Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 29ste augustus 2006 betreffende de status, de taken en bevoegdheden van het Bureau Telecommunicatie en Post (Landsverordening Bureau Telecommunicatie en Post)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 29ste augustus 2006 betreffende de status, de taken en bevoegdheden van het Bureau Telecommunicatie en Post (Landsverordening Bureau Telecommunicatie en Post)
CiteertitelLandsverordening Bureau Telecommunicatie en Post
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Aangenomen wordt dat deze regeling - als latere en hogere regeling - de beschikking van de Minister van Verkeer en Vervoer van de 17de december 1998, ter uitvoering van artikel 2, tweede lid, van de Beschikking taak en organisatie Ministerie van Verkeer en Vervoer (P.B. 1998, no. 202), strekkende tot vaststelling van de taken van het Bureau Telecommunicatie en Post, vervangt. Die beschikking is niet uitdrukkelijk ingetrokken.

In artikel 28 is aan de regeling terugwerkende kracht verleend tot en met 15-06-2001 met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op de Raad van Toezicht en het prestatiecontract, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 29ste augustus 2006 betreffende de status, de taken en bevoegdheden van het Bureau Telecommunicatie en Post (Landsverordening Bureau Telecommunicatie en Post)

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Minister:de Minister van Verkeer en Vervoer;
Bureau:het Bureau Telecommunicatie en Post, bedoeld in artikel 2;
Directeur:de Directeur van het Bureau, bedoeld in artikel 3, eerste lid;
Raad:de Raad van Toezicht, bedoeld in artikel 8.

HOOFDSTUK 2 Organisatiestructuur, taken en bevoegdheden

Artikel 2
  • 1. Er is een Bureau Telecommunicatie en Post van de Nederlandse Antillen.

  • 2. Het Bureau is een openbare rechtspersoon.

  • 3. Het Bureau is zelfstandig wat betreft haar interne organisatie, het beheer van haar middelen en het behartigen van haar belangen.

  • 4. Het Bureau is gevestigd in het eilandgebied Curaçao. Het Bureau kan een bijkantoor vestigen in de andere eilandgebieden van de Nederlandse Antillen.

Artikel 3
  • 1. Het Bureau staat onder leiding van een Directeur en bij diens afwezigheid of verhindering van diens plaatsvervanger.

  • 2. De Directeur vertegenwoordigt het Bureau in en buiten rechte.

  • 3. De Directeur wordt op de voordracht van de Minister handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4. De arbeidsvoorwaarden van de Directeur worden neergelegd in een arbeidsreglement dat door de Minister, gehoord de Raad, worden vastgesteld.

  • 5. De Directeur wijst, gehoord de Raad, één van de medewerkers van het Bureau aan als zijn plaatsvervanger. Een zodanige aanwijzing behoeft de goedkeuring van de Minister.

  • 6. De Directeur stelt een directiereglement vast, gehoord de Raad, waarin regels met betrekking tot het te volgen intern - en extern beleid zijn neergelegd die bij diens afwezigheid of verhindering worden gevolgd door diens plaatsvervanger.

  • 7. Indien de Directeur en diens plaatsvervanger langer dan één week beide gelijktijdig wegens afwezigheid of verhindering hun werkzaamheden niet kunnen verrichten, wijst de Minister, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers, een persoon aan om tijdelijk de functie van Directeur waar te nemen.

Artikel 4
  • 1. De Directeur is bevoegd personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst te nemen, te schorsen en te ontslaan.

  • 2. De arbeidsvoorwaarden van het personeel wordt neergelegd in een arbeidsreglement dat door de Directeur, gehoord de Raad en na goedkeuring door de Minister, wordt vastgesteld.

  • 3. In plaats van in een arbeidsreglement als bedoeld in het tweede lid kunnen de arbeidsvoorwaarden ook worden neergelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, die door de Directeur, gehoord de Raad en na goedkeuring door de Minister, wordt aangegaan.

Artikel 5

Het Bureau heeft de navolgende taken:

  • a.

    het ontwikkelen van beleidskaders betreffende telecommunicatie en post;

  • b.

    het implementeren en uitvoeren van door de Minister vastgestelde beleidskaders betreffende telecommunicatie en post;

  • c.

    de voorbereiding van de landelijke wet- en regelgeving ter zake van telecommunicatie en post;

  • d.

    het verrichten van bij of krachtens landsverordening opgedragen uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de telecommunicatie en post;

  • e.

    het, voor zover nodig op instructie van de Raad van Ministers, behartigen van de Nederlands-Antilliaanse belangen ter zake van telecommunicatie en post in koninkrijks-, regionaal en internationaal verband;

  • f.

    het adviseren van de Minister, en desgevraagd andere leden van de Raad van Ministers, ter zake van de onder a tot en met e genoemde aangelegenheden;

  • g.

    het desgevraagd adviseren dan wel verrichten van diensten ten behoeve van overheidsdiensten en derden over aangelegenheden ter zake van telecommunicatie en post;

  • h.

    het verrichten van andere door de Minister opgedragen werkzaamheden;

  • i.

    het verrichten van andere bij of krachtens landsverordening opgedragen werkzaamheden.

Artikel 6

De Directeur kan bij de uitvoering van de taken genoemd in artikel 5 een beroep doen op andere overheidsdiensten, instanties en externe adviseurs.

Artikel 7

De Directeur en de medewerkers van het Bureau verlenen de Raad alle medewerking, daaronder begrepen de toegang tot alle kantoren van het Bureau en verschaffen de Raad binnen een door deze gestelde termijn alle gevraagde inlichtingen die deze voor de uitvoering van zijn werkzaamheden behoeft.

HOOFDSTUK 3 Raad van Toezicht

§ 1. Samenstelling
Artikel 8
  • 1. Er is een Raad van Toezicht.

  • 2. De Raad bestaat uit tenminste 3 en ten hoogste 5 leden waaronder een voorzitter.

  • 3. De leden van de Raad worden op de voordracht van de Minister, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers, bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4. De leden kiezen een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit hun midden. Van deze keuze wordt mededeling gedaan aan de Minister.

  • 5. De leden van de Raad worden benoemd voor een zittingstermijn van drie jaren.

  • 6. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaren.

  • 7. De Raad stelt een schema op van aftreden van de leden zodanig dat elk jaar een van de leden aftreedt.

  • 8. Bij vervanging van een lid anders dan na ommekomst van de reguliere zittingstermijn, volgt het nieuwe lid de zittingstermijn van het vervangen lid en treedt derhalve af op het tijdstip dat de zittingstermijn van het vervangen lid zou eindigen.

  • 9. De leden van de Raad hebben zitting in de Raad op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 9

De Raad is zodanig samengesteld dat daarin verenigd zijn kennis en ervaring op het gebied van de telecommunicatie, post, economie, recht en accountancy alsmede van de Nederlands-Antilliaanse samenleving.

Artikel 10
  • 1. Tot lid van de Raad kunnen slechts worden benoemd ingezetenen van de Nederlandse Antillen die van onbesproken gedrag zijn. Of een persoon van onbesproken gedrag is, wordt beoordeeld aan de hand van de justitiële inlichtingen die worden verkregen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Landsverordening, houdende bepalingen betreffende justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag (P.B. 1968, no. 213).

  • 2. Het lidmaatschap van de Raad zijn onverenigbaar met:

    • a.

      het lidmaatschap van de Staten;

    • b.

      de functie van minister of staatssecretaris;

    • c.

      de functie van gedeputeerde;

    • d.

      het lidmaatschap van de eilandsraad;

    • e.

      het lidmaatschap van de Raad van Advies;

    • f.

      het lidmaatschap van de Algemene Rekenkamer;

    • g.

      het lidmaatschap van de Sociaal Economische Raad;

    • h.

      overheidsdienaar of medewerker van een bedrijf werkzaam op het terrein van de telecommunicatie of post.

  • 3. Bij de aanvaarding van een van de in het tweede lid genoemde functies of lidmaatschappen eindigt het lidmaatschap van rechtswege.

Artikel 11
  • 1. De leden van de Raad worden ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      op verzoek van de Raad;

    • c.

      wanneer deze bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een zodanige uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      wanneer deze bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of is gegijzeld;

    • e.

      indien deze wegens ziekte of gebreken blijvend ongeschikt geworden is zijn functie te vervullen;

    • f.

      wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of andere zwaarwegende gronden.

  • 2. Een lid kan worden geschorst wanneer een ernstig vermoeden is gerezen dat een van de redenen, bedoeld in het eerste lid, aanwezig zijn.

  • 3. Alvorens tot schorsing of ontslag wordt overgegaan, wordt het betrokken lid door de Minister gehoord, althans daartoe behoorlijk opgeroepen.

  • 2. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden voorzien.

  • 3. Zolang in een vacature niet is voorzien, wordt de Raad gevormd door de overblijvende leden van de Raad, die tezamen de bevoegdheden van de volledige Raad uitoefenen.

Artikel 12
  • 1. Indien alle leden van de Raad gelijktijdig zijn geschorst, wordt binnen veertien dagen en voor de duur van ten hoogste zes maanden bij landsbesluit een waarnemer benoemd.

  • 2. De waarnemer, bedoeld in het eerste lid, oefent alle taken en bevoegdheden van de Raad uit.

Artikel 13
  • 1. De vergoeding van de leden van de Raad wordt vastgesteld bij landsbesluit.

  • 2. De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de Raad komen ten laste van de begroting van het Bureau.

§ 2. Taakstelling en werkwijze
Artikel 14
  • 1. De Raad oefent toezicht uit op de algemene gang van zaken bij het Bureau en ziet toe op het beheer van de eigendommen van het Bureau alsmede op de aan het Bureau toevertrouwde middelen.

  • 2. De Raad is bevoegd aan de Minister en aan de Directeur adviezen te geven met betrekking tot zaken het Bureau betreffende.

  • 3. De Raad vergadert ten minste eenmaal per kwartaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of twee leden van de Raad of de Minister zulks wenselijk acht.

  • 4. In de vergaderingen van de Raad brengt de Directeur desgevraagd verslag uit over de ontwikkelingen op het gebied van telecommunicatie en post van de Nederlandse Antillen en over het door de Directeur gevoerde beleid, bestuur en beheer.

  • 5. De Raad is voor de uitvoering van zijn taak verantwoording verschuldigd aan de Minister. Jaarlijks maakt de Raad vóór 1 juli een rapport op van de verrichte werkzaamheden. De Minister zendt dit rapport ter kennisneming aan de Staten.

Artikel 15

De Raad stelt een reglement op betreffende zijn werkwijze. Het reglement behoeft de goedkeuring van de Minister.

HOOFDSTUK 4 Verantwoording en controle

Artikel 16
  • 1. De Directeur is verantwoording verschuldigd en rekenplichtig aan de Minister.

  • 2. De Directeur is belast met het beheer van de financiële middelen en de eigendommen van het Bureau. Hij is ter zake bevoegd tot daden van beschikking.

Artikel 17
  • 1. De Minister gaat jaarlijks met de Directeur een prestatiecontract aan waarin de kwantitatieve, kwalitatieve en financiële normen en doelstellingen zijn opgenomen.

  • 2. De jaarlijkse begroting stelt het Bureau in staat aan het in het eerste lid bedoelde prestatiecontract te voldoen.

  • 3. Het prestatiecontract treedt niet eerder in werking dan na goedkeuring van de begroting waarin met dat prestatiecontract rekening is gehouden. Het prestatiecontract wordt zonodig aangepast aan het reeds verstreken tijdverloop.

  • 4. Indien ingevolge artikel 5, onderdelen h en i, aan het Bureau taken worden opgedragen waarmee in het prestatiecontract nog geen rekening is gehouden, wordt dit aangepast. Tevens wordt zonodig de begroting aan deze wijziging van het prestatiecontract aangepast.

Artikel 18
  • 1. Het Bureau stelt jaarlijks de begroting op voor het daaropvolgende kalenderjaar vast met inachtneming van het beginsel van lasten en baten. De begroting wordt voorzien van een toelichting.

  • 2. De Directeur legt het ontwerp van de begroting vergezeld van een voorstel voor het prestatiecontract, bedoeld in artikel 17, eerste lid, vóór 1 augustus ter toetsing voor aan de Raad. De Raad kan uiterlijk tot 15 augustus zijn reactie aan de Directeur kenbaar maken.

  • 3. De Directeur zendt de vastgestelde begroting vóór 1 september van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop deze betrekking heeft, ter goedkeuring aan de Minister. De Directeur voegt de reactie van de Raad bij. Indien de Raad geen reactie heeft gegeven bericht de Directeur zulks aan de Minister.

  • 4. De Minister stelt vóór 1 oktober van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, of hij de begroting goedkeurt dan wel aan de begroting zijn goedkeuring onthoudt.

  • 5. De Minister onthoudt zijn goedkeuring niet alvorens hij de Directeur in de gelegenheid heeft gesteld om de begroting nader mondeling toe te lichten, en zo nodig aan te passen. Zonodig hoort de Minister de Raad ter zake.

  • 6. Zolang de Minister de begroting niet heeft goedgekeurd, geldt de begroting van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, als grondslag van het beheer.

  • 7. Indien de Minister niet binnen zes maanden, nadat de begroting is aangeboden door de Directeur, overgaat tot goedkeuring, geldt die begroting als goedgekeurd.

Artikel 19
  • 1. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. De Directeur stelt jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van elk boekjaar de balans en de verlies- en winstrekening vast en brengt een jaarverslag uit waarin het interne beleid en de werkzaamheden van het Bureau in het afgelopen boekjaar uiteengezet worden.

  • 3. De Directeur zendt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar aan de Minister de vastgestelde balans, de verlies- en winstrekening en jaarverslag. Deze stukken gaan vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgelegd door de Stichting Overheidsaccountantsbureau of een andere door de Minister aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. De documenten genoemd in dit artikel zijn openbaar tenzij de Minister anders bepaalt.

HOOFDSTUK 5 Financiële middelen

Artikel 20
  • 1. De financiële middelen van het Bureau worden verkregen uit de op grond van de telecommunicatie- en postwetgeving vastgestelde vergoedingen voor het verlenen van de diensten verband houdende met de taken, genoemd in artikel 5.

  • 2. De financiële middelen van het Bureau strekken uitsluitend tot voldoening van de operationele en infrastructurele kosten van het Bureau.

  • 3. Het Bureau is bevoegd, na voorafgaande goedkeuring van de Minister, een reservefonds te vormen bestemd tot dekking van mogelijke verliezen van het Bureau.

  • 4. Het Bureau is bevoegd, na voorafgaande goedkeuring van de Minister, een bestemmingsreserve te vormen. Voor het aanleggen van een bestemmingsreserve voor de financiering van bijzondere projecten van derden binnen de sector die betrekking heeft op de doelstelling van het Bureau is voorafgaande goedkeuring van de Minister, handelende in overstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers, vereist.

  • 5. De hoogte van het reservefonds en de bestemmingsreserve wordt door de Minister vastgesteld, en in het prestatiecontract, bedoeld in artikel 17, eerste lid, opgenomen.

Artikel 21

De vergoedingen door het Bureau ontvangen uit de telecommunicatie- en postsector worden na aftrek van de operationele- en infrastructurele kosten, het reservefonds en de bestemmingsreserve per kwartaal in ‘s Lands kas gestort.

Artikel 22

De openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen staat garant voor de solventie van het Bureau.

HOOFDSTUK 6 Wijziging van andere landsverordeningen

Artikel 23

[wijzigt artikel 65, eerste lid, van de Zegelverordening 1908 (P.B. 1956, no. 108)]

Artikel 24

[wijzigt artikel 4 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, no. 312)]

Artikel 25

[wijzigt artikel 10, onderdeel e, van de Landsverordening Organisatie Landsoverheid (P.B. 2001, no. 75)]

HOOFDSTUK 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26

Het arbeidsreglement, bedoeld in artikel 4, tweede respectievelijk vijfde lid, wordt in afwijking van het bepaalde in genoemde artikelleden de eerste keer vastgesteld met in achtneming van artikel 17 van de Landsverordening sociaal statuut verzelfstandiging overheidsdiensten (P.B. 1998, no. 251).

Artikel 27
  • 1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening in functie zijnde Directeur van het Bureau wordt geacht te zijn benoemd tot directeur als bedoeld in artikel 3.

  • 2. De na 14 juni 2001 door het Bureau gemaakte kosten, waaronder begrepen de personeelslasten, en overige aangegane financiële verplichtingen komen ten laste van de begroting van het Bureau.

Artikel 27a

De vermogensbestanddelen van het Land, die op 15 juni 2001 kunnen worden toegerekend aan het Bureau, worden ingevolge artikel 5 van de Landsverordening domaniale gronden (P.B. 1968, no. 135) om niet overgedragen aan het Bureau.

Artikel 28

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin de afkondiging is geschied en werkt met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op de Raad van Toezicht en het prestatiecontract, bedoeld in artikel 17, eerste lid, terug tot en met 15 juni 2001.

Artikel 29

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening Bureau Telecommunicatie en Post.