Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 10de juni 1963, regelende de taak en organisatie van de Inlichtingendienst

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 10de juni 1963, regelende de taak en organisatie van de Inlichtingendienst
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit landsbesluit vervangt het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 14de juni 1960, regelende de organisatie van de inlichtingendienst (P.B. 1960, no. 111).

Deze regeling is gebaseerd op art. 4, vierde lid, van de op 1 oktober 1999 vervallen Politieregeling (P.B. 1962, no. 64). Op grond de overgangsbepaling in artikel 31 van de Politieregeling 1999 (P.B. 1999, no. 79) blijft deze regeling van kracht totdat die overeenkomstig de nieuwe landverordening is vervangen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Politieregeling 1999, art. 31

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 10de juni 1963, regelende de taak en organisatie van de Inlichtingendienst

Artikel 1

  • 1. Er is een Inlichtingendienst, die deel uitmaakt van het Korps Politie Nederlandse Antillen, en die de naam draagt "Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen", in dit landsbesluit nader te noemen "Veiligheidsdienst" of "de dienst".

  • 2. Het hoofd van de Veiligheidsdienst is rechtstreeks verantwoordelijk aan de Minister van Justitie. Het personeel van deze dienst ressorteert onder de Minister van Justitie.

Artikel 2

  • 1. De dienst wint inlichtingen in omtrent:

    • a.

      personen die van een staatsgevaarlijke activiteit of neiging daartoe ten opzichte van de Nederlandse Antillen, van Nederland, van Suriname of van het Rijk in zijn geheel alsmede ten opzichte van met het Rijk bevriende buitenlandse mogendheden blijk geven of hebben gegeven;

    • b.

      extremistische stromingen.

  • 2. De dienst bevordert het nemen van veiligheidsmaatregelen in alle vitale en kwetsbare overheids- en particuliere instellingen en bedrijven.

  • 3. De dienst verricht al hetgeen voor het goed functioneren van een inlichtingendienst noodzakelijk is.

  • 4. De dienst heeft geen executieve taak.

Artikel 3

  • 1. Het hoofd van de dienst stelt de Minister van Justitie - ook uit eigen beweging - bij voortduring op de hoogte van al hetgeen van belang kan zijn.

  • 2. Het hoofd van de veiligheidsdienst is gehouden, binnen het kader van de hem ingevolge dit landsbesluit toebehorende taak, de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, alle door hem gewenste inlichtingen te verschaffen.

  • 3. De Minister-President kan belangrijke, daarvoor in aanmerking komende gegevens doorgeven aan de regeringen van Nederland en van Suriname. Hij kan het hoofd van de dienst machtigen dit rechtstreeks te doen.

  • 4. Het hoofd van de dienst verstrekt, of doet verstrekken:

    • a.

      aan de plaatselijke hoofden van politie of aan de door deze aangewezen politieambtenaren de gegevens, die nuttig kunnen zijn voor de handhaving van de openbare orde in hun ressort en voor een richtige toepassing van de bepalingen omtrent de toelating;

    • b.

      aan de Procureur-Generaal de gegevens, die van belang kunnen zijn tot voorkoming, opsporing en nasporing van misdrijven, alsmede die gegevens, die van belang zijn voor de richtige toepassing van de bepalingen omtrent de uitzetting.

  • 5. Het verstrekken van inlichtingen aan anderen dan de hierboven genoemden, geschiedt overeenkomstig de regelen door de Minister-President en de Minister van Justitie ter zake gegeven.

Artikel 4

Het Openbaar Ministerie en de ambtenaren van politie doen onverwijld mededeling aan de Veiligheidsdienst van alle te hunner kennis komende feiten en gegevens, welke voor die dienst in verband met de daaraan opgedragen taak, van belang kunnen zijn.

Artikel 5

  • 1. De Veiligheidsdienst stelt, binnen het kader van de hem ingevolge dit landsbesluit toebehorende taak, elk onderzoek in, waartoe hem door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, of de Minister van Justitie opdracht wordt gegeven.

  • 2. Op verzoek van de plaatselijke hoofden van politie of van de Procureur-Generaal stelt de Veiligheidsdienst onderzoeken in overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2 en 3.

Artikel 6

  • 1. Het personeel, bij de Veiligheidsdienst in te delen, wordt door de Minister van Justitie aangewezen.

  • 2. De Minister van Justitie kan, in overleg met de plaatselijke hoofden van politie bepalen, dat politiepersoneel dat niet bij de Veiligheidsdienst is ingedeeld, met bepaalde werkzaamheden ten behoeve van die dienst wordt belast. Deze werkzaamheden worden verricht in nauw en voortdurend overleg met het hoofd van de Veiligheidsdienst.

Artikel 7

  • 1. Het hoofd van de Veiligheidsdienst draagt zorg, dat de geheimhouding van de inlichtingen en de bronnen, waaruit zij afkomstig zijn, alsmede de veiligheid van de ter verkrijging van die inlichtingen werkzame personen naar behoren worden gewaarborgd.

  • 2. De Minister-President en de Minister van Justitie kunnen nadere voorschriften terzake geven.

Artikel 8

De Minister van Justitie kan nadere voorschriften geven nopens de organisatie, de werkwijze en het beheer van de Veiligheidsdienst.

Artikel 9

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Politieregeling (P.B. 1962, no. 64). Alsdan vervalt het landsbesluit, houdende algemene maatregelen van de 14de juni 1960 regelende de organisatie van de inlichtingendienst (P.B. 1960, no. 111).