Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 22ste februari 1966 ter uitvoering van artikel 5 van de landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland (P.B. 1964, no. 160) juncto de artikelen 29, 30 en 33 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159).

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 22ste februari 1966 ter uitvoering van artikel 5 van de landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland (P.B. 1964, no. 160) juncto de artikelen 29, 30 en 33 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159).
CiteertitelRegeling kinder- en kostwinnerstoelagen landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Art. 2 gewijzigd bij P.B. 1977, no. 351

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-197701-01-1968art. 2

23-12-1977

P.B. 1977, no. 351

onbekend
10-03-196601-01-1966Nieuwe regeling

22-02-1966

P.B. 1966, no. 59

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 22ste februari 1966 ter uitvoering van artikel 5 van de landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland (P.B. 1964, no. 160) juncto de artikelen 29, 30 en 33 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159).

§ 1 Algemeen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: ambtenaar in de zin van de landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland (P.B. 1964, no. 160);

  • b.

    bezoldiging: bezoldiging bedoeld in artikel 5 van de landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland (P.B. 1964, no. 160) juncto artikel 17 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159).

§ 2 Kindertoelage

Artikel 2
  • 1.

    Artikel 2 wordt gelezen als volgt: „1. De kindertoelage bedraagt per jaar ƒ 120,— voor één kind, ƒ 180,— voor twee kinderen en ƒ 240,— voor meer dan 2 kinderen, vermeerderd met het in onderstaande kolom 1 aangegeven percentage van de bezoldiging en met inachtneming van de in de onderstaande kolommen 2 en 3 aangegeven minima en maxima:

aantal kinderen1 percentage2 minima3 maxima
15ƒ 156,—ƒ 660,—
2„ 312,—„ 1.260,—
313½„ 468,—„ 1.800,—
416½„ 624,—„ 2.100,—
519„ 780,—„ 2.400,—
621½„ 936,—„ 2.700,—
724„ 1.092,—„ 3.000,—
826½„ 1.248,—„ 3.300,—
929„ 1.404,—„ 3.600,—
1031½„ 1.560,—„ 3.900,—
  • 2.

    Wanneer het aantal kinderen meer dan 10 bedraagt, wordt het in kolom 1 vermeld percentage van 31½ verhoogt met 2½, voor elk kind boven het getal 10 en worden de in de kolommen 2 en 3 vermelde bedragen van ƒ 1.560,— en ƒ 3.900,— verhoogd met ƒ 156,— onderscheidenlijk ƒ 300,—, voor elk kind boven het getal 10.

  • 3.

    Het totaal bedrag aan kindertoelage wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in guldens, dat een veelvoud is van twaalf.

  • 4.

    De kindertoelage wordt aan de ambtenaar toegekend door het gezag, dat bevoegd is de bezoldiging aan de ambtenaar toe te kennen of in de toegekende bezoldiging wijziging te brengen.

Artikel 3

Het genot van kindertoelage vangt aan met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die, waarin het recht op kindertoelage is ontstaan en eindigt met ingang van de eerste van de maand, volgende op die, waarin het recht op kindertoelage verloren is gegaan.

Artikel 4
  • 1. De kindertoelage wordt aan de ambtenaar uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.

  • 2. De kindertoelage kan, indien gegrond vermoeden bestaat, dat zij niet ten goede komt of zal komen aan het kind ten behoeve waarvan zij is toegekend, aan een ander dan aan de ambtenaar betaalbaar worden gesteld.

§ 3 Kostwinnerstoelage

Artikel 5
  • 1. De kostwinnerstoelage bedraagt per jaar het verschil tussen de bezoldiging, welke de ambtenaar zou genieten, indien hij als gehuwd in de zin van artikel 5 van de landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland (P.B. 1964, no. 160) juncto artikel 31 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159) zou zijn aangemerkt en de bezoldiging, welke hij geniet.

  • 2. Zij kan worden genoten door de ambtenaar, die als enig kostwinner in de zin van het volgende artikel wordt aangemerkt.

Artikel 6

Als enig kostwinner wordt aangemerkt:

  • a.

    de ambtenaar die krachtens de in artikel 5 van de landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland (P.B. 1964, no. 160) juncto artikel 17 lid 1 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159) bedoelde regelen als ongehuwd wordt aangemerkt en op wie een wettelijke alimentatieplicht rust anders dan ten aanzien van een natuurlijk kind of natuurlijke kinderen dan wel die voorziet in het levensonderhoud van broeder of zuster, die hetzij jonger is dan 18 jaar dan wel ouder dan 50 jaar, hetzij wegens ziels- of lichaamsgebreken blijvend niet in staat is in zijn of haar eigen levensonderhoud te voorzien;

  • b.

    de gehuwde vrouwelijke ambtenaar, wier echtgenoot wegens ziels- of lichaamsgebreken blijvend niet in staat is in het levensonderhoud van zich en zijn gezin te voorzien.

Artikel 7

Het genot van kostwinnerstoelage vangt aan met ingang van de dag van toekenning en eindigt in ieder geval met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de omstandigheden, welke tot toekenning aanleiding hebben gegeven, hebben opgehouden te bestaan.

Artikel 8

Geen kostwinnerstoelage wordt toegekend, wanneer degene ten aanzien van wie de ambtenaar als enig kostwinner is aangemerkt uit andere hoofde inkomsten geniet of redelijkerwijs zou kunnen genieten, welke gelijk zijn aan of meer bedragen dan het bedrag bedoeld in artikel 5 lid 1.

Artikel 9
  • 1. De inkomsten, welke degene ten aanzien van wie de ambtenaar als enig kostwinner is aangemerkt, uit andere hoofde geniet of gaat genieten dan wel redelijkerwijs zou kunnen genieten, worden op de kostwinnerstoelage, welke wordt of is toegekend, in mindering gebracht.

  • 2. Voor de berekening van het bedrag van de vermindering worden de inkomsten, over een tijdvak van 6 maanden afgerond naar beneden tot het naaste bedrag in guldens, dat een veelvoud is van zes, vergeleken met de kostwinnerstoelage over hetzelfde tijdvak.

Artikel 10
  • 1. De kostwinnerstoelage wordt aan de ambtenaar uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.

  • 2. De kostwinnerstoelage kan, indien gegrond vermoeden bestaat, dat zij niet ten goede komt of zal komen aan degene ten behoeve van wie zij is toegekend aan een ander dan aan de ambtenaar betaalbaar worden gesteld.

Artikel 11

De ambtenaar, aan wie een kostwinnerstoelage is toegekend, is gehouden de Minister, die de toelage heeft toegekend, uit eigen beweging en desgevraagd onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van alles wat op de grootte van het bedrag van de toelage van invloed kan zijn, met uitzondering van wijzigingen in zijn bezoldiging.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 12

De ambtenaren, die op grond van wettelijke regelingen, welke vervallen bij de inwerkingtreding van dit landsbesluit, toelagen gemeten als bedoeld in de voorgaande artikelen worden voor het verdere genot dier toelagen geacht die toelagen te genieten op grond van toekenning krachtens de onderscheiden artikelen van dit landsbesluit en met inachtneming overigens van de onderscheiden bepalingen van dit landsbesluit.

Artikel 13

Dit landsbesluit, dat kan worden aangehaald als „Regeling kinder- en kostwinnerstoelagen landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland", treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 1966.