Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 20ste mei 2002 houdende bepalingen inzake de identificatieplicht.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 20ste mei 2002 houdende bepalingen inzake de identificatieplicht.
CiteertitelLandsverordening Identificatieplicht
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 20ste mei 2002 houdende bepalingen inzake de identificatieplicht.

Artikel 1

  • 1. Iedere persoon vanaf 12 jaar is verplicht te allen tijde een op hem betrekking hebbend identiteitsdocument, als bedoeld in artikel 2, bij zich te hebben.

  • 2. Iedere persoon, bedoeld in het eerste lid, is verplicht bij openbare vermakelijkheden, in instellingen voor onderwijs, in horeca-gelegenheden en binnen een afstand van 500 meter gerekend vanaf de grens van de locatie waar de vermakelijkheid plaats vindt, dan wel waarop de opstal van de instelling of de gelegenheid zich bevindt, desgevraagd terstond een identiteitsdocument, bedoeld in het eerste lid, ter inzage te verstrekken aan de opsporingsambtenaren, bedoeld in de artikelen 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van hen in het kader van de handhaving van de openbare orde of de opsporing van strafbare feiten toegekende wettelijke bevoegdheden.

  • 3. Iedere persoon, bedoeld in het eerste lid, is verplicht desgevraagd terstond een identiteits-document, bedoeld in het eerste lid, ter inzage te verstrekken aan de opsporingsambtenaren, bedoeld in de artikelen 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de toepassing en handhaving van:

    • a.

      de Landsverordening Toelating en Uitzetting (P.B. 1966, no. 17);

    • b.

      de Leerplichtlandsverordening (P.B. 1991, no. 35).

  • 4. De opsporingsambtenaar, bedoeld in het tweede en derde lid, is bevoegd van het ter inzage verstrekte document, bedoeld in het tweede en derde lid, afschrift te nemen of dit daartoe tijdelijk mee te nemen. Is sprake van een tijdelijk meenemen dan verstrekt de opsporingsambtenaar een met redenen omkleed bewijs van inname.

Artikel 2

Onder identiteitsdocument, als bedoeld in artikel 1, wordt verstaan:

  • a.

    een geldige indentiteitskaart, als bedoeld in de Landsverordening Identiteitskaarten (P.B. 1965, no. 17); of

  • b.

    een geldig reisdocument, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Paspoortwet (Stb. 1991, 498); of

  • c.

    een geldig rijbewijs, als bedoeld in de wegenverkeerswetgeving van één der eilandgebieden; of

  • d.

    de documenten, waarover een vreemdeling ingevolge de Landsverordening Toelating en Uitzetting (P.B. 1966, no. 17) moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie; of

  • e.

    het door de Minister van Justitie vastgestelde identiteitsdocument, dat betrekking heeft op de minderjarige, die ingevolge de Landverordening Identiteitskaarten (P.B. 1965, no. 17) niet verplicht is om in het bezit te zijn van een identiteitskaart.

Artikel 3

  • 1. Handelen in strijd met de in artikel 1 gestelde voorschriften is een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden, een geldboete van ten hoogste vijftienduizend gulden of met beide straffen.

  • 2. Indien tijdens het plegen van een strafbaar feit, bedoeld in het eerste lid, nog geen jaar is verlopen sedert een eerdere veroordeling van de schuldige wegens het plegen van een strafbaar feit, bedoeld in dat lid, onherroepelijk is geworden dan wel vrijwillig is voldaan aan een voorwaarde door het openbaar ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, kan hechtenis of een geldboete tot het dubbele van het in het eerste lid voor elk gestelde maximum worden opgelegd.

Artikel 4

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op de datum van uitgifte van het Publicatieblad, waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Landsverordening Identificatieplicht”.