Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 15de oktober 1960 ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de landsverordening Sociale Verzekeringsbank

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 15de oktober 1960 ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de landsverordening Sociale Verzekeringsbank
CiteertitelReglement voor de directeur Sociale Verzekeringsbank
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De in artikel 2, eerste lid, van dit reglement genoemde Beschikking Richtlijnen Ambtenaren 1948 is vervangen door de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht.

Het in artikel 7, derde lid, van dit reglement genoemd Curaçaosch Verlofreglement 1946 is vervangen door de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst Ambtenaren (P.B. 1969, no. 44).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 12-12-1968 (P.B. 1968, no. 189) is vastgesteld bij landsbesluit van 20-12-1968 (P.B. 1997, no. 203).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening Sociale Verzekeringsbank, art. 6, tweede lid

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 15de oktober 1960 ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de landsverordening Sociale Verzekeringsbank

Artikel 1

Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

directeur:de directeur van de Sociale Verzekeringsbank;
raad:de Raad van Toezicht en Advies, bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank;
ambtenaar:de landsdienaar, die door de Gouverneur in vaste dienst is benoemd.

Artikel 2

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 6, 8, 9, 11, 14 tot en met 25, 29 tot en met 34, 36, 38 tot en met 40, alsmede 42 tot en met 66, van de Beschikking Richtlijnen Ambtenaren 1948 (P.B. 1948, no. 63), onderscheidenlijk de regelen, welke ter vervanging van eerstgenoemde bepalingen voor de ambtenaar worden gesteld, zijn voor de directeur van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De directeur moet de leeftijd van tenminste dertig jaren hebben bereikt.

  • 3. De disciplinaire straffen, met uitzondering van het ontslag, worden door de Minister van Sociale Zaken opgelegd.

Artikel 3

  • 1. De Directeur geniet een bezoldiging gelijk aan die welke is vastgesteld voor ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen, die een betrekking bekleden, welke voorkomt in bezoldigingsschaal 15 van bijlage A van het Bezoldigingslandsbesluit 1971 (P.B. 1968 no. 175, zoals gewijzigd), vermeerderd met het bedrag dat aan kindertoelage zou zijn toegekend indien hij tot ambtenaar in dienst van de Nederlandse Antillen zou zijn aangesteld.

  • 2. Voor de Directeur, die tevens ambtenaar is in de zin van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (P.B. 1976 no. 45), zoals gewijzigd, geldt als pensioen-grondslag het bedrag dat krachtens het Bezoldigingslandsbesluit 1971 (P.B. 1968, no. 175, zoals gewijzigd), behoort bij de bezoldiging, welke hij geniet.

Artikel 4

  • 1. De directeur heeft aanspraak op vrijstelling van dienst en buitengewone vrijstelling van dienst, met behoud van inkomen, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar die niet behoort tot het personeel van het onderwijs, onderscheidenlijk voor die ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel.

  • 2. Vrijstelling van dienst of buitengewone vrijstelling van dienst wordt verleend door de voorzitter van de raad.

  • 3. De directeur kan tegen de weigering of intrekking van een vrijstelling van dienst in beroep komen bij de Minister van Sociale Zaken.

Artikel 5

  • 1. De directeur heeft aanspraak op binnenlands verlof, buitenlands verlof en overtocht of vergoeding van overtochtskosten, alsmede kort-verlof, met behoud van inkomen, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

  • 2. Voor de toepassing van de in het vorige lid bedoelde regelen treedt de Minister van Sociale Zaken in de plaats van de Gouverneur.

Artikel 6

  • 1. De directeur heeft, indien hij ten gevolge van ongeval of ziekte verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, aanspraak op ziekteverlof en een verlofinkomen, alsmede op overtocht of vergoeding van overtochtskosten, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

  • 2. Voor de toepassing van de in het vorige lid bedoelde regelen treedt de Minister van Sociale Zaken in de plaats van de Gouverneur.

Artikel 7

  • 1. De directeur heeft aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling en verpleging in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8 en 16.

  • 2. In geval van overlijden van de directeur komen de begrafeniskosten ten laste van de Sociale Verzekeringsbank in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor het geval van overlijden van een ambtenaar onderscheidenlijk daarvoor worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.

  • 3. In geval van overlijden van de directeur wordt zijn inkomen doorbetaald tot het einde van de kalendermaand, waarin het overlijden plaats vond.

    Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de directeur wordt aan de langstlevende echtgenoot een som uitgekeerd, gelijk aan drie maal het bedrag van de maandelijkse inkomsten op het tijdstip van overlijden.

    Indien de overleden directeur geen betrekking als bovenbedoeld nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de directeur. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen. Laat de overleden directeur ook geen zodanige betrekkingen na, dan kan het bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zo de nalatenschap van de overledene voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zo de nalatenschap van de overledene voor de betaling dier kosten ontoereikend is.

    Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de directeur wordt aan de langstlevende echtgenoot een geldsbedrag uitgekeerd, ter compensatie van het door de betrokkene niet genoten of gedeeltelijk niet genoten verlof in de zin van het Curaçaos Verlofreglement 1946. Het geldsbedrag is gelijk aan het bedrag dat aan verlofbezoldiging zou zijn uitgekeerd gedurende het verlof, indien het verlof zou zijn genoten.

    Indien de overleden directeur op het tijdstip van overlijden niet in actieve dienst is, wordt het bedoelde bedrag berekend naar de inkomsten welke de overledene zou hebben genoten, ware hij op de eerste der maand van het overlijden in actieve dienst geweest.

    Indien de overledene geen echtgenoot nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van zijn minderjarige wettige, gewettigde en/of stiefkinderen.

Artikel 8

  • 1. De tegemoetkomingen ingevolge artikel 7 worden door de Minister van Sociale Zaken verleend.

  • 2. Verzoeken om verlening van een tegemoetkoming, als bedoeld in het vorige lid, worden door tussenkomst van de raad bij de Minister van Sociale Zaken ingediend.

Artikel 9

Voor de toepassing van de regelen bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7 wordt de directeur gelijkgesteld met de ambtenaar aan wiens betrekking een aanvangsbezoldiging is verbonden, waarbij een pensioengrondslag behoort van 12.000,-.

Artikel 10

  • 1. De directeur heeft in geval van hem opgedragen dienstreizen aanspraak op vrije overtocht of vergoeding van reiskosten en vergoeding voor teerkosten, alsmede op vergoeding voor verhuiskosten binnen de Nederlandse Antillen, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

  • 2. Voor de toepassing van de in het vorige lid bedoelde regelen treedt de Minister van Sociale Zaken in de plaats van de Gouverneur en wordt de directeur geacht in de eerste klasse te zijn gerangschikt.

  • 3. Indien de directeur in verband met een hem opgedragen dienstreis gebruik maakt van een vliegtuig, wordt te zijnen behoeve een verzekering gesloten tegen de risico's voortvloeiend uit de vliegreis tot een verzekerde som van vijfenzeventig duizend gulden, overeenkomstig de regelen. welke voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld.

Artikel 11

  • 1. De toepassing van de bepalingen en regelen, bedoeld in de artikelen 2, 5, 6, 7, en 10, geschiedt zoveel mogelijk nadat de raad is gehoord.

  • 2. De raad kan met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde toepassing voorstellen doen.

Artikel 12

De gewezen directeur heeft aanspraak op een wachtgeld in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de gewezen ambtenaar onderscheidenlijk voor de gewezen ambtenaar worden gesteld.

Artikel 13

De directeur, die niet tevens is ambtenaar in pensioengerechtigde dienst, heeft na bekomen ontslag aanspraak op een uitkering bij wijze van pensioen in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de gewezen landsdienaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst onderscheidenlijk voor die gewezen landsdienaar worden gesteld.

Artikel 14

Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als "Reglement voor de directeur Sociale Verzekeringsbank", treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 september 1960.

Overgangsbepaling

Artikel 15

Aan de directeur die ingaande 1 september 1960 is benoemd kan boven het in artikel 3 bedoelde inkomen een persoonlijke toelage worden toegekend.