Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koninkrijksdeel Curaçao

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 26ste november 1970 regelende de instelling van de Sociaal-Economische Raad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieKoninkrijksdeel Curaçao
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 26ste november 1970 regelende de instelling van de Sociaal-Economische Raad
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp financiën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Landsbesluit van de 1ste februari 1966, no. 1 tot instelling van een Sociaal-Economische Raad (P.B. 1966, no. 25).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Curaçao

10-10-2010

A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 26ste november 1970 regelende de instelling van de Sociaal-Economische Raad

Artikel 1

  • 1. Er is een Sociaal-Economische Raad, hierna genoemd Raad.

  • 2. De Raad heeft tot taak de Regering van advies te dienen omtrent alle belangrijke onderwerpen van sociaal-economische aard.

  • 3. De Raad brengt zijn adviezen uit op een daartoe strekkend verzoek van één of meer ministers.

  • 4. De Raad kan eveneens eigener beweging de Regering van advies dienen omtrent onderwerpen van sociaal-economische aard.

Artikel 2

  • 1. De Raad bestaat uit ten hoogste achttien leden.

  • 2. De leden worden bij landsbesluit benoemd.

  • 3. Er worden twaalf leden benoemd die geacht kunnen worden het bedrijfsleven in de eilandengebieden Curaçao, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius te vertegenwoordien.

    Van deze twaalf leden worden zes benoemd uit werkgeverskring en zes uit werknemerskring.

  • 4. De zes uit werkgeverskring te benoemen leden worden benoemd onderscheidenlijk op schriftelijke voordracht van representatieve organisaties van werkgevers en wel als volgt: twee van het eilandgebied Curaçao, twee van het eilandgebied Bonaire en twee van de eilandgebieden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius samen.

    De zes uit werknemerskring te benoemen leden worden benoemd onderscheidenlijk op schriftelijke voordracht van representatieve organisaties van werknemers en wel als volgt: twee van het eilandgebied Curaçao, twee van het eilandgebied Bonaire en twee van de eilandgebieden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius samen.

  • 5. Ten hoogste zes leden worden benoemd, die niet geacht kunnen worden het bedrijfsleven te vertegenwoordigen. Deze leden mogen ook niet zijn aktief dienend ambtenaar bij de Ministeries van Financiën, Handel, Industrie en Werkgelegenheid, Arbeid en Sociale Zaken, of Ontwikkelingssamenwerking.

  • 6. Er kunnen voorts twee leden worden benoemd, die geacht kunnen worden het bedrijfsleven te vertegenwoordigen in het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden. Een lid wordt telkens benoemd uit werkgeverskring en één lid uit werknemerskring.

Artikel 3

Voor elk lid wordt tevens een plaatsvervanger benoemd. Het bepaalde in het voorgaande artikel is te dien opzichte van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de plaatsvervangers van de uit werknemerskring benoemde leden worden benoemd op schriftelijke voordracht van andere representatieve organisaties van werknemers dan die op welker voordracht de leden zijn benoemd.

Artikel 4

Lid of plaatsvervangend lid van de Raad kunnen alleen zijn ingezetenen van de Nederlandse Antillen.

Artikel 5

  • 1. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van de Raad zijn onverenigbaar met het lidmaatschap van de Staten, de functie van Minister, ondervoorzitter of lid van de Raad van Advies, het lidmaatschap van de Eilandsraad en de functie van Gedeputeerde.

  • 2. Bij aanvaarding van een van de in het voorgaande lid genoemde functies of van het lidmaatschap van de Staten, of het lidmaatschap van de Eilandsraad vervalt het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de Raad van rechtswege.

Artikel 6

  • 1. De leden van de Raad en hun plaatsvervangers treden om de twee jaren af met dien verstande dat elk jaar de helft volgens een van te voren opgesteld rooster aftreedt, voor het eerst in 1972.

  • 2. De leden van de Raad en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde op schriftelijk verzoek ontslag bekomen.

  • 3. Hij, die tot lid of plaatsvervangend lid is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

  • 4. Aan een lid, van wie degene, die hem als zodanig heeft voorgedragen, schriftelijk aan de Gouverneur heeft verklaard, dat de betrokkene niet langer geacht kan worden zijn vertegenwoordiger te zijn, wordt als zodanig ontslag verleend.

  • 5. Bij de aanvang van de eerste zittingsperiode zal het rooster van aftreding bedoeld in lid 1 door de Raad worden vastgesteld.

    Dit rooster zal de voorziening moeten bevatten dat elk jaar de helft van de door werkgeversorganisaties aangewezen leden, de helft van de door werknemersorganisaties aangewezen leden en de helft van de leden die niet geacht worden het bedrijfsleven te vertegenwoordigen aftreedt.

  • 6. Bij periodieke aftreding blijft een afgetreden lid van de Raad zitting houden, totdat in de door zijn aftreding opengevallen plaats is voorzien.

Artikel 7

  • 1. De voorzitter en twee plaatsvervangers worden bij landsbesluit uit de leden van de Raad benoemd en ontslagen.

  • 2. De secretaris en zijn plaatsvervanger worden bij landsbesluit benoemd op voordracht van de Raad.

Artikel 8

  • 1. De voorzitter roept de Raad bijeen, wanneer hem dat nodig of gewenst voorkomt onder mededeling van de aangelegenheden welke behandeld zullen worden.

  • 2. Wanneer tenminste vier leden van de Raad het gemotiveerd verlangen daartoe aan de voorzitter hebben kenbaar gemaakt, roept de voorzitter de Raad binnen 30 dagen nadien bijeen onder mededeling van het gemotiveerde verlangen van de desbetreffende leden.

Artikel 9

  • 1. Een vergadering van de Raad vindt geen doorgang, indien niet tenminste de helft van het aantal leden waaruit de Raad is samengesteld vertegenwoordigd is.

  • 2. Nadat de Raad tweemaal tot een vergadering is bijeengeroepen, zonder dat aan het vereiste in het voorgaande lid blijkt te zijn voldaan, vindt de vergadering van de daarna bijeengeroepen Raad doorgang, ongeacht het aantal opgekomen leden.

Artikel 10

De leden en in voorkomende gevallen de plaatsvervangende leden nemen aan de beraadslagingen en de stemmingen van de Raad deel zonder last of ruggespraak.

Artikel 11

  • 1. De raad is bevoegd, indien hem dat gewenst voorkomt, anderen tot de beraadslagingen in de vergaderingen van de Raad toe te laten, die alsdan een adviserende stem hebben.

  • 2. Iedere minister kan een of meer ambtenaren aanwijzen teneinde de vergaderingen van de Raad, waarin aangelegenheden zijn ministerie betreffende worden behandeld, als waarnemer bij te wonen. Indien de Raad het verzoek inwilligt hebben deze ambtenaren in de desbetreffende vergadering(en) van de Raad een adviserende stem.

Artikel 12

De adviezen van de Raad worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 13

Wanneer de Raad niet tot een eenstemmig advies kan geraken, wordt een meerderheidsadvies uitgebracht getekend door de leden, welke die meerderheid vormen, vergezeld van een minderheidsadvies, getekend door de leden, welke die minderheid vormen.

Artikel 14

De adviezen van de Raad worden door de Minister van Algemene Zaken aan de Staten van de Nederlandse Antillen in afschrift toegestuurd.

Artikel 15

De leden en de plaatsvervangende leden genieten voor het bijwonen van vergaderingen van de Raad een vergoeding van f 75,- per vergadering; meerdere vergaderingen op dezelfde dag gehouden worden tezamen als één vergadering aangemerkt. De voorzitter en de secretaris genieten voor hun werkzaamheden als zodanig een vergoeding van respectievelijk f 500,- en f 300,- per maand.

Artikel 16

  • 1. De leden, de secretaris en hun plaatsvervangers hebben ingeval van dienstreizen recht op vergoeding van reiskosten en van teerkosten naar de regelen, welke terzake gelden voor ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen.

  • 2. Voor de toepassing van de in het voorgaande lid bedoelde regelen treedt de Minister van Algemene Zaken in de plaats van de Gouverneur, terwijl de betrokkenen geacht worden te zijn gerangschikt in de eerste klasse.

Artikel 17

  • 1. Het Landsbesluit van de 1ste februari 1966, no. 1 tot instelling van een Sociaal-Economische Raad (P.B. 1966, no. 25) vervalt.

  • 2. Dit Landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging.