Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSVERORDENING van de 4de december 1989 houdende een nieuwe regeling van het Muntstelsel van de Nederlandse Antillen (Regeling Muntstelsel Nederlandse Antillen 1989)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING van de 4de december 1989 houdende een nieuwe regeling van het Muntstelsel van de Nederlandse Antillen (Regeling Muntstelsel Nederlandse Antillen 1989)
CiteertitelRegeling muntstelsel Nederlandse Antillen 1989
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Regeling Muntstelsel van de Nederlandse Antillen 1970 (P.B. 1970, No. 105) en de Landsverordening van de 8ste september 1970 houdende regelen van de wijze van beheer van de fondsen bedoeld in artikel 5 van de Regeling Muntstelsel van de Nederlandse Antillen 1970 (P.B. 1970, no. 106).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Landsbesluit van de 12de februari 1990 ter uitvoering van de Regeling muntstelsel Nederlandse Antillen 1989 (P.B. 1990, no. 8)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 4de december 1989 houdende een nieuwe regeling van het Muntstelsel van de Nederlandse Antillen (Regeling Muntstelsel Nederlandse Antillen 1989

Artikel 1

Het muntstelsel van de Nederlandse Antillen omvat munten en muntbiljetten.

Artikel 2

De rekeneenheid van het muntstelsel van de Nederlandse Antillen is de gulden. De gulden is verdeeld in honderd centen. Bij in cijfers aangegeven bedragen kan de gulden worden aangeduid met de letters “NAF.” geplaatst vóór het bedrag.

Artikel 3

Nederlands-Antilliaanse munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel zijn:

  • I.

    tot een beperkt bedrag:

    • a.

      het vijf gulden stuk (Antilliaanse daalder);

    • b.

      de twee-en-een-halve gulden (rijksdaalder);

    • c.

      het guldenstuk;

    • d.

      het vijftig cent stuk (groot stuiver of yotin);

    • e.

      het vijfentwintig cent stuk (kwartje of dies plaka);

    • f.

      het tien cent stuk (dubbeltje of depchi);

    • g.

      het vijf cent stuk (stuiver of locha);

    • h.

      het een cent stuk (sen)

  • II.

    tot een onbeperkt bedrag:

    • i.

      herdenkingsmunten.

Artikel 4

  • 1. Muntbiljetten van de Nederlandse Antillen met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel tot een beperkt bedrag zijn:

    • a.

      het twee-en-een-halve gulden biljet;

    • b.

      het gulden biljet.

  • 2. De vorm, papiersoort en opdruk van de muntbiljetten worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.

Artikel 5

  • 1. De in artikel 3 genoemde munten en de in artikel 4 genoemde muntbiljetten worden uitsluitend voor rekening van de Nederlandse Antillen geslagen, onderscheidenlijk aangemaakt, en naar behoeft door de Bank van de Nederlandse Antillen, in omloop gebracht, een en ander tot de bedragen telkens bij Beschikking van de Minister van Financiën te bepalen.

  • 2. De beschikking als bedoeld in het vorige lid wordt bekend gemaakt in het blad waarin van landswege de officiële berichten worden geplaatst.

Artikel 6

  • 1. De op aanmuntingen verkregen winsten, worden na aftrek van de kosten van aanmunten in een Muntfonds ondergebracht en strekken uitsluitend tot delging van verliezen voortvloeiende uit de intrekking en ontmunting van munten.

  • 2. De op uitgegeven muntbiljetten verkregen winsten worden na aftrek van de kosten van aanmaak in een Muntbiljettenfonds gestort en strekken uitsluitend tot delging van verliezen voortvloeiende uit de intrekking van muntbiljetten.

  • 3. De ingevolge dit artikel beschikbare gelden kunnen worden belegd:

    • a.

      in schuldbewijzen welke met een termijn van maximaal drie maanden opzegbaar zijn, ten laste van het Land of van de eilandgebieden;

    • b.

      in schuldbewijzen welke met een termijn van maximaal drie maanden opzegbaar zijn ten laste van in de Nederlandse Antillen gevestigde lichamen, voorzover hun verplichtingen door het Land gegarandeerd worden of andere in de Nederlandse Antillen gevestigde lichamen aan te wijzen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen;

    • c.

      in eerste klas aandelen en obligaties, welke opgenomen zijn in de officiële notering op één der grote Europese of Amerikaanse beurzen.

  • 4. Het beheer en de administratie van de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde fondsen is, met in achtneming van de richtlijnen van de Minister toegewezen aan het Departement van Financiën, dat het beheer en de administratie bij overeenkomst aan de Bank van de Nederlandse Antillen uitbesteedt.

  • 5. Voorzover de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde winsten niet nodig blijken voor delging van het in het eerste en tweede lid bedoelde verliezen, kan daarover bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voor een ander doel worden beschikt.

Artikel 7

Van de rekening van het Muntfonds van de Nederlandse Antillen en van het Muntbiljettenfonds van de Nederlandse Antillen wordt vóór 1 juli een afschrift overgelegd aan de Staten van de Nederlandse Antillen.

Artikel 8

De materialen waaruit de munten bedoeld in artikel 3, letters a t/m h worden vervaardigd, alsmede de gewichten, de afmetingen en de hoeveelheid van deze munten, worden bij landsbesluit, houden algemene maatregelen, vastgesteld.

Artikel 9

  • 1. Het vijf gulden stuk, het twee-en-een-halve gulden stuk en het guldenstuk hebben:

    • -

      op de voorzijde de beeltenis van de Koningin (Koning) der Nederlanden alsmede de naam van de Koningin (Koning) en de woorden: “Koningin (Koning) der Nederlanden”;

    • -

      op de keerzijde het wapen van de Nederlandse Antillen, de waardeaanduiding 5G, 2½G, 1G alsmede de woorden “De Nederlandse Antillen” benevens het jaartal, het muntteken en eventueel muntmeesterteken;

    • -

      een gladde rand en dragen als randschrift de woorden “God zij met ons”.

  • 2. De overige specifikaties van de in het eerste lid genoemde munten worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.

Artikel 10

  • het vijftig cent stuk vertoont:

    • -

      op de voorzijden de woorden “Nederlandse Antillen” en een dubbele cirkel waarbinnen een vruchtdragend oranjetakje;

    • -

      op de keerzijde de waarde-aanduiding 50 cent binnen een parelrand met schelpen en het jaartal van uitgifte.

      Het vijftig cent stuk heeft de vorm van een vierkant waarbij de hoekpunten zijn afgerond en een gladde rand.

  • 2. De overige specificaties van het vijftig cent stuk worden bij landbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaald.

Artikel 11

  • 1. Het vijfentwintig cent stuk, het tien cent stuk, het vijf cent stuk en het een cent stuk hebben:

    • -

      op de voorzijde de woorden “Nederlandse Antillen,” en een dubbele cirkel waarbinnen een vruchtdragend oranje takje;

    • -

      op de keerzijde de waarde-aanduiding 25c, 10c, 5c en 1c binnen een parelrand met schelpen en het jaartal van uitgifte.

      Het vijfentwintig cent stuk, het tien cent stuk, het vijf cent stuk en het een cent stuk hebben een kartel rand.

  • 2. De overige specifikaties van de in het eerste lid genoemde munten worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.

Artikel 12

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt de beeltenis, het bedrag, het muntmateriaal, de afmetingen, het gewicht en de hoeveelheid van de herdenkingsmunten vastgesteld.

Artikel 13

Niemand is verplicht de in artikel 3, I, sub a. tot en met h. genoemde munten en de in artikel 4 genoemde muntbiljetten aan te nemen tot een hoger bedrag dan van:

vijftig gulden:

  • -

    in vijf gulden stukken;

  • -

    in twee-en-een-halve gulden stukken;

  • -

    in guldenstukken;

  • -

    in muntbiljetten;

tien gulden:

  • -

    in vijftig cent stukken;

  • -

    in vijfentwintig cent stukken;

  • -

    in tien cent stukken;

een gulden:

  • -

    in vijf cent stukken;

  • -

    in een cent stukken;

Artikel 14

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de kantoren aangewezen waar:

  • a.

    munten en muntbiljetten kunnen worden ingewisseld tegen onbemerkt wettig betaalmiddel, mits het aangeboden bedrag niet minder is dan NAF. 100,-- voor het vijf gulden stuk, het twee-en-een-halve gulden stuk, het gulden stuk en de muntbiljetten; niet minder dan NAF. 25,-- voor het vijftig cent stuk het vijfentwintig cent stuk en het tien cent stuk en niet minder dan NAF 10,-- voor het vijf cent stuk en het een cent stuk;

  • b.

    onbeperkt wettig betaalmiddel kan worden ingewisseld tegen munten en muntbiljetten, voor zover de beschikbare voorraad zulks toelaat;

  • c.

    munten en muntbiljetten van iedere nominale waarde kunnen worden ingewisseld tegen munten en muntbiljetten van andere nominale waarde, voor zover de beschikbare voorraad zulks toelaat.

Artikel 15

  • Geschonden munten en muntbiljetten worden in ’s Landskas niet aangenomen dan tegen zodanige waarborgen, als door de Bank van de Nederlandse Antillen namens de Minister van Financien worden vastgesteld ter voorkoming van schade voor het Land.

  • 2. Onder geschonden munten worden in dit en het volgende artikel niet begrepen die munten welke kennelijk uitsluitend door slijtage in gewicht zijn verminderd.

  • 3. Onder geschonden muntbiljetten worden in dit en in het volgende artikel niet begrepen kennelijk in het gebruik gekreukte of beschadigde muntbiljetten, waarvan de volledige opdruk nog duidelijk te onderscheiden is.

  • 4. Personen in dienst van de Bank van de Nederlandse Antillen, ambtenaren in dienst van openbare lichamen of publiekrechtelijke rechtspersonen, belast met het ontvangen of uitbetalen van gelden, zijn bij het ontvangen van munten en muntbiljetten welke vermoed worden vals of vervalst te zijn, verplicht daarvan onverwijld, onder afgifte van de munten en muntbiljetten, aangifte te doen bij de Officier van Justitie of één zijner hulpofficieren.

Artikel 16

  • 1. Munten, welke vermoed worden vals, vervalst of geschonden te zijn en muntbiljetten, welke vermoed worden vals of vervalst te zijn, kunnen door een ieder aan bij landsbesluit , houdende algemene maatregelen, daartoe aangewezen personen, ter beoordeling worden toegezonden.

  • 2. Ingeval het vermoeden, dat munten vals, of geschonden zijn of dat muntbiljetten vals of vervalst zijn, na onderzoek bevestigd wordt, zijn de in het eerste lid bedoelde personen verplicht daarvan onverwijld, onder afgifte der munten of muntbiljetten, aangifte te doen bij de Officier van Justitie of één zijner hulpofficieren. In het tegenovergestelde geval worden de munten en muntbiljetten in de staat, waarin zij zijn ontvangen, teruggeven of wordt de nominale waarde daarvan vergoed.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden zonodig nadere voorschriften gegeven voor de bescherming van de munt en het muntbiljet.

Artikel 17

  • 1. Van landswege worden ingetrokken en ontmunt of vernietigd:

    • a.

      alle gebrekkige munten en alle gebrekkig bedrukte muntbiljetten;

    • b.

      alle munten en muntbiljetten, niet begrepen onder die bedoeld bij artikel 1, tweede lid, welke door de omloop zozeer zijn afgesleten dat hun beeldenaar geheel of gedeeltelijk onzichtbaar is, of welke door andere oorzaken, ter beoordeling van de Bank van de Nederlandse Antillen voor de circulatie, ongeschikt zijn geworden.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt de wijze van intrekking alsmede de tijd gedurende welke inwisseling openstaat, geregeld. De termijn zal tenminste drie maanden belopen.

  • 3. Voorzover het munten betreft worden bij ontmunting de kosten van ontmunting en de opbrengst van verkoop van het metaal ten laste respectievelijk ten gunste van het Muntfonds gebracht.

  • 4. De zorg voor de vernietiging van de ingetrokken muntbiljetten berust bij het Departement van Financien, dat de vernietiging bij overeenkomst aan de Bank van de Nederlandse Antillen uitbesteedt.

Artikel 18

  • 1. De vóór de inwerkingtreding van deze landsverordening op grond van de Regeling Muntstelsel van de Nederlandse Antillen 1970 (P.B.1970, no. 105) zoals gewijzigd, geslagen munten en aangemaakte muntbiljetten, behouden de hoedanigheid van wettig betaalmiddel tot het tijdstip waarop zij bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, buiten omloop worden gesteld.

  • 2. Bij het in het vorige lid genoemde landsbesluit wordt tevens bepaald tot welke datum gelegenheid bestaat de buiten omloop gestelde munten en muntbiljetten, in te wisselen.

  • 3. De daartoe te stellen termijn zal ten minste 3 maanden belopen.

Artikel 19

Het Muntfonds en het Muntbiljettenfonds, bedoeld in artikel 6, eerste lid en tweede lid, van de Regeling Muntstelsel van de Nederlandse Antillen 1970 worden geliquideerd nadat de inleveringstermijn van de krachtens genoemde landsverordening uitgegeven munten en muntbiljetten zal zijn verstreken.

Artikel 20

  • 1. Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Regeling muntstelsel Nederlandse Antillen 1989” en treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.

  • 2. Met ingang van het in het eerste lid genoemde tijdstip, vervalt de Muntregeling van de Nederlandse Antillen 1970 (P.B. 1970, no. 105), zoals gewijzigd en de Landsverordening van de 8ste september 1970 houdende regelen van de wijze van beheer van de fondsen bedoeld in artikel 5 van de Regeling Muntstelsel van de Nederlandse Antillen (P.B. 1970, no. 106).