Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 26ste juli 1960 ter uitvoering van artikel, 38 tweede lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 26ste juli 1960 ter uitvoering van artikel, 38 tweede lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zekerheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, art. 38, tweede lid (nu art. 38)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 26ste juli 1960 ter uitvoering van artikel, 38 tweede lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering

Artikel 1

  • 1. De voorzitter en leden van het College van Beroep bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83), hierna te noemen het College, alsmede hun plaatsvervangers worden door de Minister van Sociale Zaken voor de tijd van zes jaren benoemd en zijn bij hun aftreden terstond herbenoembaar. Het in artikel 38, tweede lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) ten aanzien van de voorzitter en de leden gestelde geldt mede voor hun plaatsvervangers.

  • 2. Op hun verzoek wordt hun vóór het verstrijken van het in het vorig lid genoemd tijdvak door de Minister ontslag verleend.

  • 3. Bij met redenen omklede beschikking van de Minister kunnen zij voorts worden ontslagen:

    • a.

      wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf tot gevangenisstraf of hechtenis zijn veroordeeld;

    • b.

      wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld;

    • c.

      wegens wangedrag of onzedelijkheid of bij herhaaldelijk gebleken achteloosheid in de uitoefening hunner functie.

  • 4. In geval van tussentijds ontslag of overlijden wordt een nieuw lid of plaatsvervangend lid benoemd voor het overblijvende deel der ambtsperiode.

Artikel 2

  • 1. Onverminderd de bepaling van artikel 38, tweede lid1, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) moeten de voorzitter en leden van het College alsmede hun plaatsvervangers Nederlanders zijn, die de volle ouderdom van vijfentwintig jaren bereikt hebben.

  • 2. Niet benoembaar zijn:

    • a.

      zij die deel uitmaken van de Raad van Toezicht en Advies of in dienst zijn van de Sociale Verzekeringsbank;

    • b.

      de actief dienende of op non-actief gestelde ambtenaren, alsmede hun echtgenoten, met uitzondering evenwel van de voor het leven benoemde ambtenaren.

  • 3. Indien ten aanzien van een lid of plaatsvervangend lid zich na zijn benoeming een van de gevallen genoemd in lid 2 van dit artikel voordoet, houdt hij op lid of plaatsvervangend lid te zijn.

Artikel 3

  • 1. De voorzitter en leden van het College alsmede hun plaatsvervangers leggen, alvorens hun bediening te aanvaarden, in handen van de Minister van Sociale Zaken de navolgende eed of belofte af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook om tot mijn ambt te worden benoemd, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven. Ik zweer (beloof) dat ik om iets in mijn ambt te doen of te laten van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk. Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en gehoorzaamheid aan de algemene verordeningen, en dat ik mij bij mijn rechtspraak zal laten leiden door het algemeen belang en in ieder bijzonder geval mijn ambt zal vervullen zonder aanzien des persoons".

  • 2. Van het afleggen van de eed of de belofte wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 4

  • 1. Aan de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het College wordt voor het bijwonen van de bijeenkomsten van het College als presentiegeld een vergoeding toegekend van NAf. 500,-- per maand.

  • 2. Aan de leden van het College alsmede aan hun plaatsvervangers wordt voor het bijwonen van de bijeenkomsten van het College als presentiegeld een vergoeding toegekend van NAf. 250,-- per maand. Dit presentiegeld wordt door een lid of plaatsvervangend lid slechts genoten indien deze in de daarmee corresponderende maand tenminste één bijeenkomst van het College heeft bijgewoond.

Artikel 5

De voorzitter en de leden van het College alsmede hun plaatsvervangers, die zich voor ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) te verrichten werkzaamheden begeven buiten hun woonplaats, genieten vrije overtocht en vergoeding wegens verblijfskosten, berekend op de voet van de bepalingen neergelegd in de Beschikking van de 20ste juni 1933 no, 700, houdende onder meer vaststelling van een regeling der vergoeding voor reis- en teerkosten (P.B. 1958, no. 153), zoals gewijzigd, waarbij zij voor de vergoeding van verblijfkosten worden gerangschikt in de eerste klasse. Tevens is op hen van toepassing het Landsbesluit Verzekering Vliegrisico's 1952 (P.B. 1952, no. 10), waarbij zij ten aanzien van de verzekerde som worden gerangschikt onder artikel 4, letter A van dat landsbesluit.

Artikel 6

  • 1. Aan de behandeling van beroepen, ingevolge artikel 38 eerste lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) ingesteld, wordt steeds deelgenomen door de voorzitter en twee leden.

  • 2. Bij belet of ontstentenis van een lid treedt het plaatsvervangend lid op dat bij benoeming als vervanger van dat lid is aangewezen.

Artikel 7

  • 1. In alle zaken zal de voorzitter hoofdelijk omvraag doen, beginnende bij het jongste lid.

  • 2. Zelf brengt hij het laatst zijn advies uit.

  • 3. Ieder lid is verplicht aan de stemming deel te nemen.

  • 4. Alle beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.

Artikel 8

Indien het beroep gegrond wordt geoordeeld, wordt, met vernietiging der bestreden beslissing, een uitspraak gegeven welke treedt in de plaats van die beslissing.

Artikel 9

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die zijner afkondiging.