Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 4de januari 1977 tot het behoud van monumenten van geschiedenis en kunst

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 4de januari 1977 tot het behoud van monumenten van geschiedenis en kunst
CiteertitelMonumentenlandsverordening
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 20-8-1979 (P.B. 1979, no. 243).

Deze regeling geldt alleen nog voor de eilandgebieden Bonaire en Saba. Voor deze eilandgebieden is op grond van art. 15, tweede lid van de Monumentenlandsverordening 1989 (P.B. 1977, no. 3) die regeling nog niet in werking getreden.

Bij de Invoeringslandsverordening Wetboek van Strafvordering (P.B. 1997, no. 237) zijn de art. 12 en 13 gewijzigd.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de Landsverordening maritiem beheer van 2-3-2007 (P.B. 2007, no. 18), waarbij art. 1 en 4 werden gewijzigd, is vastgesteld bij landsbesluit van 27-12-2007 (P.B. 2008, no. 1).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 4de januari 1977 tot het behoud van monumenten van geschiedenis en kunst

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de Minister: de Minister van cultuur en Opvoeding;

  • b.

    monumenten: zaken, welke vóór ten minste vijftig jaar vervaardigd zijn en die van algemeen belang worden geacht wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het land of hun volkskundige waarde; met inbegrip van archeologisch erfgoed

  • c.

    beschermde monumenten: monumenten, welke zijn ingeschreven in het ingevolge deze landsverordening vastgestelde register;

  • d.

    kerkelijke monumenten: onroerende monumenten en beschermde monumenten onroerend van karakter, welke eigendom zijn van een kerkgenootschap, een godsdienstige gemeenschap gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • e.

    stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten en pleinen, welke met een of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel;

  • f.

    beschermde stads- en dorpsgezichten: stads- en dorpsgezichten welke zijn ingeschreven in de ingevolge deze landsverordening vastgestelde register

  • g.

    archeologisch erfgoed: bouwwerken, voorwerpen of resten die zelfstandig of gezamenlijk, en al dan niet in de context van de vindplaats, duiden op menselijke activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden, doch in elk geval langer dan vijftig jaar geleden.

Monumentenraad

Artikel 2
  • 1. Er is een Monumentenraad, die tot taak heeft de Minister desgevraagd of eigener beweging van voorlichting te dienen in zaken welke op monumenten of stads- en dorpsgezichten betrekking hebben.

  • 2. De Monumentenraad houdt zich geregeld op de hoogte van de aanwezigheid van monumenten, alsmede van de toestand, waarin de beschermde monumenten zich bevinden, en brengt daaromtrent tenminste eenmaal per jaar een rapport aan de Minister uit.

  • 3. De Minister regelt voor zover nodig zijn inrichting en werkwijze.

Artikel 3
  • 1. De Monumentenraad bestaat uit tenminste zeven en ten hoogste elf leden, onder wie in elk geval een lid van ieder eilandgebied afkomstig moet zijn.

  • 2. De voorzitter en de overige leden worden door de Gouverneur benoemd en ontslagen.

  • 3. Voor benoeming komen zoveel mogelijk personen in aanmerking die geacht kunnen worden deskundig te zijn op het gebeid van de bouwkunde, de kunst of de geschiedenis van land en volk van de Nederlandse Antillen.

  • 4. De Gouverneur voegt aan de Monumentenraad een secretaris toe.

Aanwijzing tot beschermd monument

Artikel 4
  • 1. Monumenten kunnen door de Minister, de monumentenraad gehoord, worden aangewezen tot beschermd monument.

  • 2. Een voorlopige beschikking tot aanwijzing wordt schriftelijk ter kennis gebracht van degene, die als eigenaren en/of zakelijk gerechtigden van het betreffende monument aan de Minister bekend zijn. De kennisgeving, welke aangetekend wordt verzonden, vermeldt de redenen waarom overwogen wordt de zaak tot beschermd monument aan te wijzen. Bij monumenten geschiedt de kennisgeving voor zoveel mogelijk aan degenen, die als zodanig in de kadastrale legger of de hypothecaire boekhouding bekend staan.

  • 3. Met ingang van de dag van ontvangst door het bestuurscollege van een schriftelijk verzoek tot aanwijzing van een monument als beschermd monument zijn de artiokelen 8 tot en met 11 van deze landsverordening van overeenkomstige toepassing op het desbetreffende monument. De ontvangst wordt onverwijld bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de eigenaren en zakelijk gerechtigden, met overeenkomstige toepassing van het tweede lid, laatste volzin.

Artikel 5

Een beschikking tot aanwijzing van een monument tot beschermd monument wordt na de veertigste dag volgende op de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 4, tweede lid, of nadat op een daartegen ingesteld beroep onherroepelijk in afwijzende zin is beslist, zo spoedig mogelijk ter algemene kennis gebracht door plaatsing in het Publicatieblad.

Register

Artikel 6
  • 1. Nadat in het Publicatieblad een beschikking tot aanwijzing is geplaatst wordt het desbetreffende monument ingeschreven in de openbare registers voor roerende onderscheidenlijk voor onroerende zaken, onder vermelding van het aangeduide belang of de aangeduide belangen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde register berusten onder de secretaris van de Monumentenraad.

  • 3. Bij of krachtens landsbesluit houdende algemene maatregelen worden de nodige voorschriften omtrent de inrichting en het beheer van de in het eerste lid bedoelde registers vastgesteld.

Artikel 7
  • 1. De secretaris van de Monumentenraad geeft aan de hypotheekbewaarder op het betreffende eiland kennis van de inschrijving ingevolge artikel 6 van een beschermd monument onroerend van karakter.

  • 2. Van wijziging in de kadastrale tenaamstelling of kadastrale aanduiding van een beschermd onroerend monument geeft de betreffende hypotheekbewaarder binnen veertien dagen kennis aan de secretaris van de monumentenraad, die deze wijziging aanbrengt in de artikel 6 bedoelde registers.

  • 3. De Minister is bevoegd ambtshalve of op verzoek van de belanghebbenden, de Monumentenraad gehoord, in de registers wijzigingen te doen aanbrengen. De artikelen 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing.

Vergunning

Artikel 8
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de Minister of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorwaarden graafwerk te verrichten, of te laten verrichten ter opsporing of ter onderzoeking van monumenten.

  • 2. Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen.

  • 3. Het is verboden zonder vergunning van de Minister of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorwaarden:

    • a.

      een beschermd monument af te breken, indien het onroerend van karakter is, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 9
  • 1. Een vergunning, als bedoeld in artikel 8, wordt schriftelijk verzocht. Daarbij worden de door de Minister verlangde gegevens overgelegd. De Minister zendt omgaand een ontvangstbevestiging aan belanghebbende, met vermelding der datum van ontvangst.

  • 2. De Minister beslist, de Monumentenraad gehoord, op verzoek binnen zes maanden na de datum van ontvangst. Indien hij zijn beslissing niet binnen zes maanden na de dag van ontvangst ter kennis van de verzoeker heeft gebracht, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 3. De Minister kan aan een vergunning voorwaarden verbinden in het belang van het monument.

  • 4. Indien de vergunning is geweigerd of aan de vergunning voorwaarden zijn verbonden en de belanghebbende daardoor schade lijdt, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kan de Minister hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.

Artikel 10

De Minister neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge artikel 9 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefeningen in dat monument in het geding zijn.

Beschermde monumenten

Artikel 11

De Minister kan, zo nodig met behulp van de sterke arm, doen beletten, dat wordt gehandeld in strijd met een verbod of een voorwaarde, bedoeld in artikel 8. Hij kan op kosten van de overtreder ongedaan maken, hetgeen in strijd hiermede is verricht, en het beschermde monument voor zover nodig in zijn vroegere toestand doen terugbrengen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet nadat de overtreder schriftelijk is gewaarschuwd.

Artikel 12
  • 1.

    De eigenaren, de zakelijk gerechtigden of degene, die ingevolge het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen tot onderhoud en herstel gehouden zijn, zijn verplicht de werkzaamheden tot onderhoud en herstel van het beschermde monument naar goed beheer te verrichten of te doen verrichten.

  • 2.

    Indien de betrokken natuurlijke of rechtspersonen in verzuim zijn tijdig zelf de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden te verrichten, kan de Minister met inachtneming van een termijn van drie maanden en na hen gedane aanmaning en voor zover binnen die termijn zodanige werkzaamheden niet worden aangevangen of niet regelmatig vanaf het aanvangen daarvan uitgevoerd, die werkzaamheden doen verrichten.

  • 3.

    De gerechtigden tot een beschermd monument zijn verplicht de uitvoering van de werken, welke de Minister, de Monumentenraad gehoord, daaraan of daarin nodig of wenselijk acht of waartoe hij ingevolge artikel 11 of het tweede lid van dit artikel opdracht heeft gegeven, te gedogen.

De uitvoering van de werken wordt zo nodig mogelijk gemaakt met behulp van de sterke arm.

Kosten

Artikel 13
  • 1. De noodzakelijke kosten van onderhoud en herstel van een beschermd monument komen voor een deel, per geval door de Minister vast te stellen, ten laste van het Land en voor het overige deel ten laste van die ingevolge artikel 12 lid 1 onderhoud en herstel verplichte natuurlijke personen of rechtspersonen. De ten laste van het Land komende kosten worden na daartoe ingediend schriftelijk verzoek van de belanghebbenden door het Land vergoed.

  • 2. De kosten van onderhoud en herstel van de ingevolge artikel 12 lid 3 door de Minister nodig of wenselijk geachte toevoegingen aan een beschermd monument komen voor het geheel ten laste van het Land.

  • 3. Indien een beschermd monument bestaat uit een bouwval of uit de resten van een nederzetting, hebben de eigenaren of zakelijk gerechtigden geen aanspraak op het genot daarvan en zijn verplicht de door of vanwege de Minister toegelaten bezoekers toegang tot het beschermde monument te verlenen. Zij hebben daarentegen recht op een jaarlijkse vergoeding van Landswege van de huurwaarde der grond, waarop het beschermde monument zich bevindt.

    De kosten van deszelfs onderhoud komen eveneens voor het geheel ten laste van het Land.

Artikel 14
  • 1. De Minister kan bij dwangbevel de ingevolge deze landsverordening voor rekening van een ander door het Land gedane uitgaven invorderen.

  • 2. Het dwangbevel wordt op kosten van de schuldenaar bij deurwaardersexploit betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze, bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven.

  • 3. Binnen dertig dagen na de betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het Land. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging.

Artikel 15
  • 1. Aan de eigenaren en zakelijk gerechtigden van monumenten kan door de Minister, op advies van de Monumentenraad, een bijdrage vanwege het Land in de kosten van onderhoud en herstel worden toegekend.

  • 2. Aan de tegemoetkoming worden voorwaarden verbonden, vast te stellen volgens regelen te stellen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Beschermde stads- en dorpgezichten

Artikel 16

Gehoord de Monumentenraad en de eilandsraad, kunnen de Minister en de Minister van Algemene Zaken stads- en dorpgezichten aanwijzen, welke naar hun oordeel voor bescherming in aanmerking komen, en kunnen zij zodanige aanwijzing intrekken. Van aanwijzing en intrekking doet de Minister mededeling in de Curaçaosche Courant en geeft hij kennis aan de Monumentenraad en de eilandsraad.

Artikel 17

De secretaris van de Monumentenraad houdt voor elk eilandgebied, waarop zich beschermde stads- en dorpgezichten bevinden, een register daarvan aan. In het register schrijft hij de stads- en dorpgezichten in, onderscheidenlijk voert hij deze van het register af, voor zover tegen de aanwijzing onderscheidenlijk intrekking binnen de in artikel 19 bedoelde termijn geen beroep is ingesteld of een beroep is afgewezen.

Opgravingen en vondsten

Artikel 18
  • 1. Van vondsten van zaken die duidelijke aanwijzingen inhouden van roerende monumenten bij opgravingen en graafwerk zal door de vinder, hetzij door de uitvoerder der graafwerkzaamheden of diens plaatsvervangers binnen drie dagen mededeling worden gedaan aan de Gezaghebber.

    Deze doet hiervan onmiddellijk mededeling aan de Monumentenraad.

  • 2. Roerende monumenten kunnen op aanwijzing van de Minister naar een voor hun bewaring geschikte plaats worden overgebracht.

  • 3. De eigenaar van een beschermd monument roerend van karakter is op aanwijzing van de Minister, de Monumentenraad gehoord, verplicht tot eigendomsoverdracht daarvan door levering aan het land, doch heeft recht op een uitkering gelijk aan de waarde van het voorwerp.

  • 4. De Minister kan, de Monumentenraad gehoord, bepalen dat beschermde monumenten roerend van karakter ter openbare bezitting in bruikleen worden afgestaan.

  • 5. Met monumenten wordt in dit artikel onder 1 bedoeld, voorwerpen waarvan de vinder redelijkerwijs moet vermoeden, dat zij als zodanig dienen te worden beschouwd.

Beroep

Artikel 19

[vervallen]

Straf- en slotbepalingen

Artikel 20

Hij die een bepaling van deze landsverordening overtreedt of handelt zonder of in strijd met een vergunning, een voorschrift of een voorwaarde ingevolge deze landsverordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

Artikel 21

De feiten bij deze landsverordening strafbaar gesteld worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 22
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatie-dragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Kerken en andere gebouwen, bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levens-beschouwelijke aard, betreden zij niet gedurende een godsdienstoefening of een bezinnings-samenkomst.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle mede-werking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 23

Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als "Monumentenlandsverordening", en treedt in werking op een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.