Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

Landsverordening van de 28ste juli 2006 houdende de introductie van een belasting op spaarvermogen (Landsverordening spaarvermogensheffing)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLandsverordening van de 28ste juli 2006 houdende de introductie van een belasting op spaarvermogen (Landsverordening spaarvermogensheffing)
CiteertitelLandsverordening spaarvermogensheffing
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze landsverordening strekt tot uitvoering van de Gezamenlijke Regeling (IFZ05-271) die is gesloten tussen enerzijds Nederland en de Nederlandse Antillen en anderzijds Nederland en Aruba, de Rijkswet van 26 mei 2005 tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, Stb. 2005, 292, alsmede de Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.

De verlening van terugwerkende kracht op grond van artikel 20, eerste lid, heeft alleen betrekking op artikel 1.

De artikelen 16 en 17 treden in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

Artikel 18, onderdeel A, treedt in werking op 1-11-2011.

Artikel 18, onderdeel B, is in werking getreden op 1-7-2008.

Artikel 18, onderdeel C, treedt in werking op 1-7-2011, tenzij dit tijdstip is gelegen op of na het tijdstip waarop de artikelen 16 en 17 in werking treden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Landsverordening van de 28ste juli 2006 houdende de introductie van een belasting op spaarvermogen (Landsverordening spaarvermogensheffing)

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:

a.Minister:Minister van Financiën;
b.bevoegde autoriteit:de Minister of een andere bij ministeriele beschikking met algemene werking aan te wijzen instantie;
c.lidstaat:het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden en iedere andere Staat waarmee het Koninkrijk der Nederlanden een overeenkomst heeft gesloten ten behoeve van de Nederlandse Antillen betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling;
d.bevoegde autoriteit in de lidstaat:de door een lidstaat tot het uitwisselen van inlichtingen aangewezen persoon of instantie;
e.Richtlijn:Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling;
f.belastingplichtige:de uiteindelijke gerechtigde, zijnde elke natuurlijke persoon die in een lidstaat woont en een rentebetaling ontvangt, of ten gunste van wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd door een inhoudingsplichtige, tenzij deze aantoont dat de rentebetaling niet te zijner gunste is ontvangen of toegekend;
g.inhoudingsplichtige:elke in de Nederlandse Antillen gevestigde uitbetalende instantie, zijnde elke marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt ten onmiddellijke gunste van de belastingplichtige, ongeacht of deze marktdeelnemer de debiteur is van het rentedragende schuldinstrument of de marktdeelnemer die door de debiteur of de belastingplichtige is belast met het uitbetalen van de rente of het bewerkstelligen van de rentebetaling;
h.instelling voor collectieve belegging in effecten:1e.een instelling waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig de algemene vereisten van Richtlijn nr. 85/611/EEG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1985 (PbEG L 375 van 31 december 1985;
   2e.een entiteit die in zijn lidstaat van vestiging gebruik heeft gemaakt van de keuzemogelijkheid, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Richtlijn;
   3e.een in een land als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel i, van de Richtlijn of een, met uitzondering van de Nederlandse Antillen, afhankelijk of geassocieerd gebied als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel ii, van de Richtlijn gevestigde bij ministeriële beschikking met algemene werking aan te wijzen entiteit;
   4e.een niet op het grondgebied van de lidstaten of de in landen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel i, van de Richtlijn of afhankelijk of geassocieerde gebieden als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel ii, van de Richtlijn gevestigde instelling voor collectieve belegging in effecten;
i.rentebetaling:1e.rente, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die, met in achtneming van de overgangsregeling van artikel 15 van de Richtlijn, is terug te voeren op enigerlei schuldvordering, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte premies en prijzen; boete voor te late betaling wordt niet als rentebetaling aangemerkt;
   2e.rente die is aangegroeid of gekapitaliseerd op het moment van verkoop, terugbetaling of aflossing van de schuldvorderingen bedoeld onder 1e;
j.belastingjaar:het kalenderjaar.
Artikel 2
  • 1. Een in de Nederlandse Antillen gevestigde entiteit, waaraan rente wordt uitbetaald of een rentebetaling wordt bewerkstelligd ten onmiddellijke gunste van de belastingplichtige, wordt op het tijdstip van het verrichten of bewerkstelligen van die rentebetaling eveneens als inhoudingsplichtige aangemerkt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de in de Nederlandse Antillen of in een lidstaat gevestigde marktdeelnemer op basis van de door de entiteit overlegde officiële bewijsstukken reden heeft om aan te nemen dat de entiteit:

    • a.

      een rechtspersoon is, met uitzondering van de in artikel 4, vijfde lid, van de Richtlijn vermelde rechtspersonen, of

    • b.

      volgens de algemene belastingregels voor ondernemingen wordt belast over de winst, of

    • c.

      een instelling voor collectieve belegging in effecten is, als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, onder 1e.

Artikel 3
  • 1. De entiteit die op grond van artikel 2, eerste lid, eveneens als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt, heeft de mogelijkheid om voor toepassing van deze landsverordening te kiezen voor een behandeling als instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. De entiteit, bedoeld in het eerste lid, die voor een behandeling als bedoeld in genoemd lid in aanmerking wil komen, kan een verzoek bij de bevoegde autoriteit indienen voor afgifte van een daartoe strekkende verklaring.

  • 3. De bevoegde autoriteit doet binnen een termijn als bedoeld in artikel 30 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89) na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, uitspraak bij een voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4. De beschikking, bedoeld in het derde lid, wordt door de entiteit aan de marktdeelnemer overhandigd.

Artikel 4
  • 1. Voor de toepassing van deze landsverordening wordt onder rentebetaling mede verstaan:

    • a.

      inkomsten uit rentebetalingen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een entiteit als bedoeld in artikel 2, uitgekeerd door instellingen voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, en artikel 3 die meer dan vijftien percent van hun vermogen in schuldvorderingen beleggen;

    • b.

      inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop van, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, en artikel 3, indien deze rechtstreeks of middellijk via een andere instelling voor collectieve belegging in effecten meer dan veertig percent van hun vermogen in schuldvorderingen beleggen. De inkomsten, bedoeld in de vorige volzin, worden slechts als rentebetaling aangemerkt voorzover deze inkomsten rechtstreeks of middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van artikel 1, onderdeel i.

  • 2. Indien een inhoudingsplichtige voor de toepassing van het eerste lid, geen informatie heeft over het deel van de inkomsten dat voortkomt uit rentebetalingen, wordt het volledige bedrag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.

  • 3. De in het eerste lid genoemde percentages worden bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsenreglement of de statuten van de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten is neergelegd of bij ontstentenis daarvan op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instellingen voor collectieve belegging in effecten. Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels worden gesteld ter bepaling van de in de eerste volzin bedoelde percentages.

  • 4. Niettegenstaande het derde lid wordt het percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a respectievelijk onderdeel b, geacht meer dan vijftien percent respectievelijk veertig percent te bedragen, indien de inhoudingsplichtige de in het eerste lid genoemde percentages niet kan of wil bepalen.

Artikel 5
  • 1. Indien rente als omschreven in artikel 1, onderdeel i, en in artikel 4, eerste lid, wordt uitbetaald aan, of bijgeschreven op een rekening op naam van een in de Nederlandse Antillen gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 2, die geen gebruik heeft gemaakt van de keuzemogelijkheid in artikel 3, en daarnaast meer dan vijftien percent van het vermogen in schuldvorderingen heeft belegd, wordt, voorzover een belastingplichtige hiertoe is gerechtigd, de uitbetaalde of bijgeschreven rente op het moment van ontvangst aangemerkt als een door deze entiteit verrichte rentebetaling. De eerste volzin is niet van toepassing indien de daar bedoelde entiteit niet formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, door de in een lidstaat gevestigde marktdeelnemer worden medegedeeld aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat.

  • 2. Indien een in de Nederlandse Antillen gevestigde marktdeelnemer rente als omschreven in artikel 1, onderdeel i, en in artikel 4, eerste lid, uitbetaalt aan, of bijschrijft op een rekening die op naam staat van een in een lidstaat gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn, die geen gebruik heeft gemaakt van de in die lidstaat geldende keuzemogelijkheid als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Richtlijn, wordt de uitbetaalde of bijgeschreven rente aangemerkt als een door de marktdeelnemer verrichte rentebetaling aan een belastingplichtige.

Hoofdstuk II Belasting op spaarvermogen, middels een heffing aan de bron

Artikel 6

Onder de naam ‘spaarvermogensheffing’ wordt een belasting over rentebetalingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, en artikel 4, eerste lid, geheven van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 1, onderdeel f.

Artikel 7
  • 1. De spaarvermogensheffing bedraagt twintig percent van de rentebetaling, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, artikel 4, eerste lid of artikel 5.

  • 2. De spaarvermogensheffing wordt geheven door inhouding op de rentebetaling voor zover deze nog niet tot heffing heeft geleid.

  • 3. De inhoudingsplichtige houdt de spaarvermogensheffing in op het tijdstip waarop de rentebetaling wordt verricht.

  • 4. De inhoudingsplichtige draagt de ingehouden spaarvermogensheffing op aangifte af aan de Landsontvanger. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 14 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen is voor de toepassing van deze landsverordening de inhoudingsplichtige hiertoe eenmaal per jaar, binnen drie maanden na afloop van het belastingjaar voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen, verplicht.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rentebetaling verstaan enkel dat deel van de rentebetaling, dat is aangegroeid op of na 1 juli 2005.

Artikel 8
  • 1. De afgedragen spaarvermogensheffing komt:

    • a.

      voor vijfenzeventig percent toe aan de woonstaat van de belastingplichtige, en;

    • b.

      voor vijfentwintig percent toe aan de openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen.

  • 2. De bevoegde autoriteit draagt eenmaal per jaar, binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar, het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde bedrag over aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de belastingplichtige woont.

Hoofdstuk III Identificatieverplichtingen

Artikel 9
  • 1. Voor de vaststelling door de inhoudingsplichtige van identiteit en de woonplaats van de belastingplichtige is de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening (P.B. 1996, no. 23) van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 6 van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening legt de inhoudingsplichtige voor nieuwe contractuele betrekkingen de identiteit van de belastingplichtige eveneens vast aan de hand van, indien dit bestaat, het door de fiscale woonstaat van de belastingplichtige aan hem toegekende fiscaal identificatienummer. Indien het fiscale identificatienummer niet bestaat, wordt de identiteit aangevuld met de vermelding van de geboorteplaats en geboortedatum van de belastingplichtige.

Hoofdstuk IV De uitwisseling van informatie

Artikel 10
  • 1. De inhoudingsplichtige laat de spaarvermogensheffing over een rentebetaling als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, in artikel 4, eerste lid, en in artikel 5, eerste lid, achterwege indien hiertoe door de belastingplichtige schriftelijk wordt verzocht. Het in de vorige volzin bedoelde verzoek wordt aangemerkt als een machtiging van de belastingplichtige voor het verstrekken van informatie aan de bevoegde autoriteit van zijn woonstaat met betrekking tot door de inhoudingsplichtige aan hem verrichte rentebetalingen.

  • 2. De inhoudingsplichtige laat de spaarvermogensheffing over een rentebetaling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, achterwege indien de in een lidstaat gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn, die geen gebruik heeft gemaakt van de in die lidstaat geldende keuzemogelijkheid als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Richtlijn formeel aanvaardt dat haar, in het verzoek vermelde, naam en adres wordt medegedeeld aan de bevoegde autoriteit.

Artikel 11
  • 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 10, eerste lid, heeft tot gevolg dat de inhoudingsplichtige binnen drie maanden na het verstrijken van het belastingjaar, de bevoegde autoriteit, naast een afschrift van dit schriftelijke verzoek, de navolgende gegevens verstrekt:

    • a.

      de identiteit en woonplaats van de belastingplichtige zoals die overeenkomstig artikel 9 zijn vastgesteld;

    • b.

      de naam en het adres van de inhoudingsplichtige;

    • c.

      het rekeningnummer van de belastingplichtige of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van het schuldinstrument;

    • d.

      het totale bedrag van de rentebetaling.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in artikel 10, tweede lid, heeft tot gevolg dat de inhoudingsplichtige binnen drie maanden na het verstrijken van het belastingjaar, de bevoegde autoriteit de navolgende gegevens verstrekt:

    • a.

      de naam en adres van de entiteit;

    • b.

      het totale bedrag van de rente die aan de entiteit is uitbetaald of de rentebetaling die voor de entiteit is bewerkstelligd.

Artikel 12
  • 1. De bevoegde autoriteit verstrekt de in artikel 11 bedoelde gegevens aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de belastingplichtige woonachtig is.

  • 2. De gegevensverstrekking geschiedt automatisch en eenmaal per jaar, binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen.

Artikel 13
  • 1. De bevoegde autoriteit verstrekt op verzoek van een binnen de Nederlandse Antillen wonende belastingplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63), binnen twee maanden nadat dit verzoek is ingediend, een verklaring met daarin de navolgende gegevens:

    • a.

      de naam, het adres en het in de Nederlandse Antillen gangbare fiscaal identificatienummer van de in de aanhef bedoelde belastingplichtige;

    • b.

      de naam en het adres van de in het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Oostenrijk gevestigde uitbetalende instantie, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Richtlijn;

    • c.

      het rekeningnummer van de in de aanhef bedoelde belastingplichtige of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van het schuldinstrument.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 29 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, die na afgifte ten hoogste drie jaren geldig is en die wordt afgegeven aan elke in het eerste lid bedoelde belastingplichtige die hiertoe een verzoek indient.

Hoofdstuk V Bijzondere bepalingen

Artikel 14

[wijzigt artikel 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen]

Artikel 15

[wijzigt artikel 41A van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943].

Artikel 16

[wijzigt artikel 41A van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943]

Artikel 17

Deze landverordening wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Artikel 5, eerste lid, tweede volzin, vervalt.

  • B.

    Artikel 6 vervalt.

  • C.

    Artikel 7 vervalt.

  • D.

    Artikel 8 vervalt.

  • E.

    Artikel 10 vervalt.

  • F.

    Artikel 11 wordt vervangen door:

    Artikel 11

    1. Een inhoudingsplichtige verstrekt de bevoegde autoriteit binnen drie maanden na het verstrijken van het belastingjaar waarin de inhoudingsplichtige een rentebetaling als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, in artikel 4, eerste lid, en in artikel 5, eerste lid, heeft verricht of bewerkstelligd aan een belastingplichtige, de navolgende gegevens:

    a. de identiteit en woonplaats van de belastingplichtige zoals die overeenkomstig artikel 9 zijn vastgesteld;

    b. de naam en het adres van de inhoudingsplichtige;

    c. het rekeningnummer van de belastingplichtige of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van het schuldinstrument;

    d. het totale bedrag van de rentebetaling.

    2. Een inhoudingsplichtige verstrekt de bevoegde autoriteit binnen drie maanden na het verstrijken van het belastingjaar waarin de inhoudingsplichtige een rentebetaling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, heeft verricht of bewerkstelligd aan een in artikel 5, tweede lid, bedoelde entiteit, de navolgende gegevens:

    a. de naam en het adres van de entiteit;

    b. het totale bedrag van de rente die aan de entiteit is uitbetaald of de rentebetaling die voor de entiteit is bewerkstelligd.

  • G.

    Artikel 13 vervalt.

Artikel 18

Deze landsverordening wordt voorts als volgt gewijzigd:

  • A.

    In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, en artikel 4, vierde lid, wordt ‘veertig percent’ steeds vervangen door: vijfentwintig percent.

  • B.

    In artikel 7, eerste lid, wordt ‘vijftien percent’ vervangen door: twintig percent.

  • C.

    In artikel 7, eerste lid, wordt ‘twintig percent’ vervangen door: vijfendertig percent.

Artikel 19

Voor zover in deze landsverordening niet anders is bepaald, kunnen bij ministeriële beschikking met algemene werking nadere regels ter uitvoering van deze landsverordening worden gesteld.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 20
  • 1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschiedt en werkt, met uitzondering van de in het tweede lid genoemde bepalingen, terug tot en met 1 juli 2005.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden de volgende artikelen in werking op het hieronder aangegeven tijdstip:

    • a.

      de artikelen 2 tot en met 15 en 19 treden in werking op de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied;

    • b.

      artikel 16 en 17 treden in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip;

    • c.

      artikel 18, onderdeel A, treedt in werking op 1 januari 2011;

    • d.

      artikel 18, onderdeel B, treedt in werking op 1 juli 2008, tenzij dit tijdstip is gelegen op of na het tijdstip, bedoeld in onderdeel b;

    • e.

      artikel 18, onderdeel C, treedt in werking op 1 juli 2011, tenzij dit tijdstip is gelegen op of na het tijdstip, bedoeld in onderdeel b.

Artikel 21

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening spaarvermogensheffing.