Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 21ste november 1977 ter uitvoering van artikel 10 sub e van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 21ste november 1977 ter uitvoering van artikel 10 sub e van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)
CiteertitelLandsbesluit Opleidingen Politiepersoneel
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel (P.B. 1975, no. 190).

Deze regeling is gebaseerd op artikel 10, onder c, van de op 1 oktober 1999 vervallen Politieregeling (P.B. 1962, no. 64). Op grond de overgangsbepaling in artikel 31 van de Politieregeling 1999 (P.B. 1999, no. 79) blijft deze regeling van kracht totdat die overeenkomstig de nieuwe landverordening is vervangen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Politieregeling 1999, art. 31

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Ministeriële Beschikking van de 22ste november 1977 ter uitvoering van artikel 15, derde lid, artikel 22, derde lid, artikel 29, derde lid, en artikel 36, derde lid, van het Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel (P.B. 1977, no. 314)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 21ste november 1977 ter uitvoering van artikel 10 sub e van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. de minister:de minister van justitie;
b. de hoofdcommissaris:de hoofdcommissaris van het Korps Politie Nederlandse Antillen;
c. politieambtenaar:hij die in een politierang is aangesteld;
d. lesuur:een lestijd van 45 minuten;
e. leergang:de methodische verdeling van de leerstof van een bepaald vak over de beschikbare opleidingstijd;
f. leerplan:de methodische verdeling van de leerstof van vakken behorende tot een bepaalde opleiding over de beschikbare opleidingstijd.
Artikel 2
  • 1. De opleidingen worden onderscheiden in:

    • a.

      opleiding ter verkrijging van het Politiediploma I;

    • b.

      opleiding ter verkrijging van het Politiediploma II;

    • c.

      opleiding ter verkrijging van het Politiediploma III;

    • d.

      opleiding ter verkrijging van het Politiediploma IV;

    • e.

      aanvullende opleidingen.

  • 2. De opleidingen worden zo mogelijk gehouden in het eilandgebied waar de politieambtenaar die tot het volgen van een opleiding werd aangewezen is ingedeeld.

  • 3. Slechts voor zover de opleidingsmogelijkheden in een eilandgebied niet toereikend zijn kan een politieambtenaar worden aangewezen om een opleiding te volgen binnen een ander eilandgebied of in het buitenland.

Artikel 3
  • 1. Er is een politie-opleidingsschool gevestigd in het eilandgebied Curaçao. In de eilandgebieden Aruba, Bonaire en Bovenwindse Eilanden kunnen met ingang van door de minister te bepalen data eveneens politie-opleidingsscholen worden gevestigd.

  • 2. De in het vorig lid bedoelde politie-opleidingsscholen ressorteren onder de hoofdcommissaris.

Artikel 4

De organisatie en coördinatie van de in artikel 2 bedoelde opleidingen, alsmede het toezicht, berusten bij de hoofdcommissaris. Hij pleegt daartoe overleg met de chefs van de onderscheidene korpsonderdelen.

Artikel 5

De hoofdcommissaris stelt voor de hoofden van de onderscheidene opleidingsscholen een instructie vast.

Artikel 6
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste en tweede lid van het landsbesluit werving politiepersoneel kunnen deelnemers aan opleidingen die de lessen niet geregeld bijwonen, dan wel blijk geven van onvoldoende ijver en weinige vorderingen of door hun gedrag de geregelde voortgang van de lessen storen, door de hoofdcommissaris van de opleiding worden verwijderd.

  • 2. Tegen een beslissing tot verwijdering, welke schriftelijk en met redenen omkleed moet zijn, staat betrokkene gedurende acht dagen nadat hem de beslissing is uitgereikt, schriftelijk beroep open bij de minister. Van deze mogelijkheid tot het instellen van beroep wordt in de beslissing melding gemaakt.

  • 3. Gedurende de in het vorige lid bedoelde termijn van acht dagen en hangende een ingesteld beroep wordt de beslissing van de hoofdcommissaris niet ten uitvoer gelegd.

  • 4. De deelnemers die ingevolge het bepaalde in dit artikel van de opleiding zijn verwijderd zijn daardoor uitgesloten van het deelnemen aan het aan de opleiding verbonden examen.

Artikel 7

De kosten verbonden aan de in dit landsbesluit bedoelde opleidingen worden telkenmale door de minister bij beschikking vastgesteld.

Artikel 8
  • 1. Leerkrachten aan de opleidingsscholen worden op voordracht van de hoofdcommissaris door de minister aangewezen.

  • 2. Leerkrachten ontvangen per gegeven lesuur een door de minister in overleg met de minister van onderwijs vast te stellen vergoeding.

  • 3. Deze vergoeding wordt niet genoten door leerkrachten die bij de opleidingsschool zijn ingedeeld voor zover de lesuren betrekking hebben op de opleiding ter verkrijging van het Politiediploma I en samenvallen met hun gewone diensttijden.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde vergoeding wordt voor de helft genoten door de politieambtenaren en andere bij het Korps Politie Nederlandse Antillen ingedeelde ambtenaren die aangewezen zijn om in hun diensttijd lessen te geven.

  • 5. De leerkrachten, die onderricht geven in door de minister aan te wijzen vakken waaraan veel correctiewerk is verbonden, ontvangen voor correctie van schriftelijke werkstukken in die vakken een door de minister vast te stellen vergoeding. Het bepaalde in het vierde lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De leerlingen zijn gedurende de tijd dat zij de in artikel 2, onder c of d bedoelde opleiding volgen lesgeld verschuldigd ten bedragen [lees: bedrage] van 10,- per maand; gedeelte [lees: een gedeelte] van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.

  • 7. De in het vorige lid bedoelde lesgelden worden op grond van een door de hoofdcommissaris te verstrekken nominatieve opgave der leerlingen, maandelijks door de zorg van de directeur van het departement van financiën van de bezoldiging ingehouden.

Artikel 9

De voorzitter, de secretarissen en de leden van de in artikel 43 bedoelde commissie en de gecommitteerden als bedoeld in artikel 44 genieten een door de minister in overleg met de minister van onderwijs vast te stellen vergoeding.

Artikel 10
  • 1. Het beoordelen van prestaties in elk vak waarover ingevolge dit landsbesluit een tentamen, examen of herexamen wordt gehouden en aan het aan de hand daarvan toekennen van een cijfer of kwalificatie geschieden door twee door de hoofdcommissaris aan te wijzen beoordelaars gezamenlijk. Eén van deze beoordelaars is de leerkracht die het betreffende vak aan de te beoordelen leerling of kandidaat heeft onderwezen.

    De hoofdcommissaris kan bij afwezigheid of ontstentenis van deze leerkracht een andere beoordelaar aanwijzen.

  • 2. Indien ingevolge dit landsbesluit beoordeling van prestaties in cijfers wordt uitgedrukt, geschiedt dit in een der cijfers 1 t/m 10 zonder verdere aanwijzing of onderverdeling. De cijfers hebben de volgende betekenis:

     1-zeer slecht;6-voldoende;
     2-slecht;7-ruim voldoende;
     3-gering;8-goed;
     4-onvoldoende;9-zeer goed;
     5-bijna voldoende;10-uitmuntend.
  • 3. Breuken van een ½ of meer welke bij het bepalen van een cijfer ontstaan worden naar boven en breuken minder dan ½ naar beneden afgerond.

HOOFDSTUK II Van de opleiding ter verkrijging van het Politiediploma I

Artikel 11

De opleiding ter verkrijging van het Politiediploma I is er op gericht de adspirant agent voor te bereiden op het op de juiste wijze vervullen van zijn taak als politieambtenaar in de naar hun aard sterk uiteenlopende situaties die zich in het maatschappelijk leven voordoen.

Artikel 12

De aanvang van de in artikel 11 bedoelde opleiding wordt telkenmale wanneer daaraan behoefte bestaat door de hoofdcommissaris vastgesteld. De duur van deze opleiding is als regel niet langer dan 52 weken.

Artikel 13
  • 1. Het opleidingsprogramma omvat de vakken:

    Gedeelte A:a.nederlandse taal;
     b.rapport terzake van een eenvoudig voorval;
     c.proces-verbaal terzake van een overtreding;
     d.proces-verbaal van aanhouding terzake van een eenvoudig misdrijf;
    Gedeelte B:e.strafrecht;
     f.strafvordering;
     g.verkeer en openbaar vervoer;
     h.andere wettelijke regelingen;
     i.staatsinrichting
     j.dienstvoorschriften, rechtspositie en beoordelingssysteem;
    Gedeelte C:k.praktisch politieoptreden in het algemeen;
     l.corrigerend optreden;
     m.opsporingsleer;
     n.exercitie en handgrepen wapens;
     o.wapenleer;
    Gedeelte D:p.atletiek;
     q.ongewapende zelfverdediging;
     r.zwemmen;
    Gedeelte E:s.schietvaardigheid;
     t.rijvaardigheid en motortechniek;
     u.eerste hulp bij ongelukken;
     v.machineschrijven;
    Gedeelte F:w.engelse taal;
    Gedeelte G:x.brandweer;
    Gedeelte H:y.mentale vorming.
  • 2. Met betrekking tot de omvang van de vereiste kennis en de vaardigheid van de in het vorige lid bedoelde vakken stelt de hoofdcommissaris leidraden vast.

  • 3. Het leerplan en de tot het leerplan behorende leergangen worden door het hoofd van de betreffende opleidingsschool ter vaststelling aan de hoofdcommissaris voorgelegd.

Artikel 14
  • 1. Teneinde het juiste verloop van het opleidingsproces te volgen en de vordering van de leerlingen tijdens dit proces te beoordelen worden in de vijfde en de negende maand van de opleiding door de zorg van het hoofd van de betreffende opleidingsschool schriftelijke dan wel mondelinge tentamens gehouden in de daarvoor door de hoofdcommissaris bepaalde vakken.

  • 2. De opgaven voor de tentamens, de uitwerking van deze opgaven alsmede de aan de leerlingen toegekende cijfers, worden ter kennis van de hoofdcommissaris gebracht.

  • 3. Het schriftelijk tentamenwerk en de opgaven welke daarop betrekking hebben worden gedurende de opleiding en de daarop volgende zes maanden aan de opleidingsschool bewaard en daarna vernietigd.

Artikel 15
  • 1. Aan het eind van de opleiding in de in het vorig artikel bedoelde vakken worden in die vakken examens afgenomen.

  • 2. De beoordeling van de prestaties van de kandidaten wordt uitgedrukt in een cijfer voor wat betreft de vakken genoemd onder a t/m o en w t/m y van artikel 13 eerste lid. De prestaties in de vakken genoemd onder p t/m v van artikel 13 eerste lid worden gewaardeerd met "geslaagd" of "afgewezen".

  • 3. Met betrekking tot het beoordelen van de prestaties geeft de minister nadere voorschriften.

Artikel 16
  • 1. De kandidaat is voor het in artikel 13, eerste lid genoemde gedeelte A geslaagd als hij voor elk van de tot dit gedeelte behorende vakken tenminste het cijfer 6 behaalde.

  • 2. Hij is voor het in artikel 13, eerste lid genoemde gedeelte B geslaagd als het totaal der cijfers dat hij voor de tot dit gedeelte behorende vakken behaalde tenminste 36 bedraagt, echter met dien verstande dat de cijfers die voor de onder e, f en g genoemde vakken behaalde niet minder dan 6 en de cijfers die hij voor de overige tot dit gedeelte behorende vakken behaalde niet minder dan 5 mogen bedragen.

  • 3. Hij is voor het in artikel 13, eerste lid genoemde gedeelte C geslaagd als het totaal van de cijfers dat hij voor de tot dit gedeelte behorende vakken behaalde tenminste 30 bedraagt, echter met dien verstande dat de cijfers die hij voor de onder k en l genoemde vakken behaalde niet minder dan 6 en de cijfers die hij voor de overige tot dit gedeelte behorende vakken behaalde niet minder dan 5 mogen bedragen.

  • 4. Hij is respectievelijk voor de in artikel 13, eerste lid genoemde gedeelten D en E geslaagd als hij bij het in artikel 15, lid 2 bedoelde examen voor geen van de tot deze gedeelten behorende vakken werd afgewezen.

  • 5. Hij is respectievelijk voor de in artikel 13, eerste lid genoemde gedeelten F, G en H geslaagd als hij voor elk van de tot deze gedeelten behorende vakken tenminste het cijfer 6 behaalde.

Artikel 17

De kandidaat die voor elk der in artikel 13, eerste lid genoemde gedeelten is geslaagd verkrijgt het Politiediploma I.

Artikel 18
  • 1. De kandidaat die niet heeft voldaan aan de in artikel 16 gestelde eisen, doch ten aanzien van wie het totaal van de door hem behaalde cijfers tenminste 108 bedraagt wordt in de gelegenheid gesteld om zo spoedig mogelijk, doch binnen 30 dagen na vaststelling van de uitslag, eenmalig een herexamen af te leggen in die vakken waarvoor een cijfer van minder dan 6 en/of de kwalificatie "afgewezen" werd toegekend. De overige cijfers en/of kwalificaties blijven hun waarde behouden. Het herexamen strekt zich slechts uit over die gedeelten of dat gedeelte waarvoor de kandidaat ingevolge het bepaalde in artikel 16 niet slaagde.

  • 2. De bij het ingevolge het vorige lid gehouden herexamen toegekende cijfers en/of kwalificaties treden in de plaats van de aanvankelijk behaalde cijfers en/of kwalificaties, waarna de uitslag wordt herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.

  • 3. Met betrekking tot het in de vorige leden bedoelde herexamen is hetgeen in artikel 15, tweede en derde lid is bepaald van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De kandidaat die, na een herexamen te hebben afgelegd, alsnog blijk heeft gegeven te hebben voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 16 wordt met inachtneming van het aanvankelijk behaalde puntental geacht gelijktijdig met de overige kandidaten te zijn geslaagd.

HOOFDSTUK III Van de opleiding ter verkrijging van het Politiediploma II

Artikel 19

De opleiding ter verkrijging van het Politiediploma II is er opgericht de agent een ruimere vakkennis te verschaffen.

Artikel 20
  • 1. Tot het volgen van de in artikel 19 bedoelde opleiding komt in aanmerking de agent die in het bezit is van het Politiediploma I en tenminste een jaar in die rang werkzaam is geweest.

  • 2. De aanvang van de opleiding wordt telkenmale wanneer daaraan behoefte bestaat door de hoofdcommissaris vastgesteld. De duur van de opleiding is als regel niet langer dan 26 weken.

  • 3. In volgorde van de ranglijst worden de daarvoor in aanmerking komende agenten tot het volgen van de opleiding aangewezen door de hoofdcommissaris.

  • 4. Tot het volgen van de opleiding kunnen ook worden aangewezen zij die voor het examen verbonden aan een eerder gehouden opleiding ter verkrijging van het Politiediploma II werden afgewezen.

  • 5. Het voornemen tot het houden van de opleiding, de aanvangsdatum, de plaats waar de opleiding zal worden gehouden, alsmede de namen van hen die tot het volgen van de opleiding werden aangewezen worden door de zorg van de hoofdcommissaris in het Politieblad Nederlandse Antillen bekendgemaakt.

  • 6. Voor wat betreft het voornemen tot het houden van de opleiding geschiedt deze bekendmaking tenminste vier maanden voor de aanvangsdatum van de opleiding.

Artikel 21
  • 1. Het opleidingsprogramma omvat de vakken:

    Gedeelte A:a.nederlandse taal;
     b.proces-verbaal terzake van een ingewikkelde overtreding;
     c.proces-verbaal terzake van een eenvoudig misdrijf;
    Gedeelte B:d.strafrecht en burgerlijk recht;
     e.strafvordering;
     f.verkeer en openbaar vervoer;
    Gedeelte C:g.praktisch politieoptreden en corrigerend optreden;
    Gedeelte D:h.engelse taal;
    Gedeelte E:i.eerste hulp bij ongelukken.
  • 2. Het gestelde in artikel 13, tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22
  • 1. Aan het eind van de opleiding in de in het vorig artikel bedoelde vakken worden in die vakken examens afgenomen.

  • 2. De beoordeling van de prestaties van de kandidaten wordt uitgedrukt in een cijfer voor wat betreft de vakken genoemd onder a t/m h van artikel 21 eerste lid. De prestaties in het vak genoemd onder i van artikel 21 eerste lid worden gewaardeerd met "geslaagd" of "afgewezen".

  • 3. Met betrekking tot het beoordelen van de prestaties geeft de minister nadere voorschriften.

Artikel 23
  • 1. De kandidaat is respectievelijk voor de in artikel 21 eerste lid genoemde gedeelten A, B, C en D geslaagd als hij voor elk van de tot deze gedeelten behorende vakken tenminste het cijfer 6 behaalde.

  • 2. Hij is voor het in artikel 21, eerste lid genoemde gedeelte E geslaagd, indien hij heeft voldaan aan de vaardigheidsproeven, vereist voor het diploma van de Koninklijke Nederlandse Vereniging "Eerste Hulp Bij Ongelukken" of van het Nederlandse Rode Kruis. De kandidaat die in het bezit is van een der eerder genoemde diploma's, waarvan de geldigheidsduur aan het eind van de opleiding niet is verstreken, wordt tevens als geslaagd voor dit vak aangemerkt.

Artikel 24

De kandidaat die voor elk der in artikel 21, eerste lid genoemde gedeelten is geslaagd verkrijgt het Politiediploma II.

Artikel 25
  • 1. De kandidaat die niet heeft voldaan aan de in artikel 23 gestelde eisen doch ten aanzien van wie het totaal van de door hem behaalde cijfers tenminste 48 bedraagt, wordt in de gelegenheid gesteld om zo spoedig mogelijk, doch binnen 30 dagen na vaststelling van de uitslag, eenmalig een herexamen af te leggen in die vakken waarvoor een cijfer van minder dan 6 en/of de kwalificatie "afgewezen" werd toegekend. De overige cijfers en/of kwalificaties blijven hun waarde behouden. Het herexamen strekt zich slechts uit over die gedeelten of dat gedeelte waarvoor de kandidaat ingevolge het bepaalde in artikel 23 niet slaagde.

  • 2. Bij het ingevolge het vorige lid gehouden herexamen toegekende cijfers en/of kwalificatie treden in de plaats van de aanvankelijk behaalde cijfers en/of kwalificatie, waarna de uitslag wordt herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 23.

  • 3. Met betrekking tot het in de vorige leden bedoelde herexamen is hetgeen in artikel 22, tweede en derde lid is bepaald van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De kandidaat die, na een herexamen te hebben afgelegd. alsnog blijk heeft gegeven te hebben voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 23 wordt geacht gelijktijdig met de overige kandidaten te zijn geslaagd.

HOOFDSTUK IV Van de opleiding ter verkrijging van het Politiediploma III

Artikel 26

De opleiding ter verkrijging van het Politiediploma III is er op gericht de vakkennis van de brigadier en de agent 1ste klasse te verruimen en hem zowel in vaktechnisch als praktisch opzicht voor te bereiden op het vervullen van een leidinggevende taak.

Artikel 27
  • 1. Tot het volgen van de in artikel 26 bedoelde opleiding komt in aanmerking de brigadier en de agent 1ste klasse die in het bezit is van het Politiediploma II en tenminste drie jaar in die rang werkzaam is geweest.

  • 2. De aanvang van de opleiding wordt telkenmale wanneer daaraan behoefte bestaat door de hoofdcommissaris vastgesteld. De duur van de opleiding is als regel niet langer dan 52 weken.

  • 3. De hoofdcommissaris bepaalt, rekening houdend met de dienstbelangen en de opleidingsmogelijkheden, het aantal tot de opleiding toe te laten deelnemers. Afhankelijk hiervan en in de volgorde van de ranglijst worden de brigadiers en de agenten 1ste klasse die zich tijdig hebben aangemeld tot de opleiding toegelaten.

  • 4. Niet toegelaten worden zij die voor het examen verbonden aan een eerder gehouden opleiding ter verkrijging van het Politiediploma III werden afgewezen, tenzij het in het vorig lid bedoelde aantal niet is bereikt.

  • 5. Indien een kandidaat die een bij een eerder gehouden examen verbonden aan een opleiding zoals bedoeld in lid 4 wordt afgewezen niet tot een nieuwe opleiding kan worden toegelaten wegens het feit dat het aantal bedoeld in lid 3 is bereikt, dan kan deze kandidaat op eigen risico deelnemen aan het examen verbonden aan die opleiding.

  • 6. Het voornemen tot het houden van een opleiding, de aanvangsdatum, de plaats waar de opleiding zal worden gehouden, het aantal toe te laten deelnemers, de sluitingsdatum van de aanmelding, alsmede de namen van hen die na aanmelding tot de opleiding werden toegelaten, worden door de zorg van de hoofdcommissaris in het Politieblad Nederlandse Antillen bekendgemaakt.

  • 7. Voor wat betreft het voornemen tot het houden van de opleiding geschiedt deze bekendmaking tenminste vier maanden voor de aanvangsdatum van de opleiding.

Artikel 28
  • 1. Het opleidingsprogramma omvat de vakken:

    Gedeelte A:a.nederlandse taal;
     b.rapport terzake van een ingewikkeld voorval;
     c.dienstcorrespondentie;
     d.proces-verbaal terzake van een ingewikkeld misdrijf;
    Gedeelte B:e.strafrecht;
     f.strafvordering;
     g.verkeer en openbaar vervoer;
     h.andere wettelijke regelingen;
     i.staatsinrichting;
     j.burgerlijk recht;
     k.dienstvoorschriften en rechtspositie;
    Gedeelte C:l.praktisch politieoptreden in het algemeen;
     m.opsporingsleer;
    Gedeelte D:n.beoordelen en beoordelingssysteem;
     o.correctie van werkstukken;
     p.onderricht geven;
     q.maatschappijleer;
    Gedeelte E:r.spaanse taal;
    Gedeelte F:s.mentale vorming.
  • 2. De bepaling genoemd in artikel 13, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Met betrekking tot het houden van tentamens tijdens de opleiding geldt het bepaalde in artikel 14.

Artikel 29
  • 1. Aan het eind van de opleiding in de in het vorige artikel bedoelde vakken worden in die vakken examens afgenomen.

  • 2. De beoordeling van de prestaties van de kandidaten wordt voor elk der vakken uitgedrukt in een cijfer.

  • 3. Met betrekking tot het beoordelen van de prestaties geeft de minister nadere voorschriften.

Artikel 30
  • 1. De kandidaat is voor het in artikel 28, eerste lid genoemde gedeelte A geslaagd als hij voor elk van de tot dit gedeelte behorende vakken tenminste het cijfer 6 behaalde.

  • 2. Hij is voor het in artikel 28, eerste lid genoemde gedeelte B geslaagd als het totaal der cijfers dat hij voor de tot dit gedeelte behorende vakken behaalde 42 bedraagt. echter met dien verstande dat de cijfers die voor de onder e, f, g, h, en k van artikel 28 eerste lid genoemde vakken behaalde niet minder dan 6 en de cijfers die hij voor de overige tot dit gedeelte behorende vakken behaalde niet minder dan 5 mogen bedragen.

  • 3. Hij is voor het in artikel 28, eerste lid genoemde gedeelte C geslaagd als het totaal der cijfers dat hij voor de tot dit gedeelte behorende vakken behaalde tenminste 12 bedraagt, echter met dien verstande dat het cijfer dat hij voor het onder 1 [lees: l] genoemde vak behaalde niet minder dan zes en het cijfer dat hij voor het onder m genoemde vak behaalde niet minder dan 5 mag bedragen.

  • 4. Hij is voor het in artikel 28, eerste lid genoemde gedeelte D geslaagd als het totaal der cijfers dat hij voor de tot dit gedeelte behorende vakken behaalde tenminste 24 bedraagt, echter met dien verstande dat de cijfers die voor de onder n, o en q van artikel 28 eerste lid genoemde vakken behaalde niet minder dan 6 en het cijfer dat voor het onder p genoemde vak behaalde niet minder dan 5 mag bedragen.

  • 5. Hij is voor het in artikel 28, eerste lid genoemde gedeelte E geslaagd als hij voor het tot dit gedeelte behorende vak tenminste het cijfer 6 behaalde.

  • 6. Hij is respectievelijk voor het in artikel 28, eerste lid genoemde gedeelte F geslaagd als hij voor het tot dit gedeelte behorende vak tenminste het cijfer 6 behaalde.

Artikel 31

De kandidaat die voor elk der in artikel 28, eerste lid genoemde gedeelten is geslaagd verkrijgt het Politiediploma III.

Artikel 32
  • 1. De kandidaat die niet heeft voldaan aan de in artikel 30 gestelde eisen, doch ten aanzien van wie het totaal van de door hem behaalde cijfers tenminste 114 bedraagt, wordt in de gelegenheid gesteld om zo spoedig mogelijk, doch binnen 30 dagen na de vaststelling van de uitslag, eenmalig een herexamen af te leggen in die vakken waarvoor een cijfer van minder dan 6 werd toegekend. De overige cijfers blijven hun waarde behouden. Het herexamen strekt zich slechts uit over die gedeelten of dat gedeelte waarvoor de kandidaat ingevolge het bepaalde in artikel 30 niet slaagde.

  • 2. De bij het ingevolge in het vorige lid gehouden herexamen toegekende cijfers treden in de plaats van de aanvankelijk behaalde cijfers, waarna de uitslag wordt herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 30.

  • 3. Met betrekking tot het in de vorige leden bedoelde herexamens is hetgeen in artikel 29, tweede en derde lid is bepaald van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De kandidaat die, na een herexamen te hebben afgelegd, alsnog blijk heeft gegeven te hebben voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 30 wordt geacht gelijktijdig met de overige kandidaten te zijn geslaagd.

HOOFDSTUK V Van de opleiding ter verkrijging van het Politiediploma IV

Artikel 33

De opleiding ter verkrijging van het Politiediploma IV is er op gericht de hoofdagent een ruimer inzicht te geven in zijn leidinggevende taak en hem voor te bereiden op het bekleden van een functie in de rang van onderinspecteur.

Artikel 34
  • 1. Tot het volgen van de in artikel 33 bedoelde opleiding komt in aanmerking de hoofdagent die in het bezit is van een Politiediploma III en tenminste vier jaar in die rang werkzaam is geweest.

  • 2. De aanvang van de opleiding wordt telkenmale wanneer daaraan behoefte bestaat door de hoofdcommissaris vastgesteld. De duur van de opleiding is als regel niet langer dan 30 weken.

  • 3. De hoofdcommissaris bepaalt, rekening houdend met de voorziening in de behoefte aan functies die door politieambtenaren in de rang van onderinspecteur dienen te worden vervuld, het aantal tot de opleiding toe te laten deelnemers. Afhankelijk hiervan en in de volgorde van de ranglijst worden de hoofdagenten die zich tijdig hebben aangemeld tot de opleiding toegelaten.

  • 4. Niet toegelaten worden zij die voor het examen verbonden aan een eerder gehouden opleiding ter verkrijging van het Politiediploma IV werden afgewezen, tenzij het in het vorige lid bedoelde aantal niet is bereikt.

  • 5. Het bepaalde in artikel 27, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35
  • 1. Het opleidingsprogramma omvat de vakken:

    • a.

      organisatieleer;

    • b.

      comptabele- en begrotingsvoorschriften;

    • c.

      andere administratieve voorschriften;

    • d.

      dienstcorrespondentie;

    • e.

      sociale psychologie;

    • f.

      maatschappelijke problematiek en sociale kaart;

    • g.

      vakliteratuur;

    • h.

      burgerlijk- en handelsrecht;

    • i.

      leiding geven bij bijzondere voorvallen;

    • j.

      het (eerste) optreden bij ernstige misdrijven.

  • 2. Het bepaalde in artikel 13, tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36
  • 1. Aan het eind van de opleiding in de in het vorig artikel bedoelde vakken worden in die vakken examens afgenomen.

  • 2. De beoordeling van de prestaties van de kandidaten wordt voor elk der vakken uitgedrukt in een cijfer.

  • 3. Met betrekking tot het beoordelen van de prestaties geeft de minister nadere voorschriften.

Artikel 37

De kandidaat is voor de in artikel 35, eerste lid, genoemde vakken geslaagd als het totaal der voor die vakken behaalde cijfers tenminste 60 bedraagt, echter met dien verstande, dat het cijfer dat hij voor de onder a, b, c, d, g, h, i, en j van artikel 35 eerste lid genoemde vakken behaalde niet minder dan 6 en het cijfer dat hij voor de overige vakken behaalde niet minder dan 5 mag bedragen.

Artikel 38

De kandidaat die voor elk der in artikel 35, eerste lid genoemde vakken is geslaagd verkrijgt het Politiediploma IV.

Artikel 39
  • 1. De kandidaat die niet heeft voldaan aan de in artikel 37 gestelde eisen, doch ten aanzien van wie het totaal van de door hem behaalde cijfers tenminste 60 bedraagt, wordt in de gelegenheid gesteld om zo spoedig mogelijk, doch binnen 30 dagen na vaststelling van de uitslag, eenmalig een herexamen af te leggen in die vakken waarvoor een cijfer van minder dan een 6 werd toegekend. De overige cijfers blijven hun waarde behouden.

  • 2. De bij het ingevolge het vorige lid gehouden herexamen toegekende cijfers treden in de plaats van de aanvankelijk behaalde cijfers, waarna de uitslag wordt herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 37.

  • 3. De kandidaat die, na een herexamen te hebben afgelegd, alsnog blijk geeft te hebben voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 37 wordt geacht gelijktijdig met de overige kandidaten te zijn geslaagd.

HOOFDSTUK VI Van de aanvullende opleidingen

Artikel 40

De aanvullende opleidingen worden onderscheiden in:

  • a.

    her- en bijscholingscursussen welke tot doel hebben de algemene vakkennis en praktische vaardigheid van de politieambtenaar in stand te houden en te verruimen;

  • b.

    vormingscursussen welke tot doel hebben het inzicht van een politieambtenaar in de maatschappelijke problematiek voor zover van belang voor de uitoefening van de politietaak te verruimen dan wel hem kennis en inzicht te verschaffen met betrekking tot bijzondere taken van de politie.

Artikel 41
  • 1. De aanvullende opleidingen worden gehouden indien daaraan naar het oordeel van de hoofdcommissaris behoefte bestaat.

  • 2. Tot het volgen van aanvullende opleidingen worden niet aangewezen de politieambtenaren die deelnemen aan een van de andere in dit besluit genoemde opleidingen.

  • 3. De hoofdcommissaris bepaalt waar en wanneer de aanvullende opleidingen worden gehouden en wie daaraan zullen deelnemen.

  • 4. Het programma van vakken en onderwerpen voor de aanvullende opleidingen wordt telkenmale door de hoofdcommissaris vastgesteld.

HOOFDSTUK VII Van examens en herexamens

Artikel 42

Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken I t/m VI worden de examens en herexamens gehouden overeenkomstig de in dit hoofdstuk gestelde regelen.

Artikel 43
  • 1. Voor elk van de ingevolge dit landsbesluit af te nemen examens en herexamens wordt door de hoofdcommissaris een examencommissie ingesteld, bestaande uit een voorzitter, een secretaris en leden, onder wie de in artikel 10, eerste lid bedoelde beoordelaars. De hoofdcommissaris treedt op als voorzitter van de examencommissie.

  • 2. Degenen die ingevolge het eerste lid kunnen worden aangewezen tot secretaris of lid van een examencommissie worden telkenjare door de minister benoemd.

  • 3. De examencommissie oordeelt in een vergadering of een kandidaat overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 16, 23, 30 of 36 is geslaagd.

  • 4. De voorzitter is belast met de algehele leiding van werkzaamheden van deze commissie zo dikwijls hij dit nodig oordeelt.

  • 5. Het hoofd van de betreffende opleidingsschool is belast met de regeling der examens en herexamens.

Artikel 44
  • 1. Het toezicht op de wijze waarop ingevolge dit landsbesluit beoordeling van prestaties plaats vindt berust bij één of meer gecommitteerden. Zij worden op de voordracht van de hoofdcommissaris door de minister aangewezen.

  • 2. De gecommitteerden zien toe op een juiste gang van zaken bij de examens en herexamens alsmede op het te handhaven niveau. Zij wonen daartoe zoveel mogelijk de examens, herexamens en de vergaderingen van de examencommissie bij en kunnen inzage verlangen van het bij het examen of herexamen of tijdens de opleiding gemaakte werkstukken en van de opgaven welke daarop betrekking hebben.

  • 3. Bij de mondelinge examens en herexamens houden de beoordelaars de nodige aantekeningen over het verloop en het resultaat van de ondervragingen.

Artikel 45
  • 1. De opgaven welke betrekking hebben op de schriftelijke examens of herexamens worden door de betreffende leerkrachten na overleg met het hoofd van de betreffende opleidingsschool ontworpen en ter vaststelling aan de hoofdcommissaris voorgelegd. Zij dragen zorg voor geheimhouding.

  • 2. Indien het de hoofdcommissaris blijkt, dat wijziging en/of aanvulling van een in het vorig lid ingediende opgave noodzakelijk is, brengt hij deze in overleg met de betreffende leerkrachten en het hoofd van de betreffende opleidingsschool aan.

  • 3. Indien examens of herexamens worden gehouden binnen verschillende eilandgebieden en op eenzelfde opleiding betrekking hebben, worden de in het eerste lid bedoelde opgaven door de betreffende leerkrachten na overleg met het hoofd van de betreffende opleidingsschool ontworpen en ter vaststelling aan de hoofdcommissaris voorgelegd. Het tweede lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het schriftelijk examenwerk wordt gelijktijdig door de deelnemers aan het hetzelfde examen gemaakt op door het hoofd van de betreffende opleidingsschool gewaarmerkt papier.

  • 5. Het gebruik van andere dan door het hoofd van de betreffende opleidingsschool voorgeschreven hulpmiddelen bij het maken van het schriftelijk examenwerk is verboden. Het gebruik van een woordenboek en van de naar het oordeel van het hoofd van de betreffende opleidingsschool noodzakelijke wettelijke regelingen kan bij het maken van het schriftelijk examenwerk worden toegestaan.

  • 6. Na het verstrijken van de voor het uitwerken van de opgaven beschikbare tijd worden de werkstukken ingenomen.

  • 7. Indien beoordelaars niet tot overeenstemming kunnen komen met betrekking tot het toekennen van een cijfer of kwalificatie bemiddelt één van de gecommitteerden. Indien ook daarna deze overeenstemming niet wordt bereikt beslist de voorzitter van de examencommissie.

  • 8. Nadat de cijfers of kwalificatie definitief zijn toegekend worden deze vastgelegd op een of meer verzamellijsten. Deze lijsten worden ondertekend door de betreffende beoordelaars en toegezonden aan de secretaris van de examencommissie.

  • 9. Het schriftelijk examenwerk en de opgaven welke daarop betrekking hebben worden gedurende de opleiding en de daarop volgende zes maanden aan de betreffende opleidingsschool bewaard en daarna vernietigd.

Artikel 46
  • 1. Tussen het tijdstip waarop de opgaven voor een schriftelijk vak zijn uitgereikt en het tijdstip waarop het betreffende examen of herexamen is beëindigd mag geen kandidaat, behoudens noodzaak en dan onder toezicht, het lokaal waarin de opgaven worden uitgewerkt verlaten.

  • 2. Kandidaten die zich ten aanzien van een examen of herexamen aan enig bedrog schuldig maken of hebben gemaakt worden door de examencommissie bij monde van haar voorzitter van (verdere) deelneming aan het examen of herexamen uitgesloten respectievelijk als niet geslaagd aangemerkt. Hierop wordt de kandidaat vóór de aanvang van het examen of herexamen nadrukkelijk gewezen.

  • 3. De voorzitter van de examencommissie brengt een besluit als in het tweede lid bedoeld met omschrijving der gronden, onverwijld schriftelijk ter kennis van de minister.

Artikel 47
  • 1. De uitslag van de examens en herexamens wordt door of namens de voorzitter van de examencommissie zo spoedig mogelijk aan de kandidaten bekendgemaakt.

  • 2. Aan de geslaagden worden het diploma en een lijst van de toegekende cijfers en kwalificaties uitgereikt; aan hen die zijn afgewezen alleen een lijst van toegekende cijfers en kwalificaties.

  • 3. De diploma's worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie en een of meer gecommitteerden; de lijsten van toegekende cijfers en kwalificaties worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

Artikel 48
  • 1. Van de gehouden examens en herexamens wordt een verslag opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie. Uit dit verslag moeten het verloop en de eventuele bijzonderheden van het gehouden examen en herexamen blijken.

  • 2. De verslagen en de afschriften van de lijsten van toegekende cijfers en kwalificaties blijven bewaard in de archieven van het Korps Politie Nederlandse Antillen.

  • 3. Afschriften van de lijsten van toegekende cijfers en kwalificaties worden bovendien in de persoonsdossiers van de betreffende politieambtenaren opgelegd.

HOOFDSTUK VIII Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 49
  • 1. De politieambtenaar, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit landsbesluit het examen voor bevordering tot agent, agent 1ste klasse, hoofdagent of onderinspecteur als bedoeld in het Landsbesluit Opleiding en Examen Politiepersoneel (P.B. 1970, no. 39), met goed gevolg heeft afgelegd, wordt geacht in het bezit te zijn respectievelijk van het Politiediploma I, II, III of IV.

  • 2. De politieambtenaar die in het bezit is van een politiediploma waaruit blijkt dat hij met goed gevolg heeft deelgenomen aan de primaire opleiding aan een van de erkende politie-opleidingsscholen in Nederland, wordt geacht in het bezit te zijn van het Politiediploma I.

  • 3. De politieambtenaar die in het bezit is van het Politiediploma I als bedoeld in artikel 15 van het Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel (P.B. 1975, no. 190), wordt geacht in het bezit te zijn van de Politiediploma's I en II.

  • 4. De adspirant agent die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit landsbesluit de elementaire opleiding als bedoeld in Hoofdstuk II van het Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel (P.B. 1975, no. 190) volgt, voltooit deze opleiding.

  • 5. De politieambtenaar die het examen verbonden aan de overgangsopleiding als bedoeld in artikel 38, eerste lid van het Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel (P.B. 1975, no. 190), met goed gevolg heeft afgelegd, wordt geacht in het bezit te zijn van het Politiediploma II.

  • 6. De politieambtenaar die niet slaagde voor het examen verbonden aan de in het vorig lid bedoelde opleiding wordt nog éénmaal in de gelegenheid gesteld deze opleiding te volgen. Indien hij na deze opleiding wederom wordt afgewezen dan wordt hij - op zijn verzoek - zo spoedig mogelijk en bij voorrang toegelaten tot de opleiding ter verkrijging van het Politiediploma II.

  • 7. De agent 1ste klasse die met goed gevolg de examens verbonden aan de bij de inwerkingtreding van het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 6de september 1968 (P.B. 1968, no. 141) vervallen leergangen A, B en C of de opleiding voor het diploma "Algemene ontwikkeling" als bedoeld in artikel 12a van het Landsbesluit Opleiding en Examen Politiepersoneel (P.B. 1970, no. 39) heeft afgelegd, is bij het afleggen van het examen ter verkrijging van het Politiediploma III, eenmalig vrijgesteld van het afleggen van examen in de vakken waaruit voormelde leergangen A, B en C of de opleiding voor het diploma "Algemene ontwikkeling", bestonden.

  • 8. Voor het vaststellen van het totaal der cijfers, als bedoeld in artikel 30, tweede en vierde lid van dit landsbesluit worden de cijfers welke zijn behaald bij het examen verbonden aan de leergangen A, B en C of bij het examen verbonden aan de opleiding "Algemene ontwikkeling" - dan wel het gemiddelde cijfer voor een vak dat deel uitmaakte van voormelde leergangen - medegeteld.

  • 9. Het gestelde in artikel 10, derde lid van dit landsbesluit is van overeenkomstige toepassing voor het vaststellen van het gemiddelde cijfer bedoeld in het voorgaande lid.

  • 10. Indien een kandidaat examen doet in een vak waarvoor hij vrijstelling geniet, wordt hem voor het bepalen van de cijfers bedoeld in artikel 30, eerste en vijfde lid en voor het berekenen van het totaal der cijfers als bedoeld in artikel 30, tweede en vierde lid, de daarvoor behaalde cijfers toegekend wanneer die cijfers hoger zijn dan de cijfers die hij destijds behaalde voor de vakken waarvoor hij vrijstelling geniet.

Artikel 50
  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als "Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel" en treedt in werking met ingang van 1 december 1977 en werkt terug tot en met 1 december 1975.

  • 2. Op het tijdstip van inwerkingtreding van dit landsbesluit vervalt het Landsbesluit Opleidingen Politiepersoneel (P.B. 1975, no. 190).