Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

VERORDENING VAN DEN 21STEN OCTOBER 1921 tot regeling van het toezicht op krankzinnigen.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingVERORDENING VAN DEN 21STEN OCTOBER 1921 tot regeling van het toezicht op krankzinnigen.
CiteertitelVerordening toezicht op krankzinnigen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpbestuur en recht; volksgezondheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bij deze regeling is geen citeertitel vastgesteld, maar in verwijzingen in andere regelgeving wordt zij wel toegepast.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 1-1-1923 (P.B. 1922, no. 66).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 8-5-1941 (P.B. 1941, no. 41) is vastgesteld bij landsbesluit van 1-6-1941 (P.B. 1941, no. 52).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 3-12-1952 (P.B. 1952, no. 157) is vastgesteld bij landsbesluit van 1-1-1953 (P.B. 1952, no. 175).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 21-8-1968 (P.B. 1968, no. 132) is vastgesteld bij landsbesluit van 1-11-1970 (P.B. 1970, no. 121).

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 11-9-1997 (P.B. 1997, no. 237) is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1997 (P.B. 1997, no. 251).

De wijzigingsregeling van 13-5-2003 (P.B. 2003, no. 69; wijziging art. 1, 2, 3, 31bis) is in werking getreden bij landsbesluit van 17 februari 2004, no. 20.

Abusievelijk is in de wijzigingsverordening van 1-10-2000 (P.B. 2000, no. 104) een wijziging van artikel 6 opgenomen, waarbij geen rekening was gehouden met de bij de wijziging van 1-10-1997 ingevoerde nieuwe redactie van dat artikel. Die wijziging kon derhalve niet worden doorgevoerd.

Abusievelijk zijn bij de invoeging van een nieuwe § VII bij P.B. 1958, no. 150, de bestaande § VII en § VIII niet vernummerd.

De verordening van 16 Juli 1908 (P.B. N. 53), waarnaar in artikel 39 wordt verwezen is vervangen door de Landsverordening van de 31ste December 1942, houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen (P.B. 1942, no. 246).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 4de april 1961 ter uitvoering van de artikelen 1 lid 2, 5, 10 lid 1, 19 lid 3 en 21 lid 1 van de Verordening van de 21ste October 1921 (P.B. 1922, no. 14) tot regeling van het toezicht op krankzinnigen (P.B. 1961, no. 48)

Aanwijzingsbeschikking Gestichten 1999 (P.B. 1999, no. 51)

Beschikking van de Gouverneur van Curaçao van de 8ste december 1939, no. 2377, houdende vaststelling van een model-geneeskundige verklaring ter constateering van krankzinnigheid (P.B. 1939, no. 147)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING van den 21sten october 1921 tot regeling van het toezicht op krankzinnigen

§ I. Inrichtingen tot verpleging en tot voorloopige opneming van krankzinnigen

Artikel 1
  • 1. Er bestaat in de Nederlandse Antillen ten minste één instelling die uitsluitend is ingericht als krankzinnigengesticht, bestemd voor de medische en verpleegkundige verzorging van psychiatrische patiënten.

  • 2. Indien en zodra noch door een eilandgebied noch van particuliere zijde een op de medische en verpleegkundige verzorging van psychiatrische patiënten uit de gehele Nederlandse Antillen gerichte instelling in stand wordt gehouden, voorziet de Gouverneur ten laste van het Land in de oprichting en het beheer van een krankzinnigengesticht, dat ten minste toegankelijk is voor die categorie of categorieën van patiënten, waaraan geen bestaand krankzinnigengesticht toegang verschaft.

  • 3. De Gouverneur regelt naast het algemene toezicht, bedoeld in artikel 6, het bijzondere toezicht op, het bestuur van, de voorwaarden voor de opneming en verpleging, waaronder de verpleeggelden, in een krankzinnigengesticht, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 2
  • Tot oprichting van een particulier krankzinnigengesticht is de vergunning van de Gouverneur vereist. Deze kan daaraan zodanige voorwaarden, waaronder de maximaal in rekening te brengen verpleeggelden, verbinden als hij in het belang van een deugdelijke uitvoering van deze landsverordening noodzakelijk acht.

  • 2. Als particulier krankzinnigengesticht wordt beschouwd elke inrichting, waarin iemand meer dan drie krankzinnigen, die niet tot zijn gezin behoren, verpleegt.

  • 3. Een particulier krankzinnigengesticht is uitsluitend tot verpleging van krankzinnigen bestemd.

Artikel 3
  • 1. Onder het bestuur of de bestuurder en onder de eerste geneeskundige van een particulier krankzinnigengesticht, bedoeld in artikel 2, wordt in het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde verstaan het orgaan of lid van het orgaan van het gesticht dat onderscheidenlijk de aan het gesticht verbonden geneeskundige die ingevolge de op het gesticht toepasselijke bepalingen met de betreffende bestuurlijke of geneeskundige aangelegenheid belast is of tot de behartiging daarvan het meest aangewezen is.

  • 2. Aan een particulier krankzinnigengesticht moet tenminste één bevoegde geneeskundige zijn verbonden.

Artikel 4

Indien een particulier krankzinnigengesticht zonder vergunning van den Gouverneur is opgericht, wordt het op diens last gesloten.

Indien zulk een krankzinnigengesticht niet voldoet aan de voorschriften van deze verordening en aan de voorwaarden, aan deze vergunning tot oprichting verbonden, zal de vergunning door den Gouverneur ingetrokken en het gesticht op diens last gesloten worden, indien niet alsnog binnen een door hem vast te stellen termijn naar behoren aan de voorschriften en de voorwaarden dezer verordening wordt voldaan.

Het besluit tot sluiting van een gesticht wordt met redenen omkleed en in het blad, waarin van gouvernementswege de officieële berichten worden geplaatst, bekendgemaakt.

Bij sluiting van een gesticht worden de daarin verpleegde krankzinnigen op kosten van hen, voor wier rekening zij verpleegd worden, binnen een door den Gouverneur te stellen termijn, door de zorg van den Inspectie voor de Volksgezondheid, overgebracht naar andere krankzinnigengestichten.

Artikel 5

De Gouverneur wijst aan de plaatsen tot voorloopige opneming van krankzinnigen en stelt voorschriften vast, waaraan in die plaatsen betreffende de krankzinnigen moeten worden voldaan.

§ II. Toezicht op verpleging van krankzinnigen en op krankzinnigengestichten

Artikel 6
  • 1. Hij die een krankzinnige verpleegt, is gehouden daarvan binnen tweemaal vierentwintig uur na aanvang van de verpleging aangifte te doen aan de Gezaghebber.

  • 2. De Gezaghebber geeft van een aangifte als bedoeld in het eerste lid, onverwijld kennis aan de Procureur-Generaal en aan de Inspectie voor de Volksgezondheid.

  • 3. Verpleging vangt aan, zodra een geneeskundige, die bevoegd is om in de Nederlandse Antillen de geneeskunst uit te oefenen, het verzorgend personeel kennis geeft van de aard van de ziekte van de verpleegde.

  • 4. De geneeskundige, bedoeld in het derde lid, stelt de Gezaghebber onverwijld van zijn diagnose in kennis.

Artikel 7
  • 1. Onverminderd het elders in deze verordening bepaalde, zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde belast de door het bestuurscollege aangewezen geneeskundigen en ambtenaren van de Gezondheidsdienst van het betrokken eilandgebied, alsmede de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Een zondanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens de eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      vrijelijk alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      woningen, waar krankzinnigen worden verpleegd of een zodanige verpleging wordt vermoed, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Op het binnentreden in woningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is titel X van het Derde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de Gezaghebber.

  • 5. In de krankzinnigengestichten wordt te allen tijde vrije toegang verleend aan de Procureur-Generaal, de desbetreffende Inspecteur voor de Volksgezondheid en de Gezaghebber van het betrokken eilandgebied.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 7. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

  • 8. Zij, die krankzinnigen verplegen of die een krankzinnigengesticht besturen, alsmede de daaraan verbonden geneeskundigen, geven aan de Procureur-Generaal, de Inspectie voor de Volksgezondheid en aan de Gezaghebber van het betrokken eilandgebied de verlangde inlichtingen.

Artikel 8

[vervallen]

Artikel 9

[vervallen]

Artikel 10
  • 1. Van elke toepassing van een dwangmiddel op een verpleegde in een krankzinnigengesticht wordt dagelijks aanteekening gehouden in een register, ingericht naar een door den Gouverneur vast te stellen model.

  • 2. Dit register wordt, behalve aan de Inspecteur voor de Volksgezondheid, op verlangen voorgelegd aan de Procureur-Generaal en de Gezaghebber van het betrokken eilandgebied.

Artikel 11

De Inspectie voor de Volksgezondheid of een Gezaghebber bevindende, dat een krankzinnige buiten een krankzinnigengesticht wordt verwaarloosd, of in een niet voor de verpleging van krankzinnigen doelmatige woning wordt verpleegd, geeft hiervan onmiddellijk kennis aan den Procureur-generaal.

Artikel 12

Bij hunne op onbepaalde tijden, doch althans eenmaal in de drie maanden, aan de krankzinnigengestichten te brengen bezoeken verzekeren de Procureur-generaal, de Inspectie voor de Volksgezondheid of de betrokken Gezaghebber zich dat niemand wederrechtelijk daarin geplaatst of teruggehouden wordt en dat de verpleegden behoorlijk worden behandeld.

Het bestuur van het gesticht zendt aan de Procureur-generaal binnen tweemaal vier en twintig uren eene schriftelijke kennisgeving van elke opneming, verplaatsing, verlof, ontslag of overlijden van een verpleegde, met vermelding van de redenen van de verplaatsing, het verlof of het ontslag en met opgave van den persoon, die de aanvraag mocht hebben gedaan.

§ III. Plaatsing en verblijf in een krankzinnigengesticht

Artikel 13

Ieder meerderjarig bloedverwant of aangehuwde in de rechte linie onbepaald en in de zijlinie tot den derden graad ingesloten, alsmede de echtgenoot, voogd of curator van een krankzinnige, zijn bevoegd om aan den Gezaghebber van het eiland waar de krankzinnige woont, machtiging te verzoeken om den krankzinnige voorloopig in een gesticht te doen plaatsen in het belang der openbare orde of in dat van den lijder.

Weigert de Gezaghebber dan kunnen de verzoekers zich wenden tot het Hof van Justitie.

Artikel 14

De Gezaghebber, of krachtens opdracht van de Gezaghebber, de Commissaris van Politie of degene, die tot diens plaatsvervanger is aangewezen, kan bij ontstentenis van de in artikel 13 vermelde personen de voorlopige plaatsing in een gesticht ambtshalve bij bevelschrift gelasten.

Hij is, indien de in Artikel 13 vermelde personen van hunne bevoegdheid geen gebruik maken, daartoe verplicht, wanneer hij de plaatsing van den krankzinnige onder verzekerd toezicht, in het belang der openbare orde of ter voorkoming van ongelukken, noodzakelijk acht, of wanneer het hem gebleken is, dat een krankzinnige verwaarloosd wordt.

Artikel 15

In spoedeischende gevallen kunnen de Gezaghebbers krankzinnigen, die zich binnen hun ressort bevinden, in bewaring doen stellen.

De Gezaghebbers geven hiervan zoo spoedig mogelijk kennis aan den Procureur-generaal, met bijvoeging van de bescheiden, waaruit de krankzinnigheid blijkt.

Deze bewaring vindt plaats in eene door den Gouverneur krachtens Artikel 5 aangewezen plaats tot voorloopige opneming.

De duur van het in bewaring stellen mag nooit langer zijn dan strikt noodzakelijk.

Zoo spoedig mogelijk worden de noodige maatregelen genomen voor de voorloopige plaatsing in een gesticht.

Artikel 16

Een meerderjarige die het op grond van zijn toestand wenselijk acht zich te doen verplegen in een krankzinnigengesticht, kan schriftelijk verzoeken daarin opgenomen te worden.

Degene die op eigen verzoek in een krankzinnigengesticht is opgenomen, zal uiterlijk vierentwintig uren na een daartoe strekkend verzoek zijnerzijds uit de inrichting worden ontslagen.

De artikelen 13, 14 en 15 zijn niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 17

Bij het in artikel 13 bedoelde verzoek moet worden overgelegd eene uiterlijk drie dagen vóór het verzoek opgemaakte, onderteekende en met redenen omkleede verklaring van een geneeskundige, als bedoeld in artikel 6, waaruit blijkt, dat de persoon voor wien plaatsing in een gesticht verlangd wordt, in een toestand van krankzinnigheid verkeert.

Bij de verzoeken kunnen bovendien omstandigheden vermeld en bescheiden overgelegd worden, waaruit de staat van krankzinnigheid nader blijkt.

De Gezaghebbers geven in den regel ambtshalve geen bevel tot voorlopige plaatsing in een gesticht af, dan na ontvangst van eene verklaring van een geneeskundige als in het eerste lid van dit artikel bedoeld.

Artikel 18

De betrokken Gezaghebber is bevoegd, alvorens op het verzoek bedoeld in Artikel 13 te beschikken, den persoon, wiens plaatsing verzocht is, zijne bloedverwanten of aangehuwden, zijn echtgenoot, voogd of curator daarover te hooren, wat eerstgenoemde betreft zoo noodig in tegenwoordigheid van een geneeskundige door den Gezaghebber zelven aan te wijzen.

Wanneer de te hooren persoon niet ter plaatse aanwezig is, kan de betrokken Gezaghebber het verhoor aan den Gezaghebber van het eiland, waar de woon- of verblijfplaats van den persoon gelegen is, opdragen.

Het bevel van den Gezaghebber kan, na een daarin te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden, niet meer ten uitvoer gelegd worden.

Artikel 19

De opneming van een krankzinnige in een gesticht geschiedt tegen overlegging van een gewaarmerkt afschrift van het in artikel 14 bedoeld bevelschrift.

Ingeval de rechter oordelende in strafzaken, met toepassing van het tweede lid van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht, heeft bevolen, dat iemand in een krankzinnigengesticht zal worden geplaatst, geschiedt de opneming van zoodanigen persoon tegen overlegging van een uittreksel uit de onherroepelijk geworden uitspraak, die de plaatsing beveelt.

Dit uittreksel en de expeditie van de in de artt. 23, 24, 29 en 30 bedoelde rechterlijke beschikkingen moeten aan het bestuur van het gesticht worden overgelegd; zij worden vermeld in en bewaard bij een register, ingericht naar een door den Gouverneur vast te stellen model.

Artikel 20

Bij elke plaatsing van een krankzinnige in een gesticht geeft de betrokken Gezaghebber daarvan onverwijld kennis aan de personen in Artikel 13 vermeld en voor zoover deze personen in de kolonie gevestigd en bekend zijn.

de Gezaghebber zendt een afschrift van zijn bevel en de geneeskundige verklaring op grond waarvan het bevel is gegeven, ten spoedigste aan de Procureur-Generaal.

Artikel 21

Gedurende de eerste vier weken na iemands opneming houdt de geneeskundige van het gesticht, die den opgenomene behandelt, in een daartoe bestemd register, waarvan het model door den Gouverneur wordt vastgesteld, dagelijks aanteekening van zijne bevinding.

Na den afloop der eerste vier weken geschiedt gelijke aanteekening gedurende een half jaar, ten minste wekelijks en daarna ten minste maandelijks.

Artikel 22

Binnen vijf weken na iemands opneming wordt door den Procureur-generaal een afschrift van de in artikel 21, alinea 1, bedoelde aantekeningen met een requisitoir om den opgenomene gedurende een bepaalden tijd, dien van één jaar niet te boven gaande, in een krankzinnigengesticht te doen verblijven, ingediend aan het Hof van Justitie.

Het requisitoir gaat vergezeld van eene met redenen omkleede verklaring van den geneesheer van het gesticht, of, indien er meer zijn, van den eersten geneeskundige omtrent het noodzakelijke of wenschelijke eener verdere verpleging in een krankzinnigengesticht.

Artikel 23

Over het requisitoir kan door het Hof van Justitie worden beschikt op de in Artikel 22 vermelde bescheiden.

Het Hof van Justitie kan echter nader bewijs door getuigen of andere middelen gelasten en zelfs het verhoor van den verpleegde bevelen.

Wordt het verhoor van den verpleegde bevolen, dan geschiedt dit in het gesticht al of niet in tegenwoordigheid van een der daaraan verbonden geneeskundigen. Het Hof kan verhoor opdragen aan een daartoe te benoemen Rechter Commissaris of aan den rechter in eersten aanleg binnen wiens ressort het gesticht gelegen is. Dit verhoor geschiedt zooveel mogelijk in het bijzijn van den Procureur-generaal.

Bij gelegenheid van het verhoor van den verpleegde kunnen tevens de geneeskundigen en andere personen, die zich in het gesticht bevinden, als getuigen worden gehoord, zonder voorafgaande oproeping.

Hangende het onderzoek blijft de verpleegde in het gesticht.

Bij afwijzende beschikking op het requisitoir van den Procureur-generaal gelast het Hof van Justitie tevens, dat de persoon, wiens verdere verblijf in een krankzinnigengesticht is verzocht, onmiddellijk uit het gesticht worde ontslagen.

De beschikking van het Hof van Justitie wordt gesteld op het requisitoir.

Artikel 24

Ten hoogste één maand en ten minste veertien dagen vóór het verstrijken van den tijd, waarvoor het Hof van Justitie iemands verblijf in een krankzinnigengesticht heeft vergund, wordt door den geneeskundige van het gesticht of, indien er meer zijn door den eerste geneeskundige aan den Procureur-generaal aan afschrift gezonden van de in artikel 21 bedoelde aanteekeningen, vergezeld van zijne met redenen omkleede verklaring omtrent de noodzakelijke of wenschelijke eener verdere verpleging in een krankzinnigengesticht.

De Procureur-generaal dient hierop, zoo daartoe termen zijn, uiterlijk acht dagen na de ontvangst van de in het eerste lid genoemde bescheiden en onder overlegging daarvan aan het Hof van Justitie een requisitoir in tot het verleenen eener nieuwe machtiging voor ten hoogste één jaar.

Op dit requisitoir wordt beschikt overeenkomstig de voorschriften van Artikel 23.

Telkens bij het verstrijken van den termijn der laatst verleende machtiging kan op gelijke wijze een nieuwe machtiging worden verleend voor ten hoogste één jaar.

De verpleegde, te wiens aanzien machtiging tot verlengd verblijft in een gesticht is verzocht, blijft daarin hangende het onderzoek van het Hof van Justitie.

Bij weigering der machtiging gelast het Hof van Justitie tevens, dat de persoon, wiens verder verblijf in een krankzinnigengesticht is gerequireerd, onmiddellijk uit het gesticht worde ontslagen.

Artikel 25

De plaatsing van een verdachte in een gesticht op grond van artikel 360 van het Wetboek van Strafvordering geschiedt zonder nadere formaliteiten, alleen op grond van de beschikking van de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba of van de rechter in eerste aanleg.

De kosten van overbrenging naar het gesticht en van verpleging gedurende den tijd der observatie komen voor rekening van de kolonie, tenzij dit door of voor den beklaagde anders verlangd wordt.

Bij de opneming doet de President van het Hof van Justitie of de betrokken rechter in eersten aanleg aan den geneeskundige, of, zoo er meer zijn, aan den eersten geneeskundige, van het gesticht, alle bescheiden en inlichtingen toekomen, welke dienen kunnen om deze bij zijn oordeel over het geval voor te lichten.

Genoemde geneeskundige zendt zoo spoedig mogelijk door tusschenkomst van den Procureur-generaal zijn met redenen omkleed rapport over de al of niet krankzinnigheid van den beklaagde aan den President van het Hof van Justitie of aan den betrokken rechter in eersten aanleg.

Zoo het rapport de verklaring inhoudt, dat de opgenomene aan krankzinnigheid lijdende is, wordt door den Procureur-generaal zijne definitieve plaatsing in een krankzinnigengesticht gerequireerd, overeenkomstig de voorschriften der artt. 22 en 23 van deze verordening.

Houdt het rapport de verklaring in, dat de opgenomene niet krankzinnig is, dan geeft de President van het Hof van Justitie of de betrokken rechter in eersten aanleg last tot onmiddellijk ontslag uit het gesticht, met bevel dat de beklaagde weder ter beschikking der Justitie worde gesteld.

Artikel 25a

Op de plaatsing van een verdachte in een inrichting op grond van artikel 175 van het Wetboek van Strafvordering is artikel 25, eerste tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26

Een krankzinnige, die krachtens eene rechterlijke machtiging in een gesticht is opgenomen, kan zonder nadere machtiging naar een ander gesticht worden overgebracht binnen den termijn bij de laatst verleende machtiging gesteld.

Ingeval van overbrenging worden de den krankzinnige betreffende stukken door het bestuur van het eene gesticht gezonden aan dat van het andere.

§ IV. Verlof en ontslag uit een krankzinnigengesticht

Artikel 27

Door den geneeskundige of, zoo er meer zijn, door den eerste geneeskundige van een gesticht, kan in overleg met het bestuur aan een ieder die daarin is opgenomen, met toestemming van hem, die de opneming heeft verzocht, verlof worden verleend om het gesticht voor een bepaalden tijd te verlaten.

Ingeval de verpleegde onder ouderlijk gezag, voogdij of curateele staat, is daartoe de toestemming van hem, die het ouderlijk gezag uitoefent, van den voogd of van den curator noodig. Deze bepaling geldt niet, wanneer het verlof voor vier en twintig uren of korter wordt verleend.

Het ingaan van het verlof en de terugkeer in het gesticht worden op het in Artikel 19 vermeld register aangeteekend.

Artikel 28

Ontslag wordt verleend door het bestuur van het gesticht:

  • 1°.

    wanneer de verpleegde geene blijk van krankzinnigheid heeft gegeven of hij van zijne krankzinnigheid genoegzaam is hersteld; van het verleend ontslag wordt door den geneeskundige eene schriftelijke verklaring afgegeven aan den persoon of de autoriteit, die het verzoek tot opneming heeft gedaan;

  • 2°.

    op bevel van den Procureur-generaal;

  • 3°.

    op rechterlijk bevel.

Ontslag kan worden verleend door het genoemde bestuur:

  • a.

    op verzoek van hem, op wiens aanvraag de opneming geschied is, of, bij ontstentenis van dezen op verzoek van een ander bloedverwant of aangehuwde of den echtgenoot, bedoeld bij Artikel 13, en in beide gevallen wanneer de verpleegde onder vaderlijke macht, voogdij of curateele staat met de toestemming van de in het tweede lid van Artikel 27 genoemde personen;

  • b.

    wanneer de bij de overeenkomst krachtens welke de lijder in het gesticht is opgenomen, vastgestelde verpleegkosten of kosten buiten de verpleging niet op de bepaalde of overeengekomen wijze worden voldaan en de schuldenaar zonder gevolg is in gebreke gesteld om te betalen.

De Procureur-generaal kan, in overleg met den Inspectie voor de Volksgezondheid, bij gebrek aan plaatsruimte in de Gouvernementsinrichting, zoodanige lijders doen ontslaan, die volgens een vooraf in te winnen schriftelijk advies van den geneeskundige van het gesticht, of, indien er meer zijn, van den eersten geneeskundige, als ongeneeslijk zijn aan te merken en wier ontslag geen gevaar oplevert voor verstoring der openbare orde of voor ongelukken.

Het ontslag wordt op het in Artikel 19 vermelde register aangeteekend.

De terugkeer in de maatschappij wordt door den genoemde geneeskundige van het gesticht geregeld in overleg met hem op wiens aanvraag de opneming is geschied, of, bij ontstentenis van dezen met iemand dergenen, die bevoegd waren de opneming te vragen. Bij het ontslag van hem, die op eigen verzoek in het gesticht is opgenomen, wordt het in de vorige zinsnede vermeld overleg niet vereischt.

Zijn de in de eerste zinsnede van het vorige lid bedoelde personen niet bekend of onthouden zij hunne medewerking, zoo kan de hulp van den Gezaghebber van het eiland, waarop het gesticht gelegen is, tot de opzending van de ontslagene naar zijn woonplaats worden ingeroepen. Hetzelfde geldt bij het ontslag van hen, die op eigen verzoek in het gesticht zijn opgenomen.

Artikel 29

In ieder der gevallen, bedoeld bij Artikel 28, eerste lid, sub 2, en tweede lid, sub a en b, beoordeelt de geneeskundige, of zoo er meer zijn, de eerste geneeskundige van het gesticht vooraf of het ontslag kan plaats hebben, zonder gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken.

Blijkt het tegendeel, dan maakt hij daaromtrent eene schriftelijke verklaring op en zendt die in het geval van Artikel 28, tweede lid, sub a, met het verzoek, in dat van Artikel 28, tweede lid, sub b, met het exploit van ingebrekestelling aan den Procureur-generaal.

De Procureur-generaal vraagt onmiddellijk na ontvangst dezer stukken de beslissing van het Hof van Justitie, dat op zijn requisitoir of het ontslag beveelt na zich verzekerd te hebben, dat de noodige maatregelen genomen zijn om het gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken te verhoeden, of bepaalt dat het ontslag als gevaarlijk niet binnen den termijn der laatste machtiging zal geschieden, of, bij het verstrijken van dien termijn, in de hiervoor omschreven vormen machtiging verleent tot verder verblijf van den krankzinnige in een gesticht.

Zoolang het Hof van Justitie beraadslaagt wordt het gevraagde ontslag niet verleend. Het Hof kan vóór het nemen eener beslissing een nader onderzoek bevelen. Het tweede lid en de volgende zinsneden van Artikel 23 zijn daarbij van toepassing.

Artikel 30

Bevindt de Procureur-generaal, dat een verpleegde in een krankzinnigengesticht op onwettige wijze is opgenomen of gehouden, zoo beveelt hij diens onmiddellijk ontslag, tenzij dit niet zonder gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken kan geschieden.

Zoo het bestaan van dat gevaar blijkt uit eene met redenen omkleede verklaring van den geneeskundige van het gesticht, of, indien er meer zijn, van den eersten geneeskundige, requireert de Procureur-generaal in de hiervoren omschreven vormen de machtiging van het Hof van Justitie tot verder verblijf van den krankzinnige in een gesticht.

Treft de Procureur-generaal in een gesticht een verpleegde aan, die, ofschoon daarin op grond van een rechterlijke machtiging verblijvende, naar zijn oordeel niet meer krankzinnig is, dan kan hij diens ontslag alleen bevelen zoo de geneeskundige, of, zoo er meer zijn, de eerste geneeskundige van het gesticht daarmede instemt.

Bij gemis van die instemming vraagt de Procureur-generaal de beslissing van het Hof van Justitie, dat vooraf den geneeskundige, of, zoo er meer zijn, den eersten geneeskundige van het gesticht hoort en een nader onderzoek kan bevelen; het tweede lid en de volgende zinsneden van Artikel 23 zijn daarbij van toepassing.

§ V. Beheer der goederen van verpleegden in een krankzinnigengesticht en hunne onder curateele stelling

Artikel 31

[vervallen]

Artikel 31bis

De opbrengst van den arbeid der verpleegden in de inrichting, bedoeld in artikel 1, derde lid blijft onder bewaring van den Directeur der inrichting, die haar voor ten hoogste de helft ten behoeve van den verpleegde kan aanwenden.

Artikel 32

[vervallen]

Artikel 33

[vervallen]

Artikel 34

Van een ondercuratelestelling, instelling van een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijke Wetboek of instelling van een mentorschap, alsmede van de benoeming van een curator, bewindvoerder of mentor wordt binnen drie dagen na de dagteekening der stukken, waarbij zij plaats hebben, door de Griffier van het Hof van Justitie bij brief kennis gegeven aan het bestuur van het gesticht, waarin de krankzinnige wordt verpleegd.

Die brief wordt bij het in Artikel 19 vermeld register bewaard, nadat daarin van den zakelijken inhoud aanteekening is gehouden.

§ VI. Strafbepalingen

Artikel 35

Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die een krankzinnigengesticht opricht zonder vergunning van den Gouverneur, of daarin krankzinnigen blijft verplegen, nadat de vergunning is ingetrokken.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij, aan wiens schuld te wijten is, dat iemand zonder de vereischte machtiging in een gesticht voor krankzinnigen is op genomen of dat een verpleegde niet wordt ontslagen wiens ontslag krachtens eene der bepalingen van de artt. 23 tot en met 25 en 28 tot en met 30 behoort te geschieden.

Artikel 36

Met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:

  • A.

    de bestuurder van een krankzinnigengesticht, die:

    • 1°.

      nalaat de vereischte kennisgeving aangaande de opneming, verplaatsing, verlof, ontslag of overlijden van een krankzinnige te doen aan het bevoegd gezag met inachtneming van de wettelijke voorschriften;

    • 2°.

      bij de opneming van krankzinnigen nalaat zich te doen overleggen de bij deze verordening gevorderde stukken;

    • 3°.

      nalaat de in deze verordening genoemde registers te houden overeenkomstig de in deze verordening gegeven voorschriften;

  • B.

    hij die nalaat aan het bevoegd gezag te doen de in artikel 6, eerste lid, dezer verordening voorgeschreven aangiften;

  • C.

    de geneeskundige, die nalaat aan het bevoegd gezag te doen de in artikel 6, vierde lid, dezer verordening voorgeschreven kennisgeving;

  • D.

    de geneeskundige verbonden aan een krankzinnigengesticht, die nalaat de in deze verordening genoemde registers, aanteekeningen of verklaringen te houden of op te maken of te verzenden overeenkomstig de in deze verordening gegeven voorschriften.

  • E.

    met geldboete van ten hoogste zestig gulden wordt gestraft hij, die in een der gevallen in deze verordening vermeld, wettelijk als bloedverwant, aangehuwde, echtgenoot, voogd, curator of deskundige opgeroepen, zonder geldige reden van verschooning wegblijft.

Artikel 37

De feiten, bij deze verordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

§ VII. Van de ten laste der eilandgebieden komende kosten

Artikel 37A
  • 1. De kosten, voortvloeiende uit de overbrenging van onvermogende krankzinnigen naar en hun verpleging in gestichten voor krankzinnigen, worden voldaan uit de kas van het eilandgebied waar de verpleegden woonplaats hadden ten tijde van de opneming in de inrichting.

  • 2. Onder woonplaats in het vorige lid bedoeld wordt verstaan het eilandgebied in welks bevolkingsregister de verpleegde staat ingeschreven.

  • 3. Minderjarigen worden geacht woonplaats te hebben in het eilandgebied in welks bevolkingsregister hun ouders of voogden staan ingeschreven.

  • 4. Indien vaststelling van de woonplaats overeenkomstig het tweede lid niet mogelijk is, geldt als woonplaats de plaats van het werkelijk verblijf.

  • 5. Indien de woonplaats niet is aan te wijzen conform het bepaalde in het tweede of vierde lid, komen de kosten in het eerste lid bedoeld ten laste van 's Lands kas.

§ VII. Voorschot en verhaal van kosten

Artikel 38

Door het Land worden, bij gebreke van tijdige betaling op andere wijzen, als voorschot voldaan de kosten voortvloeiende uit:

  • 1°.

    het bij sluiting van een krankzinnigengesticht op last van den Gouverneur overbrengen van krankzinnigen naar andere gestichten volgens Artikel 4 en hunne opneming en verpleging daarvan;

  • 2°.

    de overbrenging naar en de opneming en verpleging in een gesticht van krankzinnigen omtrent wie het onzeker is door wien de kosten moeten worden gedragen of wier plaatsing of verdere verpleging ingevolge deze verordening geschiedt op requisitoir van den Procureur-generaal;

  • 3°.

    het vervoer en de verpleging, waar ook, van krankzinnigen op bevel van den Gezaghebber in bewaring gesteld overeenkomstig Artikel 15.

Deze kosten worden door het Land verhaald:

  • a.

    op de bestuurders der gestichten, indien de uitgaaf het gevolg is van de nalatigheid of verzuim hunnerzijds;

    en anders:

  • b.

    op de inkomsten en bezittingen van den verpleegde, en voor zoover deze daartoe toereikend zijn;

  • c.

    op zijne bloed- en aanverwanten, die naar artikel 468 van het Burgerlijk Wetboek tot zijn onderhoud verplicht zijn;

  • d.

    op het eilandgebied dat volgens Artikel 37A de verplegingskosten van de krankzinnigen heeft te voldoen.

De kosten van verpleging in een Landsinrichting worden aan de personen of de eilandgebieden sub b, c en d genoemd in rekening gebracht.

Artikel 39

Het verhaal geschiedt uit kracht van een bevelschrift van ten uitvoerlegging van den President van het Hof van Justitie, gesteld op de daartoe aan dien ambtenaar over te leggen behoorlijk gesplitste en zooveel mogelijk door bewijsstukken gerechtvaardigde staten van kosten.

De invordering geschiedt op de wijze als voor de belastingen bepaald bij de verordening van 16 Juli 1908 (P.B. N. 53).[ zie thans: de Landsverordening van de 31ste December 1942, houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen (P.B. 1942, no. 246), opnieuw gepubliceerd in P.B. 1958, no. 164]

§ VIII. Slot en overgangsbepalingen

Artikel 40

De stukken vereischt tot de opneming, het verblijf, de verplaatsing, het verlof en het ontslag van personen in en uit krankzinnigengestichten zijn vrij van zegel.

Artikel 41

De verordening van den 30n. October 1873 (P.B. 1874 N. 10), houdende bepalingen omtrent het gesticht voor krankzinnigen op Curaçao, zooals gewijzigd en aangevuld, laatstelijk bij de verordening van den 23n. Maart 1920 (P.B. N. 18), is ingetrokken.

Echter gelden de krachtens deze verordening verleende rechterlijke machtigingen voor de termijnen daarin uitgedrukt.

Artikel 42

Deze verordening treedt in werking op een door den Gouverneur te bepalen tijdstip.