Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste januari 1979 ter uitvoering van artikel 10 onder g van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste januari 1979 ter uitvoering van artikel 10 onder g van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)
CiteertitelLandsbesluit kleding, bewapening en overige uitrusting politie 1978
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerppersoneel en organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Landsbesluit kleding, bewapening en overige uitrusting politie 1967 (P.B. 1967, no. 26).

Het Landsbesluit van de 26ste februari 1953 no. 19, houdende vaststelling van de dienstkleding van het bootpersoneel bij de Politie wordt bij deze regeling niet ingetrokken.

Deze regeling is gebaseerd op artikel 10, onder c, van de op 1 oktober 1999 vervallen Politieregeling (P.B. 1962, no. 64). Op grond de overgangsbepaling in artikel 31 van de Politieregeling 1999 (P.B. 1999, no. 79) blijft deze regeling van kracht totdat die overeenkomstig de nieuwe landverordening is vervangen.

Deze regeling is gebaseerd op artikel 10, onder g, van de op 1 oktober 1999 vervallen Politieregeling (P.B. 1962, no. 64). Op grond de overgangsbepaling in artikel 31 van de Politieregeling 1999 (P.B. 1999, no. 79) blijft deze regeling van kracht totdat die overeenkomstig de nieuwe landverordening is vervangen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Politieregeling 1999, art. 31

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 22ste januari 1979 ter uitvoering van artikel 10 onder g van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)

Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

de Minister:de Minister van Justitie;
de ambtenaren:zij die door de Gouverneur zijn benoemd om hier te lande in bezoldigde burgerlijke politiedienst werkzaam te zijn en die een rang bekleden, als bedoeld in artikel 1 van het Landsbesluit rangen en beëdiging politie 1966 (P.B. 1966, no. 146);
rangen:de rangen genoemd in artikel 1 van het Landsbesluit rangen en beëdiging politie 1966 (P.B. 1966, no. 146);
kleding:tot een der tenues behorende kledingstukken, waaronder begrepen: pet, das, dasklem, handschoenen, koppelriem, broekriem, rangonderscheidingstekenen, politiedistinctief, schoeisel, knopen en armkoorden, alsmede de onderdelen van deze kledingstukken;
bewapening:tot de uitrusting van de ambtenaren behorende wapenen.
Artikel 2
  • 1. De in dit landsbesluit omschreven kleding en overige uitrusting moeten zijn vervaardigd of zijn uitgevoerd overeenkomstig de door de hoofdcommissaris naar de voorschriften van dit landsbesluit vastgestelde modellen, met de daarbij vast te stellen afmetingen en, waar nodig, met aanduiding van de kleuren.

  • 2. Van elk dezer modellen berust een door de hoofdcommissaris goedgekeurd exemplaar bij de straf van het Korps Politie Nederlandse Antillen.

    Indien nodig, worden bepaalde onderdelen van deze exemplaren door of vanwege de hoofdcommissaris zodanig gewaarmerkt dat zij naderhand kunnen dienen tot aanduiding en vaststelling van de kleur en samenstelling van de tot de tenues behorende kledingstukken.

  • 3. De soorten der wapenen worden op voordracht van de hoofdcommissaris door de Minister bij beschikking vastgesteld.

Artikel 3
  • 1. Voor de ambtenaren gelden, met inachtneming van de in de volgende leden gemaakte onderscheidingen, de volgende tenues:

    • a.

      het dagelijkse tenue;

    • b.

      het werktenue;

    • c.

      het sporttenue;

    • d.

      het geklede tenue;

    • e.

      het ceremoniële tenue;

    • f.

      het avondtenue.

  • 2. Het dagelijkse tenue wordt door alle ambtenaren gedragen bij de normale politiedienst, uitgezonderd wanneer en voor zolang wordt opgedragen diensten in burgerkleding te verrichten.

  • 3. Het werktenue wordt gedragen door de door de hoofdcommissaris bij Korpsorder aangewezen ambtenaren tijdens de daarbij te bepalend diensten, werkzaamheden of oefeningen.

  • 4. Het sporttenue wordt gedragen bij de van dienstwege voorgeschreven sportbeoefening of tijdens de door of namens de hoofdcommissaris te bepalen gebeurtenissen.

  • 5. Het geklede tenue wordt gedragen door ambtenaren in de rangen van onder-inspecteur en hoger in de door of namens de hoofdcommissaris te bepalen gevallen of kan worden gedragen in de door of namens de hoofdcommissaris toegelaten gevallen.

  • 6. Het ceremoniële tenue wordt gedragen door de ambtenaren in de rangen van onderinspecteur en hoger tijdens de door of namens de hoofdcommissaris te bepalen gebeurtenissen.

  • 7. het avondtenue wordt gedragen door de ambtenaren in de rangen van inspecteur en hoger tijdens de door of namens de hoofdcommissaris te bepalen gebeurtenissen.

  • 8. Van het bepaalde in de leden 5, 6 en 7 kan worden afgeweken in de gevallen waartoe door de hoofdcommissaris vooraf toestemming is verleend.

Artikel 4
  • 1.

    de in dit landsbesluit voorgeschreven kleding wordt uitsluitend gedragen binnen het grondgebied van de Nederlandse Antillen, voor zover zulks verband houdt met de dienst of zulks uit representatieve overwegingen verlangd wordt, en voorts tijdens dienstreizen tussen de eilandgebieden, uitgezonderd evenwel bij het betreden van vreemd grondgebied.

  • 2.

    Van de beperking, in het voorgaande lid bedoeld, kan door de Minister of, namens deze, door de hoofdcommissaris ontheffing worden verleend.

Het dagelijkse tenue

Artikel 5

Pet

  • 1.

    De platte pet heeft een opstaande rand. De kap van de pet is van donkerblauwe stof, samengesteld uit 55% polyester en 45% wol, en heeft een ronde bol, waarin een verende ring van roestvrij materiaal is aangebracht.

    Aan de voorzijde van de pet is een rondgebogen naar beneden hellende klep van leer of kunststof aangebracht; de rand omboord met zwart verlakt leer of plastic. De bovenzijde van de petklep is voor de ambtenaren in de rangen van inspecteur eerste klasse en lager zwart verlakt en voor de ambtenaren in de rangen van hoofdinspecteur en hoger bekleed met zwarte stof, waarop, langs de linker- en de rechterzijde van het omboordsel, een goudkleurig borduursel uitbeeldende een tak van eikebladeren en eikels uitbeeldende een tak van eikebladeren en eikels is aangebracht.

    Voor de hoofdcommissaris is de bovenzijde van de petklep bovendien voorzien van een tweede borduursel uitbeeldende een tak van eikebladeren en eikels aan weerszijden van de voet van de opstaande rand van de pet.

  • 2.

    De pet is voorzien van een zwart verlakte leren of plastic stormband met schuifpassanten, welke is bevestigd aan weerszijden van de pet met twee kleine zilverkleurige embleemknopen. De stormband kan voorzien zijn van een verzilverde of wit metalen gesp.

Voor de ambtenaren in de rang van inspecteur en hoger is deze stormband goudkleurig gegalonneerd en aan weerszijden van de opstaande rand met twee kleine goudkleurige embleemknopen bevestigd. Voor de ambtenaren in de rangen van onderinspecteur, onderinspecteur 1ste klasse en hoofdagent is deze stormband zilverkleurig gegalonneerd.

  • 3.

    Om de boven- en onderzijde van de opstaande rand van de pet heen is een 4 mm brede, blauw-gegalonneerde bies aangebracht; voor de ambtenaren in de rangen van hoofdcommissaris en commissaris zijn deze biezen goudkleurig gegalonneerd.

  • 4.

    Aan de voorzijde van de pet, onmiddellijk boven de stormband, is een embleem bevestigd, bestaande uit een wit metalen achtpuntige ster met stralen, staande op een van haar punten, waarop in verguld metaal het wapen van de Nederlandse Antillen is aangebracht.

Artikel 5
  • 1. Pet

    De platte pet heeft een opstaande rand. De kap van de pet is van donkerblauwe stof, samengesteld uit 55% polyester en 45% wol, en heeft een ronde bol, waarin een verende ring van roestvrij materiaal is aangebracht.

    Aan de voorzijde van de pet is een rondgebogen naar beneden hellende klep van leer of kunststof aangebracht; de rand omboord met zwart verlakt leer of plastic. De bovenzijde van de petklep is voor de ambtenaren in de rangen van inspecteur eerste klasse en lager zwart verlakt en voor de ambtenaren in de rangen van hoofdinspecteur en hoger bekleed met zwarte stof, waarop, langs de linker- en de rechterzijde van het omboordsel, een goudkleurig borduursel uitbeeldende een tak van eikebladeren en eikels uitbeeldende een tak van eikebladeren en eikels is aangebracht.

    Voor de hoofdcommissaris is de bovenzijde van de petklep bovendien voorzien van een tweede borduursel uitbeeldende een tak van eikebladeren en eikels aan weerszijden van de voet van de opstaande rand van de pet.

  • 2. De pet is voorzien van een zwart verlakte leren of plastic stormband met schuifpassanten, welke is bevestigd aan weerszijden van de pet met twee kleine zilverkleurige embleemknopen. De stormband kan voorzien zijn van een verzilverde of wit metalen gesp.

    Voor de ambtenaren in de rang van inspecteur en hoger is deze stormband goudkleurig gegalonneerd en aan weerszijden van de opstaande rand met twee kleine goudkleurige embleemknopen bevestigd. Voor de ambtenaren in de rangen van onderinspecteur, onderinspecteur 1ste klasse en hoofdagent is deze stormband zilverkleurig gegalonneerd.

  • 3. Om de boven- en onderzijde van de opstaande rand van de pet heen is een 4 mm brede, blauw-gegalonneerde bies aangebracht; voor de ambtenaren in de rangen van hoofdcommissaris en commissaris zijn deze biezen goudkleurig gegalonneerd.

  • 4. Aan de voorzijde van de pet, onmiddellijk boven de stormband, is een embleem bevestigd, bestaande uit een wit metalen achtpuntige ster met stralen, staande op een van haar punten, waarop in verguld metaal het wapen van de Nederlandse Antillen is aangebracht.

Artikel 6
  • 1. Korte jas

    Door de hoofdcommissaris kan voor bepaalde diensttakken of ambtenaren worden vastgelegd, dat in de door hem aan te wijzen bijzondere gevallen, de korte jas zal of mag worden gedragen.

  • 2. De korte jas reikt tot aan de heup en is vervaardigd van blauwe stof, van dezelfde samenstelling en kleur als die van de broek, uitgevoerd met

    • a.

      liggende kraag en revers;

    • b.

      sluiting met vijf grote zilverkleurige embleemknopen;

    • c.

      twee opgezette borstzakken, met stolpplooi en driepuntige klep, gesloten met een kleine zilverkleurige embleemknoop;

    • d.

      aan de schoudernaad bevestigde schouderpassanten van hetzelfde materiaal als van de korte jas;

    • e.

      lange mouwen, met aan de onderzijde daarvan twee kleine zilverkleurige embleemknopen.

  • 3. Op de korte jas worden de rangonderscheidingstekenen aangebracht als voorgeschreven in artikel 14.

  • 4. De hoofdcommissaris kan voor ambtenaren in de rangen van onderinspecteur en hoger een aan het bovenstaande aangepast model van de korte jas, van een stof van dezelfde samenstelling en kleur als die van de broek, vaststellen.

    Voor adspirant-agenten stelt hij een van het bovenstaande enigszins afwijkend model van de korte jas vast. Voor de ambtenaren welke lid zijn van de politie-kapel of -drumband stelt hij voor de korte jas een andere kleur vast.

Artikel 7
  • 1. Overhemd

    Het overhemd is vervaardigd van effen parelblauwe niet doorzichtige stof, samengesteld uit 65% dacronpolyester en 35% katoen, voorzien van een stijve of halfstijve boord met niet afgeronde benedenwaarts gerichte punten, twee borstzakken met stolpplooi en driepuntige klep gesloten met een kleine zilverkleurige embleemknoop, enkele aan de schoudernaden bevestigde en met knopen gesloten schouderpassanten, lange mouwen met enkele manchet en knoopsluiting.

    De knopen zijn overigens van lichtblauw of wit materiaal vervaardigd.

  • 2. Door de ambtenaren in de rangen van onderinspecteur en hoger wordt een overhemd van overeenkomstig model gedragen, vervaardigd van witte zo min mogelijk doorschijnende stof. Voor wat betreft de ambtenaren in de rangen van inspecteur en hoger zijn de borstzakken van dit overhemd gesloten met een kleine goud-kleurige embleemknoop.

    In de door de hoofdcommissaris te bepalen gevallen kunnen deze ambtenaren het overhemd dragen van de stof omschreven in het voorgaande lid.

Artikel 8
  • 1. Das en dasklem

    De das in een lange effen blauwzwarte das van het "zelfbinder"- model.

  • 2. De dasklem is smal en vervaardigd van verzilverd of wit metaal en in het midden voorzien van een miniatuur korpsembleem, waarvan de grootste middellijn 21 mm bedraagt, vervaardigd van verzilverd metaal en wit en blauw emaille.

Artikel 9
  • 1. Broek

    De lange broek is vervaardigd van blauwe stof, samengesteld uit 65% polyester en 35% rayon, met rond gesneden pijpen zonder omslagen, van een brede halfstijve boord met zeven vaste passanten voor doorlating van de broekriem en met in de buitennaad een platte, 25 mm brede, donkerblauw gegalonneerde bies, twee ingenaaide zijzakken, twee ingenaaide achterzakken met klep en knoopsluiting.

    De knopen zijn van blauw of met de kleur van de broek overeenkomend materiaal.

  • 2. Voor de ambtenaren in de rangen onderinspecteur en hoger is de lange broek, in afwijking van het vorenstaande, voorzien van een platte donkerblauwe bies, 25 mm breed en vervaardigd van overigens dezelfde stof als die van de broek, en voorts niet voorzien van kleppen op de achterzakken.

    De stof van deze broek is blauw en is samengesteld uit 55% dacron en 45 % wol.

  • 3. Tijdens de door of namens de hoofdcommissaris te bepalen diensten, werkzaamheden of gebeurtenissen wordt een rijbroek gedragen, overeenkomstig het model in een der voorgaande leden omschreven, doch voorzien van ballonpijpen met veter (zwart) of ritssluiting.

Artikel 10
  • 1. Schoeisel

    Het schoeisel bestaat uit hoge of lage zwarte rijgschoenen zonder versierselen, te dragen in combinatie met effen blauwe sokken.

  • 2. Bij de rijbroek worden de vorenomschreven hoge zwarte schoenen met zwarte lederen beenstukken of gesloten zwartlederen rijlaarzen gedragen, alle zonder versierselen.

Artikel 11
  • 1. Handschoenen

    De handschoenen voor de ambtenaren in de rangen onderinspecteur en hoger zijn vervaardigd van leer of wit garen.

  • 2. De handschoenen voor de overige ambtenaren zijn vervaardigd van wit garen.

  • 3. `Ingeval dat de rijbroek wordt gedragen kunnen tevens zwarte leren handschoenen worden gedragen.

  • 4. De hoofdcommissaris bepaalt in welke andere gevallen handschoenen zullen of mogen worden gedragen.

Artikel 12

Koppelriem en broekriem

De koppelriem en de broekriem zijn van zwart leer en voorzien van een verzilverde of witmetalen gesp.

Artikel 13

Regenkleding

De regenkleding bestaat uit een regenjas of korte jekker en een petovertrek waarvan model, kleur en stof nader door de hoofdcommissaris worden vastgesteld.

Artikel 14
  • 1. Rangonderscheidingstekenen

    De rangonderscheidingstekenen worden op door de hoofdcommissaris nader vast te stellen wijze bevestigd op de op beide schouderpassanten te dragen schouderbedekking, welke stijf is uitgevoerd en met donkerblauwe stof is bekleed.

  • 2. De tot de rangonderscheidingstekenen behorende:

    a. balken:zijn van verzilverd of wit metaal;
    b. sterren:zijn van goudkleurig metaal, zespuntig van vorm;
    c. knopen:zijn van goudkleurige metaal glad en bol van vorm;
    d. V-vormen:zijn van verzilverd of wit metaal, glad, met twee benen onder een hoek van negentig graden.
  • 3. De rangonderscheidingstekenen zijn voor de:

    a. hoofdcommissaris1 balk en 3 sterren;
    b. commissaris1 balk en 2 sterren;
    c. hoofdinspecteur1 balk en 1 ster;
    d. inspecteur eerste klasse3 sterren;
    e. inspecteur twee [lees: tweede] klasse2 sterren;
    f. inspecteur1 ster;
    g. onderinspecteur eerste klasse2 knopen;
    h. onderinspecteur1 knoop;
    i. hoofdagent4 V-vormen, in elkaar liggende;
    j. brigadier3 V-vormen, in elkaar liggende;
    k. agent eerste klasse2 V-vormen in elkaar liggende;
    i. agent1 V-vorm.
  • 4. De ambtenaren in de rang van adspirant-agent, dragen de schouderbedekking zonder rangonderscheidingstekenen.

  • 5. De ambtenaren in de rang van hoofdagent, die geslaagd zijn voor het examen voor de naast-hogere rang en niet van bevordering zijn uitgesloten, noch in rang zijn teruggezet, dragen op de schouderbedekking op de door de hoofdcommissaris voorgeschreven wijze een 10 mm smalle blauwe bies.

  • 6. Aan het bovenuiteinde is de schouderbedekking voorzien van een zilverkleurige embleemknoop. Voor ambtenaren in de rang van inspecteur en hoger is deze knoop goudkleurig.

Artikel 15
  • 1. Politie-distinctief en -insigne

    De ambtenaren, uitgezonderd de niet beëdigde adspirant-agenten, dragen, in uniform gekleed, op 2 cm afstand midden boven de klep van de linker borstzak van de korte jas en van het overhemd het politie-distinctief overeenkomstig het door de Minister bij beschikking vastgestelde model.

  • 2. Op de linker- en de rechteruiteinde van de boord van het overhemd dragen bovenbedoelde ambtenaren, op de door de hoofdcommissaris voorgeschreven wijze, het insigne vermeldende respectievelijk de afkortingen "K.P." en "N.A.", uitgevoerd in 10 mm hoge blauw-emaille letters, omrande en verstevigd met verzilverd of wit metaal.

    Voor ambtenaren in de rangen van inspecteur en hoger is bedoeld metaal verguld of goudkleurig.

  • 3. De ambtenaren, ingedeeld bij de vreemdelingendienst en de havenpolitie, dragen op de korte jas subsidiair op het overhemd vlak boven de klep van de rechter borstzak tevens een verzilverd of wit metalen insigne, vermeldende het woord "Immigratie" of "Imigrashon".

Artikel 16
  • 1. Het werktenue

    Het werktenue is gelijk aan het dagelijkse tenue, met dien verstande dat:

    • a.

      het overhemd korte mouwen heeft tot 2 cm boven de binnenkant van de elleboog;

    • b.

      de das als omschreven in artikel 8 vervalt.

  • 2. Het overhemd mag een liggende open kraag hebben.

  • 3. Door de hoofdcommissaris kan andere dan de hierboven bedoelde, tot het werktenue behorende kleding worden vastgesteld.

Artikel 17

Het sporttenue

De soort, het model en de kleur van de sportkleding worden door de hoofdcommissaris vastgesteld, al naar gelang de tak van sport, die wordt beoefend.

Van deze sportkleding zullen geen model-exemplaren bij de staf van het Korps Politie Nederlandse Antillen berusten.

Het geklede tenue

Artikel 18

Pet

De pet is gelijk aan die, omschreven in artikel 5.

Artikel 19
  • 1. Jas

    De jas is van het z.g. service-dress-model, enigszins getailleerd, en vervaardigd van blauwe niet doorzichtige stof, samengesteld uit 55% dacron en 45% wol, en uitgevoerd met:

    • a.

      liggende kraag en revers, waarop in de beide revershoeken is aangebracht een miniatuur korpsembleem, waarvan de grootste middellijn 27 mm bedraagt en welke uitgevoerd is in verzilverd metaal en blauw en wit emaille;

    • b.

      sluiting met vier grote zilverkleurige embleemknopen;

    • c.

      twee opgezette borstzakken, met stolpplooi en driepuntige klep, gesloten met een kleine zilverkleurige embleemknoop;

    • d.

      twee ingezette zijzakken met driepuntige klep, gesloten met een kleine zilverkleurige embleemknoop;

    • e.

      twee zijplooien over de lengte van de zijkanten van de rug;

    • f.

      een split van ongeveer 20 cm in de linker- en rechter-uiteinden van de zijrugnaden, respectievelijk naar links overslaand en rechts overslaand;

    • g.

      lange mouwen met twee kleine zilverkleurige knopen aan de onderzijde daarvan.

  • 2. De schouderbedekkingen zijn gelijk aan die omschreven in artikel 14.

  • 3. Voor de ambtenaren in de rangen van inspecteur en hoger zijn de in de voorgaande leden bedoelde knopen goudkleurig uitgevoerd. Voor de hoofdcommissaris is het in het eerste lid onder a bedoeld miniatuurkorpsembleem in verguld metaal en blauw en wit emaille uitgevoerd.

Artikel 20

Overhemd

Het overhemd is gelijk aan dat, omschreven in artikel 7.

Artikel 21

Das

De das is gelijk aan die, omschreven in artikel 8.

Artikel 22

Broek

De broek is gelijk aan die, omschreven in artikel 9 tweede lid.

Artikel 23

Schoeisel

Het schoeisel is gelijk aan dat, omschreven in artikel 10.

Artikel 24

Handschoenen

De handschoenen zijn gelijk aan die, omschreven in artikel 11, met inachtneming van het daarin gemaakte onderscheid.

Artikel 25

Rangonderscheidingstekenen

De rangonderscheidingstekenen zijn gelijk aan die, omschreven in artikel 14 tweede en derde lid, en worden gedragen op de in dat artikel bedoelde schouderbedekkingen.

Het ceremoniële tenue

Artikel 26

Het ceremoniële tenue is gelijk aan het geklede tenue met dien verstande dat aan de linkerschouder gedragen wordt een glanzend witte armkoord, uitlopende in twee hangende, zilverkleurige of wit-metalen pinnen.

Het model en de draagwijze van de armkoord worden door de hoofdcommissaris (nader) vastgesteld.

Het avondtenue

Artikel 27

Het avondtenue is gelijk aan het geklede tenue met dien verstande dat

  • a.

    aan de linkerschouder gedragen wordt een glanzend goudkleurige armkoord, uitlopende in twee hangende zilverkleurige of wit-metalen pinnen;

  • b.

    de broek vervaardigd is van blauwzwarte stof, samengesteld uit 55% dacron en 45% wol, en op de buitenland [lees: buitenband] voorzien van een platte, blauwe bies, 25 mm breed, van overigens dezelfde stof als die van de broek.

Het model en de draagwijze van de armkoord wordt door de hoofdcommissaris (nader) vastgesteld.

Aanvullende bepalingen

Artikel 28
  • 1. Kleding van vrouwelijke ambtenaren

    Indien noodzakelijk worden door de hoofdcommissaris, met betrekking tot de kleding van vrouwelijke ambtenaren, bij Korpsorder nadere regelingen vastgesteld, waarbij, voor zover omstandigheden zulks onvermijdelijk maken, afgeweken mag worden van het in de artikelen 5 tot en met 27 bepaalde, met dien verstande dat de kleur van de blouse en van de rok in overeenstemming dient te zijn met de krachtens de artikelen 7 en 9 vastgestelde kleur voor het overhemd en de broek.

  • 2. Overigens vindt het bepaalde bij dit Landsbesluit onverkort toepassing.

Artikel 29

Mouwen-embleem

De linkermouw van het overhemd (met korte of lange mouwen), van de jas en van de korte jas is op ongeveer 3,5 cm afstand van de schoudernaad voorzien van het mouw-embleem, van een nader door de hoofdcommissaris bij Korpsorder vastgesteld model, bestaande uit een schild-vormig patje met een daarop aangebracht borduursel dat in de daarvoor vastgesteld kleuren uitbeeldt het politie-distinctief ingezet op de Nederlands-Antilliaans vlag zodanig dat de blauwe band en de vijf sterren van zowel het distinctief als van de vlag volkomen met elkaar samenvallen en de rode en de blauwe band van de vlag het patje kruiselings over respectievelijk de volle lengte en de breedte beslaan.

Artikel 30
  • 1. Eretekenen

    Door de ambtenaren worden de aan hen verleende onderscheidings- en eretekenen als volgt gedragen:

    • a.

      op het dagelijkse tenue:

      de model-onderscheidings- en eretekenen tijdens de door of namens de hoofdcommissaris te bepalen gebeurtenissen;

    • b.

      op het geklede tenue of het ceremoniële tenue:

      de model-onderscheidings- en eretekenen tijdens de door of namens de hoofdcommissaris aan te wijzen gebeurtenissen, overigens het lint als baton;

    • c.

      op het avondtenue:

      de klein formaat onderscheidings- en eretekenen.

  • 2. De onderscheidings- en eretekenen worden gedragen op de wijze en in de volgorde zoals bepaald in de daaromtrent gegeven of nog te geven voorschriften.

Artikel 31
  • 1. Draagwijze kleding

    De ambtenaren zijn verplicht steeds kleding van hun passende afmetingen te dragen. Aan de oorspronkelijke structuur van de kleding worden zonder toestemming van de hoofdcommissaris geen wijzigingen aangebracht.

  • 2. De tot een der tenues behorende kledingstukken dienen zich in goede staat te bevinden. Kledingstukken die hetzij afwijken van de bij of krachtens dit landsbesluit vastgestelde omschrijvingen, hetzij naar het oordeel van de door de hoofdcommissaris daartoe aangewezen functionarissen niet voldoen aan redelijk te stellen eisen, worden geacht zich niet in goede staat te bevinden.

  • 3. De tenues worden in het openbaar of in gezelschap steeds geheel gesloten gedragen, met uitzondering van het overhemd van het werktenue, waarvan de boord open wordt gedragen.

  • 4. De pet wordt recht op het hoofd gedragen, zodanig dat het embleem zich midden boven het voorhoofd bevindt. De stormband wordt onder de ronding van de kin gedragen:

    • a.

      indien bij buitendienst de wind dat noodzakelijk maakt;

    • b.

      indien bevolen.

  • 5. De das wordt met de knoop tegen de boordsluiting gedragen, de punt van het brede einde even boven de koppel- of broekriemsluiting, het smalle einde onzichtbaar, het geheel glad hangend en onmiddellijk boven de vierde knoop van boven met de dasklem aan het overhemd bevestigd.

  • 6. De broek met broekriem wordt zodanig gedragen, dat de bovenrand even boven de heupen glad om het lichaam sluit. De koppelriem wordt over de broekriem gedragen zodanig dat de bovenrand van de koppelriem evenwijdig loopt met de bovenzijde van de boord van de broek.

  • 7. De ambtenaren dragen, in uniform gekleed, geen andere dan de bij of krachtens dit landsbesluit genoemde kleding, met toebehoren en uitrusting. Het zichtbaar dragen van vorenbedoelde kleding tezamen met andere kleding is verboden. Het dragen overdag van een zonnebril van opvallend [lees vermoedelijk: onopvallend] model en formaat, zonder versierselen, is evenwel toegestaan, evenzo het dragen van een overeenkomstige stofbril door berijders van motorrijwielen.

  • 8. De hoofdcommissaris kan bij Korpsorder nadere regelen met betrekking tot de draagwijze van kleding en uitrusting geven.

Artikel 32
  • 1. Verstrekking kleding

    De aanschaffing van de kleding c.q. geschiedt voor Landsrekening en door de zorg van de hoofdcommissaris.

  • 2. De verstrekking van de bij of krachtens de artikelen 5 tot en met 28 bedoelde kledingstukken geschiedt voor rekening van de ambtenaren. Aan bij de Bijstandseenheden van het Korps Politie Nederlandse Antillen of de Dienst Bijstand Politie ingedeelde ambtenaren wordt bij hun eerste indeling en vervolgens, voor zover nodig, telkenmale na 3 jaren ingedeeld te zijn geweest van landswege kosteloos verstrekt:

    1 paar hoge schoenen,

    3 broeken en drie hemden, alsmede

    2 bijstandoveralls.

  • 3. De in het voorgaande lid bedoelde kleding wordt betrokken uit het kledingmagazijn van het Korps Politie Nederlandse Antillen. Indien dit op gegronde bezwaren stuit en vervaardiging van de kleding volgens de vastgestelde modellen is verzekerd, kan, met vooraf verkregen toestemming van de hoofdcommissaris, worden volstaan met het betrekken van de stoffen en fournituren uit of via dit magazijn.

  • 4. De hoofdcommissaris kan bepalen, dat ten aanzien van de stoffen, nodig voor het geklede, het ceremoniële en het avondtenue, van de drie voorgaande leden wordt afgeweken.

  • 5. Aan de ambtenaren wordt voor de in het tweede lid genoemde verstrekking niet meer in rekening gebracht dan de kostprijs der aangevoerde goederen, vermeerderd met een omslag ter dekking van de onkosten tot ten hoogste tien procent (10%) van de kostprijs.

  • 6. Door de hoofdcommissaris wordt vastgesteld aan welke ambtenaren de tot de diverse tenues behorende kleding wordt verstrekt.

Artikel 33
  • 1. Bezit Kleding

    Van de kledingsstukken, aangewezen bij of krachtens de artikelen 5 tot en met 28, moeten, voor zover deze tot de voor hen voorgeschreven tenues behoren, de ambtenaren tenminste de voor hen door de hoofdcommissaris bij Korpsorder bepaalde aantallen in hun bezit hebben.

  • 2. Ten aanzien van de ambtenaren die niet voortdurend belast zijn met het verrichten van diensten in uniform, kan door de hoofdcommissaris van de in het eerste lid bedoelde aantallen worden afgeweken.

  • 3. Voor de ambtenaren in de rangen van hoofdagent en lager blijven de verplichte aantallen beperkt tot de in de artikelen 5 tot en met 17 omschreven tenues en zal de geldswaarde bij aanschaffing niet meer bedragen dan anderhalf maal de jaarlijkse kledingtoelage. Voor de overige ambtenaren bedraagt deze som niet meer dan twee maal de jaarlijkse kledingtoelage. Niet voor de volle waarde tellen daartoe de kledingstukken en toebehoren welke, onder normale omstandigheden een langere gebruikstijd hebben dan respectievelijk anderhalf of twee jaar.

  • 4. De voorgeschreven verplichte aantallen kledingstukken dienen steeds in goede staat te verkeren. Waar nodig kan vervanging of aanvulling door of namens de hoofdcommissaris worden bevolen.

Artikel 34

De hoofdcommissaris of een door deze aangewezen ambtenaar zal tenminste éénmaal per kalenderjaar, inspectie houden over de kleding en de uitrusting.

Artikel 35
  • 1. Kledingtoelage

    Aan de ambtenaren worden een kledingtoelage toegekend ten bedrage van:

    • a.

      f. 300,- 's jaars voor de ambtenaren in de rangen van onderinspecteur en hoger;

    • b.

      f. 240,- 's jaars voor de ambtenaren in de rangen van hoofdagent en lager.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 paragraaf 4 van de Regeling, gevoegd bij de Beschikking van de 23ste juni 1924, no. 616 (P.B. 1924, no. 29), wordt deze toelage niet maandelijks betaalbaar gesteld, doch jaarlijks in 's Lands kas gehouden en ter delging van de door de ambtenaren middels het kledingmagazijn van het Korps Politie Nederlandse Antillen aangegane schulden aangewend.

  • 3. De tegoedsaldi welke na toepassing van de voorgaande bepalingen, aan de ambtenaren toekomen aan het einde van het kalenderjaar, worden vóór 1 april van het daaropvolgende jaar aan hen uitgekeerd dan wel op hun daartoe gedaan schriftelijk verzoek naar het volgende kalenderjaar overgeboekt.

  • 4. Het totaalbedrag der kosten voor aan de ambtenaren gedurende het kalenderjaar verstrekte kleding mag in beginsel niet meer bedragen dan tweemaal de jaarlijkse kledingtoelage. De aan het einde van het kalenderjaar bestaande schuldsaldi worden naar het volgende kalenderjaar overgeboekt.

  • 5. Bij dienstverlating heeft verrekening plaats, zo mogelijk vóór de datum van ontslag.

  • 6. De Minister zal in een gezamenlijke beschikking met de Minister van Financiën regelen vaststellen ter uitvoering van de bepalingen van dit artikel.

Uitrusting

Artikel 36
  • 1. Bewapening

    De bewapening bestaat uit:

    • a.

      geweer;

    • b.

      pistoolmitrailleur;

    • c.

      pistool en/of revolver;

    • d.

      klewang;

    • e.

      wapenstok;

    • f.

      de bij de onder a, b en c genoemde wapenen behorende minutie;

    • g.

      gasgeweer met bijbehorende gasprojectielen;

    • h.

      rookgranaten, gasgranaten, gashouders en dergelijke voorwerpen, een en ander als nader omschreven in de Beschikking van de Minister ter uitvoering van artikel 2 derde lid van dit landsbesluit, voor zover van landswege verstrekt of beschikbaar gesteld.

  • 2. Voor zover nodig zullen aangaande de hantering, de draagwijze en het onderhoud van wapenen, door de Minister, op voordracht van de hoofdcommissaris, nadere voorschriften worden gegeven. Bij gebrek aan deze voorschriften, of in gevallen waarin deze niet voorzien, kan de hoofdcommissaris terzake regelen stellen.

  • 3. Door de zorg van de hoofdcommissaris worden registers bijgehouden waarin aantekening wordt gehouden van alle bij het Korps Politie berustende vuurwapenen, onder vermelding van soort, model, kaliber en serienummer.

Artikel 37
  • 1. De bewapening voor de dagelijkse dienst bestaat uit:

    • a.

      een pistool of revolver met bijbehorende munitie, in hoeveelheden door de hoofdcommissaris te bepalen;

    • b.

      een wapenstok;

    • c.

      een traangashouder.

  • 2. De procureur-generaal, de plaatselijke hoofden van politie en de hoofdcommissaris, kunnen onder hun bevelen dienende ambtenaren aanwijzen, die van het dragen van de in het eerste lid genoemde wapenen zijn vrijgesteld.

Artikel 38
  • 1. Overige uitrusting

    Tot de overige uitrustingsstukken van de ambtenaren kunnen onder meer behoren:

    • a.

      helm;

    • b.

      valhelm (voor berijders van dienstmotorrijwielen);

    • c.

      gasmasker;

    • d.

      afweerschild;

    • e.

      handboeien;

    • f.

      identiteitskaart;

    • g.

      electrische lantaarn;

    • h.

      signaalfluit met ketting en haak;

    • i.

      aantekenboekje;

    • j.

      zakmes;

    • k.

      verkeers-ondermouwen.

  • 2. Door de hoofdcommissaris kunnen andere dan de hierboven genoemde uitrustingsstukken worden vastgesteld.

  • 3. Door de hoofdcommissaris wordt bepaald, aan welke ambtenaren uitrustingsstukken worden verstrekt en op welke wijze en wanneer deze (mogen) worden gedragen en/of gebruikt.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 39
  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als "Landsbesluit kleding, bewapening en overige uitrusting politie 1978".

  • 2. Het treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 2 oktober 1978.

  • 3. Gerekend te zijn ingegaan op de in het vorige lid genoemde datum vervalt het Landsbesluit kleding, bewapening en overige uitrusting politie 1967 (P.B. 1967, no. 26).

Artikel 40

Dit landsbesluit is niet van toepassing op het politiepersoneel ingedeeld bij de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen.