Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 26ste juli 1960 ter uitvoering van artikel 8, zevende lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 26ste juli 1960 ter uitvoering van artikel 8, zevende lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zekerheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is ingevolge artikel 5 in werking getreden met ingang van de dag waarop art. 8, zevende lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) in werking trad (zie besluit van 26-07-1960, P.B. 1960, no. 134).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening algemene ouderdomsverzekering, art. 8, zevende lid

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 26ste juli 1960 ter uitvoering van artikel 8, zevende lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering

Artikel 1

  • 1. Gedeelten van kalenderjaren, gedurende welke de pensioengerechtigde na het bereiken van de 15-jarige, doch vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd, niet verzekerd is geweest, worden voor de vaststelling van de korting, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) samengeteld en herleid tot gehele kalenderjaren.

  • 2. De samentelling en herleiding, in het eerste lid bedoeld, geschiedt met inachtneming van het volgende:

    • 1.

      een kalenderjaar wordt op 360 dagen en elke kalender maand op 30 dagen gesteld;

    • 2.

      een dag, waarop de verzekering een aanvang nam of eindigde, wordt:

      • a.

        voor een gehele dag gerekend, wanneer de betrokkene gedurende die gehele dag die dag ingezetene was;

      • b.

        verwaarloosd, wanneer de betrokkene gedurende die dag of gedurende een gedeelte van die dag geen ingezetene was.

  • 3. Een na de in het eerste en tweede lid bedoelde herleiding overblijvend gedeelte van een kalenderjaar blijft verder buiten beschouwing. Het bepaalde in de vorige volzin vindt overeenkomstige toepassing, indien de samentelling minder dan een kalenderjaar oplevert, alsmede indien de betrokkene slechts éénmaal gedurende een voor korting meetellend gedeelte van een kalenderjaar niet verzekerd is geweest.

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn overeenkomstige toepassing op degene met wie degene aan wie het ouderdomspensioen is toegekend en recht op toeslag als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, heeft, is gehuwd.

Artikel 2

  • 1. Gedeelten van jaarpremies, welke de personen bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) schuldig nalatig zijn geweest te betalen, worden voor de vaststelling van de kortingen in voormeld artikellid bedoeld, samengeteld en herleid tot gehele jaarpremies.

  • 2. Voor de samentelling, in het vorige lid bedoeld, wordt elk gedeelte van een jaarpremie uitgedrukt in honderdsten van een jaarpremie. Daarbij wordt een gedeelte van een jaarpremie, dat minder bedraagt dan een honderdste jaarpremie, verwaarloosd.

  • 3. Een na de in het eerste lid bedoelde herleiding overblijvend gedeelte van een jaarpremie blijft verder buiten beschouwing, indien het minder dan de helft van een jaarpremie bedraagt, en wordt voor een gehele jaarpremie gerekend, indien het ten minste de helft van een jaarpremie bedraagt. Bedoeld overblijvend gedeelte wordt eveneens voor een gehele jaarpremie gerekend, indien het minder dan de helft van een jaarpremie bedraagt, doch de betrokkene over het gehele tijdvak, waarover hij verzekerd is geweest, schuldig nalatig zijnde, geen premie heeft betaald. Het bepaalde in de beide vorige volzinnen vindt overeenkomstige toepassing, indien de samentelling minder dan een jaarpremie oplevert, alsmede indien de betrokkene slechts éénmaal een gedeelte van een jaarpremie schuldig nalatig is geweest te betalen.

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene met wie degene aan wie het ouderdomspensioen is toegekend en recht op toeslag als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, heeft, is gehuwd.

Artikel 3

  • 1. Ten aanzien van degene, die slechts gedurende een gedeelte van een kalenderjaar verzekerd is geweest, wordt onder jaarpremie verstaan de premie, die hij bij herleiding naar tijdsruimte van de gedeeltelijke jaarpremie over dat kalenderjaar verschuldigd zou zijn geweest, indien hij gedurende dat gehele kalenderjaar verzekerd zou zijn geweest.

  • 2. De herleiding, in het vorige lid bedoeld, geschiedt met inachtneming van het volgende:

    • 1.

      een kalenderjaar wordt op 360 dagen en elke kalendermaand op 30 dagen gesteld;

    • 2.

      bij het bepalen van het gedeelte van een kalenderjaar, gedurende hetwelk de betrokkene verzekerd is geweest, wordt een dag, waarop de verzekering een aanvang nam of eindigde:

      • a.

        verwaarloosd, wanneer de betrokkene gedurende die gehele dag ingezetene was;

      • b.

        voor een gehele dag gerekend, wanneer de betrokkene gedurende die dag of gedurende een gedeelte van die dag geen ingezetene was.

Artikel 4

[vervallen]

Artikel 5

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag waarop artikel 8, zevende lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) in werking treedt.