Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 12de juli 2001 ter uitvoering van artikel 24A, achtste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9) (Ministeriële beschikking kindertoeslag ongehuwde ouder)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingMINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 12de juli 2001 ter uitvoering van artikel 24A, achtste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9) (Ministeriële beschikking kindertoeslag ongehuwde ouder)
CiteertitelMinisteriële beschikking kindertoeslag ongehuwde ouder
Vastgesteld doorMinister van Financiën
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9), art. 24A, achtste lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING MET ALGEMENE WERKING van de 12de juli 2001 ter uitvoering van artikel 24A, achtste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9) (Ministeriële beschikking kindertoeslag ongehuwde ouder)

Artikel 1

  • 1. De ongehuwde ouder, die bij de aanvang van het kalenderjaar recht heeft op de kindertoeslag, kan de toeslag overdragen aan de andere ongehuwde ouder met het hoogst persoonlijke inkomen, indien:

    • a.

      de ouder met de andere ongehuwde ouder gedurende tenminste één jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding voert met een eigen kind, een kind van de voormalige echtgenoot of een pleegkind jonger dan 27 jaar van één van hen of van hen beiden, mits beide ongehuwde ouders de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;

    • b.

      de ouder blijk geeft van wederzijdse zorgplicht jegens de andere ongehuwde ouder door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de gezamenlijke huishouding dan wel anderszins; en

    • c.

      het kind in het kalenderjaar op de kosten van de ouder en de andere ongehuwde ouder wordt onderhouden en opgevoed.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, vindt met betrekking tot het onafgebroken voeren van een gezamenlijke huishouding met een kind gedurende tenminste één jaar geen toepassing indien het kind elders verblijft om:

    • a.

      een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding te volgen; of

    • b.

      op het eilandgebied waar de ouders wonen, niet aanwezige inrichting van onderwijs te bezoeken.

  • 3. Aan de voorwaarde, bedoeld in eerste lid, onderdeel c, is in ieder geval voldaan indien de ouder:

    • a.

      vóór het tijdstip waarop het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt dan wel het tijdstip waarop het kind vóór die leeftijd in het huwelijk is getreden, het ouderlijk gezag of de voogdij over het kind, overeenkomstig artikel 245 van boek I van het Burgerlijk Wethoek uitoefent dan wel het kind overeenkomstig artikel 227 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft geadopteerd; of

    • b.

      het kind overeenkomstig artikel 203 van boek I van het Burgerlijk Wetboek heeft erkend.

Artikel 2

  • 1. De gezamenlijke keuze van de ouder en de andere ongehuwde ouder voor de overdracht van het recht op kindertoeslag wordt gemaakt bij de aangiften van beide ouders. Zij dienen tegelijkertijd aangifte te doen bij de Inspecteur.

  • 2. Een ongehuwde ouder die bij aangifte een keuze heeft gemaakt voor de overdracht van het recht op kindertoeslag, kan niet op deze keuze terugkomen indien er reeds een definitieve aanslag is opgelegd.

Artikel 3

De artikelen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de ouder en de andere ongehuwde ouder bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn zijn.

Artikel 4

  • 1. De kindertoeslag van de alleenstaande ouder, die bij de aanvang van het kalenderjaar daar recht op heeft, wordt verdubbeld indien de ouder:

    • a.

      ongehuwd zijnde en

    • b.

      gedurende tenminste één jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding voert met een eigen kind, een kind van de voormalige echtgenoot of een pleegkind jonger dan 27 jaar, mits de ongehuwde ouder de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en

    • c.

      in het kalenderjaar het kind op zijn kosten heeft onderhouden en opgevoed.

  • 2. Artikel 1, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op het eerste lid, onderdeel b.

  • 3. Artikel 1, derde lid, is van toepassing op de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 5

Het verzoek om toekenning van de dubbele kindertoeslag, bedoeld in artikel 4, wordt gedaan bij de aangifte van de ongehuwde ouder.

Artikel 6

De artikelen 4 en 5 zijn niet van toepassing indien de ongehuwde ouder aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 1, 2 en 3, voldoet.

Artikel 7

Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Ministeriële beschikking kindertoeslag ongehuwde ouder.

Artikel 8

Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied en werkt terug tot en met 1 januari 2001.