Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

Landsverordening op de Loonbelasting 1976

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLandsverordening op de Loonbelasting 1976
CiteertitelLandsverordening op de Loonbelasting 1976
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Niet alle gegevens over de vermelde wijzigingen van de regeling zijn compleet. Mogelijk zijn ook wijzigingen niet vermeld.

Alleen de wetshistorische informatie van de oorspronkelijke regeling en van de laatste vijf wijzigingen is vermeld.

De wetshistorische informatie van 14 wijzigingen (P.B. 1978, no. 270, P.B. 1981, no. 375, P.B. 1981, no. 377, P.B. 1987, no. 144, P.B. 1989, no. 7, P.B. 1989, no. 77, P.B. 1992, no. 67, P.B. 1994, no. 142, P.B. 1997, no. 150, P.B. 1997, no. 237, P.B. 1997, no. 324, P.B. 1997, no. 333, P.B. 1998, no. 90 en P.B. 2000, no. 76) is niet vermeld.

Het opschrift van het Publicatieblad waarin de oorspronkelijke regeling is geplaatst, is niet bekend. Daarom is in plaats van de officiële naam van de regeling en als intitulé de citeertitel daarvan vermeld.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 04-12-2001 (P.B. 2001, no. 48) is vastgesteld bij landsbesluit van 23-05-2002 (P.B. 2002, no. 82).

De terugwerkende kracht van de wijzigingsregeling van 03-08-2001 (P.B. 2001, no. 94) tot 01-08-2000 betreft alleen art. 6B, met uitzondering van het eerste lid, onder d, dat in werking trad op 18-08-2001.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 23ste mei 2002 ter uitvoering van artikel 3, lid 4, en 21d van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) juncto artikel 8, lid 9, van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14), artikel 8, lid 1, van de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15), artikel 22, lid 3, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211), artikel 29, lid 3, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en artikel 32, lid 3, de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) (P.B. 2002, no. 81).

Aftrekregeling voor een specifieke categorie buitenlandse belastingplichtigen.

Ministeriële beschikking werkkleding 2001.

Beschikking vaste vergoedingen (P.B. 2001, no. 123).

Beschikking pensioenen (P.B. 2002, no. 35).

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Landsverordening op de Loonbelasting 1976

Algemene Bepaling

Artikel A In deze landsverordening wordt onder Minister verstaan van de Minister van Financiën.

HOOFDSTUK I Belastingplicht

Artikel 1

Onder de naam ,,loonbelasting” wordt een belasting van de werknemers geheven.

Artikel 2
  • 1. Werknemer is de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in dienstbetrekking staat of van een inhoudingsplichtige loon geniet uit een vroegere dienstbetrekking van hemzelf of van een ander.

  • 2. Wie niet binnen de Nederlandse Antillen woont, wordt slechts als werknemer beschouwd voor zover hij:

    • a.

      zijn dienstbetrekking binnen de Nederlandse Antillen vervult, dan wel loon geniet uit een vroeger binnen de Nederlandse Antillen vervulde dienstbetrekking;

    • b.

      in dienstbetrekking staat tot een Nederlands-Antilliaans publiekrechtelijk rechtspersoon, dan wel uit andere hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon;

    • c.

      loon geniet uit een bestaande of vroegere functie door hemzelf of door een ander vervuld als bestuurder of commissaris van een binnen de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940, ook in geval van beperking van de bevoegdheid tot buiten de Nederlandse Antillen gelegen gedeelten van de onderneming van dat lichaam.

  • 3. Krachtens wettelijk vruchtgenot aan een kind ontleent loon wordt geacht door het kind te zijn genoten.

  • 4. Indien de dienstbetrekking als bedoeld in letter a van het tweede lid slechts tijdelijk geschiedt en korter dan drie maanden achtereen duurt, kan bij landsbesluit gehele of gedeeltelijke ontheffing van loonbelasting worden verleend.

  • 5 .De woonplaats van de werknemer wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 3
  • 1. Als dienstbetrekking wordt beschouwd elke arbeidsverhouding, waarbij een gezagsverhouding bestaat tussen degene die werk opdraagt en degene die het uitvoert.

  • 2. Onder dienstbetrekking wordt tevens verstaan de arbeidsverhouding van:

    • a.

      de bestuurderof commissaris van een binnen de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940;

    • b.

      het kind van 14 jaar of ouder dat werkzaam is in de onderneming van zijn ouder, tenzij die onderneming mede voor zijn rekening wordt gedreven;

    • c.

      personen die niet anders dan op provisiebasis werken;

    • d.

      degene, die als artiest of beroepssportbeoefenaar optreedt en zijn woonplaats niet binnen de Nederlandse Antillen heeft;

    • e.

      degene, wiens functie op een benoeming berust;

    • f.

      degene die, anders dan in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, zich verbindt om persoonlijk een werk van stoffelijke aard uit te voeren tegen een te betalen prijs;

    • g.

      degene die de in onderdeel f bedoelde persoon bij het tot stand brengen van dat werk bijstaat.

  • 3. Het tweede lid, onderdelen f en g, vindt geen toepassing indien de in onderdeel f bedoelde verbintenis rechtstreeks is aangegaan met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden dan wel met de openbare rechtspersoon het Land de Nederlandse Antillen of één van de Eilandgebieden.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen bedrijfssectoren en –takken worden aangewezen ten aanzien waarvan het tweede lid, onderdelen f en g, niet van toepassing is.

  • 5. Als loon van de in het tweede lid, onder f, bedoelde uitvoerder wordt aangemerkt het gehele door de aanbesteder verstrekte loon, verminderd met het loon van de hulpen. Deze vermindering is slechts van toepassing voor zover de uitvoerder aan de aanbesteder een door hem en zijn hulpen ondertekende verklaring doet toekomen waaruit het loon van ieder van de hulpen blijkt.

Artikel 4
  • 1. Inhoudingsplichtige is:

    • a.

      degene, tot wie één of meer personen in dienstbetrekking staan;

    • b.

      degene, die aan één of meer personen loon uit vroegere dienstbetrekking tot hemzelf of tot een ander verstrekt.

  • 2. Als degene, tot wie de dienstbetrekking bestaat, wordt beschouwd in de gevallen bedoeld in artikel 3, tweede lid. onder

    • a.

      het lichaam;

    • b.

      de ouder;

    • c.

      degene, van wie provisie genoten wordt;

    • d.

      degene, met wie het optreden is overeengekomen;

    • e.

      degene, te wiens laste de betaling komt;

    • f.

      de aanbesteder;

    • g.

      de aanbesteder.

  • 3. Degene tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat wordt geacht aan de werknemer het loon te verstrekken dat deze uit hoofde van zijn dienstbetrekking geniet van een niet-inhoudingsplichtige;

  • 4. Wie niet binnen de Nederlandse Antillen woont of gevestigd is, wordt slechts als inhoudingsplichtige beschouwd indien hij binnen de Nederlandse Antillen een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft, dan wel binnen de Nederlandse Antillen één of meer personen in dienst heeft en door de Inspecteur als inhoudingsplichtige is aangewezen. Onverminderd het bepaalde in de vorige volzin worden ten aanzien van een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde aannemer of onderaannemer als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, de werkzaamheden ten behoeve van het werk geacht te zijn verricht met behulp van een vaste inrichting binnen de Nederlandse Antillen indien de uitvoering van het werk langer duurt dan 30 dagen.

  • 5. De woonplaats of vestigingsplaats van de inhoudingsplichtige wordt naar artikel 1 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 en artikel 1, tweede lid, van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 beoordeeld.

  • 6. Diplomatieke, consulaire en andere vertegenwoordigers van vreemde mogendheden en hun toegevoegde ambtenaren, alsmede door de Minister aan te wijzen internationale organisaties en vertegenwoordigers en functionarissen daarvan, worden niet als inhoudingsplichtigen beschouwd. De consulaire vertegenwoordiger is evenwel inhoudingsplichtig, indien en voor zover hij naast het consulaire ambt een bedrijf of beroep uitoefent.

  • 7. Ter vergemakkelijking van de heffing van de inkomstenbelasting kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gegeven ingevolge welke loonbelasting mede wordt geheven van natuurlijke personen die:

    • a.

      termijnen van lijfrente of andere periodieke uitkeringen of verstrekkingen genieten;

    • b.

      uitkeringen genieten ter vervanging van gederfde of te derven periodieke uitkeringen.

HOOFDSTUK II Voorwerp van belasting

Artikel 5

De belasting wordt geheven naar het zuiver voljaarloon, bedoeld in artikel 7, vierde lid.

Artikel 6
  • 1. Loon is al hetgeen onder welke naam of vorm ook uit een bestaande of vroegere dienstbetrekking wordt verkregen. Niet in geld verkregen loon wordt in aanmerking genomen naar zijn geldswaarde.

  • 2. Degene, tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat, wordt geacht de uitkeringen van ongevallengelden en ziekengelden ingevolge de Landsverordening Ongevallenverzekering en de Landsverordening Ziekteverzekering, welke door zijn tussenkomst worden uitbetaald, als loon uit de dienstbetrekking te verstrekken.

  • 3. Tot het loon worden niet gerekend:

    • a.

      de premies door de werkgevers betaald ingevolge de Landsverordening Ongevallenverzekering en de Landsverordening Ziekteverzekering;

    • b.

      eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen driemaal het loon over een maand niet overtreffen.

    • c.

      de toeslagen van de werkgevers op het loon van de werknemer, ter compensering van de door de werknemer verschuldigde premie, ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering;

    • d.

      de verplichte bijdragen van de werkgever voor pensioenen en aan pensioen-fondsen;

    • e.

      de door de werkgever ten behoeve van de werknemer gemaakte kosten in verband met geneeskundige behandeling en verpleging, alsmede de aanspraken van de werknemer op vrije geneeskundige behandeling en verpleging en op tegemoetkoming in ziektekosten;

    • f.

      vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, behoudens ter zake van:

      • 1°.

        posten als bedoeld in artikel 9C, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943;

      • 2°.

        vervoerskosten als bedoeld in artikel 9C, derde lid, van de genoemde landsverordening voor zover meer wordt vergoed dan de aldaar genoemde prijs per kilometer;

      • 3°.

        vaste vergoedingen voor zover niet is voldaan aan door de Minister van Financiën nader te stellen regels;

    • g.

      uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke goederen;

    • h.

      uitkeringen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van zijn opleiding of studie voor een beroep, alsmede verstrekkingen met betrekking tot zodanige opleiding of studie.

Artikel 6A
  • 1. Onder pensioenregeling wordt verstaan een regeling die uitsluitend:

    • a.

      ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij invaliditeit of ouderdom en de verzorging van hun echtgenoten en gewezen echtgenoten en van hun kinderen en pleegkinderen die de leeftijd van 27 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest; en

    • b.

      een pensioen inhoudt dat niet uitgaat boven hetgeen naar maatschappelijke opvattingen, mede in verband met diensttijd en genoten beloningen redelijk moet worden geacht en waarvan het lichaam dat als verzekeraar van een pensioen optreedt de pensioenverplichting voor de heffing van de winstbelasting rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen.

  • 2. De Minister van Financiën is bevoegd om:

    • a.

      nadere regels te geven ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b;

    • b.

      onder door hem te stellen voorwaarden, bepaalde regelingen of groepen van regelingen die afwijken van het in het eerste lid bepaalde, als pensioenregeling in de zin van dit artikel aan te wijzen.

Artikel 6B
  • 1. Ingeval van een gebeurtenis als hierna bedoeld, wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer of de gewezen werknemer dan wel, indien deze is overleden, van de gerechtigde tot de aanspraak:

    • a.

      een aanspraak ingevolge een pensioenregeling is niet langer als zodanig aan te merken;

    • b.

      een aanspraak ingevolge een pensioenregeling wordt afgekocht of vervreemd dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid;

    • c.

      een binnen de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam dat als verzekeraar van een pensioen optreedt, houdt op in de Nederlandse Antillen te zijn gevestigd dan wel rekent de pensioenverplichting niet langer geheel tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;

    • d.

      een aanspraak ingevolge een pensioenregeling wordt prijsgegeven, behoudens voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is.

  • 2. Ingeval een verplichting ingevolge een pensioenregeling geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar wordt de aanspraak ingevolge die regeling geacht te worden afgekocht. De eerste volzin is niet van toepassing voor zover deze verplichting geheel of gedeeltelijk overgaat naar een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde verzekeraar die de pensioenverplichting rekent tot zijn binnenlands ondernemingsvermogen.

  • 3. De Minister van Financiën is bevoegd om, onder daarvoor te stellen voorwaarden, het tweede lid, laatste volzin, ook van toepassing te verklaren op een pensioenverplichting welke geheel of gedeeltelijk overgaat op een in Nederland, Aruba dan wel een verdragsland gevestigde verzekeraar.

Artikel 6C
  • 1. Niet in geld genoten loon wordt in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend met dien verstande dat voor zover de verwerving van het loon het gebruik of verbruik daarvan meebrengt, de waarde wordt gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt, ingeval aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking is gesteld, tot de inkomsten uit arbeid gerekend ten minste het bedrag waarmee 15% van de nieuwwaarde, met inbegrip van de omzetbelasting en de invoerheffingen, van de auto de vergoeding welke de werknemer ter zake van het gebruik, anders dan ten behoeve van het verrichten van arbeid, verschuldigd is, te boven gaat.

  • 3. Een door de werknemer aan de inhoudingsplichtige betaalde vergoeding ter zake van het gebruik van de personenauto komt in mindering op de in de vorige volzin bedoelde bijtelling tot ten hoogste het bedrag van die bijtelling. Andere vergoedingen of gemaakte onkosten kunnen niet in mindering worden gebracht.

  • 4. De Minister van Financiën kan nadere regels geven met betrekking tot de waardering van aanspraken en van ander niet in geld genoten loon.

  • 5. De Minister van Financiën kan in bepaalde gevallen of groepen van gevallen regels geven met betrekking tot het bedrag aan fooien en dergelijke prestaties van derden dat geacht wordt te zijn genoten. Hij kan ook bepalen dat een bedrag ter zake niet tot het loon behoort.

HOOFDSTUK III Wijze van berekening en inhouding

Artikel 7
  • 1. Het loon genoten over een ander loontijdvak dan een jaar wordt tot een voljaarsloon herleid.

    Loontijdvak is het tijdvak waarover het loon wordt verkregen. Bij die herleiding wordt voor:

    • a.

      halve-dagloners een jaar op 520 halve dagen gesteld;

    • b.

      dagloners een jaar op 260 dagen gesteld;

    • c.

      weekloners een jaar op 52 weken gesteld;

    • d.

      quincena-loners een jaar op 26 quincena’s gesteld;

    • e.

      maandloners een jaar op 12 maanden gesteld;

    • f.

      kwartaalloners een jaar op 4 kwartalen gesteld;

  • 2. Een loontijdvak van niet meer dan 4 uren wordt op een halve dag gesteld.

  • 3. Als voljaarsloon geldt voor de toepassing van deze landsverordening het in het kalenderjaar te verkrijgen loon, indien over het gehele jaar van de inhoudingsplichtige loon zou worden verkregen.

    Hierbij wordt uitgegaan van het loon over het tijdvak, hetwelk bij de aanvang van het kalenderjaar wordt verkregen of zo de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar is ontstaan, het loon over het tijdvak, bij de aanvang van de dienstbetrekking.

  • 4. Het zuiver voljaarsloon wordt verkregen door het voljaarsloon te verminderen, indien het een dienstbetrekking betreft van:

    • a.

      een binnen de Nederlandse Antillen wonende werknemer:

      • met f. 500 ingeval van een bestaande dienstbetrekking, met dien verstande dat de aftrek niet meer bedraagt dan dat voljaarsloon;

      • met de bijdragen van een werknemer in de verschuldigde premies ingevolge de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering;

      • met aan het loon verbonden verplichte bijdragen van de werknemer voor pensioen en pensioenfondsen;

      • met 5% tot een maximum bedrag van f. 840,-- voor de aan het loon verbonden verplichte bijdragen in spaar- en voorzieningsfondsen;

      • premies als bedoeld in artikel 5 van de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, no. 249).

    • b.

      een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende werknemer:

      met f. 500 ingeval van een bestaande dienstbetrekking, met dien verstande dat de aftrek niet meer bedraagt dan dat voljaarsloon.

Artikel 8
  • 1. Het bedrag van de verschuldigde belasting over een loontijdvak van een jaar wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 24, eerste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 bedoelde tabel, nadat hierop de basiskorting, bedoeld in artikel 24A van genoemde landsverordening, in mindering is gebracht alsmede de navolgende daarop van toepassing zijnde toeslagen:

    • a.

      de kindertoeslag, bedoeld in artikel 23A van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, en ingeval de echtgenoot van de gehuwde geen persoonlijk inkomen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van meergenoemde landsverordening heeft, wordt de toeslag verdubbeld;

    • b.

      de gehuwde wiens echtgenoot geen persoonlijk inkomen heeft als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van meergenoemde landsverordening: de alleenverdienertoeslag, bedoeld in artikel 24A van meergenoemde landsverordening;

    • c.

      de ouderentoeslag, bedoeld in artikel 24A van meergenoemde landsverordening.

  • 2. Indien de werknemer over loontijdvakken die geheel of gedeeltelijk samenvallen loon geniet uit meer dan één dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking dan wel van meer dan één inhoudingsplichtige en dit loon voor de berekening van de belasting niet wordt samengevoegd, kan de werknemer de basiskorting, kindertoeslag, alleenverdienertoeslag en de ouderentoeslag slechts in één dienstbetrekking dan wel tegenover één inhoudingsplichtige geldend maken.

  • 3. De Minister is bevoegd met het oog op de uitvoering van deze landsverordening ter nadere uitwerking van de tabel, bedoeld in het eerste lid, loonbelastingtabellen, waaronder begrepen de tabel voor bijzondere beloningen, bedoeld in het derde lid [bedoeld zal zijn: vierde lid], vast te stellen voor loontijdvakken waarvoor bij deze nodig acht. Bij het opstellen van deze tabellen kunnen loonklassen en afrondingen worden aangebracht.

  • 4. Tantièmes, gratificaties, overwerkloon en andere beloningen welke gewoonlijk slechts éénmaal of éénmaal per jaar worden genoten worden belast volgens de tabel voor bijzondere beloningen. In deze tabel worden jaarlonen en belastingpercentages opgenomen. Bij elk jaarloon komt het belastingpercentage overeen met het percentage dat verschuldigd is van de laatste duizend gulden van 90% van het zuiver voljaarsloon, bedoeld in artikel 7, vierde lid.

  • 5. In de gevallen dat toepassing van dit artikel tot hardheden leidt, is de Inspecteur bevoegd, hetzij op verzoek, hetzij ambtshalve deze hardheden op te heffen.

  • 6. Indien dit niet tot een hoger belastingbedrag leidt mogen de in het derde lid [bedoeld zal zijn: vierde lid] bedoelde beloningen worden beschouwd als een toevoeging aan het loon over het loontijdvak waarin zij worden uitbetaald.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt als jaarloon in aanmerking genomen:

    • a.

      het in dat jaar genoten loon ingeval de werknemer over het gehele voorafgaande kalenderjaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten; of

    • b.

      het tot een jaarloon herleide bedrag van het in dat jaar genoten loon ingeval de werknemer over een gedeelte van het voorafgaande jaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten.

  • 8. Indien het bedrag van het zuiver voljaarsloon, bedoeld in artikel 7, vierde lid, gelijk is aan of minder is dan het bedrag op jaarbasis van het voor het desbetreffende eilandgebied geldende minimumloon, wordt over dat voljaarsloon geen belasting geheven. Onder minimumloon wordt verstaan het minimumloon, bedoeld in de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, 110).

Artikel 9
  • 1. In afwijking van het in artikel 8 bepaalde bedraagt de belasting 43% van het loon ingeval de werknemer zijn naam, adres of woonplaats niet aan de inhoudingsplichtige heeft verstrekt alsmede ingeval de werknemer ter zake onjuiste gegevens heeft verstrekt en de inhoudingsplichtige dit wist of redelijkerwijs had moeten weten.

  • 2. In afwijking van het in artikel 8 bepaalde bedraagt de belasting ten aanzien van de niet binnen de Nederlandse Antillen wonende artiest die een overeenkomst van korte duur om als musicus of anderszins als artiest op te treden is aangegaan, 10% van de som van het loon verminderd met de in artikel 6, derde lid, onderdeel f, bedoelde bedragen.

Artikel 10
  • 1. De belasting wordt geheven door inhouding op het loon.

  • 2. De inhoudingsplichtige is verplicht de belasting in te houden op het tijdstip waarop het loon:

    • a.

      betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt; dan wel

    • b.

      vorderbaar en tevens inbaar wordt.

  • 3. Ingeval op grond van een verdrag of andere regeling ter voorkoming van dubbele belasting geen loonbelasting behoort te worden ingehouden, mag de inhoudingsplichtige de inhouding slechts achterwege laten, indien de werknemer hem een daartoe strekkende verklaring van de Inspecteur heeft doen toekomen.

  • 4. Indien is overeengekomen dat het loon op een ongebruikelijk tijdstip zal worden genoten, wordt daarmee voor de toepassing van het tweede lid geen rekening gehouden.

Artikel 11

De aangifte wordt gelijktijdig met de afdracht gedaan bij de ontvanger van het eilandgebied waar de werknemer bij het begin van het desbetreffende jaar of bij de aanvang van zijn belastingplicht in de loop van dat jaar woont. Indien de werknemer niet binnen de Nederlandse Antillen woont, geschieden vorenbedoelde aangifte en afdracht bij de ontvanger van het eilandgebied Curaçao.

Artikel 12

Overtreft de belasting het van de inhoudingsplichtige genoten loon in geld, dan wordt het ontbrekende geacht te zijn ingehouden op het tijdstip omschreven in artikel 10, met dien verstande dat de inhoudingsplichtige bevoegd is dat ontbrekende te verhalen op de werknemer.

HOOFDSTUK IV Naheffing en administratieve boeten

[vervallen]

Artikel 13

[vervallen]

Artikel 14

[vervallen]

Artikel 15

[vervallen]

HOOFDSTUK V

Bezwaar en Beroep

[vervallen]

Artikel 16

[vervallen]

Artikel 17

[vervallen]

Artikel 18

[vervallen]

HOOFDSTUK VI Bijzondere bepalingen

Artikel 19
  • 1. De inhoudingsplichige is gehouden:

    • a.

      een loonboekhouding te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de belasting werd berekend en ingehouden;

    • b.

      van de werknemer opgave te vragen van gegevens waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn;

    • c.

      aan de Inspecteur opgave te verstrekken van het in een kalenderjaar door de werknemer genoten loon, van de ingehouden belasting en van andere gegevens welke van belang kunnen zijn voor de heffing van de inkomstenbelasting;

    • d.

      aan de werknemer opgave te verstrekken van het in een kalenderjaar genoten loon, van de ingehouden belasting en van andere gegevens welke van belang kunnen zijn voor de heffing van de inkomstenbelasting. Bij beëindiging van de dienstbetrekking in de loop van een kalenderjaar moet de verklaring desgevraagd worden gegeven over de tijd, waarin de werknemer in dat kalenderjaar bij hem in dienstbetrekking was. De verklaring wordt binnen tien dagen na het verzoek van de werknemer afgegeven.

  • 2. Om de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, te verkrijgen, reikt de inhoudingsplichtige aan de werknemer een loonbelastingverklaring uit:

    • a.

      zodra hij ten aanzien van de werknemer inhoudingsplichtige wordt;

    • b.

      op verzoek van de werknemer;

    • c.

      zodra hij weet dat zich een wijziging heeft voorgedaan in de gegevens die de werknemer in de laatst ingeleverde loonbelastingverklaring heeft verstrekt en die wijziging tot gevolg heeft dat de werknemer een hoger bedrag aan belasting wordt verschuldigd.

  • 3. De inhoudingsplichtige bewaart de loonbelastingverklaring bij de loonboekhouding tot ten minste tien jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is geëindigd, dan wel waarin de loonbelastingverklaring door een ander is vervangen. Desgevorderd doet de inhoudingsplichtige de loonbelastingverklaring aan de Inspecteur toekomen binnen een door deze gestelde termijn.

Artikel 19A
  • 1. De werknemer is verplicht aan de inhoudingsplichtige opgave te verstrekken van gegevens waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn.

  • 2. De werknemer verzoekt de inhoudingsplichtige om uitreiking van een loonbelasting-verklaring indien zich een wijziging voordoet met betrekking tot de omstandigheden die voor de heffing van belang zijn.

  • 3. De werknemer aan wie een loonbelastingverklaring is uitgereikt, is verplicht de daarbij gevraagde gegevens te verstrekken door de loonbelastingverklaring duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend in te leveren bij de inhoudingsplichtige vóór de eerste loonverstrekking waarbij de te verstrekken gegevens van belang zijn voor de inhouding van belasting.

Artikel 20

[vervallen]

Artikel 21
  • 1. Hoofdelijk aansprakelijk is:

    • a.

      voor de belasting en de administratieve boete verschuldigd door een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde inhoudingsplichtige: de leider van zijn vaste inrichting binnen de Nederlandse Antillen, zijn binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger, dan wel degene, die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden;

    • b.

      voor de belasting en de administratieve boete verschuldigd door een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersoon: ieder van de bestuurders;

    • c.

      voor de belasting en de administratieve boete verschuldigd door een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap of vereniging: ieder van de bestuurders;

    • d.

      voor de belasting en de administratieve boete verschuldigd door twee of meer inhoudingsplichtigen: ieder van de inhoudingsplichtigen.

    • e.

      voor de belasting welke de inhoudingsplichtige verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door een werknemer die met instandhouding van de dienstbetrekking tot de inhoudingsplichtige door deze ter beschikking is gesteld van een derde om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn: die derde, behoudens voorzover hij aantoont dat te zijnen aanzien een te hoog bedrag aan belasting in aanmerking is genomen. Onder derde worden niet begrepen de openbare rechtspersoon de Nederlandse Antillen, de Eilandgebieden of een andere Nederlands-Antilliaanse publiekrechtelijke rechtspersoon.

  • 2. De werknemer kan hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de van hem ten onrechte niet ingehouden loonbelasting, tenzij hij de Inspecteur tijdig van de nalatigheid van de inhoudingsplichtige in kennis heeft gesteld.

  • 3. Indien de inhoudingsplichtige niet binnen de Nederlandse Antillen woont of gevestigd is, kan de werknemer mede aansprakelijk worden gesteld voor de verschuldigde belasting.

  • 4. Met afwijking in zoverre van hetgeen in artikel 11, eerste lid, is bepaald, kan de werknemer, die in dienstbetrekking is bij een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde inhoudingsplichtige en die de Nederlandse Antillen wenst te verlaten, terstond mede aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde belasting.

Artikel 21a
  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      aannemer: degene, die zich jegens een ander, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard uit te voeren tegen een te betalen prijs;

    • b.

      onderaannemer: degene, die zich jegens een aannemer verbindt om buiten dienstbetrekking het onder a bedoelde werk geheel of gedeeltelijk uit te voeren tegen een te betalen prijs.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de onderaannemer ten opzichte van zijn onderaannemer als aannemer beschouwd.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een aannemer gelijkgesteld degene, die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt ten opzichte van de aannemer als onderaannemer beschouwd de verkoper van een toekomstig goed, indien en voor zover de koop en verkoop voortvloeit uit of verband houdt met het in het eerste lid, onder a, bedoelde werk.

  • 5. De aannemer is hoofdelijk aansprakelijk voor de belasting:

    • a.

      die de onderaannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer verschuldigd is in verband met het verrichten van werkzaamheden door zijn werknemers ter zake van dat werk, behoudens voor zover hij aannemelijk maakt dat te zijnen aanzien een te hoog bedrag aan belasting in aanmerking is genomen;

    • b.

      waarvan de onderaannemer en, indien een werk geheel of gedeeltelijk door een of meer volgende onderaannemers wordt uitgevoerd, iedere volgende onderaannemer ingevolge artikel 21, lid 1 onder e, hoofdelijk aansprakelijk is ter zake van dat werk, behoudens voor zover hij aannemelijk maakt dat te zijnen aanzien een te hoog bedrag aan belasting in aanmerking is genomen.

  • 6. Indien en voor zover een aannemer ingevolge een schriftelijke overeenkomst met een onderaannemer het bedrag waarvoor hij op grond van het vijfde lid hoofdelijk aansprakelijk is heeft overgemaakt op een rekening die door die onderaannemer bij een ingevolge de Landsverordening toezicht Bank- en Kredietwezen (P.B. 1972, no. 138) ingeschreven kredietinstelling ter zake van dat werk wordt gehouden voor betaling van belasting, wordt elke betaling die de onderaannemer voor dat doel voor het tijdvak waarin het werk is uitgevoerd ten laste van die rekening heeft gedaan, vermoed betrekking te hebben op dat werk. Onder betaling van belasting, bedoeld in de vorige volzin, wordt mede begrepen een betaling door een onderaannemer aan zijn onderaannemer, welke betaling ingevolge een tussen hen gesloten schriftelijke overeenkomst wordt gedaan op een rekening als bedoeld in de vorige volzin. De Minister kan voor zoveel nodig in overeenstemming met de Minister van Arbeid en Sociale Zaken met betrekking tot de toepassing van dit lid nadere regelen stellen.

  • 7. De aansprakelijkheid op grond van het vijfde lid geldt niet met betrekking tot de belasting verschuldigd door een aannemer indien aannemelijk is dat de niet-betaling door de onderaannemer noch aan hem noch aan de aannemer te wijten is, dan wel, indien de aannemer uiterlijk binnen een week na dagtekening van de overeenkomst met de onderaannemer een afschrift van de door alle partijen ondertekende overeenkomst aan de Inspecteur der Belastingen heeft overgelegd. De overeenkomst dient in ieder geval te vermelden de naam of benaming en de woonplaats van de onderaannemer, het onderdeel van het werk waarvoor de onderaannemer zorg draagt, de plaats en de datum van het werk, de geschatte aanneemsom en de geschatte loonsom. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld.

  • 8. De voorgaande leden zijn niet van toepassing:

    • 1e.

      indien een werk, tot de uitvoering waarvan een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden, geheel of grotendeels wordt verricht op de plaats, waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd, of

    • 2e.

      indien de uitvoering van een werk waartoe een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden ondergeschikt is aan een tussen hen gesloten overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak.

Artikel 21b

Op de aansprakelijkheid van degene, die op grond van artikel 21, lid 1 onder e of artikel 21a hoofdelijk aansprakelijk is wordt geen beroep gedaan alvorens de Inspecteur het bedrag tot hetwelk de aansprakelijkheid bestaat heeft vastgesteld bij een beschikking, welke de gronden vermeldt waarop de aansprakelijkheid berust.

Artikel 21c
  • 1. Degene, die ingevolge artikel 21 lid 1 onder e of artikel 21a heeft betaald, heeft hiervoor verhaal op de inhoudingsplichtige, die de belasting verschuldigd is.

  • 2. Indien het in het eerste lid bedoelde verhaal geheel of gedeeltelijk onmogelijk blijkt en twee of meer personen ingevolge artikel 21a hoofdelijk aansprakelijk zijn, moeten dezen onderling in het onvoldaan gebleven deel bijdragen, in evenredigheid met het aandeel in het totaal van het uit te voeren werk dat ieder van hen door een onderaannemer heeft laten uitvoeren. Indien dit aandeel niet kan worden vastgesteld, moeten zij onderling voor gelijke delen in het onvoldaan gebleven deel bijdragen. Degene, die meer heeft betaald dan zijn aandeel, heeft voor het meerdere verhaal op degene, die minder dan zijn aandeel heeft betaald. Een tekort, veroorzaakt doordat één van hen geen verhaal biedt, wordt over de anderen verdeeld naar evenredigheid van de gedeelten waarvoor de schuld ieder van hen aanging.

  • 3. Ieder, die in de belasting heeft bijgedragen, blijft gerechtigd het bijgedragene alsnog van de inhoudingsplichtige die de belasting verschuldigd is, terug te vorderen.

  • 4. Van de voorgaande leden kan bij overeenkomst worden afgeweken.

Artikel 21d

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen bedrijfssectoren en -takken worden aangewezen ten aanzien waarvan het bepaalde in artikelen 21, lid 1, sub e, 21a, 21b en 21c niet van toepassing is.

Artikelen 22

  • 1.

    Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels ter uitvoering van deze landsverordening worden vastgesteld, tenzij bij landsverordening anders is bepaald.

  • 2.

    Een ministeriële beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt in het Publicatieblad geplaatst.

Artikel 23

[vervallen]

Artikel 24

[vervallen]

HOOFDSTUK VII Strafbepalingen

[vervallen]

Artikel 25

[vervallen]

Artikel 26

[vervallen]

Artikel 27

[vervallen]

Artikel 28

[vervallen]

Artikel 29

[vervallen]

Artikel 30

[vervallen]

Artikel 31

[vervallen]

Artikel 32

[vervallen]

HOOFDSTUK VIII Invordering

[vervallen]

Artikel 33

[vervallen]

HOOFDSTUK IX Slotbepalingen

Artikel 34

[vervallen]

Artikel 35

[vervallen]

Artikel 36

Deze landsverordening kan worden aangehaald als ,,Landsverordening op de Loonbelasting 1976”.

Artikel 37

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1976.