Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 21ste december 2001 ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (Ministeriële beschikking administratieve boeten)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 21ste december 2001 ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (Ministeriële beschikking administratieve boeten)
Citeertitelministeriële beschikking administratieve boeten
Vastgesteld doorMinister van Financiën
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel III van de wijzigingsregeling bepaalt over de inwerkingtreding en terugwerkende kracht het volgende:

1. Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin zij is geplaatst en werkt terug tot en met:

a. 1 februari 2005 voor de belastingen welk op aangifte moeten worden voldaan ofafgedragen, anders dan de winstbelasting;

b. 1 januari 2005 voor de overige belastingen.

2. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdeel E, voor zover het betreft het aan artikel 6, van de Ministeriële beschikking administratieve boeten toegevoegde tweede lid, en artikel I, onderdeel F, (art. 6a) in werking met ingang van l februari 2006.

3. De wijzigingen zijn van toepassing op aangiften en betalingen betreffende tijdvakken en tijdstippen die aanvangen onderscheidenlijk liggen op of na:

a. 1 februari 2005 voor de belastingen welke op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen, anders dan de winstbelasting;

b. 1 januari 2005 voor de overige belastingen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.B. 2001, no. 89), art. 39, eerste lid, onder a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Aanschrijving van de Inspecteur der Belastingen van 19 februari 2002

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 21ste december 2001 ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (Ministeriële beschikking administratieve boeten)

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze ministeriële beschikking wordt onder “boete” verstaan de sanctie die de Inspecteur ingevolge Hoofdstuk III van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (P.5. 2000, no. 89) kan opleggen met betrekking tot belastingen als bedoeld in artikel 1 van genoemde landsverordening overeenkomstig de in deze ministeriële beschikking vastgestelde regels.

Artikel 2
  • 1. Bij het vaststellen van de boete wijkt de Inspecteur niet af van de percentages en bedragen, die in deze ministeriele beschikking zijn vermeld.

  • 2. De boete kan worden verminderd wanneer sprak is van een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de opgelegde boete, of wanneer de omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit buiten de directe invloedssfeer van belanghebbende liggen. De vermindering kan slechts worden verleend wanneer een bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 29 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, tegen de boete is ingediend.

Hoofdstuk II Verzuimboete

Artikel 3
  • 1. Bij het opleggen van een verzuimboete voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, houdt de Inspecteur rekening met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd. De vorige volzin is ook van toepassing bij het opleggen van een verzuimboete voor de winstbelasting welke ingevolge Hoofdstuk II van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 (PB. 2002, no. 54) op aangifte moet worden voldaan.

  • 2. Bij het opleggen van een verzuimboete voor een belasting, anders dan de winstbelasting, welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, houdt de Inspecteur voor de gevallen, bedoeld in de artikelen 5 en 6, rekening met het aantal keren dat in de voorafgaande 9 tijdvakken een verzuim is geconstateerd.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verzuimen wegens het niet of niet tijdig doen van de aangifte en de verzuimen wegens het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van de belasting.

  • 4. Voor de toepassing van het tweede lid worden, met betrekking tot een belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, slechts die verzuimen in aanmerking genomen welke betrekking hebben op tijdvakken die vallen in een periode van 24 maanden.

  • 5. Indien er sprake is van kwijtschelding van de boete wegens het afwezig zijn van alle schuld, telt dit verzuim niet mee in de verzuimenreeks.

  • 6. De verzuimenreeks, bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt toegepast per belastingmiddel.

Artikel 4
  • 1. Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven met of niet tijdig heeft gedaan, legt de Inspecteur in geval van een:

    • a.

      eerste verzuim een boete op van NAF. 250,--;

    • b.

      tweede verzuim een boete op van NAF. 500,--;

    • c.

      derde verzuim een boete op van NAF. 1.000,--;

    • d.

      een vierde of volgend verzuim een boete op van NAF. 1.500,--.

  • 2. Indien de belastingplichtige stelselmatig niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, legt de inspecteur een boete op van maximaal NAF. 2.500,--.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing indien de belastingplichtige de aangifte voor de winstbelasting welke ingevolge Hoofdstuk II van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 op aangifte moet worden voldaan niet of niet tijdig heeft gedaan.

  • 4. Een boete blijft eveneens achterwege indien door de werking van artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) de aanslag op nihil of op een negatief bedrag wordt vastgesteld.

Artikel 5
  • 1. Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de aangifte voor een belasting, anders dan de winstbelasting, welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet of niet tijdig heeft gedaan, legt de Inspecteur in geval van een:

    • a.

      eerste verzuim geen boete op;

    • b.

      tweede verzuim een boete op van NAF. 50,--;

    • c.

      derde of volgend verzuim een boete op van NAF. 100,--

  • 2. Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige stelselmatig niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, legt de Inspecteur een boete op van maximaal NAF. 2.500,--.

Artikel 6
  • 1. Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de belasting, anders dan de winstbelasting, die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig heeft betaald, legt de Inspecteur in geval van een:

    • a.

      eerste verzuim een boete op van 5% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAF. 50,-- en een maximum van NAP. 2.500,--;

    • b.

      tweede verzuim een boete op van 10% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAF. 100,-- en een maximum van NAF. 5.000,--;

    • c.

      derde of volgend verzuim een boete op van 15% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAF. 150,-- en een maximum van NAF. 10.000,—.

  • 2. Indien de belastingplichtige voor de winstbelasting die op aangifte moet worden voldaande belasting niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig heeft betaald, legt de Inspecteur in geval van een:

    • a.

      eerste verzuim een boete op van 5% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAF. 250,-- en een maximum van NAP. 2.500,--;

    • b.

      tweede verzuim een boete op van 10% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAF. 500,-- en een maximum van NAF. 5.000,--;

    • c.

      derde of volgend verzuim een boete op van 15% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAF. 1.000,-- en een maximum van NAF. 10.000,--.

Artikel 6a

In afwijking van artikel 6 wordt een verzuimboete opgelegd van 15% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAF. 25,-- en een maximum van NAF. 10.000,--, indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig heeft betaald, omdat te weinig is aangegeven.

Hoofdstuk III Vergrijpboete

Artikel 7
  • 1. Indien het aan opzet dan wel grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige te wijten is dat, met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aanslag te laag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven legt de inspecteur een boete op van 25% van de in artikel 20, tweede lid, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen omschreven grondslag voor de boete ingeval van grove schuld dan wel 50% ingeval van opzet.

  • 2. Indien het aan opzet dan wel grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige te wijten is dat, met betrekking tot een belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig is betaald, legt de Inspecteur ten boete op van 25% van de in artikel 21, tweede lid, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen omschreven grondslag voor de boete ingeval van grove schuld dan wel 50% ingeval van opzet.

  • 3. De Inspecteur legt in geval er sprake is van opzet waarbij de ernst van de gedraging tot een hogere boete dan die in het eerste of tweede lid aanleiding geeft, een boete op van 100%. Hiertoe is in elk geval aanleiding indien sprake is van ernstige en verhoudingsgewijs omvangrijke fraude.

  • 4. In geval van recidive wordt de vergrijpboete bij grove schuld verhoogd tot 50% en de vergrijpboete bij opzet tot 100%. Van recidive is sprake indien aan de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige voor hetzelfde belastingmiddel in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de door de Inspecteur op te leggen vergrijpboete reeds eerder een vergrijpboete is opgelegd, een transactie is voldaan, dan wel strafoplegging heeft plaatsgevonden.

  • 5. Indien op grond van een samenhangend complex van feiten over enig belastingjaar terzake van meerder belastingmiddelen aanslagen met een vergrijpboete worden opgelegd die uiteindelijk drukken op één belastingplichtige of inhoudingsplichtige, wordt de hoogste boete gehandhaafd en worden de overige boeten elk verminderd tot de helft.

Hoofdstuk IV Vrijwillige verbetering

Artikel 8
  • 1. Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de gemaakte fouten uit eigen beweging herstelt, legt de Inspecteur ingeval van grove schuld dan wel opzet in plaats van een vergrijpboete een verzuimboete op van 5% dan wel 10% van de grondslag van de boete. In afwijking van de vorige volzin legt de Inspecteur ingeval van ernstige en verhoudingsgewijs omvangrijke fraude dan wel van recidive als bedoeld in artikel 7, vierde lid, laatste volzin, in plaats van een vergrijpboete een verzuimboete op van 15% van de grondslag van de boete.

  • 2. Van herstel uit eigen beweging van fouten als bedoeld in het eerste lid is geen sprake, indien belanghebbende een boekenonderzoek is aangezegd of indien een branche- of fraudeonderzoek aan de gang is dan wel is aangekondigd en belanghebbende redelijkerwijs moet vermoeden dat de resultaten van een dergelijk onderzoek hem zullen kunnen raken.

Hoofdstuk V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9
  • 1. Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van 1 januari 2002 met dien verstande dat het voor het eerst toepassing vindt op belastingjaren die op of na genoemde datum aanvangen.

  • 2. Voor het bepalen van het aantal verzuimen, bedoeld in artikel 3, worden mede in aanmerking genomen, de verzuimen die zijn begaan vóór 1 januari 2002.

artikel 10

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: ministeriële beschikking administratieve boeten.