Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 20ste maart 1986 ter uitvoering van artikel 45, vierde lid, van de Landsverordening basisonderwijs (P.B. 1979, no.28) en van artikel 51, vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 20ste maart 1986 ter uitvoering van artikel 45, vierde lid, van de Landsverordening basisonderwijs (P.B. 1979, no.28) en van artikel 51, vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29)
CiteertitelLandsbesluit commissies van beroep
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bij de wijziging van 4-9-2000 (P.B. 2000, no. 96) is bepaald dat deze regeling mede berust op art. 40, vierde lid, van de Landsverordening kleuteronderwijs.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Landsverordening basisonderwijs, art. 45, vierde lid
  2. Landsverordening voortgezet onderwijs, art. 51, vierde lid
  3. Landsverordening kleuteronderwijs, art. 40, vierde lid
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 20ste maart 1986 ter uitvoering van artikel 45, vierde lid, van de Landsverordening basisonderwijs (P.B. 1979, no.28) en van artikel 51, vierde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29)

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. minister:de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd- en Sportzaken;
b. commissie van beroep:voor wat betreft:
   1°. Het kleuteronderwijs: een commissie van beroep als bedoeld in artikel 40 van de Landsverordening kleuteronderwijs (P.B. 1999, 20);
   2°. Het basis- en voortgezet onderwijs: een commissie van beroep als bedoeld in artikel 45 van de Landsverordening basisonderwijs (P.B. 1979, no. 28) en artikel 51 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29);
c. school:een school voor kleuter-, basis- of voortgezet onderwijs;
d. schoolbestuur:het bevoegd gezag van een bijzondere school.

Artikel 2

Het schoolbestuur stelt een commissie van beroep voor de school in.

Indien het schoolbestuur in een eilandgebied meer scholen in stand houdt, wordt voor deze scholen één commissie van beroep ingesteld.

Artikel 3

  • 1. De verkiezing van de door het personeel te verkiezen twee leden en twee plaatsvervangende leden wordt in handen gesteld van een verkiezingscommissie, bestaande uit twee leden door het schoolbestuur en twee leden door het personeel aangewezen.

  • 2. Stemgerechtigd zijn de personen, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Landsverordening kleuteronderwijs, artikel 44, eerste lid van de Landsverordening basisonderwijs of artikel 50, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs.

  • 3. De verkiezingscommissie stelt de stemgerechtigden gedurende veertien dagen in de gelegenheid, kandidaten ter verkiezing voor te dragen. Elke opgave van kandidaatstelling dient ondertekend te zijn door ten minste drie stemgerechtigden.

  • 4. Aan iedere stemgerechtigde wordt een gewaarmerkt stembiljet uitgereikt, waarop de lijst van kandidaten voor leden en de lijst van de kandidaten voor plaatsvervangende leden vermeld is.

  • 5. De verkiezingscommissie bepaalt de datum waarop de stembiljetten aan een door haar aangewezen adres moet worden gezonden of op een of meer door haar aangewezen adressen in een verzegelde stembus worden gedeponeerd, alsmede de plaats waar en de tijd waarop de uitslag vastgesteld zal worden.

  • 6. Een week na deze datum heeft de vaststelling van de uitslag der verkiezing plaats.

  • 7. De stemgerechtigden hebben het recht de vaststelling van de uitslag bij te wonen.

  • 8. Na de vaststelling van de uitslag maakt de verkiezingscommissie een proces-verbaal op van de verkiezing.

    Dit proces-verbaal wordt toegezonden aan de Minister en een afschrift daarvan aan het schoolbestuur.

  • 9. Indien de Minister verklaart, dat de verkiezing gehouden is in overeenstemming met de voorgaande leden, is de verkiezing van kracht geworden. Deze verklaring wordt gezonden aan het schoolbestuur.

  • 10. De verkiezing van nieuwe leden geschiedt te minste drie maanden vóór de afloop van de zittingsduur, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Artikel 4

Het schoolbestuur maakt binnen veertien dagen na ontvangst van de in artikel 3, negende lid, bedoelde verklaring, de namen van de door haar gekozen twee leden en twee plaatsvervangende leden aan de verkiezingscommissie bekend.

Artikel 5

  • 1. Binnen veertien dagen na dagtekening van de bekendmaking, bedoeld in artikel 4, komen de gekozen leden, daartoe opgeroepen door de verkiezingscommissie, bijeen en kiezen gezamenlijk het vijfde lid, tevens voorzitter, en zijn plaatsvervanger. Bij staking van stemmen beslist het lot, desgewenst na herstemming tenzij partijen een arbitraire oplossing aanvaarden.

  • 2. Om drie jaar treedt een van de door het schoolbestuur en een van de door het personeel gekozen leden en plaatsvervangende leden af volgens een door de commissie van beroep op te stellen rooster.

  • 3. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden gekozen voor de tijd van drie jaar.

  • 4. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter en de overige leden en plaatsvervangende leden zijn bij aftreden onmiddellijk herkiesbaar.

  • 5. In een opengevallen plaats wordt voorzien op overeenkomstige wijze als bepaald in artikelen 3 en 4.

Artikel 6

  • 1. Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, lid en plaatsvervangend lid, kan niet zijn hij die:

    • a.

      zitting heeft in of in dienst is van het schoolbestuur dan wel deel uitmaakt van het personeel van een school, waarover de commissie van beroep haar werkkring uitstrekt;

    • b.

      de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt.

  • 2. Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter kan slechts zijn hij die de hoedanigheid van de meester in de rechten heeft verkregen op grond van een met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in het Antilliaans recht of het Nederlands recht aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen of aan een Nederlandse universiteit of hogeschool.

Artikel 7

  • 1. Zodra hij gekozen is, geeft de voorzitter aan de minister en het schoolbestuur onverwijld kennis van de samenstelling van de commissie van beroep, onder vermelding van zijn adres en eventuele nadere gegevens die hij van belang acht.

  • 2. Wijziging van deze gegevens deelt de voorzitter onverwijld eveneens mede.

Artikel 8

  • 1. De commissie van beroep legt de regeling van haar werkzaamheden binnen zes maanden na haar verkiezing vast in een huishoudelijk reglement.

  • 2. De voorzitter brengt dit reglement, alsmede wijzigingen daarvan ter kennis van de minister en het schoolbestuur.

Artikel 9

  • 1. Het schoolbestuur draagt er zorg voor, dat een kennisgeving van de samenstelling van de commissies van beroep, waarbij de school is aangesloten, en van het adres van de voorzitter, alsmede een exemplaar van het huishoudelijk reglement van de commissie steeds op een voor de belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage in de school beschikbaar zijn.

  • 2. Deze kennisgeving en dit huishoudelijk reglement worden steeds onverwijld aangepast aan de wijzigingen bedoeld in artikel 7, tweede lid, en artikel 8, tweede lid.

Artikel 10

  • 1. De belanghebbende kan in beroep komen tegen een door het schoolbestuur genomen besluit tot:

    • a.

      schorsing;

    • b.

      oplegging van een disciplinaire straf;

    • c.

      ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, of het tijdvak waarvoor hij is benoemd, is verstreken.

    Indien belanghebbende voor het verstrijken van de beroepstermijn is overleden, kunnen in beroep komen zijn nagelaten betrekkingen die recht hebben op een uitkering bij overlijden.

  • 2. De appellant dient bij de voorzitter van de betrokken commissie van beroep een door hem of door zijn raadsman ondertekend beroepschrift in drievoud in. Bij elk exemplaar worden gevoegd:

    • a.

      een afschrift van het bestuursbesluit waartegen het beroep wordt ingesteld:

    • b.

      een afschrift van de akte van benoeming;

    • c.

      afschriften van de voornaamste op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 3. Het beroepschrift bevat:

    • a.

      een opgave van de naam, de voornamen en het adres van appellant en zo nodig de gekozen woonplaats ten aanzien van de procedure;

    • b.

      een mededeling van de vordering en de gronden waarop deze berust.

  • 4. Het beroepschrift moet worden ingezonden binnen dertig dagen, nadat het bestuursbesluit waartegen het beroep wordt ingesteld ter kennis van de appellant is gebracht.

  • 5. Indien het beroepschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het tweede en derde lid van dit artikel, wijst de voorzitter de appellant op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit binnen veertien dagen een hersteld beroepschrift in te zenden.

Artikel 11

  • 1. De commissie van beroep is bevoegd, eigener beweging of op verzoek bij gemotiveerde beslissing te verklaren, dat een niet tijdig ingediend beroepschrift geacht wordt binnen de daarvoor gestelde termijn te zijn binnengekomen, indien naar oordeel van de commissie van beroep de appellant redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest. Afwijzing van een verzoek, als bedoeld in de vorige volzin, geschiedt eveneens met redenen omkleed.

  • 2. Tenzij de behandeling, bedoeld in het voorgaande lid, er toe leidt het beroepschrift niet in behandeling te nemen, zendt de voorzitter onmiddellijk na ontvangst van het beroepschrift of hersteld beroepschrift een exemplaar daarvan, vergezeld van de in artikel 10, tweede lid, genoemde afschriften, aan het betrokken schoolbestuur.

Artikel 12

  • 1. Binnen twee weken na ontvangst van het door de voorzitter van de commissie van beroepschrift en de daarbij behorende afschriften doet het schoolbestuur de voorzitter een verweerschrift in drievoud toekomen. Bij elk exemplaar voegt het schoolbestuur afschriften van de voornaamste op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 2. Na ontvangst van het verweerschrift zendt de voorzitter onverwijld een exemplaar daarvan vergezeld van de daarbij behorende afschriften aan de appellant.

Artikel 13

  • 1. De voorzitter bepaalt de dag en het uur waarop de zaak zal worden behandeld.

  • 2. Die dag zal niet later mogen worden gesteld dan zes weken na ontvangst van het beroepschrift of het hersteld beroepschrift.

  • 3. De voorzitter geeft binnen twee weken na ontvangst van het beroepschrift of van het hersteld beroepschrift aan beide partijen per aangetekende brief kennis van de plaats, de dag en het uur, waarop de zaak zal worden behandeld.

Artikel 14

Met eenstemming goedvinden van de commissie van beroep en partijen kan de behandeling van het geschil ook schriftelijk geschieden.

Artikel 15

  • 1. Voor de aanvang van de behandeling van de zaak op de zitting kan op verzoek van een partij een lid van de commissie van beroep worden gewraakt:

    • a.

      indien hij persoonlijk belang bij het geschil heeft;

    • b.

      indien hij aan de appellant, dan wel aan een van de leden van het bij de zaak betrokken schoolbestuur in bloed- of aanverwantschap bestaat tot in de vierde graad ingesloten;

    • c.

      indien hij een advies in de zaak heeft gegeven of met een van de partijen een bespreking erover heeft gevoerd;

    • d.

      indien er een hoge graad van vijandschap of vriendschap bestaat tussen hem en een van de partijen;

    • e.

      indien hij binnen een tijdvak van vijf jaren, voorafgaande aan de datum van ontvangst van het beroepschrift door de voorzitter lid is geweest van het schoolbestuur of in dienst van het bestuur is geweest;

    • f.

      in andere gevallen waarin daartoe een ernstige reden aanwezig is.

  • 2. In dezelfde gevallen, als bedoeld in het eerste lid, kan een lid van de commissie van beroep zich verschonen.

  • 3. Over de wraking of de verschoning wordt zo spoedig mogelijk beslist door de overige leden der commissie van beroep.

  • 4. Bij staking van stemmen wordt wraking geacht te zijn toegewezen.

Artikel 16

Indien de commissie van beroep zulks ter beslissing van de zaak nodig acht, kan zij, al dan niet op grond van een daartoe strekkend verzoek van een partij, getuigen en deskundigen ter zitting horen. Indien zij van deze bevoegdheid gebruikt maakt, doet de voorzitter hiervan vooraf mededeling aan partijen.

Artikel 17

  • 1. De zitting van de commissie van beroep zijn openbaar.

  • 2. Indien een partij daarom verzoekt, vindt de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaats.

  • 3. In het belang van de openbare orde of zedelijkheid of om gewichtig in een proces-verbaal van de zitting te vermelden redenen, kan de commissie van beroep bepalen, dat de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatshebben.

  • 4. Tijdens de zitting wordt aan partijen de gelegenheid gegeven:

    • a.

      haar belangen voor te dragen of te doen voordragen;

    • b.

      getuigen en deskundigen te doen horen;

    • c.

      kennis te nemen van alle op het geschil betrekking hebbende stukken, waarvan voor zover mogelijk, tenminste acht dagen voor de zitting aan partijen inzage wordt gegeven.

Artikel 18

  • 1. Binnen twee weken na de laatste zitting waarop de zaak werd behandeld, beslist de commissie van beroep op het beroepschrift.

  • 2. Deze dag zal niet later mogen worden gesteld dan tien weken na de indiening van het beroepschrift of het hersteld beroepschrift.

    Overschrijding van deze termijn in uitzonderlijke gevallen toegestaan en wordt in de beslissing gemotiveerd.

  • 3. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt voor zover mogelijk genomen in een voltallige vergadering.

  • 4. Een beslissing is slechts van kracht, indien genomen door ten minste drie leden die de zaak hebben behandeld, waaronder de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter, met dien verstande, dat van de leden of plaatsvervangende leden, gekozen door het schoolbestuur en door het personeel, een gelijk getal van beide zijden aan de beslissing zal deelnemen en dat bij ongelijk getal het jongste lid in leeftijd van de zijde die het sterkst is vertegenwoordigd, zich van de stemming zal onthouden.

  • 5. De beslissing wordt met redenen omkleed en door de voorzitter binnen twee weken, nadat zij is genomen bij aangetekend schrijven aan de partijen toegezonden.

  • 6. De voorzitter zendt een afschrift van de beslissing aan de minister.

  • 7. Het schoolbestuur onderwerpt zich aan de uitspraak van de commissie van beroep.

Artikel 19

De kosten van de commissie van beroep komen ten laste van het schoolbestuur.

Artikel 20

Tijdens de behandeling voor de commissie van beroep loopt geen verjaring met betrekking tot rechtsvorderingen terzake van besluiten die aan het oordeel van de commissie zijn onderworpen.

Artikel 21

Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als “Landsbesluit commissies van beroep”, treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging.