring, bedoeld in de artikelen 32 en 33, worden door de reder gedragen.

  • 2. Voor een keuring mag de geneeskundige voor zover niet anders werd overeengekomen, het bedrag als bepaald in artikel 13, zesde lid, van het Keuringsreglement als bedoeld in artikel 32, eerste lid, (P.B. 1960, 213) in rekening te brengen.

Artikel 35
  • 1. Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als “Landsbesluit monstering schepelingen”, treedt in werking tegelijk met de landsverordening van de 31ste oktober 1958 (P.B. 1958, 152) tot wijziging van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen en het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.

  • 2. Op hetzelfde tijdstip vervallen:

    • a.

      het Besluit van de 19de september 1940 (P.B. 1940, 114) ter uitvoering van de artikelen 446, 556 en 565 juncto artikel 564 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen;

    • b.

      het Besluit van de 19de september 1940 (P.B. 1940, 115) tot aanwijzing van ambtenaren van aanmonstering voor Nederlandse, Nederlands-Indische en Surinaamse zeeschepen