Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 3de augustus 2001 houdende regels met betrekking tot het doen verrichten van arbeid door vreemdelingen (Landsverordening arbeid vreemdelingen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 3de augustus 2001 houdende regels met betrekking tot het doen verrichten van arbeid door vreemdelingen (Landsverordening arbeid vreemdelingen)
Citeertitellandsverordening arbeid vreemdelingen
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In de officiële naam van de regeling is abusievelijk het jaartal (2001) niet vermeld. Hier is dit gegeven wel toegevoegd.

Abusievelijk is in artikel 23, tweede lid, niet bepaald dat bij de inwerkingtreding van de Landsverordening administratieve rechtspraak (met ingang van 1-12-2001) ook de aanduiding als eerste lid voor de overblijvende tekst van artikel 12 vervalt.

Abusievelijk zijn twee artikelen genummerd als artikel 22.

Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 4-1-2002 (P.B. 2002, no. 82).

Bij de inwerkingtreding van de Landsverordening administratieve rechtspraak (met ingang van 1-12-2001) zijn de artikelen 12, tweede t/m vijfde lid, en 12a op grond van artikel 23, tweede lid, vervallen. Deze artikelen zijn dus reeds vóór de inwerkingtreding vervallen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 3de augustus 2001 houdende regels met betrekking tot het doen verrichten van arbeid door vreemdelingen (Landsverordening arbeid vreemdelingen)

HOOFDSTUK I. Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuurscollege: het bestuurscollege van het eilandgebied waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt of zal worden verricht;

  • b.

    werkgever:

    • 1.

      degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten;

      of

    • 2.

      de natuurlijke persoon die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten;

  • c.

    tewerkstellingsvergunning: de vergunning welke de werkgever moet aanvragen bij het bestuurscollege voor het laten verrichten van arbeid door een vreemdeling;

  • d.

    verblijfsvergunning: de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting;

  • e.

    vreemdeling: een persoon die op grond van de bepalingen van de Landsverordening toelating en uitzetting hetzij van rechtswege toelating heeft tot verblijf in de Nederlandse Antillen, hetzij voor toelating een verblijfsvergunning behoeft.

HOOFDSTUK II. De Tewerkstellingsvergunning

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 2
  • 1. Het is een werkgever verboden een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie tevens een ander als werkgever optreedt, indien die ander beschikt over een voor de desbetreffende arbeid geldige tewerkstellingsvergunning.

Artikel 3

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling:

  • a.

    die ingevolge artikel 3, onderdelen a,b,c,d,e,g,h en i, van de Landsverordening toelating en uitzetting van rechtswege toelating tot verblijf in de Nederlandse Antillen heeft;

  • b.

    die ingevolge artikel 3, onderdeel f, van de Landsverordening toelating en uitzetting van rechtswege toelating tot verblijf in de Nederlandse Antillen heeft, tenzij bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, om redenen van economisch belang van het eilandgebied een regeling wordt getroffen krachtens welke een tewerkstellingsvergunning wordt vereist;

  • c.

    ten aanzien van wie, ingevolge bepalingen vastgesteld bij overeenkomsten met andere mogendheden dan wel bij een voor de Nederlandse Antillen verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, een tewerkstellingsvergunning niet mag worden verlangd;

  • d.

    die beschikt over een door of namens de minister van Justitie afgegeven verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige in het desbetreffende eilandgebied, voor zover deze vreemdeling arbeid verricht als zelfstandige;

  • e.

    die behoort tot een bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen categorie functies.

§ 2. Het aanvragen van de tewerkstellingsvergunning
Artikel 4
  • 1. Het bestuurscollege is bevoegd tot het verlenen, verlengen en intrekken van tewerkstellingsvergunningen.

  • 2. Het bestuurscollege kan deze bevoegdheid, zonodig onder het stellen van regels of aanwijzingen, geheel of gedeeltelijk overdragen aan een hoofd van een ambtelijke dienst van het eilandgebied.

Artikel 5
  • 1. Een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd door de werkgever.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend bij de vergunningverlenende autoriteit.

  • 3. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt bepaald welke gegevens bij de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning moeten worden verstrekt en welke bewijsstukken daarbij moeten worden overgelegd. Tot deze gegevens dan wel bewijsstukken behoort in ieder geval de overeenkomst tot het verrichten van arbeid die met betrokken vreemdeling zal worden aangegaan.

  • 4. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld betreffende de voor de aanvrage van een tewerkstellingsvergunning in het desbetreffende eilandgebied verschuldigde vergoeding, de gevallen waarin daarvan ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het verschuldigde bedrag wordt geïnd.

  • 5. Een aanvraag wordt niet in behandeling genomen:

    • a.

      zolang de krachtens het derde lid vereiste gegevens of bewijsstukken niet of niet volledig zijn verstrekt onderscheidenlijk overgelegd;

    • b.

      zolang de in het vierde lid, bedoelde verschuldigde vergoeding niet is voldaan;

    • c.

      indien het een arbeidsplaats betreft waarvan de beschikbaarheid niet tenminste vijf weken vóór het indienen van de aanvraag aan de vergunningverlenende autoriteit is gemeld.

  • 6. Indien het vijfde lid van toepassing is, wordt het aanvraagformulier en de daarbij overgelegde bescheiden aan de aanvrager teruggezonden onder schriftelijke mededeling van de reden waarom de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.

  • 7. De tewerkstellingsvergunning vermeldt de naam en de plaats van vestiging van de werkgever, de persoonsgegevens van de vreemdeling, de geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning, alsmede een omschrijving van de aard en de plaats van de door de vreemdeling te verrichten arbeid.

  • 8. Op een aanvraag wordt uiterlijk binnen zes weken na ontvangst beslist.

§ 3. Beperkingen en voorschriften
Artikel 6
  • 1. Een tewerkstellingsvergunning kan onder beperkingen worden verleend.

  • 2. Aan een tewerkstellingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden. De voorschriften strekken ertoe dat:

    • a.

      de werkgever inspanningen pleegt arbeidsplaatsen te doen vervullen door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn;

    • b.

      door de werkgever in de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhouding of arbeidsomstandigheden voor de vervulling van arbeidsplaatsen door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn, gelegen beletselen worden opgeheven.

§ 4. Geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning
Artikel 7

Een tewerkstellingsvergunning wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd afgegeven.

§ 5. Het weigeren van de tewerkstellingsvergunning
Artikel 8
  • 1. Een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd:

    • a.

      indien voor het doen verrichten van de arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft arbeidskrachten op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn;

    • b.

      indien in de overeenkomst tot het verrichten van arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft een beding is opgenomen dat in strijd is met een landsverordening of een landsbesluit, houdende algemene maatregelen;

    • c.

      indien het een arbeidsplaats betreft die behoort tot een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen categorie van arbeid, waarvan het niet in het belang van de Nederlandse Antillen is deze door vreemdelingen te laten verrichten;

    • d.

      indien deze een vreemdeling betreft die gehandeld heeft in strijd met de bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting gegeven regels;

    • e.

      indien niet voldaan is aan de in artikel 4, eerste lid, onder ten eerste, onderdeel f, van het Toelatingsbesluit gestelde voorwaarde;

    • f.

      op andere bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen gronden.

  • 2. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten en in het kader van scholing en opleiding worden afgeweken van het eerste lid, onder a.

Artikel 9

Een tewerkstellingsvergunning kan worden geweigerd:

  • a.

    indien de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben verricht de arbeidsplaats te doen vervullen door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn;

  • b.

    indien er in de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhouding of arbeidsomstandigheden beletselen zijn gelegen voor vervulling van de arbeidsplaats door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn;

  • c.

    indien voorzienbaar is dat binnen een redelijke termijn voor de desbetreffende arbeidsplaats lokale arbeidkrachten beschikbaar zullen komen;

  • d.

    wegens het niet in acht nemen van een beperking waaronder een eerdere vergunning is verleend of wegens het niet naleven van een daaraan verbonden voorschrift.

  • e.

    op andere bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen gronden.

§ 6. Het intrekken van de tewerkstellingsvergunning
Artikel 10

Een tewerkstellingsvergunning wordt ingetrokken:

  • a.

    indien de voor verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig zijn geweest, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • b.

    indien blijkt dat aan de vreemdeling verder verblijf in de Nederlandse Antillen is geweigerd;

  • c.

    indien de vreemdeling wordt ontslagen;

  • d.

    indien de werkgever in staat van faillissement wordt verklaard.

Artikel 11

Onverminderd het bepaalde in artikel 10 kan intrekking van een tewerkstellingsvergunning slechts geschieden wegens het niet in acht nemen van een beperking waaronder de vergunning is verleend, of wegens het niet naleven van een daaraan verbonden voorschrift.

HOOFDSTUK III. Bezwaar

Artikel 12
  • 1. Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een beschikking ter zake van een tewerkstellingsvergunning kan hiertegen binnen vier weken na de dag waarop deze is gegeven bezwaar indienen bij het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied. Onder beschikking wordt mede begrepen het niet beslissen door het bestuurscollege binnen de in artikel 5, achtste lid, genoemde termijn. Het bezwaar heeft schorsende werking.

Artikel 12a

[vervallen]

HOOFDSTUK IV. Toezicht en Opsporing

Artikel 13
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de door het bestuurscollege aangewezen ambtenaren.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in het blad waarin van Landswege officiële berichten worden geplaatst.

Artikel 14
  • 1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezicht houdende ambtenaren een legitimatiebewijs bij zich.

  • 2. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van het toezicht houdende ambtenaar en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

Artikel 15
  • 1. De toezichthoudende ambtenaren hebben op vertoon van hun legitimatiebewijs, te allen tijde en ongehinderd toegang tot elke plaats, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is. Zonodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 2. Indien de plaats, bedoeld in het eerste lid, een woning is, betreedt een toezicht houdende ambtenaar de woning niet tegen de wil van de bewoner tenzij met een schriftelijke last van de rechter-commissaris of de officier van justitie dan wel in aanwezigheid één hunner of van een hulpofficier van justitie.

  • 3. Van dit binnentreden wordt binnen tweemaal vierentwintig uur proces-verbaal opgemaakt, hetwelk wordt ingezonden bij de officier van justitie. Daarin wordt mede van het tijdstip van het binnentreden en van het beoogde doel melding gemaakt.

Artikel 16
  • 1. Voor zover zulks voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, zijn de toezichthoudende ambtenaren bevoegd:

    • a.

      inlichtingen te verlangen;

    • b.

      inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden;

    • c.

      kopieën te maken van de in onderdeel b bedoelde gegevens en bescheiden.

  • 2. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden zijn de toezichthoudende ambtenaren bevoegd de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen afgegeven schriftelijk bewijs.

Artikel 17
  • 1. Een ieder is verplicht aan toezicht houdende ambtenaren alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen verlangen ter uitoefening van hun bevoegdheden.

  • 2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.

Artikel 18
  • 1. Met de opsporing van strafbare feiten zijn naast de ambtenaren bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen belast de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Het bepaalde in artikel 185 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De voordracht voor een landsbesluit als bedoeld in het eerste lid geschiedt na overleg met het bestuurscollege.

  • 3. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in het blad waarin van Landwegen officiële berichten worden geplaatst.

HOOFDSTUK V. Strafbepalingen

Artikel 19
  • 1. De werkgever, die het in artikel 2, eerste lid, neergelegde verbod overtreedt, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden.

  • 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.

HOOFDSTUK VI. Bijzondere bepalingen

Artikel 20

Indien een werkgever een vreemdeling arbeid doet verrichten in strijd met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, wordt de vreemdeling vermoed gedurende tenminste zes maanden werkzaam te zijn voor die werkgever tegen een beloning en een arbeidsduur die in de betreffende bedrijfstak gebruikelijk is.

HOOFDSTUK VII. Overgang- en Slotbepalingen

Artikel 22

Een vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening verleende verblijfsvergunning, waarbij door of namens de minister van Justitie aan de vreemdeling toestemming is verleend voor een in de verblijfsvergunning met name genoemde werkgever bepaalde arbeid te verrichten, danwel is voorzien van een aantekening van of namens de minister van Justitie waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid, geldt voor de geldigheidsduur daarvan, doch ten hoogste tot uiterlijk drie jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, ten behoeve van die werkgever als een tewerkstellingsvergunning.

Artikel 22

Aanvragen om een verblijfsvergunning waarbij tevens toestemming is gevraagd voor een met name genoemde werkgever bepaalde arbeid te verrichten, die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, worden afgehandeld overeenkomstig de bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting gestelde bepalingen, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige landsverordening.

Artikel 23
  • 1. Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

  • 2. De artikelen 12, tweede tot en met vijfde lid, en 12a vervallen op de datum van inwerkingtreding van Landsverordening administratieve rechtspraak.

Artikel 24

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: landsverordening arbeid vreemdelingen.