Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

VERORDENING van den 13den Februari 1934, regelende de praktijk als Vroedvrouw

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingVERORDENING van den 13den Februari 1934, regelende de praktijk als Vroedvrouw
Citeertitel
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpvolksgezondheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING van den 13den Februari 1934, regelende de praktijk als Vroedvrouw

Artikel 1
  • 1. tot de uitoefening van de praktijk als vroedvrouw in Curaçao zijn bevoegd:

    • 1°.

      Zij, die in het bezit zijn van een in Nederland of Nederlandsch-Indië afgegeven geldig diploma als vroedvrouw;

    • 2°.

      zij, die:

      • a.

        in het bezit zijn van een in Suriname afgegeven diploma as vroedvrouw;

      • b.

        het examen als vroedvrouw met goed gevolg hebben afgelegd voor een commissie van tenminste drie personen, met dien verstande dat het aantal leden der commissie steeds oneven moet zijn.

  • 2. De voorzitter van de in het eerste lid, 2°, onder b, bedoelde commissie is de Directeur Volksgezondheid. De andere leden en hun plaatsvervangers worden op de voordracht van de directeur bij Landsbesluit benoemd.

  • 3. Indien het examen met goed gevolg wordt afgelegd, reikt de commissie daarvan een getuigschrift uit.

Artikel 2

Het in artikel 1 onder 2°. sub b. bedoeld examen wordt niet afgenomen, dan na overlegging van:

  • 1°.

    een geboorteakte, of bij gebreke daarvan van een getuigschrift, waaruit blijkt, dat de candidate den leeftijd van 21 jaren heeft bereikt;

  • 2°.

    het zij een geldig, buiten Nederland, Nederlandsch-Indië of Suriname afgegeven akte van bevoegdheid als vroedvrouw, hetzij het bewijs, dat de candidate een opleiding van ten minste twee jaren van een in Curaçao bevoegd geneeskundige heeft gehad en ten minste twintig gewone verlossingen en ten minste twee buitengewone verlossingen in tegenwoordigheid en onder leiding van een in Curaçao bevoegd geneeskundige heeft verricht;

  • 3°.

    het bewijs, dat voor dit doel het bedrag van vijf en twintig gulden in ’s Lands kas is gestort.

Het onder 3° bedoeld bewijs geeft het recht zich tweemaal voor het afleggen van het examen aan te melden, echter niet later dan twee jaar na de gedane storting.

Artikel 3

Aan haar, dit met goed gevolg het in artikel 1 onder 2°. sub b. bedoeld examen heeft afgelegd, wordt door de daarin genoemde commissie een akte van bevoegdheid uitgereikt.

Artikel 4

Het is aan een vroedvrouw als in artikel 1 bedoeld, verboden in Curaçao de praktijk als zoodanig uit te oefenen, alvorens door den Gouverneur tot de uitoefening er van te zijn toegelaten.

Artikel 5

Zoo noodig kan de Gouverneur, den Directeur van het departement van Volksgezondheid gehoord, met afwijking in zooverre van het bepaalde bij artikel 1, voor wat andere eilanden dan het eiland Curaçao aangaat, en op het eiland Curaçao voor wat andere districten dan het stadsdistrict aangaat, voor de uitoefening van de praktijk als vroedvrouw toelating verleenen aan eene vrouwe, die den leeftijd van 21 jaren heeft bereikt en, na door een gouvernements-geneeskundige gedurende ten minste twee jaren te zijn opgeleid en in Curaçao ten minste twintig gewone verlossingen in tegenwoordigheid en onder leiding van dien geneeskundige te hebben verricht, door dezen en den de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige bekwaam wordt geacht de praktijk als vroedvrouw uit te oefenen.

Eene toelating als in dit artikel bedoeld, kan te allen tijde door den Gouverneur, den Directeur van het Departement van Volksgezondheid gehoord, worden ingetrokken.

Artikel 6

Het is aan een vroedvrouw als in artikel 1 of 5 bedoeld, verboden de praktijk als vroedvrouw uit te oefenen alvorens:

  • 1°.

    hare akte van bevoegdheid, of in het geval bedoeld bij artikel 5, hare toelating door den Directeur van het departement van Volksgezondheid voor gezien is geteekend;

  • 2°.

    in handen van den betrokken gezaghebber den volgende eed (belofte) te hebben afgelegd:

    „Ik zweer (beloof), dat ik de verloskunst volgens de daar op wettelijk vastgestelde bepalingen naar mijn beste weten en vermogen zal uitoefenen en dat ik aan niemand zal openbaren wat in die uitoefening als geheim mij is toevertrouwd of te mijner kennis is gekomen, tenzij mijne verklaring als getuige of deskundige in rechten of ik anderszins tot het geven van mededeeling door een algemeene verordening verplicht worde.

    Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig! (Dat beloof ik)”.

Artikel 7

De vroedvrouwen zijn bevoegd:

  • a.

    de zwangeren in de tweede helft van de zwangerschap raad of bijstand te geven met betrekking tot de zwangerschap;

  • b.

    bij het waarnemen van afwijkingen over te gaan tot het nemen van maatregelen, indien en voor zoover deze bij besluit van den Gouverneur zijn aangegeven.

    In alle andere gevallen zijn zij verplicht de waargenomen afwijkingen ter kennis te brengen van een door belanghebbende aan te wijzen geneeskundige.

  • c.

    tot het verleenenen van verloskundigen raad of bijstand, het aanwenden van den katheter hieronder begrepen, bij ongestoord verloopende baringen.

Zoodra de vroedvrouw bemerkt, dat het verrichten van eenige verloskundige kunstbewerking noodig is of zal worden, draagt zij zorg, dat ten spoedigste de hulp van een geneeskundige wordt ingeroepen.

Indien een geneeskundige als bedoeld in het vorige lid niet aanwezig is op een tijdstip, waarop een noodzakelijke verloskundige kunstbewerking, welke zonder gebruikmaking van instrumenten kan geschieden, moet plaats vinden en niet langer kan worden uitgesteld, gaat de vrouwvrouw zelve tot die kunstbewerking over. Tot deze handeling zijn niet bevoegd vroedvrouwen, bedoeld in artikel 1 onder 2° en in artikel 5.

Artikel 8

Zoodra de vroedvrouw bemerkt, dat in verband met de baring het toedienen van eenig geneesmiddel noodig is of zal worden, draagt zij zorg, dat ten spoedigste de hulp van een geneeskundige wordt ingeroepen.

Indien een geneeskundige niet aanwezig is op een tijdstip waarop de toediening van een der bij besluit van den Gouverneur aan te wijzen geneesmiddelen moet plaats vinden, gaat de vroedvrouw zelve tot de toediening van het geneesmiddel over. Tot deze handeling zijn niet bevoegd de vroedvrouwen bedoeld in artikel 1 onder 2°. en in artikel 5.

Artikel 9

De vroedvrouwen zijn bevoegd de kraamvrouwen gedurende tien dagen of zooveel langer als voor het herstel noodig is te behandelen.

Bij de waarneming van afwijkingen zijn zij verplicht de hulp van een geneeskundige in te roepen.

Artikel 9a

De vroedvrouw, die na 23 juli 1951 in Nederland een geldig diploma als zodanig heeft behaald, of die een aantekening op haar diploma heeft gekregen ingevolge de Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 12 juli 1951, Afdeling Volksgezondheid 1, No. 13150 (Ned. Stcrt. 1951, nr. 135), bezit naast de bevoegdheid tot het verrichten van de handelingen als in de artikelen 7, 8 en 9 van deze verordening bedoeld, daarenboven nog de bevoegdheid tot:

  • a.

    het geven van raad of bijstand aan zwangeren in de eerste helft der zwangerschap, met dien verstande, dat zij bevoegd is tot het nemen van maatregelen ter voorkoming van afwijkingen, daaronder begrepen het door middel van de aderprik afnemen van bloed voor onderzoek;

  • b.

    het hechten van inscheuringen van beperkt omvang volgens bij beschikking van de Minister van Volksgezondheid vast te stellen regelen, welke in het publicatieblad zal worden bekendgemaakt.

Artikel 10

De vroedvrouwen geven aan den Directeur van het departement van Volksgezondheid en de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundige alle door hen verlangde inlichtingen in den vorm en binnen den tijd, door hen vastgesteld.

Van al hare verrichtingen houden zij een dagboek aan, waarvan de inrichting door den directeur van het departement van Volksgezondheid wordt vastgesteld.

Artikel 11

Voor zoover het Wetboek van Strafrecht voor de kolonie Curaçao er niet in voorziet, wordt overtreding van eenige bepaling van deze verordening gestraft met geldboete van ten hoogste één honderd gulden.

De feiten bij deze verordening strafbaar gesteld worden beschouwd als overtredingen.

Slot- en Overgangsbepalingen.

Deze verordening treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging.

Vroedvrouwen, die bij de in werking treding van deze verordening bevoegd zijn de praktijk als vroedvrouw uit te oefenen, behouden deze bevoegdheid in denzelfden omvang als onder de werking van de wettelijk bepalingen, krachtens welke haar zoodanige bevoegdheid is verleend.